Schriftelijke vragen : Pensioenen
Vragen van het lid Van Rooijen (50PLUS) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over pensioenen (ingezonden 23 mei 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het feit dat bedrijven soms verschillende rapportages (moeten) opstellen
voor verschillende doelstellingen, zoals bijvoorbeeld beursgenoteerde verzekeraars
die een IFRS 17 rapportage opstellen om investeerders inzicht te verschaffen in de
rentabiliteit van de aandelen, een Solvency-2-rapportage om de toezichthouder inzicht
te verschaffen in de mate waarin zij haar verplichtingen aan polishouders kan nakomen,
alsmede een fiscale rapportage om de correcte belastingen af te dragen?
Vraag 2
Erkent u dat de grondslagen van de verschillende rapportages verschillen en dat het
zelfs kan voorkomen, dat een bepaalde handelwijze in het ene stelsel verplicht en
in het andere stelsel verboden is en dat dit alles samenhangt met de doelstelling
waarvoor de rapportage wordt opgesteld?
Vraag 3
Deelt u het standpunt dat een andere doelstelling automatisch leidt tot andere eisen
aan de waardering en dat leidt weer tot andere waarderingsgrondslagen?
Vraag 4
Is het waar dat het risicomodel van het Financieel Toetsingskader (FTK) is geijkt
op de eis dat een fonds de komende twaalf maanden met 97,5% zekerheid de verplichtingen
moet kunnen overdragen aan een derde partij?
Vraag 5
Deelt u de visie dat de doelstelling om de verplichtingen de komende twaalf maanden
te kunnen overdragen, een andere doelstelling is dan de doelstelling om de pensioenverplichtingen
gespreid over tientallen jaren te kunnen nakomen?
Vraag 6
Deelt u de visie dat een zo zuiver mogelijke actuele waardering past bij de doelstelling
om de verplichtingen over te dragen, maar dat de doelstelling om de verplichtingen
na te komen om heel andere inzichten vraagt, namelijk de beschikbare middelen op het
moment van uitkeren?
Vraag 7
Deelt u de visie dat de prijs van een financieel product niet afhankelijk is van de
overige beleggingen die een fonds in portefeuille heeft?
Vraag 8
Deelt u de visie dat de bijdrage van een financieel product aan het risicoprofiel
van een fonds daarom wel degelijk afhankelijk is van de overige beleggingen die een
fonds in portefeuille heeft, namelijk van de vraag of het product de spreiding van
de portefeuille vergroot of verkleint (de S10-berekening en de commissie parameters
kent immers een afslag op het Vereist Eigen Vermogen en een opslag op het rendement
voor diversificatie)?
Vraag 9
Kan hieruit de conclusie worden getrokken dat het door risicospreiding wel degelijk
mogelijk is om het risicoprofiel te verlagen zonder rendement in te leveren? Kan andersom
risicospreiding ook gebruikt worden om meer rendement te genereren zonder het risicoprofiel
te verhogen?
Vraag 10
Erkent u dat arbitragevrije waardering de meest zuivere manier van waarderen is? Deelt
u de visie dat de risicovrije rente de doelstelling om verplichtingen op korte termijn
te kunnen overdragen het beste dient? Deelt u dan ook de visie dat de risicovrije
rente geen inzicht geeft in de middelen die beschikbaar zullen zijn als de pensioenuitkeringen
moeten plaatsvinden?
Vraag 11
Sluit u volledig uit dat wanneer de doelstelling om de verplichtingen op korte termijn
te kunnen overdragen wordt vervangen door de doelstelling om de verplichtingen op
lange termijn na te kunnen komen, de eisen aan de waardering dienovereenkomstig worden
aangepast?
Vraag 12
Sluit u volledig uit dat andere eisen aan de waardering leiden tot een andere optimale
rekenrente?
Indieners
-
Gericht aan
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Indiener
M.J. van Rooijen, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.