Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Schonis en Van Meenen over het bericht 'VO-raad: middelbare scholen verdwijnen in krimpregio's’
Vragen van de leden Schonis en Van Meenen (beiden D66) aan de Ministers voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «VO-raad: middelbare scholen verdwijnen in krimpregio's» (ingezonden 6 maart 2019).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media), mede namens
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 15 april 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht dat middelbare scholen in krimpregio's verdwijnen?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de constatering dat middelbare scholen dreigen te verdwijnen in zeker tien
krimpregio's in het oosten van Nederland, Groningen, Friesland, Limburg en Zeeland
en dat daardoor leerlingen straks meer dan 20 kilometer moeten reizen om naar school
te kunnen?
Antwoord 2
Er is inderdaad een tiental regio’s waar ik me zorgen over maak, en waar speciaal
voor leerlingendaling aangestelde accountmanagers in gesprek zijn met de besturen
om te zien wat er moet gebeuren om ondanks de leerlingendaling toch een goed onderwijsaanbod
overeind te houden. Als de besturen niet voldoende actie ondernemen, bestaat het risico
dat er (een deel van het) onderwijsaanbod verdwijnt. Dat betekent echter niet meteen
dat de leerlingen dan ook meer dan 20 kilometer moeten fietsen. In veel gevallen is
een andere school op kortere afstand bereikbaar. In een aantal regio’s zet ik dit
schooljaar nog een procesbegeleider in om te zorgen dat er voor die regio een goede
oplossing wordt gerealiseerd.
Vraag 3
Deelt u de mening dat dit zeer zorgelijk is en dat leerlingen recht hebben op goed
en toegankelijk onderwijs, ook in krimpregio’s?
Antwoord 3
Ja, leerlingendaling is iets om je zorgen over te maken. Dat geldt voor mij, als stelselverantwoordelijke
Minister. Maar dat geldt in de eerste plaats voor schoolbestuurders. Zij zijn aan
zet om te voorkomen dat leerlingendaling leidt tot een onacceptabele verschaling van
het onderwijsaanbod. Leerlingendaling gaat onherroepelijk leiden tot sluiten en fuseren
van scholen: als er minder leerlingen zijn, is het logisch dat er ook minder scholen
nodig zijn. Het probleem van leerlingendaling in zulke regio’s is veel breder dan
alleen het onderwijs, en gaat ook over de leefbaarheid van de regio. Om die reden
bekijk ik samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hoe
dit probleem gezamenlijk en integraal opgepakt kan worden.
Vraag 4
Kunt u de ontwikkeling van de afgelopen tien jaar in het aanbod van middelbare scholen
en het leerlingaantal in krimpregio’s weergeven en de leerlingramingen van de komende
tien jaar schetsen? Wat is het effect hiervan op het scholenaanbod?
Antwoord 4
In de bijlage2 vindt u een aantal kaartjes waarop de ontwikkeling is te zien van de leerlingenaantallen
in de afgelopen tien jaar, en de prognoses voor de komende tien jaar. Daarnaast is
een kaartje opgenomen met de toe- of afname van het aantal vestigingen. Uit deze kaartjes
blijkt dat de leerlingendaling de afgelopen tien jaar nog meevalt. Slechts in een
handvol regio’s is er in die periode een leerlingendaling van meer dan 10% geweest.
De komende tien jaar ligt dat beduidend anders en krimpt het aantal leerlingen in
nagenoeg het hele land. Het aantal vestigingen is de afgelopen tien jaar in bijna
heel Nederland toegenomen. Hoe dat de komende tien jaar uit zal pakken, is moeilijk
te voorspellen. Omdat het aantal leerlingen daalt, is het de verwachting dat ook het
aantal scholen zal dalen.
Vraag 5
Hoe verhoudt dit bericht zich tot de investering in technisch vmbo van 100 miljoen
euro? Wanneer gaan deze regio’s iets merken van deze investering?
Antwoord 5
Het bericht gaat jammer genoeg in het geheel niet in op deze investering. De € 100
miljoen voor het technisch vmbo is expliciet bedoeld om een dekkend aanbod van technisch
vmbo te realiseren. Op dit moment zijn alle regio’s in het land bezig daar plannen
voor te maken, die ze vóór 1 april 2019 in moeten dienen. Uiterlijk 1 juli horen de
regio’s of hun plannen zijn goedgekeurd, waarna ze vanaf januari 2020 vier jaar lang
geld krijgen om die plannen uit te voeren. Na die periode blijft de € 100 miljoen
beschikbaar voor technisch en technologisch vmbo. Maar vmbo-scholen hebben vorig jaar
al gemerkt dat er extra geld naar het technisch onderwijs gaat: in 2018 hebben alle
scholen (inclusief het voortgezet speciaal onderwijs) per vmbo-techniekleerling ruim
€ 1.500 ontvangen (gl-leerlingen de helft), en begin 2019 nog eens € 2.650 per vmbo-techniekleerling
(eveneens gl-leerlingen de helft).
Vraag 6
Wat is naar uw mening het effect van de nieuwe bekostigingsmethodieken voor po en
vo zoals u die recent hebt voorgesteld op deze problematiek?
Antwoord 6
De Onderwijsraad heeft in 2016 geconstateerd dat er geen eenduidig verband bestaat
tussen de berekende herverdeeleffecten van de voorgenomen vereenvoudiging en de daling
van leerlingenaantallen. Leerlingendaling is een autonome, en in financieel optiek
zwaarwegender, ontwikkeling die losstaat van de bekostigingssystematiek.3 Vanzelfsprekend hebben we wel aandacht voor stapeling van effecten. Daarom willen
we met overgangsregelingen zorg dragen voor een zorgvuldige invoering van de vereenvoudiging
van de bekostiging. Zoals ik in mijn beleidsreactie op het rapport van de commissie-Dijkgraaf
heb aangeven, denken we, mede naar aanleiding van de motie Rog c.s.4, na over gerichte maatregelen om scholen in dunbevolkte gebieden extra te ondersteunen
(zie ook mijn antwoord op vraag 8 hieronder).5
Vraag 7
Wat is volgens u de reden dat steeds meer scholen in de regio’s verdwijnen en dat
scholen in krimpregio’s het steeds moeilijker hebben om de eindjes aan elkaar te knopen?
Antwoord 7
Vooralsnog zijn er niet veel scholen verdwenen in krimpregio’s. Van 2017 op 2018 is
het aantal vo-vestigingen met 10 vestigingen gedaald naar 1454, na een aantal jaar
van toename. Het is onbekend wat in deze gevallen de reden was van sluiting. In het
algemeen leidt leerlingendaling tot minder bekostiging voor scholen. Als een bestuur
daar niet op anticipeert, kunnen tekorten op de begroting ontstaan. Ook speelt concurrentiedenken
helaas nog vaak een rol. Als scholen samenwerken, is onderwijsaanbod langer in stand
te houden, maar als ze alleen het belang van de eigen instelling voor ogen houden
en niet ook het regionale perspectief in ogenschouw nemen, kan dat leiden tot ondoelmatige
uitkomsten die duurder uitpakken dan nodig is.
Vraag 8
Kunt u toelichten welke stappen u gaat ondernemen om ervoor te zorgen dat leerlingen
in krimpregio’s toegang blijven houden tot onderwijs op een redelijke afstand?
Antwoord 8
In mijn beleidsreactie op het rapport van de commissie-Dijkgraaf, die ik u op 5 maart
2019 heb toegestuurd, heb ik aangegeven dat ik snel aan de slag ga met het uitwerken
van de adviezen van de commissie. Ik zal de uitwerking hiervan zo snel mogelijk met
uw Kamer delen.
Zoals ik ook al in die beleidsreactie heb aangegeven, zijn de gevolgen van leerlingendaling,
zeker in dunbevolkte regio’s, niet een probleem dat alleen door het onderwijs kan
worden opgelost. De problematiek haakt in op leefbaarheid, en moet worden bekeken
in samenhang met andere publieke voorzieningen. Het is noodzakelijk om de onderwijsproblematiek
op een integrale en gebiedsgerichte manier aan te pakken samen met de regionale partijen.
In die samenhang kunnen oplossingen gevonden worden die meer garen spinnen van dezelfde
wol. Zo is bijvoorbeeld het openbaar vervoer van groot belang voor het bereikbaar
houden van onderwijs, en is betrokkenheid van de provincie, die de concessies voor
openbaar vervoer verleent, noodzakelijk om het onderwijs bereikbaar te houden. Ik
ben daarover met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties in gesprek,
en zal er ook met het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
over in gesprek gaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.