Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Geleijnse over de uitzending Meldpunt van 7 juni 2019 inzake wachtlijsten
Vragen van het lid Geleijnse (50PLUS) aan de Minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport over de uitzending Meldpunt van 7 juni 2019 inzake wachtlijsten (ingezonden 12 juni 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 12 juli
2019).
Vraag 1
Bent u bekend met de uitzending van Meldpunt van 7 juni 2019 inzake wachtlijsten?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herkent u de uitspraak «dat wachtlijsten langer en langer worden»? Kunt u uw antwoord
toelichten?
Antwoord 2
Uit de cijfers van het Zorginstituut blijkt inderdaad dat er een toename is van het
aantal wachtenden. De wachtlijst maakt onderscheid tussen «actief wachtend», deze
mensen worden actief bemiddeld door het zorgkantoor en «niet-actief wachtend», deze
mensen hebben een aanbod gekregen, dat afwijkt van hun voorkeur. Zij geven aan geen
gebruik van het aanbod te willen maken en nemen zelf initiatief om het zorgkantoor
in te schakelen voor actieve bemiddeling. Voor de sector verpleging en verzorging
(V&V) is de ontwikkeling van de wachtlijst als volgt:
Sector V&V
2015
2016
2017
2018
2019
Actief wachtend > Treeknorm
186
156
65
73
135
Waarvan zonder Wlz-zorg
80
73
38
38
35
Waarvan met Wlz-zorg
106
83
27
35
100
Niet-actief wachtend
9.240
9.097
8.841
10.594
14.633
Waarvan zonder Wlz-zorg
2.140
1.748
1.329
1.492
1.069
Waarvan met Wlz-zorg
7.100
7.349
7.512
9.102
13.564
Bron: iWlz, stand 1 mei 2019, zie ook bijlage bij deze brief.
De toename van het aantal wachtenden hangt samen met de demografische ontwikkeling
(ongeveer 3% toename van 75-plussers afgelopen jaar) en deels met de recente stijging
van de zorgvraag. In 2018 heeft het CIZ ruim 6% meer Wlz-indicaties afgegeven.
Vraag 3
Welke mening heeft u over de huidige wachtlijsten? Waren deze wachtlijsten te voorkomen
geweest door beleid van dit en/of een vorige kabinet?
Antwoord 3
Mijn beleid is erop gericht dat er voldoende plekken beschikbaar zijn en dat de wachttijd
zo kort als mogelijk is. Ik doe dit door voldoende middelen beschikbaar te stellen.
Op grond van het advies van de NZa stel ik de gereserveerde herverdelingsmiddelen
2019 van € 200 miljoen volledig beschikbaar en verhoog ik het Wlz-kader 2019 aanvullend
met € 270 miljoen. Ik investeer in de arbeidsmarkt, opdat er ook voldoende personeel
beschikbaar is. Ik investeer in de kwaliteit van zorg, opdat er een goede match is
tussen vraag en aanbod en het werken in de zorg aantrekkelijk blijft. Tot slot investeer
ik ook in het zo lang mogelijk thuis kunnen wonen van mensen, indien dit wenselijk
en mogelijk is. De zorgkantoren zijn primair aan zet om ervoor te zorgen dat er nu
en in de toekomst voldoende plekken beschikbaar zijn. Mochten zij hier structurele
problemen bij ondervinden dan bespreek ik dat met hen en zorg ik voor eventuele aanvullende
maatregelen.
Zowel voorgaande kabinetten, evenals het huidige kabinet, hebben inspanningen gepleegd
wachtlijsten zo veel als mogelijk te voorkomen. Dit is zeker geen eenvoudige opgave.
Extra aandacht is zeker vereist in verband met de demografische ontwikkeling en de
(dubbele) vergrijzing.
Vraag 4 en 5
Met welk aantal extra benodigde verpleeghuisplekken in 2029 (ten opzichte van 2019)
houdt u rekening?
Met welke aantallen benodigde verpleeghuisplaatsen houden de zorgkantoren rekening?
Plannen zij ook op langere termijn, bijvoorbeeld voor een periode van vijf, vijftien
of twintig jaar? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4 en 5
In het verleden heeft het SCP verschillende onderzoeken gedaan naar het toekomstige
gebruik van zorg en ondersteuning.1 Gezien de veranderde bevolkingssamenstelling en veranderingen in de verzorgingsstaat
zullen deze toekomstverwachtingen dit jaar geactualiseerd worden met nieuwe gegevens
en ontwikkelingen. Zorgkantoren denken planmatig na over de ontwikkeling van de zorgvraag
op basis van demografie en zorgconsumptiepatronen. Dat is voor hen relevant bij het
maken van zorginkoopafspraken met de zorgaanbieders, gemeenten en corporaties. Zij
houden hierbij ook rekening met de langere termijn.
Eerder heb ik uw Kamer toegezegd, naar aanleiding van de motie-Agema2, onderzoek te doen naar de vastgoedsituatie in de verpleeghuissector en uw Kamer
hierover te informeren. In het AO Verpleeghuiszorg van 25 juni 2019 heb ik ook toegezegd
uw Kamer in september per brief te informeren over het vraagstuk rondom de capaciteit.
Hierbij kijk ik ook naar de regionale plannen die de zorgkantoren maken en of dit
voldoende is om in de toekomstige vraag te voorzien. In deze brief ga ik verder in
op bovenstaande vragen.
Vraag 6
Kunt u een volledig overzicht sturen van alle wachtlijsten voor een verpleeghuisplek,
per regio met een peildatum van 1 juni 2019? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Bijgevoegd vindt u het door u gevraagde overzicht van de wachtlijst V&V, uitgesplitst
naar zorgkantoorregio. Het betreft de stand van 1 mei 2019; zie ook het antwoord op
vraag 2. De stand van 1 juni komt binnenkort beschikbaar. Ik zal het Zorginstituut
vragen deze via hun site openbaar te maken.
Vraag 7
Welke afstand tussen het verpleeghuis waar iemand is opgenomen en de oorspronkelijke
woonomgeving vindt u acceptabel?
Antwoord 7
Het gaat er niet zozeer niet om wat ik acceptabel vind, maar vooral om een goede balans
tussen de zorgvraag en het zorgaanbod. In elke specifieke situatie wordt zo veel als
mogelijk rekening gehouden met de behoeften van betrokkenen, zoals het vinden van
een plaats in de vertrouwde woonomgeving. Dit lukt vaak wel, maar helaas niet altijd.
Soms kiezen mensen er ook zelf voor om verder van hun woonomgeving te gaan wonen in
een verpleeghuis. Bijvoorbeeld omdat zij dichter bij de kinderen willen verblijven,
zij voorkeur hebben voor een specifieke (kleinschalige) locatie of omdat zij van anderen
goede ervaringen hebben gehoord over een verpleeghuis verder weg. Afstand is dus niet
het enige criterium dat van belang is bij de keuze voor een verpleeghuis, ook andere
factoren spelen een rol. Ook de aanbodkant van de zorg kent zijn begrenzingen. Niet
in elke woonplaats is een instelling te vinden die gespecialiseerd is in NAH, Huntington
of zorg voor mensen met een bepaalde culturele achtergrond of levensbeschouwing.
Vraag 8
Welk effect heeft het wonen in een verpleeghuis dat ver(der) weg is van de oorspronkelijk
woonomgeving op de lichamelijke en geestelijke gezondheid van een bewoner? Kunt u
uw antwoord toelichten?
Antwoord 8
Het SCP heeft onderzocht welke factoren een verschil van ervaren kwaliteit van leven
verklaren3. Bewoners die vinden dat ze in een mooi gebouw en in een mooie omgeving wonen, zijn
gelukkiger. De tevredenheid over het gebouw heeft een significant effect op de ervaren
kwaliteit van leven. Negen van de tien bewoners zijn tevreden met de kamer en het
gebouw. In hoeverre de afstand tussen de oorspronkelijke woonomgeving en het verpleeghuis
van invloed is op de tevredenheid is niet onderzocht. Meer in het algemeen kan worden
gesteld dat een verhuizing een ingrijpende gebeurtenis is, waarbij vertrouwde leefpatronen
worden doorbroken. Belangrijk is dus dat de omgeving zo veel als mogelijk vertrouwd
blijft. Bij een korte afstand tot de oorspronkelijke woonomgeving kan iemand ook deel
blijven uitmaken van het bestaande sociale netwerk. Maar er kunnen ook factoren zijn
die ervoor pleiten om juist te verhuizen naar een heel andere omgeving, bijvoorbeeld
wanneer de kinderen op grote afstand woonachtig zijn of wanneer er elders een locatie
is die specifiek kan voorzien in de zorgbehoefte van betrokkene.
Vraag 9 en 17
Overweegt u noodmaatregelen op korte termijn om de wachtlijsten te verkorten? Zo ja,
welke? Indien nee, waarom niet?
Wat gaat u doen om de wachtlijsten op korte en langere termijn op te lossen?
Antwoord 9 en 17
Zie ook mijn antwoord op vraag 3. Ik doe wat in mijn vermogen ligt ervoor te zorgen
dat er voldoende plekken beschikbaar zijn. Door voldoende geld beschikbaar te stellen,
te investeren in de arbeidsmarkt, te investeren in de kwaliteit van zorg en het zo
lang als mogelijk thuis wonen. Hiernaast zet ik in op het versterken van de cliëntondersteuning
en het zorgen dat de zorgkantoren meer zichtbaar zijn bij de zorgbemiddeling. Zij
dienen, vanwege de zorgplicht, ervoor te zorgen dat er voldoende plekken beschikbaar
zijn in het verpleeghuis. Dat geldt voor het heden, maar ook voor de toekomst.
Vraag 10
Bent u het eens met de stelling die in de reportage wordt uitgesproken door de directeur
van Careyn dat de situatie op het moment waarop iemand op een wachtlijst wordt geplaatst
al schrijnend is en dat elke maand wachten eigenlijk te lang is? Kunt u uw antwoord
toelichten?
Antwoord 10
Zoals eerder aangegeven, moeten we doen wat in ons vermogen ligt de wachttijd zo kort
mogelijk te laten zijn. Het is echter niet zo dat bij iedereen die op de wachtlijst
staat, sprake is van een urgente situatie. Dat is gebleken uit het onderzoek van HHM
dat enkele jaren geleden is uitgevoerd naar de mensen die niet-actief wachtend zijn.4 Des te meer is het van belang dat de urgente gevallen steeds goed in beeld zijn,
opdat het zorgkantoor kan bemiddelen in het vinden van een passende plaats. Met de
genoemde maatregelen zet ik in op het zo kort mogelijk wachten voor een plek in het
verpleeghuis, maar dit lukt niet altijd. Het komt ook voor dat mensen de weg naar
het zorgkantoor niet weten te vinden, waardoor alternatieve oplossingen buiten beeld
blijven. Door te investeren in cliëntondersteuning en betere zichtbaarheid van het
zorgkantoor kan dit worden verbeterd.
Vraag 11
Welke reactie geeft u op de uitgesproken stelling «dat in 2013–2014 de verzorgingshuizen
te lichtzinnig zijn afgeschaft»? Wie is daar volgens u verantwoordelijk voor?
Antwoord 11
De daling van het aantal plaatsen in verzorgingshuizen is niet iets van de laatste
jaren. Al sinds 1980 is de daling van de vraag naar deze plekken ingezet. Er is dus
geen sprake van een trendbreuk sinds 2013–2014. Het bevestigt het beeld dat mensen
langer willen en kunnen blijven wonen in hun thuissituatie. Hiernaast is het zo dat
verzorgingshuisplekken zijn omgebouwd naar verpleeghuisplekken, juist om te voorzien
in de groeiende behoefte aan deze capaciteit. Dat laat onverlet dat er behoefte is
aan nieuwe manieren om wonen en ondersteuning/zorg aan elkaar te verbinden. Dat is
primair een gezamenlijke taak voor gemeenten, verzekeraars en kapitaalverstrekkers
om dat te realiseren. Maar ook voor particulieren zelf: het is verstandig eerder na
te gaan denken over hoe je als oudere later wil wonen. Aan dit soort zaken wordt aandacht
besteed in het programma Langer Thuis.
Vraag 12
Waarom kon u geen inhoudelijke reactie geven op het verzoek van het programma?
Antwoord 12
Voorafgaand aan het programma heb ik schriftelijk antwoord gegeven op de vragen die
de redactie van het programma heeft gesteld. Een van de vragen die werd gesteld lag
in lijn met de vragen 4, 5, 14, 15 en 16 namelijk om een raming te geven van het aantal
benodigde plekken inclusief vragen rondom vastgoed. Hiervan heb ik aangeven deze cijfers
op dit moment niet te hebben maar daar aanvullend onderzoek naar te doen en uw Kamer
hierover nog dit jaar te informeren.
Vraag 13
Hoe lang is volgens u de doorlooptijd tussen een eerste plan voor een nieuwe verpleeghuis
en de dag van opening?
Antwoord 13
De doorlooptijd wordt onder meer bepaald door de bestemmingsplanfase, ontwerpfase,
bouwfase en de tijd nodig voor de ingebruikname. Uitgaande van een goedgekeurd bestemmingsplan,
is voor een nieuw verpleeghuis doorgaans zeven jaar nodig, aleer de opening kan plaatsvinden.
Bij vervangende nieuwbouw is deze termijn doorgaans minder lang: vier jaar. Ik zie
ook kleinschalige initiatieven met nog kortere doorlooptijd.
Vraag 14, 15 en 16
Bent u bereid een inventarisatie te maken van al het beschikbare vastgoed in Nederland
dat mogelijkheden biedt voor ombouw tot een verpleeghuis?
Hoeveel verpleeghuizen/verpleeghuisbedden komen de komende tien tot vijftien jaar
te vervallen vanwege renovatie of sluiting? Is dit aantal reeds verwerkt in de cijfers
van tekorten?
Hoeveel nieuwe verpleeghuizen/verpleeghuisbedden worden er op dit moment gerealiseerd
(vanaf moment opdracht gegund)?
Antwoord 14, 15 en 16
Zie ook het antwoord op vraag 4 en 5. Ik betrek het antwoord op deze vragen in mijn
toegezegde brief naar aanleiding van de motie-Agema over de vastgoedsituatie in de
verpleeghuissector, die ik dit jaar aan uw Kamer zal sturen.
Vraag 18
Welk effect heeft een economisch minder gunstige tijd op de ontwikkeling van extra
verpleeghuisplaatsen?
Antwoord 18
Er is mij geen onderzoek bekend dat een causaal verband legt tussen de economisch
ontwikkeling en de ontwikkeling van extra verpleeghuisplaatsen. Zorgkantoren en zorgaanbieders
zijn ervoor verantwoordelijk dat er voldoende verpleeghuisplaatsen beschikbaar zijn.
Dit is ongeacht de economische ontwikkelingen. In het hiervoor genoemde onderzoek
naar de vastgoedsituatie in de verpleeghuissector zal ik ook ingaan op het effect
van economische ontwikkelingen op de ontwikkeling van het aantal verpleeghuisplaatsen.
Vraag 19
Wat vindt u van het feit, dat ondanks alle maatregelen, de wachtlijsten vooral in
het afgelopen jaar sterk toenemen?
Antwoord 19
Dit baart mij zorgen. Vandaar dat ik doe wat in mijn vermogen ligt de wachtlijst zo
kort mogelijk te laten zijn, zie hiervoor ook mijn antwoorden op vragen 3, 9 en 17.
In mijn toegezegde brief over de benodigde capaciteit ga ik hier ook nader op in.
Vraag 20
Wanneer verwacht u resultaat te zien van al die maatregelen? Kunt u een schatting
geven van de tijd die het nog gaat duren voordat de wachtlijsten gaan afnemen?
Antwoord 20
Mede gezien de demografische ontwikkeling is het beschikbaar houden van voldoende
capaciteit een enorme opgave. Met de genoemde maatregelen hoop ik de wachtlijsten
zo veel als mogelijk terug te dringen. Het is moeilijk op voorhand in te schatten
wanneer de wachtlijsten afnemen. De NZa houdt de ontwikkelingen nauwlettend in de
gaten. Hiernaast doe ik aanvullend onderzoek naar de capaciteitsontwikkeling en de
vastgoedsituatie. Mocht blijken dat de maatregelen onvoldoende effect hebben dan zal
ik aanvullende maatregelen nemen.
Vraag 21
Kunt u aangeven of er van de 90.000 incidenten met verwarde personen die vorig jaar
plaatsvonden ook mensen betrokken waren die op de wachtlijst stonden voor een plaats
in een verpleeghuis?
Antwoord 21
Ik kan niet uitsluiten dat het bij die incidenten mensen betrof die een Wlz-indicatie
hebben, op een wachtlijst staan en overbruggingszorg thuis ontvangen. Ik heb echter
geen toegang tot de persoonsgegevens, dus ik kan geen aantallen noemen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.