Plenair verslag Tweede Kamer, 57e vergadering
Dinsdag 8 maart 2022

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    22:05 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Bergkamp

Aanwezig zijn 132 leden der Kamer, te weten:

Aartsen, Agema, Alkaya, Amhaouch, Arib, Azarkan, Van Baarle, Baudet, Belhaj, Van den Berg, Bergkamp, Van Beukering-Huijbregts, Bevers, Bikker, Bisschop, Bontenbal, Martin Bosma, Boswijk, Boucke, Boulakjar, Brekelmans, Bromet, Van Campen, Ceder, Dassen, Dekker-Abdulaziz, Tony van Dijck, Inge van Dijk, Jasper van Dijk, Eerdmans, El Yassini, Ellemeet, Ellian, Eppink, Erkens, Van Esch, Fritsma, Geurts, Van Ginneken, De Graaf, Graus, Grinwis, Peter de Groot, Tjeerd de Groot, Van Haga, Hagen, Hammelburg, Haverkort, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Hermans, Hijink, Van den Hil, De Hoop, Idsinga, Jansen, Léon de Jong, Romke de Jong, Kamminga, Kat, Kathmann, Van Kent, Kerseboom, Klaver, Klink, Knops, Koerhuis, Kops, De Kort, Kröger, Kuik, Kuiken, Kuzu, Kwint, Van der Laan, Van der Lee, Leijten, Maeijer, Marijnissen, Markuszower, Van Meenen, Van Meijeren, Michon-Derkzen, Minhas, Van der Molen, Agnes Mulder, Edgar Mulder, Mutluer, De Neef, Nijboer, Van Nispen, Omtzigt, Ouwehand, Palland, Paternotte, Paul, Paulusma, Peters, Piri, Van der Plas, Ploumen, Podt, Pouw-Verweij, Van Raan, Raemakers, Rahimi, Rajkowski, De Roon, Sahla, Segers, Simons, Sjoerdsma, Smals, Sneller, Van der Staaij, Stoffer, Van Strien, Strolenberg, Teunissen, Thijssen, Tielen, Valstar, Verkuijlen, Wassenberg, Van der Werf, Werner, Westerveld, Van Weyenberg, Van Wijngaarden, Wilders, Van der Woude en Wuite,

en de heer De Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de heer Rutte, minister-president, minister van Algemene Zaken, de heer Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mevrouw De Vries, staatssecretaris Toeslagen en Douane, en mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid.

De voorzitter:
Ik open de vergadering van dinsdag 8 maart 2022.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 12.3 van het Reglement van Orde.


Vragen Marijnissen

Vragen van het lid Marijnissen aan de staatssecretaris Toeslagen en Douane, bij afwezigheid van de minister-president, minister van Algemene Zaken, de minister van Financiën, de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, over het bericht "Binnen enkele weken plan voor koopkrachtreparatie: 'Verlagen van belastingen kan snel'".

De voorzitter:
Aan de orde is het mondelinge vragenuur. Ik heet de staatssecretaris van Financiën van harte welkom. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Marijnissen van de SP om haar mondelinge vraag te stellen.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Voordat mijn tijd gaat lopen, vraag ik me het volgende af. We hadden de vragen aangemeld als vragen aan de minister-president. Die is er niet. Er is natuurlijk ook nogal wat aan de hand in de wereld. Maar ik had eigenlijk mevrouw Kaag, de vicepremier en tevens onze minister van Financiën, hier verwacht. Maar zoals u kunt zien, zit zij hier ook niet. Dus ik vraag mij af waar onze minister van Financiën is.

De voorzitter:
Dat is een terechte vraag, denk ik. Ik heb onlangs nog aan het kabinet gevraagd om op dinsdag tijdens het mondelinge vragenuur beschikbaar te zijn. Er kunnen natuurlijk altijd redenen zijn waarom bewindspersonen afwezig zijn. Ik ken de agenda's van alle bewindspersonen niet. Maar ik ben wel heel erg blij dat de staatssecretaris van Financiën aanwezig is. Zij zal namens het kabinet de vragen beantwoorden. Wellicht dat u dat in uw inbreng ook kunt meenemen.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Het wekt nogal verbazing. Toen ik op weg naar de zaal was, keek ik op YouTube naar een stream waarop onze minister van Financiën op dit moment kennelijk ergens anders in het land een toespraak aan het houden is. De vragen gaan over mensen die hun rekeningen niet meer kunnen betalen. Dat is een acuut probleem. Dat is een probleem dat nu hier in de Kamer besproken moet worden met de minister van Financiën. Dus het verrast mij wel dat u als voorzitter van deze Kamer ook niet weet waarom zij hier vandaag niet is.

De voorzitter:
Ik kan alleen zeggen dat er een aantal redenen zijn waarom bewindspersonen niet aanwezig zijn. Die weet u volgens mij ook. Dat kan te maken hebben met een werkbezoek in het buitenland. Dat kan te maken hebben met een afspraak met de koning.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Dat begrijp ik.

De voorzitter:
Ik wil in ieder geval nogmaals bij het kabinet onder de aandacht brengen dat het echt belangrijk is om hier op dinsdag aanwezig te zijn. Maar nogmaals, ik kan niet helemaal overzien hoe de agenda's van alle bewindspersonen eruitzien. Ik ben in ieder geval blij dat de staatssecretaris namens het kabinet aanwezig is om de vragen te beantwoorden. Ik wil daar ook geen breder debat van maken. Dit is het mondelinge vragenuur. Ik geef eerst mevrouw Marijnissen nog even het woord als zij hier nog iets aan wil toevoegen. Anders stel ik voor dat we zo gaan beginnen.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Iedereen snapt dat er heel veel aan de hand is in de wereld. Dus dat bepaalde bewindspersonen andere dingen te doen hebben, daar wil ik nog enigszins begrip voor opbrengen. Maar wat ik net zei: ik loop naar beneden en ik kijk via mijn mobiel naar een stream en een minister van Financiën die ergens in het land een toespraak aan het houden is, die volgens mij niet veel te maken heeft met waar het hier nu over gaat. Zij hoort hier te zijn.

De voorzitter:
Ik kan helaas verder niks toevoegen aan wat ik net gezegd heb. Maar ik geef wel de collega's nog even de gelegenheid om er kort nog iets over te zeggen. Ik stel voor om daarna te beginnen met het mondelinge vragenuur.

De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter, u heeft een brief aan het kabinet gestuurd waarin staat wanneer bewindslieden hier moeten zijn. Als ze andere verplichtingen hebben, zeker in deze crisis, hebben wij daar alle begrip voor. Maar daar hoort wel het fatsoen van het kabinet bij dat ze niet tijdens het vragenuur speeches gaan lopen houden die inplanbaar zijn. Zeker als het gaat over de koopkracht van mensen; iedereen is daarmee bezig. Als de minister van Financiën het dan belangrijker vindt om ergens een speech te houden in plaats van in de Kamer aan de volksvertegenwoordiging verantwoording af te leggen, vind ik dat u als voorzitter dat niet moet accepteren.

De voorzitter:
Ik geef nog even het woord aan de heer Wilders van de PVV en dan aan de heer Klaver van GroenLinks.

De heer Wilders (PVV):
Dit is echt een ongekende schande en uw mensen weten precies waar de minister is. Dus u moet niet zeggen dat u dat niet weet. Ik had andere vragen aangekondigd en ik kreeg keurig van de Griffie te horen dat de minister-president nu een of andere meeting heeft ter voorbereiding van de Europese top. Dat is een goede reden om er niet te zijn. Dus u weet ook dat de minister van Financiën, die hier hoort te zijn, gewoon zit te speechen over Europa. En dat terwijl de mensen hun gasrekening niet kunnen betalen, de inflatie door het dak gaat en zij degene is die in Nederland tegenhoudt dat het kabinet daar nu snel een besluit over neemt. Ik eis van u dat u de minister van Financiën, uw partijgenoot mevrouw Kaag, meteen tot de orde roept en zegt: dat was eens maar nooit weer.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Klaver van GroenLinks.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ik was in eerste instantie niet naar voren gelopen, omdat ik ervan uitging dat er een legitieme reden was. Ik heb nu begrepen dat dit inderdaad niet het geval is. Een speech op dinsdagmiddag is geen reden om niet hier in de Tweede Kamer te zijn. Dit gaat voorbij één bewindspersoon; dit gaat over de positie van de Tweede Kamer. Wat mij betreft zouden we dit vragenuur met deze bewindspersoon — overigens alle waardering dat u er bent — niet eens door moeten laten gaan. Ik zou zeggen: doe eerst maar de andere vragen en laat de minister van Financiën maar terugkomen. Ik vind dat we als Tweede Kamer niet zouden mogen accepteren dat er andere prioriteiten zijn dan hier in de Tweede Kamer aanwezig te zijn bij het vragenuur. En voor alle helderheid: als er een internationale top is, als er afspraken zijn, als er echt een prangende zaak is, zal ik er altijd begrip voor hebben dat een bewindspersoon er niet is. Maar dat is dit absoluut niet. Daarom zou mijn voorstel zijn om dit vragenuur niet met de staatssecretaris af te handelen, maar de minister van Financiën te vragen om naar de Tweede Kamer te komen. En we wachten wel tot ze terug is.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik sluit mij geheel aan bij de woorden van de heer Klaver om dit debat gewoon maar op een later moment te doen. We hebben morgen een debat over de omgangsvormen in de Tweede Kamer. Bij die omgangsvormen horen ook de omgangsvormen tussen kabinetsleden en de Tweede Kamer. De Tweede Kamer staat voor de Nederlandse burgers, dus het betreft ook de omgang met de Nederlandse burger. En die worden wat mij betreft op dit moment gewoon ernstig geschoffeerd. Ik zeg dit uiteraard met respect voor de staatssecretaris die hier nu aanwezig is. Ik heb de hele dag. Dus we kunnen, wat mij betreft, vanavond ook nog debatteren.

De heer Stoffer (SGP):
Ik denk dat de heer Klaver een terecht punt maakt. Dat deed mevrouw Marijnissen overigens eerder ook al. Ik sluit me dus aan bij datgene wat de heer Klaver zojuist heeft gezegd.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Marijnissen, met uw goedvinden trek ik dan even een conclusie.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Voorzitter, ik heb vanzelfsprekend ook de hele dag.

De voorzitter:
Ik trek even een conclusie. Ik heb u net uitgebreid de tijd gegeven om erop te reageren. De collega's geven aan — en dat deel ik overigens helemaal — dat het vragenuur op dinsdag erg belangrijk is en dat de bewindspersonen beschikbaar moeten zijn. Er kunnen geldige redenen zijn waarom dat niet zo is. Ik kan even niet beoordelen wat in dit geval de agenda van mevrouw Kaag is. Van de minister-president weet ik dat toevallig wel, omdat uw mondelinge vraag in eerste instantie was gericht aan de minister-president. Hij is in voorbereiding op de Europese top. De andere agenda's ken ik eerlijk gezegd niet. Ik stel voor dat ik in ieder geval namens de Kamer het kabinet nog een keer ga bevragen en vooral zal activeren om echt beschikbaar te zijn op dinsdag. Dat heb ik eerder gedaan via een brief. Dat ga ik nog een keer doen, want ik snap het signaal. Bij dezen is dat dus de afspraak. Ik stel wel voor dat we van start gaan met het mondelinge vragenuur, want er is een bewindspersoon aanwezig die namens het kabinet spreekt. Ik wil u dus graag de gelegenheid geven om de mondelinge vraag te stellen, mevrouw Marijnissen. Gaat uw gang.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Niks ten nadele van deze staatssecretaris, maar deze staatssecretaris is verantwoordelijk voor Toeslagen. Inderdaad had ik de mondelinge vragen aangemeld voor de minister-president, maar het is ook goed gebruik dat als de minister-president om inderdaad legitieme redenen niet aanwezig kan zijn, de vicepremier komt. Laat dat dan ook nog eens de minister van Financiën zijn, precies waar het over gaat. Misschien zou u dus wel kunnen informeren of het in ieder geval de minister van Financiën vandaag lukt, want ik vind wel dat we het er vandaag over moeten hebben. Dit probleem speelt namelijk nu en is acuut bij heel veel mensen, dus we kunnen het niet uitstellen. Als ze later in de middag, als ze klaar is met haar toespraak, wellicht het fatsoen kan opbrengen om naar de Kamer te komen om met ons dit debat te voeren, zou dat natuurlijk wel de juiste gang van zaken zijn.

De voorzitter:
Ik ga in ieder geval informeren wat de beschikbaarheid is en hoe de agenda eruitziet, maar er is nu iemand namens het kabinet aanwezig en ik stel wel voor dat we nu in ieder geval van start gaan om te kijken of uw vragen zo goed mogelijk beantwoord kunnen worden.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Maar dan stelt u voor dat we het nog een keer overdoen als mevrouw Kaag later vanmiddag toch nog komt? Dat lijkt me niet, toch?

De voorzitter:
We hebben ook nog andere dingen op de agenda staan, maar ik heb in ieder geval gezegd dat ik het signaal vanuit de Kamer nogmaals onder de aandacht breng van het kabinet. Ik ga ook kijken naar de beschikbaarheid van in dit geval de minister van Financiën, want dat weet ik gewoon niet. Maar ik stel wel voor dat we nu van start gaan. In de tussentijd tikt de klok door, wat ook zonde is. We hebben ook nog een andere mondelinge vraag.

Er is weer een punt van orde.

De heer Wilders (PVV):
Ja, voorzitter. Ik ben het helemaal met collega Klaver eens dat dit niet zomaar kan passeren en we nu door moeten gaan. Ik vraag u dus nog een keer naar het voorstel van de heer Klaver en mevrouw Marijnissen om het later vandaag te doen. Als u erin persisteert om dat niet te doen, zou ik dat voorstel graag in stemming willen brengen.

De voorzitter:
Volgens mij heb ik net gezegd dat ik ga informeren bij de minister van Financiën hoe de agenda eruitziet.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. De debataanvraag was aan de premier en gaat over de koopkracht. Ik kan me dus ook voorstellen dat de minister van Sociale Zaken komt, want die gaat daar wel over. Dat lijkt niet aan de orde in dit debat. Dat valt me op.

De heer Nijboer (PvdA):
Ik steun het verzoek van de heer Klaver. Ik vind ook dat de Kamer haar positie moet bewaken. Het komt vaker voor. Ik heb het eerder gehad, toevallig ook met een D66-minister, Ollongren. Die hield een speech voor studenten toen hier een Kamerdebat was.

De voorzitter:
Ja.

De heer Nijboer (PvdA):
Daar heb ik toen ook mijn afschuw over uitgesproken. Ik vind dat dat gewoon niet kan. Wat mij betreft beginnen we dus met de andere vragen die er vandaag zijn — dat kan prima; de minister is er al — en roept u minister Kaag naar de Kamer.

De voorzitter:
Ik leg het voorstel van de heer Wilders aan de Kamer voor. Volgens mij is dat hetzelfde voorstel als dat van de heer Klaver, namelijk om de mondelinge vraag van mevrouw Marijnissen niet door te laten gaan en in de tussentijd te informeren of de minister van Financiën of van SZW — dat is een andere suggestie — aanwezig is. Ik leg dat voorstel dus voor aan de Kamer om te kijken of er steun voor is. Volgens mij is daar steun voor, want ik zag …

Mevrouw Marijnissen (SP):
Het voorstel zou dan zijn om 'm wel door te laten gaan, maar om eerst de andere vraag te doen terwijl u even informeert of mevrouw Kaag nog van zins is om misschien ergens vanmiddag naar de Tweede Kamer te komen om de mondelinge vraag te beantwoorden.

De voorzitter:
En de suggestie van de heer Van Weyenberg om de minister van SZW te vragen omdat het over de koopkracht gaat?

Mevrouw Marijnissen (SP):
Het is goed gebruik dat als de minister-president er niet kan zijn, de vicepremier er is. Zeker in dit geval, waarin het juist gaat over de financiën en de koopkracht van mensen — daarover gaat ook het voorstel dat ik wil doen — lijkt het mij niet meer dan redelijk dat de minister van Financiën de minister-president vervangt.

De voorzitter:
Tot slot de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Op de website staat gewoon openbaar dat ze een speech houdt in Maastricht, een openbare verplichting. Dus ja, u kunt hier een conclusie trekken, voorzitter.

De voorzitter:
We gaan toch in de tussentijd — die afspraak heb ik net gemaakt — even kijken wat er beschikbaar is. Ik stel dan voor dat we de mondelinge vraag even vasthouden en in de tussentijd even informeren. Ik stel voor dat we van start gaan.


Vragen Azarkan

Vragen van het lid Azarkan aan de minister van Justitie en Veiligheid over het bericht "Adviescommissie: acute reorganisatie Landelijke Eenheid nodig".

De voorzitter:
Heel fijn dat de minister van Justitie en Veiligheid er is. Fijn dat u wat eerder aanwezig was. Zo zie je maar! We komen bij de mondelinge vraag van de heer Azarkan van DENK aan de minister van Justitie en Veiligheid over het bericht "Adviescommissie: acute reorganisatie Landelijke Eenheid nodig". Het woord is aan de heer Azarkan.

De heer Azarkan (DENK):
Dank, voorzitter. Er zijn ernstige problemen met onze Landelijke Eenheid. Wij hebben gezien dat er problemen waren met leidinggevenden en ernstige corruptiegevallen en er waren zelfs een aantal agenten die zelfmoord hebben gepleegd. Dit onderwerp speelt al een tijd. De vorige minister heeft onderzoek laten instellen en van de week kwam het tussenrapport. Dat is uitzonderlijk. De commissie heeft uit eigen beweging gezegd dat de situatie dermate acuut moet veranderen dat zij met een tussenrapport komt. Zij stellen namelijk: er zijn knelpunten in de sturing, in de beleidsmatige ondersteuning en met name in de werk- en leiderschapscultuur. Dat heeft ook gevolgen op de terreinen cybercrime en terrorisme. Er is een meer hoogwaardige Landelijke Eenheid nodig, die beschikt over andere capaciteiten en in staat is om netwerken te beheren en te borgen.

Voorzitter. Om te beginnen heb ik een aantal vragen aan de minister. Ik wil weten hoe de minister waardeert dat de commissie nu uit eigen beweging met een tussenrapport is gekomen. Daar graag een reactie op. Maar de belangrijkste vraag is: gaat de minister daar ook iets mee doen en op welke wijze? En hoe gaat zij dat delen met de Kamer?

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de heer Azarkan voor deze vragen. Hij zei het al: het onderwerp speelt al een tijd. Begin februari hebben wij uitvoerig met elkaar gesproken over de Landelijke Eenheid. Toen hadden wij het commissiedebat Politie. Het lijkt mij goed om te beginnen met het wederom benadrukken dat ik enorm veel waardering heb voor de mannen en vrouwen die dit moeilijke werk doen. Ik denk dat we dat niet vaak genoeg kunnen zeggen.

Zoals de heer Azarkan al aangaf, zijn er in de afgelopen periode meerdere rapporten verschenen over onderdelen van de Landelijke Eenheid. Gisteren heb ik de tussenrapportage van de commissie-Schneiders ontvangen. Ik had in het debat over de politie aangekondigd dat we een tussenrapportage konden verwachten en dat de verwachting is dat de eindrapportage tegen de zomer, in juni, er is. Ik zal deze maand het rapport met mijn reactie aan uw Kamer sturen. Wij hebben het gisteren gekregen. Wij zullen het rapport goed bestuderen en zorgen dat de Kamer zo snel mogelijk een reactie ontvangt.

Volgens mij waren dat op dit moment de belangrijkste vragen van de heer Azarkan.

De voorzitter:
Het woord is weer aan de heer Azarkan.

De heer Azarkan (DENK):
Zeker, voorzitter. Dank aan de minister. Volgens het tussenrapport zijn acute aanpassingen noodzakelijk. We zagen al eerder dat het gaat om een giftige en manipulatieve werksfeer. Er ontbreekt leiderschap en zonder leiderschap kan geen enkele organisatie functioneren. Er is een diepe kloof tussen de top en de werkvloer. Ik vraag nogmaals aan de minister of de urgentie die in de tussenrapportage wordt geuit, nou in lijn is met een maand wachten voordat er een reactie komt.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dat is een terechte vraag, maar ik kan de heer Azarkan meegeven dat ondertussen niemand stilzit. De verschillende onderzoeken hebben acute problematiek in beeld gebracht. Dit is een van de onderzoeken die dat wederom in beeld brengen en dit rapport maakt het nog scherper. Er worden per direct maatregelen getroffen om deze problematiek aan te pakken en richting de toekomst te werken aan een stevige basis voor de Landelijke Eenheid. Binnen de politieorganisatie is men dus aan de hand van de voorgaande onderzoeken en dit onderzoek meteen bezig om te kijken wat men nu kan verbeteren. De heer Azarkan heeft helemaal gelijk: je moet niet gaan wachten op een beleidsreactie van een minister of een eindrapportage, maar je moet continu in beweging blijven.

Het is natuurlijk door de commissie-Brouwer al eerder geconstateerd dat de span of control van de leidinggevenden te groot was. Daar is acuut direct op gereageerd. Er zijn extra leidinggevenden aangesteld, waardoor de werkverbanden verkleind zijn. Dat zorgt echt voor meer nabijheid van de leidinggevenden tot de werkvloer. Dat was echt een hele belangrijke constatering. Ik ben in gesprek met de korpschef en de politiechef van de Landelijke Eenheid, om dit met elkaar goed in de gaten te houden en te horen hoe zij dit verder vormgeven. Vervolgens heeft de korpschef al een verbeterprogramma in gang gezet om die acute problematiek bij de Landelijke Eenheid aan te pakken. Het tussenadvies van de commissie-Schneiders geeft verdere richting aan het verbeterprogramma van de korpschef. Al die zaken die al ingezet waren, worden hiermee dus aangescherpt en verder bijgestuurd. We zitten dus niet stil.

Ik bestudeer het weer goed, zodat ik hier met u kan delen hoe wij ermee omgaan. Daar zitten bijvoorbeeld eerder aangenomen moties en toezeggingen van mij in, bijvoorbeeld over monitoring: hoe houden wij met elkaar en met de Kamer in de gaten dat dingen gaan zoals wij willen dat ze gaan? Wij willen dat deze mannen en vrouwen op veilige wijze hun belangrijke werk kunnen doen.

De heer Azarkan (DENK):
Tot slot. Ik ben blij met de reactie. De minister spreekt over een aantal maatregelen die nu al getroffen worden in afwachting van de grote plannen, van de reorganisatie. Kan de minister aangeven wat die maatregelen zijn? Nog belangrijker is dat duidelijk moet zijn dat mensen hun werk in een veilige omgeving moeten kunnen doen, maar dat dit niet ten koste gaat van de veiligheid van ons land, zoals ook al eerder is besproken, en dat de operaties kunnen doorgaan. Kan de minister dat garanderen?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dit is een van de zaken die we in het vorige debat hebben besproken. Nu ga ik wat onderzoeken en afdelingen door elkaar noemen, dus degenen die dit volgen en niet bij dat debat waren, vinden het misschien wat verwarrend. Dat snap ik, maar ik weet dat de heer Azarkan het goed volgt. Er is bijvoorbeeld echt gekeken naar heimelijke operaties: gebeuren die nog wel onder de juiste condities en op een veilige manier voor de mensen? Daarvan heeft men gezegd: ja, die kunnen gewoon doorgaan. Op die manier houden we dus wel in de gaten dat het belangrijke werk dat wordt gedaan, veilig wordt gedaan. Dat is echt onderdeel van de continue monitoring, die we ook naar de Kamer zullen brengen.

Daarnaast is het van belang — ik vind het zelf heel erg belangrijk om dat de benadrukken — dat de personeelszorg wordt versterkt en dat er genoeg mensen worden aangetrokken om deze mannen en vrouwen goed te kunnen begeleiden, om een luisterend oor te kunnen zijn en om te kunnen de-escaleren als dat nodig is. We weten uit voorgaande rapporten dat daar ook een gebrek aan was, dus daar is echt op versterkt. En je wilt niet alleen — het is misschien goed om dat nog eens te benadrukken, al is dat ook al uitvoerig aan de orde geweest in het debat — dat alle geluiden vanuit de Landelijke Eenheid in de formele monitoring en de formele commissies terechtkomen, maar ook dat externen meekijken om ervoor te zorgen dat het echt op de juiste plekken kan landen als zaken toch niet goed gaan. Al die elementen waarover we het uitvoerig hebben gehad, worden hiermee eigenlijk bevestigd en aangescherpt. Ik zie het dus echt als een bevestiging van de enorme uitdaging waar we met z'n allen voor staan. We moeten die kant op blijven gaan.

De voorzitter:
Er is een aantal vervolgvragen. Allereerst de heer Van Nispen van de SP, dan mevrouw Van der Werf van D66, mevrouw Simons van BIJ1 en de heer Bisschop van de SGP.

De heer Van Nispen (SP):
De minister begon met warme woorden voor alle agenten, voor alle mannen en vrouwen die dagelijks in de vuurlinie staan. Ik vind het wel jammer dat die warme woorden er tot nu toe niet toe hebben geleid dat er voldoende investeringen zijn, dat er voldoende collega's zijn of dat er bijvoorbeeld een fatsoenlijk cao is, om maar eens een suggestie mee te geven. Als er vanuit de werkvloer zo weinig vertrouwen is in de politietop, hoe moeten al die duizenden mannen en vrouwen zich dan dagelijks het vuur uit de sloffen lopen? En wat gebeurt er met al die leidinggevenden? Blijven die allemaal op hun plek zitten?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Twee zaken, te beginnen met die voldoende investeringen. De heer Van Nispen en ik staan daarbij aan dezelfde kant. Er wordt fors geïnvesteerd in de politieorganisatie via de middelen die het afgelopen jaar zijn vrijgemaakt en via de middelen uit het coalitieakkoord. Met name de middelen van afgelopen jaar zorgen ervoor dat we bijvoorbeeld 700 nieuwe wijkagenten erbij zullen krijgen. Maar ik weet dat ook de heer Van Nispen heel goed scherp heeft dat we dat niet morgen voor elkaar hebben. De capaciteitsproblematiek, die hij terecht elke keer aanhaalt, zie ik ook. We doen er alles aan om dat zo goed mogelijk in te richten. De cao-onderhandelingen zijn gaande. Het is goed dat de heer Van Nispen daar aandacht voor blijft vragen en dat hij ons scherp blijft houden, maar laat ik zeggen dat ik daarin absoluut de inzet van de heer Van Nispen deel.

Hij stelde ook een vraag over het vertrouwen in de leidinggevenden. Ik heb in het vorige debat aangegeven dat het niet aan de minister is om te zeggen: die leidinggevende moet daar zitten, het moet op die manier, die verdient een promotie en die niet. Daar ga ik niet over. Dat is echt aan de korpsleiding. Die richt dat in. Ik vind het wel heel belangrijk dat de rapporten waarvoor wij met elkaar de opdracht hebben gegeven, die wij laten uitvoeren, voldoende steun hebben. Ik vind het ook belangrijk dat de politieorganisatie, dus al die politiemensen, zeggen: "Ja, ik voel mij gehoord. Hier heb ik vertrouwen in. Ik heb ook vertrouwen in de verbetertrajecten." Dat gesprek ga ik steeds aan, ook met de vakbonden en de politieorganisatie zelf. Ook daarin is de monitoring en de ruimte om die geluiden naar buiten te kunnen laten komen, ook via externen, heel erg belangrijk. Zo houd je volgens mij die balans. Ik zou eigenlijk willen dat we met elkaar — dat heb ik de vorige keer ook gedeeld — echt alert zijn op wat op ons afkomt, op die grote problemen, maar dat we tegelijkertijd die rust en dat vertrouwen ook hier samen proberen te bieden richting al die mensen die zeggen: op basis van wat hier nu ligt, willen wij vooruit kunnen. Die balans moeten we hebben. Volgens mij helpen dit soort rapporten ons daar enorm bij.

De voorzitter:
Dat waren twee vragen van de SP. Dan gaan we nu naar mevrouw Van der Werf, D66.

Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank voor de reactie van de minister. Het is goed dat ze blijven monitoren wat er gebeurt. Ik zie zeer uit naar de eerste berichten die naar de Kamer komen over de halfjaarrapportage politie. Ik vraag mij het volgende af. Ik heb nu zelf een paar keer, na het debat over de Landelijke Eenheid, maar ook na het debat over de politie, een aantal berichten gekregen van agenten, gewoon mannen en vrouwen van de werkvloer. Zij stuurden mij een dm en zeiden: goh, weet u wel dat dit en dit momenteel bij ons gaande is? Ik vraag mij dan zeer af of dat soort geluiden u ook bereiken. Hoe zorgt u ervoor dat u niet alleen via de korpsleiding of via de rapporten, maar ook gewoon van simpele mannen en vrouwen van de werkvloer de geluiden doorkrijgt van wat daar nu echt gaande is?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dat doe ik op twee manieren. Allereerst hebben al deze mensen mijn mobiele telefoonnummer. Dat hadden ze al toen ik als Kamerlid woordvoerder was. Ik denk dat ik dezelfde berichten ontvang. We hebben ze nooit naast elkaar gelegd, maar ik denk dat ik dezelfde berichten ontvang als mevrouw Van der Werf. Ik krijg appjes en dm's, en ik krijg ook van mensen te horen: hier zijn we heel blij mee, hier zijn we niet blij mee en hier moet je extra op letten. Dat zijn allemaal punten die ik meteen weer uitzet, maar dat is niet de structurele borging die we moeten hebben ten aanzien van dit soort geluiden. Ik ben heel blij dat mensen mij kunnen bereiken, maar ik weet ook dat mevrouw Van der Werf er daarnaast naar op zoek is hoe het structureel geborgd kan worden, zodat die geluiden echt ergens landen en dat dat doorgaat, dus dat het er niet van afhankelijk is of iemand toevallig het mobiele nummer van de minister had. Ik ben ervan overtuigd dat ze me weten te vinden.

Het tweede is dat we die monitoring en de externe commissies naar voren halen; dat was een van mijn toezeggingen richting de PVV in het vorige debat. We zorgen ervoor dat er externen in die commissies zitten, die toezicht kunnen houden op wat er gaande is en dat de geluiden daar ook in kunnen landen. We moeten het dus structureel borgen en opzetten. Ondertussen hoop ik dat ik vanuit mijn rol nu net zo toegankelijk ben voor al die mensen als toen ik raadslid of Kamerlid was; ik heb het idee dat dat zo is Ik wil die mensen nu ook horen.

De voorzitter:
Dan de heer Bisschop van de SGP en dan mevrouw Michon-Derkzen van de VVD. Gaat uw gang.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Het is mooi dat de minister acteert op basis van dit tussenrapport. Ik hoor haar over toezicht en over maatregelen in de sfeer van het personeelsbeleid, maar als ik het rapport lees, dan tref ik daar in feite een moeilijke, vervelende, nare, bedreigende cultuur aan die je niet met allerlei structuurmaatregelen ondervangt. Mijn vraag aan de minister is: hoe gaat de minister dat aanpakken?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:
De heer Bisschop heeft helemaal gelijk. Dit gaat over een fors verbeterprogramma. Dat gaat verder dan ergens een kleiner team van maken of één persoon er ergens anders bij zetten. Dit gaat echt over forse verbeterprogramma's. Dat is ook de reden waarom we zo veel verschillende commissies hebben opgetuigd die in navolging van elkaar dat onderzoek gaan doen en gaan monitoren. Dat gaat echt over de breedte. Voor degenen die dit wellicht volgen, maar die geen woordvoerder Politie of minister zijn en zich afvragen waar al die commissies over gaan: de precieze reden daarvan is om echt te doorgronden wat hier aan de hand is, dus het niet klein te maken. In het totale verbeterprogramma, ook van de korpschef, zitten al deze elementen. Ik heb de Kamer de vorige keer goed gehoord toen ze zei: "We zien dat. Fijn. Maar we willen het ook goed kunnen monitoren." Dat gaan we expliciet in de halfjaarrapportages opnemen, zodat we die breedte erin terug kunnen laten komen.

De voorzitter:
De heer Bisschop. Ja, nee? U mag!

De heer Bisschop (SGP):
U kijkt zo uitnodigend. Ik dacht dat ik nog maar één vraag had, maar ik maak graag van de gelegenheid gebruik, voorzitter.

De voorzitter:
We zijn royaal vandaag, zal ik maar zeggen.

De heer Bisschop (SGP):
Heel fijn. Een commissie optuigen, een commissie die toezicht houdt, dat soort dingen: dat zijn allemaal structuurmaatregelen. Wat gaat de minister doen om te interveniëren in een cultuur die het personeelswelzijn bedreigt? Zo beschrijft het rapport dat althans. Daar moet wat aan gebeuren. Mijn vraag is: wat gaat er gebeuren? Met structuurmaatregelen verander je de cultuur namelijk niet.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Nee, en die verander je ook niet vanuit de Kamer of als minister van buitenaf. Dit is natuurlijk de crux. Daarom hebben we met elkaar allang geconstateerd dat dit morgen niet geregeld is. Dit zal een verandertraject van jaren zijn. Ondertussen willen we ervoor zorgen dat de mensen die dat belangrijke werk uiteindelijk voor ons doen, voor onze veiligheid, dat veilig kunnen doen. Je hebt dus structuren en waarborgen nodig om ervoor te zorgen dat het ondertussen veilig door kan, maar we moeten ook realistisch zijn. Een verbeterprogramma, zeker een cultuurverandering, is er niet zomaar. Dat is een van de moeilijkste dingen binnen een organisatie. Ik heb gisteren het tussenrapport gehad. Ik heb het door kunnen bladeren; we gaan het natuurlijk zorgvuldig bestuderen. Ook daarin staan concrete adviezen over hoe je die cultuurverandering echt kunt borgen.

Er zit nog een ander ding bij, zoals ik ook richting de heer Van Nispen aangaf. Wij zijn daar wel weer onderdeel van. Op het moment dat er rapporten en verbeterprogramma's liggen en als wij die kunnen steunen en gaan monitoren, dan is het ook aan ons in de maatschappij en hier in de Tweede Kamer om ervoor te zorgen dat die rust er komt, zodat ze daaraan kunnen werken. Als we dan vervolgens blijven zeggen dat het allemaal niet deugt, dan helpt dat de cultuur ook niet, maar daar zijn we nog niet. De heer Bisschop heeft dus gelijk, maar de adviezen in de rapporten gaan nadrukkelijk ook over dit soort elementen. Het gaat niet alleen over "pas een bepaalde systematiek aan en dan kom je er wel", zeker niet, maar daarvoor waren de problemen ook veel te groot. Het is een terecht aandachtspunt. Ik denk dat we er een heel eind mee kunnen komen, als je naar de aanbevelingen kijkt.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Michon-Derkzen, VVD.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
We hebben het hier in de Kamer inderdaad wel vaker over de Landelijke Eenheid gehad. Het is wel duidelijk dat daar echt, echt, echt grote zorgen zijn. Deze eenheid doet juist zo belangrijk werk om ons land veilig te houden. Dan gaat het over het werken onder dekmantel, over de aanpak van extremisme. Juist daar moet de organisatie op orde zijn en moeten de mensen die daar werken zich gesteund voelen in het goede werk dat zij doen. Er zijn nu drie inspectierapporten. We hebben nu een tussenrapportage van de commissie-Schneiders. In het laatste commissiedebat hebben we als Kamer gezegd dat we zelf een hoorzitting willen organiseren om meer te weten te komen over de problematiek.

De voorzitter:
En uw vraag?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik hoor de minister zeggen dat er een verbeterprogramma is. Ik kan me voorstellen dat de korpsleiding daar direct mee aan de gang is, want ze kunnen niet wachten op allerlei brieven van de minister. Kan de minister dat verbeterprogramma van de korpsleiding aan de Kamer doen toekomen en haar eigen appreciatie daarvan geven, zodat we dat kunnen gebruiken bij ons verdere werk zoals de hoorzitting?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik begrijp de vraag. Ik denk dat het goed is als ik in ieder geval elementen en de belangrijke stappen daarvan verwerk in de beleidsreactie op dit rapport. Dit rapport is een tussenrapport. Op 1 juni komt het eindrapport. Het is een vervolg op eerdere rapporten, bevindingen en aanbevelingen. Op basis daarvan is het programma gestart, en het ontwikkelt zich natuurlijk. Het is niet in beton gegoten: dit is de oplossing, zo gaan we het doen. Dat moet je helemaal niet willen en ik heb ook absoluut niet het idee dat de korpsleiding er zo in zit. Het is een lerende organisatie, die aan de hand van dit soort bevindingen meteen weer aan de slag gaat. Als mevrouw Michon het goedvindt, wil ik graag in de beleidsreactie verwerken wat al die elementen zijn, zodat we weten wat er wordt gedaan en hoe we het met elkaar kunnen volgen. Ik wil het op die manier met elkaar combineren.

De voorzitter:
Ik wil de minister van Justitie en Veiligheid van harte danken. Ik schors de vergadering voor een enkel moment, zodat we even kunnen kijken wat we doen met de eerste mondeling vraag.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
We zijn nog steeds bezig met het mondelinge vragenuur, ook al lijkt het er misschien op dat we al met iets anders bezig zijn. Ik heb, zoals de Kamer aan mij gevraagd heeft, even de agenda van mevrouw Kaag gecheckt. Ik heb begrepen dat zij aansluitend aan de lezing een internationaal werkbezoek heeft. Maar wij hebben in de tussentijd ook gekeken of de minister-president ergens vandaag toch beschikbaar is om de mondelinge vraag te beantwoorden. De vraag was immers in eerste instantie ook gericht aan de minister-president. Dat gaat lukken. We laten u alleen nog even weten wat het exacte tijdstip is. Dat weten we nu namelijk nog niet in verband met een aantal gesprekken die de minister-president op internationaal niveau heeft. Maar ik ga ervan uit dat de mondelinge vraag vandaag door de minister-president beantwoord zal worden, zoals ook eerder aangemeld. Mevrouw Marijnissen.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Mijn vragen waren aan de minister-president gericht, dus het is heel goed dat hij op een later tijdstip naar de Kamer kan komen om die vragen te beantwoorden. Maar ik zie net in een aankondiging van het tv-programma Op1 dat mevrouw Kaag, onze minister van Financiën, vanavond in dat programma zit om over de koopkracht van mensen in relatie tot de oorlog te praten. Precies daarover gaat mijn vraag. We zien dat ze op dit moment een toespraak aan het houden is over de toekomst van Nederland die een Europese toekomst zou zijn. Dit is de minister van Financiën en mijn vraag gaat over de koopkracht. Zij had hier vandaag moeten zijn. Ik wil wel gezegd hebben dat ik het van een grove minachting voor de Tweede Kamer en de hele democratie vind getuigen dat zij wel in alle tv-programma's komt optreden en dat zij gewoon lezingen plant voor momenten dat er hier een vragenuur is, maar dat zij er vandaag niet is om onze vragen te beantwoorden.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik schors de vergadering tot 15.00 uur. Daarna starten we met het stemmen. Het tijdstip waarop de minister-president hier is, zal ik zo snel mogelijk aan u doen toekomen.

De vergadering wordt van 14.47 uur tot 15.00 uur geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Den Haan en Beckerman, voor de hele week.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

De voorzitter:
Ik stel voor zo dadelijk ook te stemmen over de aangehouden motie-Kröger c.s. (33529, nr. 955), de motie-Bouchallikh (35925-XII, nr. 45) en de motie-Alkaya c.s. (35927, nr. 96).

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen moties Hoofdlijnendebat Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Hoofdlijnendebat Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

te weten:

  • de motie-Van Kent over de koppeling met de AOW in stand houden voor elke verhoging van het minimumloon (35925-XV, nr. 89);
  • de motie-Van Kent over de doelstelling hanteren dat geen kind in armoede opgroeit (35925-XV, nr. 90);
  • de motie-Van Kent over een voorstel waardoor uitkeringsgerechtigden alleen de netto-uitkering terugbetalen (35925-XV, nr. 91);
  • de motie-Van Kent over aanpassing van de rekenregels om indexatie mogelijk te maken (35925-XV, nr. 92);
  • de motie-Van Baarle over uiterlijk een maand voor de voorjaarsstukken met koopkrachtvoorstellen komen (35925-XV, nr. 93);
  • de motie-Van Baarle over interdepartementale samenhang in de aanpak om tot kansengelijkheid te komen (35925-XV, nr. 94);
  • de motie-Nijboer/Maatoug over de energiecompensatie voor 1 april uitkeren (35925-XV, nr. 95);
  • de motie-Nijboer over een nationaal actieplan om mensen aan duurzaam en fatsoenlijk betaald werk te helpen (35925-XV, nr. 96);
  • de motie-Maatoug/Nijboer over de verhoging van het minimumloon versneld doorvoeren (35925-XV, nr. 97);
  • de motie-Den Haan over acties om bewustwording van de waarde van oudere werknemers aan de werkgeverskant te stimuleren (35925-XV, nr. 98);
  • de motie-Den Haan over het raadgevend meenemen van burgers in het besluitvormingsproces over het wetsvoorstel Toekomst pensioenen (35925-XV, nr. 99);
  • de motie-Léon de Jong over een minister voor koopkracht en een koopkrachtherstelpakket (35925-XV, nr. 100);
  • de motie-Léon de Jong over de ontkoppeling van de AOW met de stijging van het minimumloon van tafel halen (35925-XV, nr. 101);
  • de motie-Léon de Jong over de btw-verhoging op boodschappen terugdraaien, de huren verlagen en het eigen risico afschaffen (35925-XV, nr. 102);
  • de motie-Stoffer c.s. over het verkleinen van de kloof in belastingdruk tussen een- en tweeverdieners (35925-XV, nr. 103);
  • de motie-Stoffer c.s. over bij de uitwerking van de arbeidsmarkthervormingen de waarde en positie van het gezin betrekken (35925-XV, nr. 104);
  • de motie-Van Beukering-Huijbregts over voor 1 juli duidelijkheid over de mogelijkheid om voltijdsbonussen in cao's op te nemen (35925-XV, nr. 105);
  • de motie-Omtzigt/Stoffer over de korting op de jonggehandicaptenkorting heroverwegen (35925-XV, nr. 106);
  • de motie-Omtzigt over de gevolgen van de inflatie voor de koopkracht in kaart brengen (35925-XV, nr. 107).

(Zie vergadering van 22 februari 2022.)

De voorzitter:
De motie-Den Haan (35925-XV, nr. 99) is in die zin gewijzigd en nader gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat binnenkort het wetsvoorstel Toekomst pensioenen naar de Kamer komt;

overwegende dat er veel versnipperde en vaak ook niet feitelijk juiste informatie over pensioenen wordt verspreid en dit zorgt voor grote ongerustheid bij gepensioneerden, maar ook bij werkenden en jongeren;

overwegende dat in het huidige voorstel het individueel bezwaarrecht bij pensioenfondsen tijdelijk wordt beperkt, hetgeen het vertrouwen van de burger kan doen afnemen;

constaterende dat het Sociaal en Cultureel Planbureau in de reflectie op het coalitieakkoord aangeeft dat er meer aandacht nodig is voor de invloed en de stem van burgers;

verzoekt de regering burgers laagdrempelige informatie te verstrekken over de nieuwe Pensioenwet;

verzoekt de regering tevens bij het sturen van de nieuwe Pensioenwet aan de Kamer te expliciteren hoe de burgers zijn meegenomen in het beleidsvormingsproces van de totstandkoming van de nieuwe Pensioenwet,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 110, was nr. 99 (35925-XV).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Van Kent (35925-XV, nr. 89).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Kent (35925-XV, nr. 90).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Kent (35925-XV, nr. 91).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Kent (35925-XV, nr. 92).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, DENK, de PvdA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van Volt, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Baarle (35925-XV, nr. 93).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Baarle (35925-XV, nr. 94).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Nijboer/Maatoug (35925-XV, nr. 95).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Nijboer (35925-XV, nr. 96).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, BBB, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van JA21 en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Maatoug/Nijboer (35925-XV, nr. 97).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Lid Omtzigt, JA21, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Den Haan (35925-XV, nr. 98).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Den Haan (35925-XV, nr. 110, was nr. 99).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Léon de Jong (35925-XV, nr. 100).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA en JA21 ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Léon de Jong (35925-XV, nr. 101).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, BIJ1, Volt, DENK, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Léon de Jong (35925-XV, nr. 102).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, BIJ1, DENK, de PvdD, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, Volt, de PvdA, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21 en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

De heer Van Haga van de Groep Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Sorry, bij de motie op stuk nr. 97 had ik mijn hand niet omhooggestoken, maar ik had graag voor willen stemmen.

De voorzitter:
Wij zullen dit in de Handelingen opnemen.

In stemming komt de motie-Stoffer c.s. (35925-XV, nr. 103).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de ChristenUnie, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66 en de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Stoffer c.s. (35925-XV, nr. 104).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, BIJ1, DENK, de PvdD, de ChristenUnie, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, Volt, de PvdA, D66 en de VVD ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Beukering-Huijbregts (35925-XV, nr. 105).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, D66, de ChristenUnie, de VVD, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, BIJ1, de PvdD en de SGP ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Omtzigt/Stoffer (35925-XV, nr. 106).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Omtzigt (35925-XV, nr. 107).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Debat regeringsverklaring

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over de regeringsverklaring,

te weten:

  • de motie-Azarkan over zorgdragen dat studieschulden niet meewegen bij hypotheekaanvragen (35788, nr. 148).

(Zie vergadering van 19 januari 2022.)

De voorzitter:
De heer Stoffer van de SGP.

De heer Stoffer (SGP):
Ja, voorzitter. De motie op stuk nr. 104 is aangenomen. Die was ontraden. Ik zou dus heel graag een brief van het kabinet ontvangen over hoe die motie uitgevoerd wordt.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 104 is verworpen. De motie op stuk nr. 103 is aangenomen.

De heer Stoffer (SGP):
Ik bedoel de motie op stuk nr. 103, voorzitter. Excuus.

De voorzitter:
Ja? Dan zullen we dat verzoek doorgeleiden naar het kabinet.

In stemming komt de motie-Azarkan (35788, nr. 148).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, BIJ1, Volt, DENK, de PvdD, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, de PvdA, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Klimaatplannen van de regering

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de klimaatplannen van de regering,

te weten:

  • de motie-Erkens c.s. over een plan om de afhankelijkheid van Rusland op energiegebied af te bouwen (32813, nr. 975);
  • de motie-Teunissen c.s. over het opstellen van een klimaattoets (32813, nr. 976);
  • de motie-Teunissen/Simons over het onderzoeken van de mogelijkheid van een klimaatplicht (32813, nr. 977);
  • de motie-Kröger/Bromet over maatregelen om energiearmoede te voorkomen (32813, nr. 978);
  • de motie-Kröger c.s. over een klimaatplicht voor bedrijven die profiteren van het klimaatfonds (32813, nr. 979);
  • de motie-Kröger c.s. over mogelijkheden in kaart brengen voor een nationaal energiebesparingsplan (32813, nr. 980);
  • de motie-Van Haga/Smolders over een realistische planning voor het realiseren van kerncentrales (32813, nr. 981);
  • de motie-Van Haga c.s. over geen lastenstijging voor burgers en ondernemers door klimaatplannen van de regering (32813, nr. 982);
  • de motie-Van Haga c.s. over geld uit het klimaat- of stikstoffonds vrijmaken voor onderzoek naar thoriumcentrales (32813, nr. 983);
  • de motie-Leijten over het opnemen van een drietal uitgangspunten in de instellingswet (32813, nr. 984);
  • de motie-Leijten/Erkens over het maken van afspraken voor de plaatsing van nieuwe windmolens (32813, nr. 985);
  • de motie-Azarkan over uitspreken dat klimaatbeleid haalbaar en betaalbaar moet zijn (32813, nr. 986);
  • de motie-Azarkan over de extra btw-opbrengsten teruggeven aan de burger (32813, nr. 987);
  • de motie-Azarkan over lokale best practices en knelpunten delen met decentrale overheden (32813, nr. 988);
  • de motie-Boucke c.s. over de gevolgen van de stijgende energierekening voor kwetsbare lage en middeninkomens meenemen bij de voorjaarsbesluitvorming (32813, nr. 989);
  • de motie-Bontenbal c.s. over een kabinetsvisie op groen industriebeleid (32813, nr. 990);
  • de motie-Eerdmans c.s. over een moratorium op nieuwe biomassacentrales (32813, nr. 991);
  • de motie-Eerdmans c.s. over het stopzetten van alle plannen en ontwikkelingen rond nieuwe windturbines tot de aangekondigde afstandsnormen van kracht zijn (32813, nr. 992);
  • de motie-Grinwis c.s. over prioriteit geven aan energieonafhankelijkheid van onvrije landen (32813, nr. 993);
  • de motie-Thijssen/Kröger over zorgen dat lage- en middeninkomensgroepen per saldo niet financieel achteruitgaan van klimaatbeleid (32813, nr. 994);
  • de motie-Thijssen/Kröger over duurzaamheidssubsidies toegankelijker maken voor lage inkomens (32813, nr. 995);
  • de motie-Simons/Teunissen over een noodplan uitwerken waarin Nederland in 2030 klimaatneutraal is (32813, nr. 996);
  • de motie-Van der Plas over bij klimaatmaatregelen in de landbouw in beeld brengen wat het risico is op koolstoflekkage (32813, nr. 998);
  • de motie-Van der Plas over een plan van aanpak om de daadwerkelijke emissies van industriële bedrijven in beeld te krijgen (32813, nr. 999).

(Zie vergadering van 23 februari 2022.)

De voorzitter:
Voordat we van start gaan, zijn er twee stemverklaringen. Allereerst van de heer Van Meijeren, Forum voor Democratie, en dan van de heer Van Raan, Partij voor de Dieren. Gaat uw gang.

De heer Van Meijeren (FVD):
Dank u wel, voorzitter. Mijn stemverklaring gaat over de motie van mevrouw Van der Plas. Dat is de motie op stuk nr. 999. Daarvan komt de strekking er kortgezegd op neer dat de stikstofuitstoot van de industrie gedetailleerd in beeld moet worden gebracht, zoals dat ook voor de landbouwsector gebeurt. Van ons hoeft het niet, omdat er naar ons oordeel überhaupt geen stikstofprobleem is en er dus eigenlijk voor geen enkele sector een noodzaak bestaat om die stikstofuitstoot gedetailleerd in beeld te brengen. Nu ik begrijp dat het van onze stem afhangt of deze motie wel of niet wordt aangenomen en we er ook niet voor willen liggen als mevrouw Van der Plas deze informatie heel graag wil hebben, zullen wij toch voor deze motie stemmen. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Van Raan, Partij voor de Dieren. Gaat uw gang.

De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. De klimaat- en energiecrisis bestrijden met alles wat we hebben, is een kwestie van lijfsbehoud; voor ons, maar ook voor toekomstige generaties. Het laatste IPCC-rapport laat daarover geen enkel misverstand bestaan. Dit beleid dient uiteraard de meest kwetsbaren te ontzien en de sterkste schouders, zoals vervuilende, grote bedrijven, de zwaarste lasten te laten dragen. We steunen dan ook een motie van GroenLinks en de PvdA hierover. We steunen ook de achterliggende gedachte van de motie van de heer Azarkan, die stelt dat het klimaatbeleid betaalbaar moet zijn voor de gewone burger. Maar burgers met een zeer hoog inkomen zullen zelf hun steentje bij moeten dragen. De motie op stuk nr. 986 van DENK, de motie op stuk nr. 151 van de SP en de motie op stuk nr. 168 van het lid Omtzigt, waar later ook nog over gestemd wordt, zullen we om die reden niet steunen. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel.

In stemming komt de motie-Erkens c.s. (32813, nr. 975).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Teunissen c.s. (32813, nr. 976).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Teunissen/Simons (32813, nr. 977).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van DENK, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kröger/Bromet (32813, nr. 978).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kröger c.s. (32813, nr. 979).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kröger c.s. (32813, nr. 980).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, BBB en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van JA21, de PVV en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Haga/Smolders (32813, nr. 981).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Haga c.s. (32813, nr. 982).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, de SGP, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, BIJ1, Volt, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, Lid Omtzigt en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Haga c.s. (32813, nr. 983).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Leijten (32813, nr. 984).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, DENK, de PvdA, de PvdD, Lid Omtzigt en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van Volt, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, JA21, BBB, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Leijten/Erkens (32813, nr. 985).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, BIJ1, DENK, de PvdD, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, Volt, de PvdA, D66, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Azarkan (32813, nr. 986).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de PvdD, D66 en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Azarkan (32813, nr. 987).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Azarkan (32813, nr. 988).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, BBB en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van JA21, de PVV en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Boucke c.s. (32813, nr. 989).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bontenbal c.s. (32813, nr. 990).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, BBB en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van JA21, de PVV en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Eerdmans c.s. (32813, nr. 991).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Eerdmans c.s. (32813, nr. 992).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Grinwis c.s. (32813, nr. 993).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van DENK, de PVV en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Thijssen/Kröger (32813, nr. 994).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Thijssen/Kröger (32813, nr. 995).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de SGP, Lid Omtzigt en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, D66, de ChristenUnie, de VVD, het CDA, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Simons/Teunissen (32813, nr. 996).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van DENK, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Plas (32813, nr. 998).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van BIJ1, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Plas (32813, nr. 999).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de ChristenUnie, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming brief van de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten over een voorstel voor benoeming van een lid

Aan de orde is de stemming over de brief van de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten over een voorstel voor benoeming van een lid (36044, nr. 1).

De voorzitter:
Allereerst mevrouw Agema van de PVV.

Mevrouw Agema (PVV):
Sorry, wij wensen geacht te worden tegen de laatste motie, die op stuk nr. 999, gestemd te hebben.

De voorzitter:
Dank u wel. We zullen dit opnemen in de Handelingen, maar ze blijft aangenomen. Ik zie mevrouw Van der Plas al verschrikt kijken.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik rende als een blij hertje naar voren, want deze motie was inderdaad ontraden. Ik wil graag een brief van het kabinet waarin staat hoe het deze motie gaat uitvoeren.

De voorzitter:
Dank u wel. De blijdschap blijft, denk ik, want we gaan dit gewoon doorgeleiden naar het kabinet, en de motie blijft aangenomen.

Dan gaan we stemmen over de brief van de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten over een voorstel voor benoeming van een lid (36044, nr. 1). Ik stel voor conform het voorstel van de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten te besluiten en mevrouw E.M.J. Ploumen te benoemen tot lid.

Daartoe wordt besloten.


Stemming motie Ontwikkelingen rondom het coronavirus d.d. 16 februari 2022

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus d.d. 16 februari 2022,

te weten:

  • de gewijzigde motie-Omtzigt c.s. over het opstellen van standaarden en protocollen door de WRR (25295, nr. 1805, was nr. 1804).

(Zie vergadering van 16 februari 2022.)

De voorzitter:
De gewijzigde motie-Omtzigt c.s. (25295, nr. 1805, was nr. 1804) is in die zin nader gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er volgens de OVV bij advisering geen rolvastheid was en dat mede daardoor tunnelvisie opgetreden is;

constaterende dat de Kamer vaak de regering vraagt om onafhankelijk onderzoek te doen naar het eigen handelen, en dat het van groot belang is dat de onafhankelijkheid geborgd is en boven elke twijfel verheven;

verzoekt de regering de WRR te laten adviseren over standaarden en protocollen voor onafhankelijkheid van advisering en onafhankelijkheid van voornoemd soort onderzoek, een voorstel te laten doen voor die standaarden en protocollen, en de WRR de vrijheid te geven daar de KNAW bij te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 1816, was nr. 1805 (25295).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Omtzigt c.s. (25295, nr. 1816, was nr. 1805).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de fractie van BIJ1 ertegen, zodat zij is aangenomen.

Meneer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Voorzitter. Dank voor de steun. Ik zou graag binnen een week of drie een brief van de regering willen hebben, het liefst inclusief de brief die ze aan de WRR sturen om dit uit te voeren.

Dank u wel. We zullen dit doorgeleiden naar het kabinet.

Ik denk dat mevrouw Simons wil terugkomen op een eerder gemaakte keuze. Gaat uw gang.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Voorzitter, ik hoop eigenlijk dat u mij een beetje licht in de duisternis kunt geven. Want de laatste motie is aangenomen, maar ik wilde even checken of ik wel netjes voor heb gestemd.

Nee, u had uw vinger niet omhoog. Maar we zullen dit wel in de Handelingen opnemen.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Heel graag, dank u wel. En ik ga opletten.

Dank u wel, mevrouw Simons.


Stemmingen moties Startnota

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de Startnota,

te weten:

  • de motie-Tony van Dijck/Wilders over het besteden van de 60 miljard voor klimaat en stikstof aan het vergroten van de koopkracht (35925, nr. 147);
  • de motie-Heinen/Grinwis over het opnemen van een horizonbepaling voor de klimaat- en stikstoffondsen (35925, nr. 148);
  • de motie-Heinen/Grinwis over objectieve toetsing op doelmatigheid en doeltreffendheid van uitgaven uit het klimaat- en stikstoffonds (35925, nr. 149);
  • de motie-Alkaya c.s. over een eerlijke compensatieregeling voor studenten die geen basisbeurs hebben ontvangen (35925, nr. 150);
  • de motie-Alkaya over maatregelen voor een evenwichtig en positief koopkrachtbeeld voor iedereen (35925, nr. 151);
  • de motie-Alkaya over in de rijksbegroting geen rekening houden met de opbrengst van de voorgenomen ombuigingen op ouderenzorg en jeugdzorg (35925, nr. 152);
  • de motie-Van Weyenberg c.s. over meerjarige duidelijkheid voor gemeenten over de reële stijging van het accres (35925, nr. 153);
  • de motie-Van Weyenberg/Maatoug over het goed monitoren van de loonontwikkeling en het aanspreken van sociale partners als lonen onvoldoende stijgen (35925, nr. 154);
  • de motie-Nijboer/Maatoug over maatregelen voor koopkrachtreparatie voor lage en middeninkomens (35925, nr. 155);
  • de motie-Nijboer/Maatoug over de gevolgen van macro-economische beslissingen wegen naar de stabiliteitsdoelstellingen uit de begrotingsregels (35925, nr. 156);
  • de motie-Inge van Dijk over geen geld uit de begrotingsfondsen halen zonder degelijke bestedingsvoorstellen (35925, nr. 157);
  • de motie-Grinwis/Stoffer over het risico op onderuitputting verkennen (35925, nr. 158);
  • de motie-Van Raan c.s. over een duidelijke plek voor brede welvaart in de begrotingsvoorbereiding (35925, nr. 159);
  • de motie-Van Raan c.s. over onderzoek naar uitbreiding van artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet (35925, nr. 160);
  • de motie-Van Houwelingen c.s. over het uitwerken van verschillende scenario's over de schuldhoudbaarheid voor de Nederlandse staatsschuld (35925, nr. 161);
  • de motie-Van Houwelingen over uitspreken dat de mogelijkheid wordt opengehouden om bij hyperinflatie uit de euro te stappen (35925, nr. 162);
  • de motie-Den Haan over onderzoeken hoe ICT-systemen van overheidsinstanties met elkaar kunnen communiceren (35925, nr. 164);
  • de motie-Van Haga/Ephraim over uitspreken dat vermogensongelijkheid in principe niet verkeerd is (35925, nr. 165);
  • de motie-Van Haga/Ephraim over expliciet aandacht besteden aan pensioenvermogen in het interdepartementale beleidsonderzoek (35925, nr. 166);
  • de motie-Van Haga/Ephraim over niet instemmen met eurobonds of andere vormen van schuldmutualisering (35925, nr. 167);
  • de motie-Omtzigt over verlaging van energiebelasting op gas (35925, nr. 168);
  • de motie-Omtzigt over niet akkoord gaan met een gezamenlijke schulduitgifte voor nieuwe Europese fondsen en projecten (35925, nr. 169).

(Zie vergadering van 23 februari 2022.)

In stemming komt de motie-Tony van Dijck/Wilders (35925, nr. 147).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Heinen/Grinwis (35925, nr. 148).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, BIJ1, Volt, de PvdA en de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Heinen/Grinwis (35925, nr. 149).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Alkaya c.s. (35925, nr. 150).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Alkaya (35925, nr. 151).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de SGP, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, Lid Omtzigt en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Alkaya (35925, nr. 152).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Lid Omtzigt, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA en JA21 ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Weyenberg c.s. (35925, nr. 153).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Weyenberg/Maatoug (35925, nr. 154).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Nijboer/Maatoug (35925, nr. 155).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Nijboer/Maatoug (35925, nr. 156).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de VVD, JA21 en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Inge van Dijk (35925, nr. 157).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Grinwis/Stoffer (35925, nr. 158).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Raan c.s. (35925, nr. 159).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de VVD, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Raan c.s. (35925, nr. 160).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66 en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Houwelingen c.s. (35925, nr. 161).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, DENK, de PvdA, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van BIJ1, Volt en de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Van Meijeren, Forum voor Democratie.

De heer Van Meijeren (FVD):
Voorzitter. Nu de motie van de heer Van Houwelingen is aangenomen, zouden wij graag een brief willen waarin staat binnen welke termijn die wordt uitgevoerd.

De voorzitter:
Dat gaan we doorgeleiden aan het kabinet. Ik dank u wel.

In stemming komt de motie-Van Houwelingen (35925, nr. 162).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Den Haan (35925, nr. 164).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

Mevrouw Van der Plas van BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Bij de vorige motie — ik ben even het nummer kwijt — had ik mijn hand wel omhoog, maar ik heb u niet gehoord.

De voorzitter:
Was dat de motie op stuk nr. 162 of de motie op stuk nr. 164? Was dat de motie van de heer Van Houwelingen of van mevrouw Den Haan?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Het was de motie van de heer Van Houwelingen.

De voorzitter:
Dan zullen we dat opnemen in de Handelingen.

In stemming komt de motie-Van Haga/Ephraim (35925, nr. 165).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, Lid Omtzigt en BBB ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Haga/Ephraim (35925, nr. 166).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD en D66 ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Haga/Ephraim (35925, nr. 167).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, D66 en het CDA ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Omtzigt (35925, nr. 168).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, BIJ1, Volt, DENK, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Omtzigt (35925, nr. 169).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, BIJ1, DENK, de PvdD, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, Volt, de PvdA, D66 en het CDA ertegen, zodat zij is aangenomen.

Meneer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Voorzitter. Allereerst excuus aan de collega's, want ik had deze motie willen samenvoegen met die van Van Haga en Ephraim. Ze zijn bijna gelijk.

De voorzitter:
Dat kan niet meer.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dat kan niet meer. Dat is mijn fout, omdat ik te veel dingen op mijn bord had. Maar ik zou wel heel graag willen weten wat de regering als "gezamenlijke projecten" en "eurobonds" definieert, want er zijn grote plannen om eurobonds te gaan uitgeven. De Kamer heeft nu helder gezegd: wij willen geen eurobonds en wij willen geen gezamenlijke schuldfinanciering. Ik wil van de regering dus graag binnen een week een definitie daarvan zien, want ik ben bang dat ze het anders bij energie of defensie in een keer gaat doen.

De voorzitter:
Het is binnen een week, maar als het kabinet iets meer tijd nodig heeft, kan ik me voorstellen dat het beter goed is dan heel snel; ik verplaats me even in uw gedachten.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ik sluit mij daarbij aan, met dien verstande dat het dan over beide moties gaat, want er zit toch een heel klein, miniem verschil in. Ook excuses voor het feit dat we dat niet op tijd hebben geregeld.

De voorzitter:
Dat gaan wij ook doorgeleiden naar het kabinet.


Stemmingen moties Sluiting vier spoedeisendehulpposten in Drenthe en Groningen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het bericht dat vier spoedeisendehulpposten in Drenthe en Groningen sluiten wegens personeelstekort,

te weten:

  • de motie-Agema over bewerkstelligen dat het aantal spoedeisendehulpposten niet verder vermindert (29247, nr. 342);
  • de motie-Hijink over het niet meer sluiten van SEH-posten en het openen van wenselijke nieuwe SEH-posten (29247, nr. 344);
  • de motie-Hijink over zorgverleners gratis laten parkeren bij hun eigen ziekenhuis (29247, nr. 345);
  • de motie-Van den Berg over het inzichtelijk maken van de uitvoering van de voorwaarden voor structurele aanpassingen in de acute zorg (29247, nr. 346);
  • de motie-Van den Berg over de ervaringen en resultaten in kaart brengen van systemen met kunstmatige intelligentie ten behoeve van de aanrijtijden (29247, nr. 347).

(Zie vergadering van 24 februari 2022.)

In stemming komt de motie-Agema (29247, nr. 342).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Hijink (29247, nr. 344).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Hijink (29247, nr. 345).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van den Berg (29247, nr. 346).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van den Berg (29247, nr. 347).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie Gaswinning in Groningen

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over de gaswinning in Groningen,

te weten:

  • de motie-Kröger c.s. over beginnen aan de eerste maatregel uit de maatregelenladder van het Bescherm- en Herstelplan (33529, nr. 955).

(Zie vergadering van 9 februari 2022.)

In stemming komt de motie-Kröger c.s. (33529, nr. 955).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de SGP, Lid Omtzigt en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, het CDA, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

Mevrouw Van den Berg. U bent helemaal naar deze zaal gerend.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ja. Voorzitter, ik hoorde net dat mijn motie die ontraden was, toch is aangenomen. Ik wil dus graag een brief van de regering over hoe ze die gaat uitvoeren.

De voorzitter:
Dank u wel. We zullen dit doorgeleiden naar het kabinet. Meneer Stoffer van de SGP.

De heer Stoffer (SGP):
Ik had even een dubbeling in mijn stemmingslijst. Ik had ook voor de moties op de stukken nrs. 346 en 347 willen stemmen. Volgens mij heb ik dat niet gedaan, dus bij dezen.

De voorzitter:
Ja. We zullen dit opnemen in de Handelingen.


Stemming motie Uitspraak van de Hoge Raad van 24 december 2021 inzake box 3

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over de uitspraak van de Hoge Raad van 24 december 2021 inzake box 3,

te weten:

  • de motie-Alkaya c.s. over het zo veel mogelijk verlagen van de jubelton (35927, nr. 96).

(Zie vergadering van 2 februari 2022.)

In stemming komt de motie-Alkaya c.s. (35927, nr. 96).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, Lid Omtzigt, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SGP, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie Begroting Infrastructuur en Waterstaat 2022

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2022,

te weten:

  • de motie-Bouchallikh over mogelijke vormen van compensatie uitwerken voor Lelystad Airport (35925-XII, nr. 45).

(Zie vergadering van 4 november 2021.)

De voorzitter:
De motie-Bouchallikh (35925-XII, nr. 45) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Bouchallikh en Kröger.

Zij krijgt nr. 80, was nr. 45 (35925-XII).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Bouchallikh/Kröger (35925-XII, nr. 80, was nr. 45).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, Lid Omtzigt, BBB en FVD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, JA21, de PVV en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze stemmingen. Ik schors de vergadering voor een enkel moment. Dan gaan we straks van start met de regeling van werkzaamheden. Ik dank de minister van Justitie en Veiligheid voor haar aanwezigheid.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Voordat we van start gaan met een regeling van werkzaamheden wil ik aankondigen dat de minister-president hier om circa 17.15 uur aanwezig zal zijn om de mondelinge vraag die aan hem gericht was door mevrouw Marijnissen van de SP, te beantwoorden. Houdt u er dus rekening mee dat we om 17.15 uur de mondelinge vraag doen die voor vandaag eigenlijk als eerste vraag gepland stond.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat de fractie van BIJ1 bij de stemmingen op 28 februari jongstleden over de gewijzigde motie-Omtzigt c.s. (36045, nr. 19) geacht wenst te worden vóór deze motie te hebben gestemd.

Ik stel voor toestemming te verlenen aan de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken voor het houden van een notaoverleg met stenografisch verslag op maandag 23 mei 2022 van 14.30 uur tot 18.00 uur over het rapport van de Venetië-Commissie.

Op verzoek van de fractie van de PvdA benoem ik in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Mutluer tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Kuiken.

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda van de Kamer het initiatiefwetsvoorstel-Leijten houdende verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum (35729).

Ik deel aan de Kamer mee dat voor het debat over de werkwijze van de NCTV de termijn voor toekenning is verlengd.

Op verzoek van een aantal leden stel ik voor de volgende door hen ingediende moties opnieuw aan te houden: 25295-1579; 35925-I-9; 35925-I-8; 31289-487; 31289-486; 28286-1178; 32793-520; 31765-498; 29538-318; 29477-672; 28345-243; 25295-53; 20454-152; 34104-291; 31015-214; 31765-554; 28625-327.

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda:

  • het tweeminutendebat Luchtvaart (CD d.d. 24/02), met als eerste spreker het lid Koerhuis (VVD);
  • het tweeminutendebat Discriminatie, racisme en mensenrechten (CD d.d. 24/02), met als eerste spreker het lid Van Baarle (DENK).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de heer Wassenberg van de Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):
Dank, voorzitter. Nog steeds worden in Nederland varkens in slachthuizen levend verdronken of levend gekookt in gloeiendheet water. Dat berichtte RTL Nieuws onlangs. In 2018 kwam dat ook al naar buiten. In 2020 gebeurde het ook. Het gebeurt dus nog steeds, ondanks alle beloften van het kabinet. Toezichthouders grepen niet of te laat in, en slachthuizen negeren sowieso de aanwijzingen van de toezichthouder. Daar stond al een debat over gepland. Dat verloopt vandaag. Dat kon ook niet meer worden uitgesteld, met het nieuwe Reglement van Orde. Daarom doe ik opnieuw een aanvraag: snel een debat met de minister van LNV, in ieder geval voor het meireces. Half april komt er een kabinetsbrief over de slachtsnelheid. Ik zou graag snel daarna een debat willen voeren over deze zaak, dus nog voor het meireces.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dan geef ik als eerste het woord aan de heer Jasper van Dijk, SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter, ik steun het voorstel, mede namens de PvdA.

De heer Boswijk (CDA):
Steun, voorzitter. Als het inderdaad na die brief is, steunen wij dat voorstel.

De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter, steun voor het verzoek.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Steun.

De heer Eerdmans (JA21):
Steun, voorzitter.

De heer Bisschop (SGP):
Steun.

Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Steun.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Steun, mede namens BBB.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Mede namens DENK, steun.

Mevrouw Agema (PVV):
Steun.

De voorzitter:
U heeft al brede steun, maar ik zie ook meneer Jansen van Forum voor Democratie ja knikken. U heeft steun.

De heer Wassenberg (PvdD):
Prima. Veel dank, voorzitter.

De voorzitter:
U heeft nog een tweede verzoek.

De heer Wassenberg (PvdD):
Ik kan naar de interruptiemicrofoon lopen, maar het scheelt een paar seconden als ik dat verzoek hier doe. Ik wil graag een vooraankondiging doen voor een tweeminutendebat naar aanleiding van een commissiedebat over de Milieuraad. Dat debat gaat over drie kwartier van start. Ik zou dat tweeminutendebat graag nog deze week willen houden.

De voorzitter:
Ik kijk even of daar bezwaar tegen is. Dat is niet het geval. Dan gaan wij dat als zodanig inplannen.

De heer Wassenberg (PvdD):
Ik kijk nog heel even naar u, voorzitter. Die Milieuraad is op 17 maart. Dat is volgende week donderdag. Ik ga er eigenlijk van uit dat de stemmingen hierover gewoon volgende week dinsdag kunnen bij de reguliere stemmingen. Daar hoeft geen aparte sessie voor te komen, denk ik.

De voorzitter:
Correct. Dank u wel, meneer Wassenberg.

Dan geef ik het woord aan de heer Wilders van de PVV. Gaat uw gang, meneer Wilders.

De heer Wilders (PVV):
Dank u, voorzitter. De vicepremier van het CDA pleitte ervoor om het coalitieakkoord open te breken. Mevrouw Kaag, de vicepremier van D66, vond dat een onverantwoord idee. Daar is onenigheid over in het kabinet. Ik zou daar graag een debat over willen voeren, want het kan natuurlijk niet zo zijn dat wij 60 miljard uitgeven aan klimaat en stikstof terwijl tegelijkertijd de mensen door de hoge inflatie de gasrekening en de benzinerekening allemaal niet meer kunnen betalen, onze krijgsmacht onder de maat is en de AOW'ers te weinig geld hebben. En alles wordt alleen maar duurder en duurder. Ik zou er graag snel een debat over willen hebben met de minister-president. Wat mij betreft zitten de beide vicepremiers er ook bij, die daarover dus onenigheid hebben.

De voorzitter:
Ik kijk of er steun is.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Ik steun het volledig en het zou wat mij betreft ook deze week gehouden kunnen worden, bijvoorbeeld in plaats van het debat over de omgangsvormen.

De voorzitter:
Ik heb een déjà vu.

De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter, ik steun het verzoek ook. Ik zou me ook kunnen voorstellen dat het vanavond al ingepland wordt. Minister Kaag zit maar op tv en niet in de Kamer. Ze is vanavond ook op tv. Ik vind dat het veel belangrijker is dat de volksvertegenwoordiging erover debatteert dan dat er campagnefilms worden opgenomen.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Steun, mede namens BBB.

De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter, ik steun het verzoek. Ik heb wel een iets andere redenatie. Ik zou het juist goed vinden als die klimaatambities wel worden besproken, al is het alleen maar om niet meer afhankelijk te zijn van een dictator in Rusland. Maar steun voor het verzoek.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Het is een aangelegen punt. De eenheid in het kabinet is hiermee natuurlijk in het geding. Er wordt op z'n minst de schijn gewekt dat die in het geding is. Steun voor het verzoek.

De heer Jansen (FVD):
Ook steun, ook voor het verzoek van de SP.

Mevrouw Kamminga (VVD):
Voorzitter, geen steun.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Voorzitter, van harte steun voor dit verzoek. Als we vanavond een vicepremier op televisie hebben die gaat vertellen wat er met de koopkracht gaat gebeuren en wij zeggen hier dat we de ministers niet in de Kamer moeten hebben, dan moeten we hier geen parlement hebben.

De voorzitter:
U steunt het debat.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ja.

De voorzitter:
Het is geen debat, hè. Dus een korte motivatie kan, maar niet een hele uitgebreide.

De heer Kuzu (DENK):
Ik zal u dat besparen, voorzitter. Steun.

Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Geen steun.

De heer Bontenbal (CDA):
Geen steun.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Steun.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Geen steun, voorzitter.

De heer Eerdmans (JA21):
Steun.

De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor uw verzoek.

De heer Wilders (PVV):
Volgens mij wil de hele oppositie graag dit debat, alleen de coalitie niet. Ik vind het heel teleurstellend. Bij de volgende regeling sta ik er weer.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Wilders.

Ik geef het woord aan de heer Klaver van GroenLinks.

De heer Klaver (GroenLinks):
We hebben allemaal grote zorgen over de situatie in Oekraïne en wat het doet met de mensen die daar wonen. Maar de oorlog daar heeft ook grote gevolgen voor Nederland en andere landen in Europa. De energieprijzen rijzen echt de pan uit. Ten opzichte van vorig jaar januari zijn de energieprijzen al twaalf keer hoger. Dat betekent echt dat daar snel op ingegrepen moet worden, want het is voor heel veel mensen onbetaalbaar. Daarom wil ik daar zo snel mogelijk een debat over.

De heer Wassenberg (PvdD):
Steun.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Op zich steun, alleen zou ik het willen verbreden: niet alleen over de energieprijzen en dat soort zaken, maar over het hele koopkrachtplaatje. Vandaar dat het zo spijtig is dat de minister van Financiën er op dit moment niet bij kan zijn.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. De Kamer heeft net tien minuten geleden een motie aangenomen om te kijken wat we kunnen doen aan de energierekening voor kwetsbare lagere en middeninkomens. Het lijkt me dus goed om het debat te voeren, maar wat mij betreft na ontvangst van een kabinetsbrief. Ik zou het kabinet willen vragen die brief volgende week te sturen.

Mevrouw Agema (PVV):
Steun.

De heer Jansen (FVD):
Ook steun.

De voorzitter:
De heer Jasper van Dijk of de heer Nijboer.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Steun, voorzitter.

De voorzitter:
Ook namens de PvdA?

De heer Nijboer (PvdA):
Ja.

De voorzitter:
Ik hoor vanuit de zaal een "ja".

Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik sluit me aan bij de heer Van Weyenberg van D66.

De heer Kuzu (DENK):
Steun, ook namens BIJ1

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Steun, ook namens BBB.

De heer Eerdmans (JA21):
Steun, voorzitter.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Steun, en dan in die brief ook iets over energiezekerheid en energiearmoede, over die combinatie.

De voorzitter:
Ja.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik sluit me aan bij de redenering van D66.

De heer Bontenbal (CDA):
Wij sluiten ons ook aan bij de redenering van collega Van Weyenberg.

De voorzitter:
Meneer Klaver, er is een meerderheid voor uw verzoek, maar wel na ommekomst van een brief.

De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter, zou ik daar misschien nog twee zaken aan mogen toevoegen?

De voorzitter:
Ja, gaat uw gang.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ik had nog niet gezegd welke bewindspersonen zouden moeten worden uitgenodigd. Om daar verwarring over te voorkomen, zal ik dat nog even doen.

De voorzitter:
Dat lijkt me verstandig.

De heer Klaver (GroenLinks):
Dat is een vrij bont gezelschap, omdat het ook heel veel aspecten aangaat. Dat is in ieder geval de minister voor Energie. Voorts noem ik de minister van Financiën, omdat dit echt over iets meer gaat dan een procentje koopkracht meer of minder. En ik zou ook graag de minister van Sociale Zaken bij dit debat hebben.

De voorzitter:
We gaan ons best doen.

De heer Klaver (GroenLinks):
En tot slot. Ik ben heel blij met de brede steun. Morgen komen de CEP-cijfers. Dus morgen weten we hoe het met de koopkracht staat. Ik zou het juist krachtig vinden als we als Tweede Kamer niet wachten totdat er een kabinetsbrief is waar wij op moeten reageren, maar dat we bijvoorbeeld aankomende donderdag al het debat hier in de Kamer zouden hebben. Ik vind dat dat past bij de afspraken die we met elkaar hebben gemaakt om op een nieuwe manier te werken. Dan kunnen we met elkaar bekijken welke oplossingsrichtingen wij zien. Dat kan het kabinet vervolgens meenemen. Ik snap heel goed dat het kabinet morgen nog niet van alles kan toezeggen, maar het gaat niet alleen om wat het kabinet doet. Het gaat mij er ook om wat wij als volksvertegenwoordiging belangrijk vinden en welke oplossingsrichtingen wij zien. Die vraag leg ik dus nog even neer bij de collega's.

De voorzitter:
Dank u wel. We hebben ook gezegd dat er eerst een brief moet komen.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ik heb gehoord dat collega's dat zeiden. Dat is wat we hier heel vaak doen. Ik geef terug — en dat is een vraag die ik stel aan de collega's van de coalitie, want die hadden het over die brief — dat ik het juist heel goed zou vinden als we dat debat ook voeren als er geen brief is van de regering. Dan hoeven we niet alleen te reageren op wat het kabinet doet. Het is ook belangrijk dat de Kamer kan aangeven hoe zij hierover denkt. Ik wijs in dit verband op het dualisme waar we, nog niet zo heel lang geleden, allemaal voor stonden.

De voorzitter:
Ja. Ik snap uw verzoek.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ik zou daar graag een reactie op willen hebben van de collega's.

De voorzitter:
Ik kijk even naar de collega's. Allereerst de heer Van Weyenberg.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Dat hebben we wat mij betreft al gedaan, want er is net een motie aangenomen. Ik hoop dus dat de brief er snel komt.

De voorzitter:
Volgens mij hoor ik daar geen verandering. Ik dank u wel.

Dan geef ik het woord aan de heer Eerdmans van JA21.

De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, dank je wel. De oorlog in Oekraïne heeft grote gevolgen. Dat hebben collega's voor mij net ook gezegd. Ik begrijp dat wij aanstaande donderdag een debat hebben met in ieder geval de minister van Financiën, de minister van EZK en de minister van Sociale Zaken. Wij zien ook druk komen op de opvang van vluchtelingen in Nederland. JA21 zou in ieder geval willen verzoeken om dit debat ook te laten bijwonen door de staatssecretaris Asiel.

Tegelijkertijd is er de grote vraag of wij onze krijgsmacht nog voldoende op orde hebben in deze hele urgente grote crisis die ons nu parten speelt in Europa. Wij zouden dus ook de minister van Defensie bij het debat willen hebben, zodat we het daar ook over kunnen hebben. Tegelijkertijd zijn er veel vragen over andere onderdelen. Als u dit bij elkaar kunt brengen, zou mijn verzoek naadloos kunnen aansluiten bij dat van de heer Klaver.

De voorzitter:
Maar de heer Klaver heeft een meerderheid voor zijn verzoek. Wel moet er eerst een brief komen. U heeft een apart verzoek gedaan. Ik ga kijken of daar een meerderheid voor is.

De heer Brekelmans (VVD):
Volgens mij is het goed om het deze week over Oekraïne te hebben, omdat er qua actualiteit natuurlijk heel veel gebeurt en er heel veel vraagstukken zijn. Volgens mij heeft de Kamer net besloten dat we over de economische kant en de gevolgen voor de koopkracht, met name op het gebied van energie, een brief afwachten van het kabinet — die komt volgende week — en daar dan over in debat gaan. Wat betreft het vluchtelingenvraagstuk is er morgenochtend een debat over vreemdelingen en asiel. Dat duurt vier uur, dus we kunnen het er uitgebreid over hebben. Volgens mij is het wel goed om de Buitenlandse Zakenkant en de Defensiekant primair als focus te nemen voor een debat. Dat zou donderdag kunnen, want dan zijn beide bewindspersonen hier. Ze zijn deze week veel in het buitenland, maar deze donderdag zijn ze er. Dan zouden we het primair daarover kunnen hebben. Er kunnen dan natuurlijk ook wel wat andere onderwerpen aan bod komen, maar dat zou wat mij betreft de focus zijn. Dan doen we asiel morgenochtend in het commissiedebat. De economische kant en de koopkracht komen dan volgende week, nadat de brief er is.

De voorzitter:
Donderdag om 15.00 uur hebben wij een debat over de stand van zaken rondom de evacuatie in Afghanistan. Is uw voorstel nu om dat debat te vervangen?

De heer Brekelmans (VVD):
Ja, met dezelfde bewindspersonen zouden we dan het debat over Oekraïne kunnen voeren.

De voorzitter:
Over Oekraïne.

De heer Eerdmans (JA21):
We hebben morgenochtend 127 brieven geagendeerd staan voor het debat over asiel; ik heb ze allemaal geteld. Dat gaat dus over heel veel zaken van de afgelopen twee jaar. Het kan dat het dan over Oekraïne gaat, maar dan wordt het hele asieldebat overschaduwd door de situatie in Oekraïne.

De voorzitter:
Ik kijk nog even naar de collega's. Laten we het niet nog verwarrender maken dan het is. Volgens mij ligt er nu een verzoek om een apart debat en doet een collega het voorstel om dat debat donderdag te laten plaatsvinden in plaats van het debat over de evacuatie in Afghanistan.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Steun voor het voorstel om deze week over Oekraïne te debatteren. Als dat kan in lijn met het voorstel van de heer Brekelmans, dan is dat akkoord.

De voorzitter:
En dan zonder de vluchtelingen, omdat daar een commissiedebat over is.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Voorzitter. Ik aarzel een klein beetje. Op dezelfde dag is er een informele EU-top, die natuurlijk helemaal over Oekraïne gaat. Waarschijnlijk is minister-president Rutte daarbij aanwezig. Dan zijn we hier aan het debatteren over Oekraïne terwijl onze regering daar een positie over inneemt. Ik zou graag voor dat debat een positie daarover willen hebben. Ik vraag u om er in de agenda rekening mee te houden dat als er iets wordt gezegd over een gemeenschappelijke defensie of zo, dat daar ook ingebracht kan worden.

De voorzitter:
En steunt u een apart debat op donderdag aanstaande, het debat van de heer Eerdmans, in plaats van het debat over de evacuatie in Afghanistan?

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dat steun ik, maar ik verzoek u om met het tijdstip rekening te houden. Als er op de EU-top grote dingen worden besloten, is het handig als wij daar iets over kunnen zeggen. Naast het standpunt over de informele EU-top zou ik in de brief graag vernemen of de tweet van de heer Zelensky, de president van Oekraïne, dat er nu steun is van Nederland voor de toetreding van Oekraïne tot de Europese Unie, klopt of niet. Die tweet verbaasde mij nogal.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter, ik steun de lijn-Brekelmans.

De heer Jansen (FVD):
Ik steun het voorstel van de heer Eerdmans.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Ik kan wel volgen wat collega Omtzigt zegt over het ontvangen van meer informatie over de top in Parijs in een brief voor het debat. Dan steun ik de lijn van collega Brekelmans om het op deze manier te doen.

De heer Sjoerdsma (D66):
Ook steun voor de lijn-Brekelmans; een debat met de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Defensie.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Steun voor de lijn-Brekelmans, ook namens BBB.

De heer Bisschop (SGP):
Eveneens steun.

Mevrouw Agema (PVV):
Ook steun voor de lijn-Brekelmans.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dat geldt ook voor GroenLinks. Steun voor de lijn-Brekelmans.

De heer Wassenberg (PvdD):
Ook wij volgen dan de lijn-Brekelmans.

De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. Ik heb daar geen bezwaar tegen, want wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen. Maar dat debat over Afghanistan ...

De voorzitter:
Iets zachter in de zaal, alstublieft.

De heer Nijboer (PvdA):
... is al wel een aantal keren verplaatst. Dat staat al maanden op de rol, dus ik zou wel het begrip van de collega's willen vragen voor een oproep om volgende week, de week daarop of in ieder geval op korte termijn dat wel in te plannen.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Voor dit specifieke geval steunen wij de lijn-Brekelmans.

De voorzitter:
U heeft een meerderheid voor een apart debat. Dat betekent dat het debat dat gepland stond over de stand van zaken rondom de evacuatie in Afghanistan wordt vervangen door uw debat. Er is een verzoek van de heer Nijboer om te kijken of dat andere debat met enige spoed valt in te plannen. Ik dank u wel.

Dan gaan we naar de heer Jansen van Forum voor Democratie. De heer Jansen trekt zijn verzoek in.

Dan geef ik het woord aan de heer Van Baarle van DENK. Meneer Jansen trekt zijn verzoek voor een debat in, omdat we net al gesproken hebben over hoe we het een en ander gaan behandelen. Dat is heel fijn, dus ik dank hem voor het intrekken van het debat. Dan geef ik het woord aan de heer Van Baarle van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter, dank u wel. De prijs voor een liter benzine aan de benzinepomp gaat inmiddels richting de €3 voor een liter. Dan moeten we bij monde van mevrouw Kaag van D66 horen dat het kabinet hier niks aan wil gaan doen. Dit is een probleem met een eigen dynamiek, daarom het verzoek van DENK om zo spoedig mogelijk het dertigledendebat over die torenhoge brandstofprijzen om te zetten in een meerderheidsdebat en hierover te spreken.

De voorzitter:
Er stond dus een dertigledendebat en het verzoek is om daar een meerderheidsdebat van te maken. Mevrouw Agema van de PVV.

Mevrouw Agema (PVV):
Steun.

Mevrouw Kamminga (VVD):
Volgens mij zouden we dit prima kunnen betrekken bij het debat waar de heer Klaver om gevraagd heeft, dus ik zou dat willen voorstellen.

De voorzitter:
Is iedereen het daarmee eens? Meneer Van Baarle, ik vrees van wel. Maar goed, er is een apart debat.

De heer Van Baarle (DENK):
Dan sta ik vrij eenzaam in het debat.

De voorzitter:
Ja. Maar uw onderwerp wordt daar wel in meegenomen, kan ik mij voorstellen.

Dan geef ik het woord aan de heer Smals van de VVD, als voorzitter van de commissie voor VWS.

De heer Smals (VVD):
Voorzitter. Als voorzitter van de commissie voor VWS heb ik een vooraankondiging van een tweeminutendebat naar aanleiding van het commissiedebat EU-voorstel digitaal covidcertificaat. Dat is morgen en het tweeminutendebat wordt dan graag overmorgen, 10 maart, ingepland met tevens stemming op dezelfde dag, alstublieft.

De voorzitter:
Ik kijk of daar bezwaar tegen is. Dat is niet het geval. Dan gaan we dat zo doen.

Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Plas van BBB. Gaat uw gang, mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Er zijn drie eerste levensbehoeften. De eerste is zuurstof, de andere is water en de derde is voedsel. Heb je een van deze drie niet, dan ga je dood. Wij zijn nergens op voorbereid in Nederland. Wij zijn niet voorbereid op een pandemie, wij zijn niet voorbereid op een energiecrisis, wij zijn niet voorbereid op een brandstofcrisis, we zijn niet voorbereid op een koopkrachtcrisis en het allerergste is dat we ook niet voorbereid zijn op een voedselcrisis. Overal wordt gewaarschuwd voor een enorme voedselschaarste. In het licht van de gebeurtenissen in Oekraïne wordt dat alleen maar meer. Ik wil graag een debat aanvragen over de voedselcrisis, de voedselschaarste, in relatie tot de klimaat- en stikstofplannen die hier in Nederland voorliggen om onze boeren juist weg te jagen. Dus juist nu zou zo'n debat zeer op zijn plaats zijn.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Agema, PVV.

Mevrouw Agema (PVV):
Steun.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Wij hadden op dit punt mondelinge vragen aangemeld. Die zijn helaas niet doorgelaten. Er zijn schriftelijke vragen in de maak. Ik wil graag het voorstel van mevrouw Van der Plas steunen, na ommekomst van de beantwoording van onze vragen, die op korte termijn verwacht mogen worden.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Voedselzekerheid is een volledig onderschat probleem. Het komt keihard op ons af, dus van harte steun.

De heer Jansen (FVD):
Ook steun.

De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter. Heel veel begrip voor het verzoek. Alleen, we hebben in de eerste of tweede week van april al een hoofdlijnendebat met beide bewindspersonen van LNV, waar wij in ieder geval heel graag dit onderwerp bij zouden willen betrekken. Daarom voor nu geen steun voor dit verzoek, maar we komen er zeker heel gauw over te spreken.

De heer Boswijk (CDA):
Voorzitter. Dit is een terechte zorg van mevrouw Van der Plas. Voedselzekerheid is inderdaad heel erg belangrijk. Dat is ook de reden waarom wij in januari meerdere vragen hierover hebben gesteld. Maar er staan al een aantal debatten gepland, onder andere een commissiedebat over stikstof, volgens mij aankomende donderdag. Over twee weken is er inderdaad een debat over de hoofdlijnen van LNV. Volgende week is er een debat over energie. En vandaag wordt er nog een motie over dit onderwerp ingediend met volgens mij ook mevrouw Van der Plas en het CDA daaronder. Er is al heel veel aandacht voor, dus geen steun.

De voorzitter:
Dus geen steun voor een apart debat.

Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Geen steun.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Voorzitter. Van harte steun. Dit is echt essentieel. Die voedselvoorziening komt over een aantal maanden gewoon keihard in de knel. Ik zou het echt niet begrijpen als we daar geen debat over voeren. Dat is een onderschatting.

Ik zou u nog een voorstel willen doen, voorzitter. Ik zou eigenlijk aan het Presidium het volgende willen vragen. In de coronacrisis hebben we alles via de commissie voor VWS laten lopen. We hebben nu een heel forse crisis met Oekraïne. We willen hier nu constant tien debatten voeren over elk deelvoorstel. We moeten echt even nadenken over op welke wijze we onze eigen werkzaamheden vorm gaan geven tijdens iets wat nog maanden gaat duren. Zou het Presidium willen overwegen om daarover een keer te vergaderen en om met een voorstel richting de Kamer te komen? Want anders gaat al het andere werk in één keer eruit.

De voorzitter:
Ik wil u vragen om uw voorstel even schriftelijk toe te sturen aan het Presidium. Dat is handig, want dan kunt u al uw ideeën daarin kwijt. Ik kan mij namelijk voorstellen dat er nog wat meer over te zeggen is. Dan gaan wij dat natuurlijk in het Presidium bespreken.

De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. De voedselzekerheid kan al veiliggesteld worden door niet de helft van de Nederlandse landbouwgrond te gebruiken voor producten om aan onze dieren te voeren. Maar dat lijkt mij typisch iets wat bij het hoofdlijnendebat van Landbouw besproken kan worden, over twee weken. Dus er hoeft voor mij geen apart plenair debat te komen.

De voorzitter:
Gevoelsmatig leek dit al een beetje op een debat.

De heer Eerdmans (JA21):
Wij steunen graag wat mevrouw Van der Plas wil. Mag ik nog iets zeggen over meneer Omtzigt, over zojuist?

De voorzitter:
Moeten wij daarbij zijn?

De heer Eerdmans (JA21):
Graag. Onze debataanvraag over Oekraïne van zojuist was precies dat punt. Wij dachten: is het niet verstandiger om dit bij elkaar te zetten? Het is namelijk zo'n overweldigende crisis die op ons afkomt, op zo veel terreinen. Dat versnipperen wij nu. Daar ging het net even over, toen we spraken over asiel en defensie. Dat vind ik ook jammer, want dit is juist iets wat je bijna een algemene beschouwing kan noemen over een herstart in de zin van een crisis die we moeten aanpakken en prioriteiten die we moeten stellen. Ik vind het dus eigenlijk zorgelijk dat we dit als Tweede Kamer zo opsnipperen en dat we niet de regie voeren met één blok.

De voorzitter:
Het staat de Kamer altijd vrij om een hoofdlijnendebat over een onderwerp aan te vragen. Dat geef ik u alvast mee.

Er is geen meerderheid voor uw verzoek, mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Mag ik er nog twee zinnen over zeggen? Het is zeer jammer dat hier geen meerderheid voor is. Het feit dat wij voedsel in onze schappen hebben, is van een dusdanige luxe dat wij ons het kennelijk kunnen permitteren om te zeggen: daar praten we over een maandje wel over. Nou, over een maandje is de situatie nog veel, veel en veel erger.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Een aantal collega's hebben aangegeven dat ze het graag bij een ander debat willen bespreken.

Dan geef ik het woord aan mevrouw Kamminga van de VVD.

Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Dit is een vooraankondiging namens mijn collega Heinen voor een tweeminutendebat naar aanleiding van de eurogroep/Ecofin-Raad, om dat nog deze week in te plannen. Ik heb mij laten vertellen dat de stemmingen niet per se deze week hoeven, maar in ieder geval wel graag het tweeminutendebat.

De voorzitter:
Dank u wel.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de regeling van werkzaamheden. Ik schors de vergadering. Daarna gaan we eerst van start met een aantal tweeminutendebatten. Vervolgens hebben we om 17.15 uur het vervolg van het mondelinge vragenuur.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Informele Landbouw- en Visserijraad van 6-8 februari 2022

Voorzitter: Martin Bosma

Informele Landbouw- en Visserijraad van 6-8 februari 2022

Aan de orde is het tweeminutendebat Informele Landbouw- en Visserijraad van 6-8 februari 2022 (21501-32, nr. 1380).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Informele Landbouw- en Visserijraad van 6 tot en met 8 februari jongstleden, Kamerstuk 21501-32, nr. 1380. We hebben slechts vier deelnemers van de zijde van de Kamer. De eerste spreker is de heer Wassenberg van de Partij voor de Dieren. Hij heeft zoals iedereen twee minuten spreektijd. Terwijl hij hiernaartoe komt, heet ik de minister van LNV nog even van harte welkom. Fijn dat u bij ons bent. Het woord is aan de heer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):
Dank, voorzitter. Ik heb één motie. De motie is niet heel erg compact, maar dat zorgt er wel voor dat ik er enige uitleg bij kan geven. De motie gaat over een hormoon dat uit zwangere paarden wordt gewonnen. Dat hormoon heet PMSG. Het is een gonadotropine, dus een geslachtshormoon. Het wordt dus uit paarden gewonnen. Ik leg dat nu alvast even uit, zodat ik het zo dadelijk in de motie niet meer hoef te doen. Dan volgt nu de motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het vruchtbaarheidsmiddel voor dieren PMSG wordt geproduceerd met bloed van drachtige paarden;

constaterende dat dit gepaard gaat met ernstige gezondheids- en welzijnsproblemen, doordat paarden op zogenaamde bloedboerderijen systematisch drachtig worden gemaakt en worden blootgesteld aan excessieve bloedafnames van 5 tot wel 10 liter per week;

overwegende dat het kabinet in 2017 heeft aangegeven deze praktijk zeer onwenselijk te vinden en zich in te willen zetten voor een aanpassing van de Europese diergeneesmiddelenwetgeving om de import van PMSG binnen vier jaar te kunnen tegenhouden, dus uiterlijk in 2021;

overwegende dat de Europese Commissie vanuit de nieuwe diergeneesmiddelenverordening wettelijk verplicht is om uiterlijk op 29 januari 2025 dierenwelzijnseisen te stellen aan de productie van diergeneesmiddelen, maar dit ook eerder kan doen;

verzoekt de regering om bij de Europese Commissie aan te dringen op snellere invoering van dierenwelzijnseisen aan productie van diergeneesmiddelen dan de uiterlijke datum van 29 januari 2025;

verzoekt de regering om er bij de Europese Commissie op aan te dringen dat deze dierenwelzijnseisen sterk genoeg zullen zijn om de import en productie van PMSG daadwerkelijk te stoppen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg.

Zij krijgt nr. 1385 (21501-32).

De heer Wassenberg (PvdD):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Heel goed, dank u wel. Dan de heer Van Campen van de fractie van de VVD.

De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter, dank u wel. De oorlog in Oekraïne laat diepe sporen na in de Nederlandse voedselketen, liet de Rabobank ons vorige week weten. In reactie daarop hoorden we Europese politici, leden van de Europese Commissie, maar ook de minister aangeven dat zij zich nog niet zo zorgen maken over de Nederlandse en Europese voedselvoorziening. Maar in de agrarische sector is dat wel anders. In de agrarische sector worden mensen namelijk geconfronteerd met torenhoge gasprijzen, torenhoge prijzen voor kunstmest en andere effecten waaraan we zien dat de wereld op dit moment op hol is. Ik zou de minister willen vragen hoe hij naar die zorgen luistert.

Ook in het Europees Parlement wordt deze discussie met de Europese Commissie gevoerd. Europarlementariërs maken zich zorgen over de voedselzekerheid in Europa, in de Europese Unie. Er worden daarin ook vele strategieën besproken en geformuleerd. Denk aan Farm to Fork en de Green Deal. Het zijn allemaal grote, hoog over Europese strategieën die een directe invloed hebben op de Nederlandse voedselvoorziening.

Voorzitter. Boeren maken zich daar zorgen over, en niet alleen boeren, maar ook de mensen die we in het land spreken. De volle schappen in supermarkten — we spraken daar al eerder over met elkaar — zijn helemaal niet zo vanzelfsprekend. Dat is niet zo vanzelfsprekend. Die voedselzekerheid is een groot goed dat we met elkaar hebben opgebouwd na de Tweede Wereldoorlog. Het is iets dat we moeten beschermen en moeten koesteren. Ik zou de minister willen vragen hoe hij aankijkt tegen die zorg, maar ook tegen de Farm-to-Forkstrategie en de Green Deal. Vindt hij dat daarbij de Europese voedselvoorziening voldoende geborgd is, zodat we dat grote goed dat we met elkaar hebben, de voedselzekerheid in Europa, met elkaar beschermen? Op die manier kunnen we daarvan blijven genieten en kunnen we de belangrijke producten blijven kopen die de beste voedselmakers in Nederland, van Europa en van de wereld kunnen produceren. Ik hoor daarop graag de reactie van de minister.

De voorzitter:
Heel goed, dank u wel. Dan de heer Tjeerd de Groot van de fractie van D66.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Voorzitter, dank u wel. Ook over de situatie in Oekraïne een vraag aan de minister. De minister heeft daarover overleg gevoerd met zijn collega's. Ik zou er toch graag meer over horen.

Wat D66 betreft zijn er twee effecten. Het eerste is natuurlijk het effect van de import van het Russisch gas, dat zoals bekend wordt gebruikt voor de productie van kunstmest. De grootste industriële gasverbruiker in Nederland is een bedrijf dat kunstmest maakt.

Het tweede effect is natuurlijk de export van veevoer door Oekraïne. Veevoer is eigenlijk een beetje de fossiele brandstof van de huidige landbouw. We moeten dus zorgen dat we minder veevoer aan dieren geven. Dat is exact de transitie die het kabinet heeft ingezet naar kringlooplandbouw, want dan geef je alleen nog maar eiwitten aan dieren die mensen niet kunnen of willen eten. Zou de minister kunnen reageren op de stelling dat we als Europa, als Nederland, onze afhankelijkheid van de rest van de wereld kunnen verminderen, als we overschakelen op kringlooplandbouw?

Dank u wel.

De voorzitter:
Heel goed. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Van der Plas van de fractie van BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u zeer, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de voedselvoorziening in gevaar is als gevolg van mondiale ontwikkelingen waaronder de oorlog in Oekraïne;

constaterende dat veel vissersboten noodgedwongen stilliggen mede door de dieselkosten, die de pan uit rijzen;

constaterende dat dit ten koste gaat van de voedselvoorziening;

overwegende dat pulsvisserij minder brandstof verbruikt en daardoor kan bijdragen aan perspectief van onze visserij en voedselzekerheid;

verzoekt het kabinet te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om pulsvissen in de eigen exclusieve economische zone weer mogelijk te maken en parallel daaraan zich onmiddellijk op Europees niveau in te zetten voor het weer mogelijk maken van de pulsvisserij,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Plas en Bisschop.

Zij krijgt nr. 1386 (21501-32).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat landen op het punt staan ontwricht te worden als zij niet in staat zijn hun bevolking van voedsel te voorzien;

constaterende dat de voedselvoorziening door oplopende productieprijzen en de situatie in Oekraïne direct in gevaar komt;

verzoekt de minister te waarborgen dat de voor voedselproductie geschikte gronden behouden blijven voor de Nederlandse landbouw, zodat burgers verzekerd zijn van voedsel en onze boeren kunnen helpen in voedselonzekere tijden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Plas en Bisschop.

Zij krijgt nr. 1387 (21501-32).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de voedselvoorziening in gevaar is als gevolg van mondiale ontwikkelingen waaronder de oorlog in Oekraïne;

constaterende dat de beschikbaarheid van kunstmest van groot belang is voor de productie van voedsel;

constaterende dat er nu al minder kunstmest beschikbaar is en dat de prijs van kunstmest nog verder stijgt;

overwegende dat de beschikbaarheid van voedsel hierdoor zal afnemen en dat dit leidt tot hoge prijsstijgingen van voedsel;

overwegende dat er mogelijkheden zijn om kunstmest te vervangen door organische mestproducten op basis van dierlijke mest;

verzoekt het kabinet om een dringende oproep te doen aan de Europese Commissie om per direct kunstmestvervangers op basis van dierlijke mest toe te staan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Plas, Bisschop en Boswijk.

Zij krijgt nr. 1388 (21501-32).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de voedselvoorziening in gevaar is als gevolg van mondiale ontwikkelingen waaronder de oorlog in Oekraïne;

constaterende dat het inkomen van boeren in het nieuwe GLB al van ondergeschikt belang gemaakt is;

overwegende dat de door de minister aangestelde taskforce verdienvermogen aangeeft dat een randvoorwaarde voor omschakeling naar kringlooplandbouw een gelijk speelveld is;

verzoekt de regering de invulling van het NSP in het licht van de huidige ontwikkelingen te herzien, waarbij geen hogere productie-eisen opgelegd worden aan Nederlandse voedselproducenten dan is voorgeschreven, zodat een gelijk speelveld voor voedselproducenten nagestreefd wordt en Nederland zo optimaal mogelijk bijdraagt aan voedselzekerheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Plas en Bisschop.

Zij krijgt nr. 1389 (21501-32).

Dank u wel. Een vraag van de heer De Groot.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Ik probeer deze motiebrij even terug te brengen tot de constatering die in elke motie staat, namelijk dat de voedselvoorziening in gevaar komt. Ik hoop dat ik het goed heb verstaan. Bedoelt u daarmee de voedselvoorziening in Nederland?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik bedoel de voedselvoorziening in Europa, waar Nederland onderdeel van is en waar onze boeren ook een groot onderdeel van uitmaken, en wereldwijd uiteraard.

De voorzitter:
Afrondend.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Kunt u dan ...

De voorzitter:
Kan mevrouw Van der Plas.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
... wellicht nog wat denkstappen toevoegen tussen die constatering en het feit dat we als Nederland van veel producten 70% tot 80% exporteren?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
O, dat kan ik heel goed uitleggen en ik ben heel blij met deze vraag. Nederland is ontzettend goed in het maken van voedsel. We zitten op heel vruchtbare landbouwgronden. We hebben een hartstikke goed klimaat. Het voedsel dat wij hier produceren, is voor onze eigen bevolking. 70% van het voedsel wordt inderdaad geëxporteerd. Van die 70% blijft ongeveer 80% in een straal van 600 kilometer tot 800 kilometer om ons heen. Als je dat in Amerika zou doen, zou het een streekproduct heten. Alleen, wij hebben het woord "export" vies gemaakt. Het is verschrikkelijk dat je exporteert. Maar als je het hebt over een kring van 600 kilometer om je heen, heb je het over Duitsland, over Frankrijk, over België, over het UK. D66 is een Europese partij ten top, maar als het over voedsel gaat, mag het ineens Europa niet meer in.

De heer Wassenberg (PvdD):
De heer De Groot was net terecht heel kritisch over die kunstmestfabriek. Mevrouw Van der Plas heeft daarover een heel ander verhaal. Zij zegt: als we geen kunstmest kunnen gebruiken, moeten we misschien naar de mogelijkheden met dierlijke mest kijken. Vindt mevrouw Van der Plas niet dat je veel breder moet kijken en dat je ook moet kijken naar plantaardige producten die zijn geteeld zonder dierlijke mest en zonder kunstmest? Er zijn legio mogelijkheden. Daar wordt heel veel onderzoek naar gedaan. Moet je het niet veel breder trekken?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik begrijp uw vraag gezien vanuit het standpunt van de Partij voor de Dieren, meneer Wassenberg. Ik snap die vraag, maar we hebben in de wereld geen tijd meer om nu nog even rustig te gaan kijken of we misschien met compost of met plantaardige meststoffen voedsel kunnen verbouwen. De wereldbevolking groeit ondertussen naar 10 miljard mensen in 2050. We hebben dierlijke mest gewoon nodig. Een dier is gewoon superefficiënt. Het kan voor de mens oneetbaar voedsel omzetten in hoogwaardige eiwitten, namelijk in vlees, eieren en zuivel. Vervolgens poept het dier ook nog eens een keer iets uit dat rechtstreeks te gebruiken is als een grondstof. En wij in ons lala-land, of in ons Eftelingdenken, gaan dan eens kijken: nou, hoe zullen we dat doen? De wereld staat gewoon voor de grootste voedselcrisis in decennia. We hebben daar gewoon geen tijd voor. Daarom zeggen wij: laten we dan proberen om van de kunstmest af te gaan, want met die kunstmest wordt ontzettend veel energie verspild; dat weten we allemaal. Wij zeggen: laten we nou eens een keer kijken of we kunstmestervangers op basis van dierlijke mest kunnen gebruiken. Dat is echt superefficiënt.

De voorzitter:
Afrondend, meneer Wassenberg: kort en puntig.

De heer Wassenberg (PvdD):
Ja, kort en puntig. Dit was een heel lang antwoord. De eerste 10% onderschrijf ik en de laatste 90% niet. Ik wil zeggen: er zijn al heel veel ontwikkelingen, dus je kunt al heel snel overgaan op plantaardige mest. Maar het lijkt me ook heel goed om daarnaast het maagdarmstelsel van dieren uit de voedselproductie weg te halen, en om zelf de producten te gaan eten die je kunt eten.

De voorzitter:
Dat was geen vraag, dus er hoeft ook geen antwoord op te komen. Er is ook nog een vraag van de heer Thijssen. Hij is ook kort en puntig.

De heer Thijssen (PvdA):
Ik heb een vraag over de laatste motie die mevrouw Van der Plas heeft ingediend. Daarin vraagt zij om de productiestandaarden van Nederland te verlagen, zodat ze gelijk worden aan die in het buitenland. Die productiestandaarden moeten toch omhoog, zodat Nederland van het slot af kan? We moeten daarvoor toch de stikstofvervuiling verminderen? Hoe gaat met deze motie Nederland van het slot af, vraag ik aan mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Mijn antwoord blijft hetzelfde: we leven sinds 21 februari, en zeker sinds 24 februari, in een compleet andere wereld. We hebben gewoon een wereldbevolking te voeden. In het vorige debat heb ik ook al aangegeven dat er drie eerste levensbehoeften zijn. Daar is voedsel er één van. Als je geen voedsel hebt, ga je gewoon dood. Ik zeg niet dat de sector helemaal terug moet en dat boeren maar van alles mogen doen. Maar feit is wel dat we het hier ook steeds hebben over het inkomen van de boer, en dat er gewoon een ontzettend ongelijk speelveld is in Europa waardoor onze boeren gewoon veel hogere kosten hebben. Daardoor stoppen er grotere aantallen boeren. En daardoor komt onze voedselvoorziening, in Nederland en in Europa, gewoon in gevaar. We zien dat nog niet, maar zo meteen is het te laat.

De voorzitter:
Helder. Afrondend, kort en puntig, meneer Thijssen.

De heer Thijssen (PvdA):
Ik wil mevrouw Van der Plas toch wel meegeven dat zonder natuur er ook geen menselijk leven op deze planeet kan zijn. Die natuur gaat nu kapot door de stikstofvervuiling. Daar hebben we ons toe te verhouden. Ik zal dadelijk, in het volgende tweeminutendebat, een motie indienen waarmee wordt gezorgd voor een gelijk speelveld. Ik hoop dat mevrouw Van der Plas die kan steunen.

De voorzitter:
Oké, naar die motie gaan we straks met veel plezier luisteren.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Het is hartstikke leuk dat we natuur hebben. Maar als mensen een lege maag hebben, honger hebben, gaan ze echt niet wandelen in de natuur.

De voorzitter:
Ik schors voor twee minuten. Daarna gaan we luisteren naar de minister.

De vergadering wordt van 16.30 uur tot 16.32 uur geschorst.

De voorzitter:
We gaan luisteren naar de minister. Ik hoop dat we kort en puntig door de moties heen kunnen gaan.


Termijn antwoord

Minister Staghouwer:
Voorzitter, ik ga natuurlijk mijn best doen. Er zijn nog een paar vragen gesteld. Die zou ik eerst willen beantwoorden. Daarna wil ik de moties doornemen, als u mij dat toestaat.

De heer Van Campen vraagt mij namens de VVD-fractie hoe ik luister naar de zorgen in de landbouwsector over de crisis in Oekraïne en de voedselzekerheid. Ik ben in overleg met de sectoren om direct te vernemen welke effecten er zijn te verwachten. Ook morgenmiddag heb ik weer een afspraak, evenals vorige week, om voortdurend de thermometer erin te stoppen waar het gaat over de effecten die er zijn.

Het volgende punt is dat ik vorige week Wageningen Economic Research opdracht heb gegeven om snel een grondige analyse te maken. Ik verwacht die deze donderdag. Zodra die beschikbaar is, zal ik die met uw Kamer delen om u daarvan in kennis te stellen. Wij hebben al eventjes tussen de oogharen kunnen kijken wat daaruit komt. De eerste resultaten laten zien dat de voedselzekerheid in de Europese Unie niet in het gedrang is. Wel zijn er natuurlijk zorgen over de graanprijzen, maar vooral ook over de stijgende gasprijzen, die ook veel effect hebben in de landbouwsector.

De volgende vraag ging over de borging van de voedselvoorziening in de Green Deal en de Farm-to-Forkstrategie. Dat komt ook voor in de moties van de BoerBurgerBeweging, maar eerst geef ik even een reactie op de specifieke vragen. De voedselvoorziening in de Europese Unie is robuust en is nu niet in gevaar. Dat heeft alles te maken met voorraden en afspraken. Op dit moment is er geen enkele gedachte dat de beschikbaarheid van voedsel gevaar loopt. Dat zal ook, is mijn stellige overtuiging, zo zijn na uitvoering van de Green Deal. Het voedselsysteem is weerbaar en zal ook weerbaar blijven, want daar wordt alles op ingezet. Ik zie op dit moment dan ook geen enkele reden om het ingezette beleid aan te passen. Wel — daar komt de disclaimer — is natuurlijk waakzaamheid nodig. Het is een reactie naar aanleiding van de huidige situatie; we weten niet hoe het loopt. Daar sluit ik de ogen ook niet voor, maar zoals ik dat heb aangegeven, ga ik dat zeker nauwlettend volgen en waar nodig actie ondernemen.

De heer De Groot van D66 had het over het verminderen van de afhankelijkheid van andere delen van de wereld voor de voedselvoorziening als we overstappen op kringlooplandbouw en zei: graag een reactie van de minister. Ja, dat klopt, want waar beschikbaarheid vanuit Nederland minder wordt, heeft dat een effect. Dus ja, het antwoord daarop is ja.

Dan de reacties op de moties, voorzitter. De motie van de Partij voor de Dieren over het vruchtbaarheidsmiddel verzoekt de regering bij de Europese Commissie aan te dringen op een snellere invoering van dierenwelzijnseisen en er bij de Europese Commissie op aan te dringen dat de dierenwelzijnseisen sterk genoeg zullen zijn om de import en productie van het middel te stoppen. Elke praktijk waarbij dieren worden mishandeld vind ik onacceptabel. Ik zeg heel stellig richting de heer Wassenberg: onacceptabel. In de praktijk wordt in Nederland ook geen PMSG gewonnen uit paarden. Ik kan er bij de Commissie op aandringen om de dierenwelzijnseisen aan productie van grondstoffen voor diergeneesmiddelen in derdewereldlanden sneller in te voeren dan 2025. Hierbij wil ik wel de kanttekening maken dat wij hierin sterker staan als wij dat met een aantal lidstaten doen en niet alleen maar Nederland dat doet. De Commissie kan eisen stellen aan het dierenwelzijn in derdewereldlanden, maar op de vraag of die streng genoeg zijn om de productie te stoppen voor de EU-markt, kan ik onmogelijk ja zeggen. Ik ga me er wel hard voor maken. Dat is een toezegging aan de heer Wassenberg. Het oordeel is wat het kabinet betreft aan uw Kamer.

De voorzitter:
De motie krijgt oordeel Kamer, meneer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):
Ja, voorzitter, maar ik heb toch een vraag.

De voorzitter:
Gaat uw gang.

De heer Wassenberg (PvdD):
Dank voor dat oordeel Kamer. De minister zegt terecht dat hij dat graag samen wil doen met gelijkgestemde landen. Hij heeft natuurlijk al een paar keer bij de overleggen gezeten. Heeft hij een idee of er gelijkgestemde landen zijn en welke dat zijn?

Minister Staghouwer:
Nee, op dit moment heb ik dat niet. Maar ik ga zeker dit punt wederom maken. Ik zal kijken in hoeverre wij daarvoor steun krijgen.

Dan ben ik bij de moties van de BoerBurgerBeweging, die in samenwerking met de SGP zijn ingediend. De motie op stuk nr. 1386 stelt dat de voedselvoorziening in gevaar is, als gevolg van de mondiale ontwikkelingen. De reactie op de motie is dat wij … Sorry, ik ben even in de war. Die gaat over de pulsvisserij. Het gaat over brandstofverbruik en het onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om pulsvisserij weer mogelijk te maken. Het antwoord daarop is, denk ik, helder en duidelijk. Ik zie op dit moment geen mogelijkheden om de puls weer toe te staan. Dat heeft te maken met het afwijzen van de puls. Ik blijf er wel op wijzen dat de pulsmogelijkheid een goede mogelijkheid was om op brandstof te besparen en in die zin een bijdrage te leveren. Dat is dus wat ik wel doe in Europa. Maar op dit moment zie ik geen mogelijkheid om de pulsvisserij op korte termijn weer te laten invoeren.

Dan de tweede motie …

De voorzitter:
Die motie is dus ontraden, neem ik aan?

Minister Staghouwer:
Die motie is zeker ontraden.

De voorzitter:
Hoe raad ik dat, hè?

Minister Staghouwer:
Dan de tweede motie van de BoerBurgerBeweging, op stuk nr. 1387. Daarin wordt de minister verzocht te waarborgen dat de voor voedselproductie geschikte gronden behouden blijven voor de Nederlandse landbouw. Ik wil hier nog maar eens even met nadruk stellen dat de situatie in Oekraïne een verschrikkelijke is. Tegelijkertijd ligt er een nationale opgave om de landbouw binnen de milieugrenzen te brengen. Ik ben samen met de minister voor Natuur en Stikstof bezig met het NPLG, het Nationaal Programma Landelijk Gebied. Het is op dit moment nog te vroeg om daarop vooruit te lopen en om daar direct een relatie aan te brengen met de situatie in Oekraïne. Daarom ontraadt het kabinet ook deze motie.

In de motie-Van der Plas/Bisschop op stuk nr. 1388 wordt het kabinet verzocht om per direct kunstmestvervangers op basis van dierlijke mest toe te staan. Ik heb al eerder aangegeven dat er geen directe indicatie is dat de voedselzekerheid in gevaar is. Toch is het verzoek in lijn met het beleid, dat ik ook namens uw Kamer in Brussel heb geuit. We zetten ons er al geruime tijd voor in om hoogwaardige mestverwerkingsproducten als kunstmest in te zetten. Ik heb — u hebt dat kunnen lezen in de verslagen — al meermaals dit punt ingebracht. Ik blijf dit ook doen.

De voorzitter:
En dus?

Minister Staghouwer:
Oordeel Kamer.

Dan de laatste motie. Die gaat over …

De voorzitter:
Meneer De Groot heeft een korte interruptie.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Ik begrijp het oordeel Kamer. U heeft nu een paar keer gezegd dat de voedselvoorziening niet in gevaar is. Dat staat wel in deze motie. Mevrouw Van der Plas heeft dat ook nog nader geduid. Dat is dus een beetje raar.

Minister Staghouwer:
Ik heb uitgelegd wat de inzet van het kabinet is, ook ten aanzien van de vervanging. Ik laat het aan uw Kamer over om een besluit over deze motie te nemen.

De voorzitter:
Prima. Dan de motie op stuk nr. 1389.

Minister Staghouwer:
Dan de motie-Van der Plas/Bisschop op stuk nr. 1389 over het herzien van het Nationaal Strategisch Plan, waarbij er geen hogere productie-eisen worden opgelegd. Het Nationaal Strategisch Plan is ingericht om toekomstbestendig boeren te ondersteunen. Dat betekent ook een versterkte inzet op meer diensten dan alleen de productie, zoals klimaat en biodiversiteit. Maar een ander aspect, namelijk inkomenszekerheid, is minstens net zo belangrijk en zeker niet ondergeschikt. Wij laten daarom het Nationaal Strategisch Plan ook zo dicht mogelijk aansluiten bij de in de EU afgesproken conditionaliteiten. Daarmee is een gelijk speelveld gewaarborgd, wat mij betreft. Er is geen aanleiding om daarvan af te wijken. Bij dezen krijgt de motie oordeel Kamer.

De voorzitter:
Prima, heel goed. Dinsdag stemmen wij over deze moties. Tot zover dit debat. Ik wil heel graag door naar het volgende debat.

Mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik heb toch nog even een korte vraag over de pulsvisserij. De minister zegt: ik zie nu geen mogelijkheden om die in de eigen exclusieve economische zone weer mogelijk te maken. Vandaar dat de motie niet oordeel Kamer krijgt. Als ik dat eruit haal, krijgt ze dan wel oordeel Kamer?

Minister Staghouwer:
Volgens mij heeft mevrouw Van der Plas mij goed gehoord. Ik zie de pulstechniek als een mogelijkheid om de bodem minder te beroeren en om minder brandstof te verbruiken. Als zodanig hebben wij ons daar ook voor ingezet. Ik zal mij daarvoor blijven inzetten, al is het een utopie om te denken dat de pulsvisserij op korte termijn weer in Europa ingevoerd gaat worden.

De voorzitter:
Kort.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, altijd kort. De minister zegt ook: het is te vroeg om te zeggen dat de voedselzekerheid in gevaar is. Ik wil de minister er alleen op wijzen dat als dat gaat dagen, het te laat is. Ik wil de minister dringend verzoeken om vooraf te handelen, zodat hij straks niet weer met de handen in het haar zit en zich afvraagt hoe we dit hebben kunnen laten gebeuren.

De voorzitter:
De minister moet niet met zijn handen in het haar gaan zitten.

Minister Staghouwer:
Dat is ook lastig, meneer de voorzitter.

De voorzitter:
Ik ga de turbo er een beetje op gooien, want om 17.15 uur staat de minister-president hier en we moeten nog twee andere debatten doen. De heer Van Campen.

De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter, heel kort. De minister spreekt geruststellende woorden als het gaat om de voedselvoorziening in Europa. Tegelijkertijd heeft de Franse Landbouwminister Denormandie zijn zorgen uitgesproken en opgeroepen om een taskforce in te stellen waarin landbouwproducenten bijeenkomen en waarbij de voedselzekerheid als uitgangspunt wordt gesteld, ook ten opzichte van de bestaande landbouwstrategie die de Europese Commissie heeft vastgesteld. Ik zou de minister willen vragen of hij zich bij die oproep van de Franse Landbouwminister voegt.

Minister Staghouwer:
Ik heb aangegeven waar ik mee bezig ben. Ik heb contact met de sector. Morgen is er weer een overleg met de sector. Als er aanwijzingen zijn dat er risico's worden gelopen, dan zullen we zeker actie moeten ondernemen. Dat zeg ik ook in antwoord op mevrouw Van der Plas van de BoerBurgerBeweging. Op dit moment zijn er in Europa geen problemen. De bestaande stromen doen gewoon hun werk. Er is dus geen onzekerheid ten aanzien van de voedselvoorziening.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Ook de motie op stuk nr. 1389 rept ervan dat de voedselvoorziening in gevaar is. Ik vind het toch heel vreemd dat dat oordeel Kamer krijgt. Bovendien verzoekt deze motie de regering de invulling van het Nationaal Strategisch Plan in het licht van de huidige ontwikkelingen te herzien. Is dat waar u nu oordeel Kamer aan geeft?

Minister Staghouwer:
Ik heb aangegeven waar het kabinet naar streeft, wat wij zien als toekomst. In die zin is het oordeel over deze motie aan uw Kamer.

De voorzitter:
Prima. Heel kort, meneer De Groot.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Daarmee gaat u dus het Nationaal Strategisch Plan dat er nu ligt herzien. Dat gaat u doen als u hier ja tegen zegt.

Minister Staghouwer:
Nee, dat gaan wij niet.

De voorzitter:
Heel goed. Tot zover dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Dinsdag stemmen wij over de moties.

Landbouw- en Visserijraad op 21 februari 2022

Landbouw- en Visserijraad op 21 februari 2022

Aan de orde is het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad op 21 februari 2022 (CD d.d. 16/02).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Dan gaan wij nu kijken naar het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad op 21 februari. Het commissiedebat vond plaats op 16 februari jongstleden. De eerste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Thijssen van de fractie van de Partij van de Arbeid, die gevraagd heeft om als eerste te spreken. Het woord is daarom aan hem. Iedereen heeft twee minuten spreektijd. Ik ga hier kort, snel en puntig doorheen. Het woord is aan de heer Thijssen.

De heer Thijssen (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de heer Boswijk dat ik even voor mag, omdat ik door moet naar een debat over de Milieuraad. Dank aan de minister voor de antwoorden in het vorige debat. Als we minder afhankelijk worden van veevoer, kan dat inderdaad helpen in deze crisis. Ik denk dat dan wel de vervolgvraag gerechtvaardigd is of de minister daar ook op gaat inzetten. Dezelfde vraag heb ik, gezien de Oekraïnecrisis, eigenlijk ook over het gasgebruik in de landbouw- en vooral ook de tuinbouwsector. Is de minister bezig met afschakelplannen, zodat we als het echt moet ook in de landbouwsector minder afhankelijk zijn van Russisch gas?

Voorzitter. Dan heb ik nog één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de transitie naar een groene circulaire economie er een ongelijk internationaal speelveld ontstaat voor onze boeren in Nederland;

overwegende dat we onze boeren niet van de markt moeten laten drukken in de transitie naar een groene circulaire economie;

verzoekt de regering om in de EU in te zetten op internationale productiestandaarden voor de import van agrarische producten (spiegelmaatregelen) om te voorkomen dat onze boeren die natuurinclusief, biologisch en klimaatbewust verbouwen van de markt worden gedrukt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Thijssen en Bromet.

Zij krijgt nr. 1390 (21501-32).

Dank u wel. Dan de heer Wassenberg van de fractie van de Partij voor de Dieren. Herstel: de heer Boswijk van het CDA. Neem me niet kwalijk.

De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat we moeten voorkomen dat de voorgestelde EU-ontbossingsverordening tot grotere schade aan kwetsbare ecosystemen leidt doordat onvoldoende rekening wordt gehouden met de praktijk;

overwegende dat investeringen in verduurzaming daadwerkelijk ontbossing moeten tegengaan en dat moet worden voorkomen dat ontbossing buiten de Europese Unie toeneemt omdat handelsstromen verschuiven;

overwegende dat het daarom van belang is dat verificatie en certificering betrekking heeft op het traject van ontbossingsvrije regio in het productieland tot aan een Europese haven;

verzoekt de regering in Europees verband te pleiten voor onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek naar de voor- en nadelen van verschillende handelsmodellen, verificatie en certificeringssystemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Boswijk, Grinwis en Bisschop.

Zij krijgt nr. 1391 (21501-32).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op korte termijn in Europees verband wordt gesproken over het EU-wetsvoorstel voor ontbossingsvrije producten;

overwegende dat de EU-ontbossingsverordening vooralsnog niet voorziet in het beschermen van ecosystemen anders dan bosgebied, zoals savanne;

overwegende dat daarmee een impuls wordt gegeven om de productie te verplaatsen naar andere gebieden en daarmee andere ecosystemen onder druk komen te staan;

overwegende dat de cerrado, een van de grootste savannegebieden ter wereld waar nu al veel sojaproductie plaatsvindt, bedreigd wordt;

verzoekt de regering om in Europees verband eenduidig te blijven pleiten voor het zo snel mogelijk opnemen van andere ecosystemen in het EU-wetsvoorstel voor ontbossingsvrije producten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Boswijk, Teunissen, Tjeerd de Groot, Bromet, Grinwis, Bisschop en Thijssen.

Zij krijgt nr. 1392 (21501-32).

De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Wassenberg van de fractie van de Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):
Dank, voorzitter. Ik neem dit debat over van collega Teunissen, die het debat heeft gedaan, maar nu in het debat over de Milieuraad zit.

Ik heb drie moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de toelichting bij de ontbossingsverordening het belang van de rechten van kwetsbare gemeenschappen benadrukt;

constaterende dat de wettekst zelf alleen respect eist voor de in het productieland geldende regels en geen verwijzing bevat naar de internationaal geldende mensenrechtennormen;

constaterende dat de internationale verplichtingen op het gebied van mensenrechten vaak niet zijn vertaald naar nationaal recht door bovengenoemde productielanden;

overwegende dat de verordening hiermee mensenrechtenschendingen niet voorkomt;

verzoekt de regering er in Europees verband voor te pleiten om in de ontbossingsverordening een duidelijke verplichting te creëren om de in het internationale recht verankerde mensenrechten te beschermen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Teunissen.

Zij krijgt nr. 1393 (21501-32).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door de traceerbaarheidsverplichting zoals opgenomen in de Europese ontbossingsverordening, het mogelijk wordt te achterhalen waar geïmporteerde grondstoffen en producten zijn geproduceerd;

overwegende dat deze verplichting de enige manier is om ervoor te zorgen dat ontbossing, natuurvernietiging en schendingen van mensenrechten voor de Europese markt volledig worden uitgebannen;

verzoekt de regering in Europees verband te pleiten voor het behouden van de traceerbaarheidsverplichting in de ontbossingsverordening, waarbij de bewijslast van de herkomst van producten en grondstoffen bij de bedrijven zelf blijft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Teunissen.

Zij krijgt nr. 1394 (21501-32).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat afgeleide producten van soja en palmolie, zoals vlees van dieren die gevoed zijn met ontbossingssoja, niet zijn opgenomen in de Europese ontbossingsverordening;

overwegende dat dit kan leiden tot een verplaatsing van productie naar landen buiten Europa;

constaterende dat dit leidt tot een ongelijk speelveld voor Nederlandse boeren;

verzoekt de regering om er in Europees verband voor te pleiten afgeleide producten van soja en palmolie op te nemen in de ontbossingsverordening,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Teunissen.

Zij krijgt nr. 1395 (21501-32).

De heer Wassenberg (PvdD):
Dank u wel.

De voorzitter:
Heel goed. Dan mevrouw Bromet van de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil dit debat ook aangrijpen om het te hebben over voedselzekerheid, net als in het vorige debat. Het is eigenlijk best bizar, want in de afgelopen vier jaar hebben we het daar bijna niet over gehad. Maar we zijn in een andere werkelijkheid terechtgekomen. In het vorige debat ging het heel erg over de voedselzekerheid van Europa, terwijl de VN vandaag hebben gezegd dat vooral het Midden-Oosten en Afrika te maken zullen krijgen met grote voedseltekorten, waardoor er 4 tot 13 miljoen doden kunnen vallen.

Ik vind dat wij als Nederland verantwoordelijkheid moeten nemen en voorbereid moeten zijn op hoge noden elders in de wereld, buiten Europa. Ik wil de minister daarom een paar vragen stellen. Hij zegt: "De voedselzekerheid in de EU is niet in het gedrang. We moeten waakzaam zijn." Maar is hij het wel met de VN eens dat de voedselzekerheid in andere delen van de wereld wel gevaar loopt? Wat zijn de consequenties daarvan voor Europa en voor Nederland? Is de minister ook bereid om, als Nederland, maar ook in Europees verband, in te grijpen?

Wij hebben zelf even zitten zoeken. Er is een Noodwet voedselvoorziening. Die komt uit 1962, nog uit de tijd van voor de Europese Unie. Maar daarmee kan de Nederlandse overheid echt ingrijpen op het boerenbedrijf, om voor voedselzekerheid te zorgen. Ik zou heel graag willen weten of de minister ook kijkt naar de inzet van dat soort middelen, noodwetten, in crisissituaties. Kan hij de bestaande noodwet daarvoor gebruiken? Of zijn daar nieuwe wetten voor nodig? Spreekt hij daarover in Europees verband?

Even ter illustratie: de helft van de Nederlandse akkerbouw is bestemd voor diervoeder en de andere helft voor voedsel voor mensen. We hebben ook een grote sierteeltsector, waar veel geld aan verdiend wordt in het buitenland. Maar waar je planten kunt laten groeien, kun je ook voedsel laten groeien.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Van Campen van de fractie van de VVD.

De heer Van Campen (VVD):
Eén motie, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat momenteel landelijk ingrijpende maatregelen gelden tegen vogelgriep voor bedrijven en hobbyhouders;

constaterende dat uitbraken van vogelgriep niet langer incidenteel, maar jaarlijks terugkerende plagen lijken te zijn;

constaterende dat vaccinatie van pluimvee tegen vogelgriep een uitkomst kan bieden, maar dit vanwege onder meer handelsbelemmeringen momenteel niet gebeurt;

van mening dat het grootschalig ruimen van pluimvee door vogelgriep, nu het virus jaarlijks terugkeert, niet langer in verhouding staat tot de schade voor pluimveehouders, pluimvee en de samenleving;

verzoekt de regering de handelsbelemmeringen en andere bezwaren tegen vaccinatie in kaart te brengen, een plan van aanpak op te stellen om deze belemmeringen en bezwaren te slechten en de Kamer hierover te informeren voor het zomerreces,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Campen en Tjeerd de Groot.

Zij krijgt nr. 1396 (21501-32).

De heer Martin Bosma (PVV):
Nu we het toch over de heer De Groot hebben: hij is de volgende spreker. Hij is van de fractie van D66.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dank u wel, voorzitter. De minister beantwoordde de vraag of kringlooplandbouw bijdraagt aan de strategische onafhankelijkheid van de import van veevoer met een volmondig "ja". Er is ook al een motie geweest over kunstmest. Dat zat oorspronkelijk ook in mijn motie. Dat heb ik eruit gehaald, dus zij is wat korter geworden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat door de oorlog in Oekraïne de prijzen van veevoer sterk kunnen gaan stijgen, wat kan leiden tot stijgende voedselprijzen;

overwegende dat Europese regelgeving het op dit moment bemoeilijkt om dierlijke eiwitten te hergebruiken als veevoeder;

overwegende dat dierlijke eiwitten op een voedselveilige manier geschikt kunnen worden gemaakt als veevoer;

overwegende dat transitie naar kringlooplandbouw betekent dat je alleen eiwitten aan dieren voert die mensen niet kunnen of willen eten;

overwegende dat kringlooplandbouw Nederland en Europa minder afhankelijk maakt van de import van veevoer;

verzoekt de regering in Europa ervoor te pleiten om de regels op het gebied van dierlijke eiwitten op zeer korte termijn te versoepelen, daarbij rekening houdend met de voedselveiligheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Tjeerd de Groot en Sjoerdsma.

Zij krijgt nr. 1397 (21501-32).

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Misschien nog één opmerking, als het mag, voorzitter. Japan heeft laten zien dat je ook restaurantafval, swill, op een voedselveilige manier geschikt kunt maken als diervoeding. Dat is een deel dat hieronder valt: swill. Het andere deel dat hieronder valt, is toch de hele BSE-regelgeving. Die is in de jaren negentig met goede reden tot stand gekomen, omdat men op het onzalige idee kwam om dierlijk afval aan koeien te geven. Dat zijn herkauwers. Je kunt dat op een voedselveilige manier geschikt maken als voer voor kippen en varkens. Daarmee hoef je dus geen graan meer te voeren en dat levert dus een bijdrage aan kringlooplandbouw.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Bisschop van de fractie van de SGP.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Ik heb een tweetal moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kamer heeft gevraagd om een kritische beoordeling van de Farm to Fork-strategie gelet op de vergaande doelstellingen en de subsidiariteit en proportionaliteit van de voorstellen;

overwegende dat de Oekraïnecrisis grote invloed heeft op de wereldwijde voedselvoorziening en zorgt voor oplopende prijzen voor onder meer tarwe;

overwegende dat de Green Deal en de Farm to Fork-strategie, zoals het voorstel om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in 2030 te halveren, grote gevolgen kunnen hebben voor de voedselproductie;

van mening dat de Europese en nationale voedselproductie van onverminderd groot belang is, ook in strategisch opzicht;

verzoekt de regering te pleiten voor kritische beoordeling van de Green Deal en de Farm to Fork-strategie om de voedselzekerheid te borgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop, Boswijk, Van Campen, Eppink, Van der Plas en Grinwis.

Zij krijgt nr. 1398 (21501-32).

De heer Bisschop (SGP):
Ik verwijs naar mijn aangenomen motie op dit punt.

De tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat kotters niet uitvaren vanwege de recent verdubbelde brandstofprijzen door onder meer de Oekraïnecrisis;

overwegende dat budget beschikbaar is voor sanerings-, stillig- en liquiditeitsregelingen in het kader van de Brexit Adjustment Reserve (BAR-regelingen), maar dat uitvoering op zich laat wachten;

overwegende dat het pulskorverbod voor onnodig brandstofverbruik zorgt;

verzoekt de regering:

  • het stilliggen van de kottervloot in verband met de hoge brandstofprijzen aan te kaarten in de volgende Visserijraad;
  • het momentum te benutten om opnieuw te pleiten voor herziening van het pulskorverbod;
  • in overleg met de sector zo snel mogelijk uitvoering te geven aan de BAR-regelingen, met daarbij voldoende budget voor de stillig- en liquiditeitsregeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop.

Zij krijgt nr. 1399 (21501-32).

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Ik kon niet deelnemen aan het vorige tweeminutendebat, omdat ik niet ingeschreven was. Ik moet wel zeggen dat ik me enigszins heb verbaasd over …

De voorzitter:
Nee, nee, we gaan het vorige debat niet overdoen.

De heer Bisschop (SGP):
Nee, dat gaan we niet doen, maar ik wil het punt van de naïviteit over de voedselzekerheid, de argeloosheid daarover en het gebrek aan urgentie toch graag even benoemd hebben.

De voorzitter:
Bij dezen.

De heer Bisschop (SGP):
Ik wens allen wijsheid toe om daar vooral scherp op te blijven.

De voorzitter:
Dat hebben we altijd nodig. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Van der Plas van de fractie van BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil toch ook een punt maken over de voedselzekerheid. Ik constateer hier bij de minister en ook bij sommige collega's toch een soort gevoel van: ach, hier in Nederland zal het allemaal niet zo'n vaart lopen; waar maken we ons druk over? Nederland importeert netto meer dan dat het exporteert. Dat weet bijna niemand. Iedereen denkt dat wij veel meer exporteren. Dat is niet waar. Wij importeren gewoon heel veel voedsel. De nood is gewoon hoog. Wij moeten hier gewoon boeren houden die ons ook van voedsel kunnen blijven voorzien, niet alleen nu en niet alleen volgende week maar gewoon tot over jaren. Dit gaat enorm grote gevolgen hebben. Ik hoor de minister zeggen: het is nog niet zeker hoe het allemaal verloopt. Maar er kan nú niet ingezaaid worden in Oekraïne. Er kan nú niks verbouwd worden in Oekraïne. In Rusland is dat ook nog maar de vraag. Ik wil me wat dat betreft dus echt aansluiten bij de heer Bisschop: doe daar niet te laconiek over. Want als het te laat is, is het te laat. Dan kun je niet zeggen: we gaan gauw nog even wat graan strooien in oktober en we gaan gauw nog even wat verbouwen. Dat kan niet. We hebben seizoenen. Er wordt in seizoenen verbouwd. Daar wordt veel te licht over gedacht. Ik hoorde mevrouw Bromet zeggen: we hebben het de laatste vier jaar eigenlijk helemaal niet zo veel over voedselzekerheid gehad. Ik heb het daar élk landbouwdebat over gehad. Het werd een beetje weggelachen, maar jongens, laten we daar echt goed rekening mee houden.

Tot slot heb ik een verzoek aan de minister. Dat verzoek is om het met de huidige energieprijzen misschien toch iets draaglijker te maken voor de boeren. Ik doe dat in dit debat, omdat het nu over landbouw gaat. In 2013 is de rode diesel afgeschaft. Dat scheelt ongeveer €0,50 aan accijnzen. Tussen rode en witte diesel zit geen verschil qua milieu of wat dan ook. Dat was eigenlijk gewoon een platte bezuinigingsregel. Ik wil de minister vragen of hij wil overwegen, al is het maar tijdelijk, om voor de Nederlandse boeren de rode diesel weer toe te laten. Want het mag bij de scheepvaart ook nog gewoon. Het mag bij kranen. Het mag bij pontons. Het mag dus nog wel in Nederland, alleen in de landbouw niet meer. Dat is de vraag.

De voorzitter:
Er is nog één vraag van mevrouw Bromet, want ik moet echt door naar het volgende debat.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik heb de afgelopen vier jaar niemand lacherig zien doen over de voedselzekerheid, maar ik heb een vraag aan mevrouw Van der Plas. Is zij bereid om te kijken naar de suggesties die ik deed, die in die oude wet staan, om dieren te slachten? Dan kunnen we het voedsel dat we nu verbouwen en inzaaien voor de dieren, gebruiken voor de mensen in plaats van dat dat via de dieren en het vlees gaat.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dan komen we een beetje terug op de vorige discussie. Dat is allemaal hartstikke leuk en sprookjesachtig en wensdenkerij, maar dan vergeten we dat dieren gewoon hoogwaardige eiwitten leveren. Dat is voor heel veel mensen gewoon een noodzaak: ondervoede mensen, oudere mensen, zieke mensen. We kunnen het dier dus niet zomaar uit de kringloop halen, los van het feit dat niet elke bodem geschikt is voor het verbouwen van gewassen voor humane consumptie.

De heer Wassenberg (PvdD):
Is mevrouw Van der Plas het dan wel met mij eens dat de 650 miljoen dieren die Nederland per jaar produceert, niets te maken hebben met kringloop en ook niet met de productie voor Nederland? Is zij het met mij eens dat als we daar een eind aan maken, we dan van veel meer grondstoffen zelf humaan voedsel kunnen maken?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik ben het gewoon totaal niet met de heer Wassenberg eens. Het dier is juist het ultieme kringloopobject — sorry voor het woordgebruik, want zo bedoel ik het niet. Aan de voorkant eet het gewassen op. De heer De Groot had in dat kader een hele mooie motie over het hergebruik van meer levensmiddelen. Het dier ruimt ontzettend veel restanten uit de levensmiddelenindustrie op. Die worden gewoon aan dieren gegeven. Die dieren hebben gewoon een fantastisch systeem waarin ze dat kunnen omzetten in hoogwaardige eiwitten. Daarnaast poepen ze dat weer uit. Dat is mest. Dat gaat dan weer op de grond voor de akkerbouw. En daar groeien weer plantjes van. Het is de ultieme kringloop.

De voorzitter:
Ik schors vier minuten, waarna we gaan luisteren naar de minister.

De vergadering wordt van 17.04 uur tot 17.09 uur geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Staghouwer:
Voorzitter. Er zijn een paar opmerkingen gemaakt in dit tweeminutendebat. Ik begin met de vraag van de BoerBurgerBeweging over rode diesel: wilt u dat weer toelaten? Daar ga ik niet over. Dat ligt bij de staatssecretaris van Financiën.

De Partij van de Arbeid vroeg: werkt u aan een afschakelplan voor de landbouw wat betreft gas? De minister van EZK werkt op dit moment aan de beschikbaarheid van gas en hoe dat moet in tijden van crisis. Dat betekent ook dat er nagedacht wordt over de 60 grootverbruikers: hoe moet je die op- en afschakelen? De glastuinbouw hoort daar niet bij.

Dan een vraag van GroenLinks: is de minister het ermee eens dat de voedselzekerheid in gevaar is? Ik heb al een aantal keren gezegd dat ik natuurlijk zorgen heb over de situatie in Oekraïne en Rusland. Ik ben echt niet naïef of andere woorden daaraan gerelateerd. Natuurlijk laten wij alles goed op ons inwerken. Ik heb u ook gezegd dat er aanstaande donderdag een rapport komt. Dat is ook voor uw Kamer beschikbaar. Daar hoop ik ook de hoofdlijnen uit te destilleren. Op dit moment zijn er geen problemen, maar ik ben zeker niet naïef. Ik zal waar nodig ook handelen, samen met mijn collega's in de Europese Unie. Tegelijkertijd heb ik wel grote zorgen over het Midden-Oosten en Afrika. Daar werd ook over gesproken door mevrouw Bromet. Rond de Zwarte Zee wordt namelijk veel graan geëxporteerd naar die regio's. Als er niet gezaaid kan worden, dan zullen daar op termijn zeker tekorten zijn. Ik vind ook dat het als Nederland onze verantwoordelijkheid is om daarbij, waar dat nodig is, te ondersteunen. Dat zullen we dan ook zeker niet nalaten. Maar laten we niet vooruitlopen op de situatie en ook zeker niet naïef zijn.

De voorzitter:
Dan mevrouw Van der Plas. Ik doe één korte vraag p.p., want de minister-president is al binnen. Ik wil het echt kort houden.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja. Wat de minister zegt, vind ik eerlijk gezegd wel een beetje makkelijk. Hij zei: "Mevrouw Van der Plas stelde een vraag over rode diesel. Daar ga ik niet over. Het is een andere minister." Met alle respect, maar ik vind dat toch een klein beetje getuigen van desinteresse.

De voorzitter:
Hij gaat er echt niet over.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik snap dat deze minister daar niet over gaat, maar hij zou eraan kunnen toevoegen: "Ik ga er niet over, maar ik snap de vraag en ik snap de nood, dus weet u wat ik doe? Ik leg dit even voor aan de minister van Economische Zaken en dan ga ik vragen of die er bij u op terugkomt, want ik snap het." Dat zou van iets meer empathie getuigen dan wat we nu zien.

Minister Staghouwer:
Ik ga niet anders antwoorden dan ik net heb geantwoord.

De voorzitter:
Mevrouw Bromet, één vraag.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Als de VN waarschuwen voor miljoenen hongerdoden, dan lijkt me regeren vooruitzien. Dan lijkt me op de zaken vooruitlopen juist wel heel verstandig. De minister zegt: laten we niet op de zaken vooruitlopen. Een gewas heeft tijd nodig om te groeien, dus dan moet je juist op de zaken vooruitlopen.

Minister Staghouwer:
Ik had nog een vraag liggen: is de minister bereid in te grijpen ten aanzien van een noodwet voedselvoorziening? Ik heb net al in mijn beantwoording aangegeven dat ik in Europees verband voortdurend met mijn collega-ministers spreek over de huidige en de komende situatie. Op dit moment is er geen noodzaak om een wet van stal te halen om in te grijpen. Dus laten we daar niet op vooruitlopen.

Voorzitter. Dan kort de moties, zoals u mij verzocht hebt. De motie op stuk nr. 1390 krijgt oordeel Kamer.

De motie-Boswijk c.s. op stuk nr. 1391 verzoekt de regering in Europees verband te pleiten voor onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. Wat het kabinet betreft, zou deze motie moeten worden aangehouden. Het hele systeem zoals dat is beschreven, is gebaseerd op het afwegen van een aantal voor- en nadelen. Ik verwacht geen handen op elkaar te krijgen om dit in Europees verband nog te laten onderzoeken. Wel heb ik zelf nog de nodige vragen. Op basis van de reacties vanuit andere lidstaten wil ik eventueel ander onderzoek bepleiten. Daarom wil ik dat de motie wordt aangehouden.

De voorzitter:
De indiener gaat over het wel of niet aanhouden van een motie.

Minister Staghouwer:
Dat is het advies.

De voorzitter:
Maar het is aan de heer Boswijk om een motie eventueel aan te houden.

Minister Staghouwer:
Zeker.

De heer Boswijk (CDA):
Ik zou de motie best willen aanhouden, maar ik zou eigenlijk willen weten hoelang het dan nog ongeveer duurt. Wat verwacht de minister?

Minister Staghouwer:
Ik heb gezegd dat ik de reacties van andere lidstaten daarop wil peilen en dan eventueel aanvullend onderzoek wil bepleiten. Ik kan daar dus geen termijn voor noemen.

De voorzitter:
Meneer Boswijk, het is een verzoek aan u.

De heer Boswijk (CDA):
Dan zal ik de motie aanhouden. En dan houd ik heel scherp in de gaten wanneer we die informatie kunnen krijgen.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Boswijk stel ik voor zijn motie (21501-32, nr. 1391) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Staghouwer:
De motie op stuk nr. 1392 krijgt oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 1393 wordt ontraden. Deze motie gaat over de mensenrechten. De mensenrechten worden gedekt door de EU-verordening. Ik acht de stapeling van verplichtingen in de verschillende eisen onwenselijk. Vandaar dat ik de motie ontraad.

De motie op stuk nr. 1394 wordt ook ontraden. De bedrijven moeten door deze verordening de herkomst van hun goederen kennen en garanderen dat ze ontbossingsvrij zijn. Dat is de hoeksteen van de verordening. Daarbovenop nog een traceerbaarheidsverplichting invoeren bevordert de gewenste snelle implementatie niet.

Dan de motie op stuk nr. 1395: oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 1396 van Van Campen over vaccineren en de handelsbelemmeringen. We hebben daar in een eerder debat ook over gesproken. Ik ben bezig om te kijken of er een effectief vaccin kan zijn dat ook de verspreiding van het virus beperkt. Ik kan dat echter niet alleen doen. Ik heb daar ook de ketenpartijen bij nodig. In het kader van de roadmap vogelgriep werk ik daarom aan een stappenplan, waarin ik de gevolgen van de vaccinatie voor de handel zal meenemen. Er is natuurlijk ook een aantal zaken die we in Europees verband moeten afstemmen. In een eerder debat heb ik daar iets over gezegd. Ik zal onze rol daarin stevig nemen.

De voorzitter:
Dus?

Minister Staghouwer:
Oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 1397: ook oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 1398 van de SGP gaat over Farm to Fork en de Green Deal. Ik heb daar net ook wat van gezegd, met name rondom het Nationaal Strategisch Plan en rondom de vraagstelling van de heer De Groot. Ik heb daar net van gezegd dat ik het aan het oordeel van de Kamer laat, maar het kan natuurlijk niet indruisen tegen het Nationaal Strategisch Plan zoals we dat in Brussel hebben ingediend. Dat betekent dat wij deze motie ontraden.

Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 1399. Die wordt ook ontraden. Ik zeg nogmaals, ook in antwoord op de vraagstelling van mevrouw Van der Plas, dat ik me bewust ben van de ernst van de situatie in de visserij. Er is natuurlijk best wat aan de hand als je niet van wal kunt omdat de prijzen zo hoog zijn, maar op dit moment zie ik geen enkele mogelijkheid om hieraan tegemoet te komen. Wel zal ik het agenderen en er het gesprek over voeren met mijn collega's.

Dat was het, meneer de voorzitter.

De voorzitter:
Perfect.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Dinsdag stemmen we over deze moties.

Biotechnologie en tuinbouw

Biotechnologie en tuinbouw

Aan de orde is het tweeminutendebat Biotechnologie en tuinbouw (CD d.d. 09/02).


Termijn inbreng

De voorzitter:
We gaan in een vloeiende beweging door met het tweeminutendebat Biotechnologie en tuinbouw. Het commissiedebat vond plaats op 9 februari jongstleden. Ik meen dat we de staatssecretaris van IenW hierbij krijgen, maar we gaan gewoon vrolijk verder.

Het woord is aan de heer Tjeerd de Groot van de fractie van D66. Hij heeft, zoals iedereen, twee minuten spreektijd.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Voorzitter. Ik heb een korte motie over kweekvlees. In Duitsland, Frankrijk, Singapore en Israël zijn al proeverijen georganiseerd. Nederland, dat ooit voorliep op dit gebied, loopt achter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kweekvlees een positieve bijdrage kan leveren aan het verlagen van de effecten op het klimaat en dierenwelzijn van de wereldwijde vleesconsumptie;

overwegende dat de motie-De Groot/Weverling verzocht experimenteerruimte te bieden aan kweekvleesproducenten om bij te dragen aan een veilige en gezonde marktintroductie;

overwegende dat proeverijen onder gecontroleerde omstandigheden van groot belang zijn voor de smaak van kweekvlees en de publieke perceptie van het product;

verzoekt de regering zo snel mogelijk in overleg te treden met de Nederlandse kweekvleesproducenten om proeverijen onder gecontroleerde en veilige omstandigheden mogelijk te maken zoals dit ook in Frankrijk en Duitsland al het geval is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Tjeerd de Groot en Valstar.

Zij krijgt nr. 383 (27428).

Heel goed. Altijd goed om je eigen motie te kunnen noemen!

Dan de heer Grinwis van de fractie van de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat door de oorlog in Oekraïne de wereldwijde voedselzekerheid onder druk staat, door de schaarse en dure kunstmest gewasopbrengsten in de land- en tuinbouw dit jaar lager uit zouden kunnen vallen en door de huidige extreme gasprijzen een crisis in de glastuinbouw dreigt met mogelijk honderden faillissementen op korte termijn;

overwegende dat er mogelijkheden liggen voor aanvullende voedselproductie in Nederland, zowel binnen als buiten de kassen, bijvoorbeeld door het wegnemen van belemmeringen in Europese regelgeving en het ondersteunen van omschakeling van sierteelt naar groenteteelt;

verzoekt de regering op korte termijn en in samenspraak met de glastuinbouwsector en de banken met een gezamenlijke crisisaanpak voor de glastuinbouw te komen, waarbij onder andere gedacht kan worden aan het verruimen van het borgstellingskrediet voor de land- en tuinbouw en van bestaande subsidies, zoals op ledverlichting;

verzoekt de regering zich in te zetten voor voedselzekerheid, zowel Europees als nationaal door bijvoorbeeld in overleg met de glastuinbouwsector te bezien hoe voedselproductie de komende tijd kan worden behouden of zelfs bevorderd door de ombouw van bloemenkassen naar groentekassen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis en Valstar.

Zij krijgt nr. 384 (27428).

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Motie twee.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de huidige beleidsinstrumenten gericht op de energietransitie, zoals de ODE op elektriciteit en de SDE++, de transitie in de glastuinbouw niet bevorderen;

overwegende dat fiscale maatregelen de transitie alleen verder helpen als er ook daadwerkelijk alternatieve duurzame handelingsopties zijn voor de glastuinbouwsector, zoals toegang tot duurzame warmte, energiebesparing en gebruik van CO2 uit externe bronnen;

overwegende dat het kabinet heeft aangekondigd om in dit kader in april met een maatregelenpakket te komen waarmee de energietransitie van de glastuinbouw versneld wordt;

verzoekt de regering de samenhang van de verschillende maatregelen te waarborgen en daarbij in ieder geval:

  • het tijdpad van de fiscale maatregelen parallel te laten lopen aan het beschikbaar komen van duurzame handelingsopties voor de glastuinbouw;
  • de achterstallige technische correctie van de CO2-emissieruimte van 2018 betreffende de overschrijding van het CO2-plafond in orde te maken door ophoging van dat CO2-plafond;
  • voldoende middelen uit het klimaat- en transitiefonds en andere subsidies voor alternatieve duurzame handelingsopties beschikbaar te stellen, zoals warmtebronnen en infrastructuur om de warmte te kunnen leveren, energiebesparing en het aantrekkelijk maken van de levering van CO2 aan de glastuinbouw,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis en Valstar.

Zij krijgt nr. 385 (27428).

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. De ChristenUnie-fractie maakt zich zeer veel zorgen over de voedselzekerheid, de betaalbaarheid van kunstmest en de voedselvoorziening wereldwijd in de loop van dit jaar.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Van der Plas van de fractie van BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het regeerakkoord voorziet in het afschaffen van het verlaagde tarief tuinbouw voor ketelgas en het inperken van de wkk-vrijstelling, beide vanaf 2025;

overwegende dat deze maatregelen zijn bedoeld om ondernemers te stimuleren van het gas af te stappen;

overwegende dat duurzame alternatieven nog niet beschikbaar zijn en de maatregelen dus leiden tot een kostenstijging;

verzoekt het kabinet te onderzoeken wat de gevolgen van beide maatregelen zijn op het verdienmodel van de glastuinbouwsector en op de prijzen en beschikbaarheid van voedsel voor de Nederlandse burgers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 386 (27428).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat genetisch gemodificeerde gewassen voor humane consumptie in Europa niet zijn toegestaan;

overwegende dat de eisen voor gewasbescherming en milieu-impact steeds verder opgeschroefd worden;

overwegende dat hierdoor voedsel steeds duurder wordt en het moment van schaarste niet meer ver weg is;

overwegende dat biotechnologie ingezet kan worden om de voedselproductie te verbeteren en voedselverspilling kan worden beperkt;

verzoekt het kabinet met een plan van aanpak te komen waardoor op de kortst mogelijke termijn biotechnologische technieken, zoals bijvoorbeeld CRISPR-Cas, veilig ingezet kunnen worden om de voedselproductie te stimuleren en voedselverspilling tegen te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 387 (27428).

De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Valstar van de fractie van de VVD.

De heer Valstar (VVD):
Voorzitter. Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de glastuinbouwsector momenteel afhankelijk is van gas en dat veel tuinbouwbedrijven door de aanhoudende hoge gasprijzen in de problemen komen;

constaterende dat de inputvrijstelling voor warmte-krachtkoppelingen en het verlaagde tarief in de energiebelasting per 2025 worden afgebouwd om de tuinbouwsector te stimuleren over te stappen op duurzame alternatieven zoals aardwarmte;

constaterende dat dergelijke transities door onder andere onderzoek, vergunningaanvragen en de bouw vele jaren in beslag kunnen nemen en dat gezien het huidig beleid weinig handelingsperspectief is om over te stappen op duurzame alternatieven en er regionaal sterke verschillen zijn in de mogelijkheden van energietransitie;

overwegende dat betreffende maatregelen de glastuinbouwsector verder moeten verduurzamen, maar niet verder in de knel moeten brengen en dat de glastuinbouwsector de transitie moet maken en vooral meemaken;

verzoekt de regering om de impact van de betreffende maatregelen op de glastuinbouw in kaart te brengen en de Kamer hier voor Prinsjesdag 2022 over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Valstar, Grinwis en Boswijk.

Zij krijgt nr. 388 (27428).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat glastuinbouw CO2 nodig heeft voor de teelt van gewassen en dat CO2 daarvoor uit gasgestookte warmte-krachtkoppelingen of gasketels wordt gehaald;

constaterende dat met de transitie naar duurzame alternatieven als aardwarmte de wkk's en daarmee ook het CO2 uit de glastuinbouw verdwijnt en CO2 dus een belangrijke randvoorwaarde voor verdere verduurzaming is;

constaterende dat het voor de industrie aantrekkelijker is om CO2 onder de grond op te slaan middels het zogeheten Carbon Capture and Storage, in plaats van het te hergebruiken voor de teelt van gewassen;

verzoekt de regering in samenspraak met de betrokken sectoren tot oplossingen te komen zodat hergebruik van CO2 wordt gestimuleerd en verdere verduurzaming van de glastuinbouw niet in de weg staat, en de Kamer over de uitkomsten ervan voor Prinsjesdag 2022 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Valstar, Grinwis en Boswijk.

Zij krijgt nr. 389 (27428).

De heer Valstar (VVD):
In de laatste vijftien seconden heb ik nog een hartenkreet vanuit de tuinbouwsector. Stel dat je nu 15 hectare tuinbouw hebt en dat je normaal gesproken kosten hebt van €150.000. Die kosten gaan nu twintig keer over de kop. Dat betekent dat je per maand 3 miljoen aan kosten hebt. Daarmee kunnen ze het misschien nog tot de zomer uitzingen — ik hoop dat het een warme en zonnige zomer wordt — maar in de komende winter is het wel erop of eronder. Ik hoop dat de minister ervoor zorgt dat ze er niet aan onderdoor gaan.

De voorzitter:
De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Boswijk van de fractie van het CDA.

De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst sluit ik me aan bij de woorden van collega Valstar. Het is inderdaad erop of eronder voor de glastuinbouw. Dat is eigenlijk best wel bizar, aangezien we nu juist zo worden geconfronteerd met voedselzekerheid.

Voorzitter. Ik heb ook nog een vraag. Er is net mede namens het CDA al een motie ingediend over kunstmestvervangers. We hebben een aantal pilots. Er zijn vijf experimenteerregio's in Nederland waar wordt geëxperimenteerd zonder kunstmest. Denk aan het project Kunstmestvrije Achterhoek. Dat is vrij succesvol. Alleen, deze regio's hebben niet echt het gevoel dat zij gesteund worden. Het zou echt mooi zijn als wij daar volle bak aandacht aan kunnen geven. Ik zie de minister verbaasd kijken. Laat ik dus hopen dat dit de laatste keer is dat we het hierover hebben.

Voorzitter. Dan nog een motie. Die is al een keer eerder ingediend en kreeg ook oordeel Kamer, maar de motie werd verworpen door een foute telling. We doen het dus gewoon nog een keer.

De voorzitter:
Een foute telling? Dat kan niet, want de Kamer vergist zich niet.

De heer Boswijk (CDA):
De Kamer maakt geen fouten, maar collega Wilders zat met zijn rug naar de voorzitter toen hij voorstemde. Dat was toen niet zichtbaar, maar dat maakt niet uit. We gaan het volgende week dinsdag nog een keer proberen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een algemeen scheurverbod is opgenomen voor blijvend grasland in Vogelrichtlijngebieden in Natura 2000-gebieden;

overwegende dat graslanden onderhoud nodig hebben voor de goede opbrengst die nodig is om, in lijn met de kringlooplandbouw, eiwitten zo veel mogelijk van eigen land af te halen;

verzoekt de regering om voor Vogelrichtlijngebieden een uitzondering te maken voor het scheurverbod, zodat eens in de tien jaar het noodzakelijk onderhoud aan het grasland kan worden gedaan waarbij de doelstelling van GLMC 9, bescherming van habitats en soorten, niet wordt geschaad,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Boswijk, Grinwis, Van Campen, Bisschop, Van der Plas en Eppink.

Zij krijgt nr. 390 (27428).

Dank u wel. Het scheurverbod is een aangelegen punt, hoor, voor de heer Wilders. We gaan kijken naar de consistentie van zijn stemgedrag. Ik schors voor drie minuten en dan gaan we kort luisteren naar de minister.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Puntig, puntig, puntig. Het woord is aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Staghouwer:
Voorzitter. Ik begin bij de opmerkingen over kweekvlees en de motie over een positieve bijdrage leveren. We hebben daar eerder over gesproken. Er zijn voorschriften voor en die moeten we volgen. Waar het gaat over novel foods, is het natuurlijk belangrijk om alle zaken daaromtrent goed in kaart te brengen. Er is al een mogelijkheid om proeverijen en proefsessies mogelijk te maken. Ik zal met mijn collega van VWS verder hierover spreken om te kijken welke mogelijkheden er zijn. Ik heb er eerder ook over gesproken.

Dan de motie op stuk nr. 384 over voedselzekerheid en een crisisaanpak voor de glastuinbouw. Ik spreek nogmaals uit dat de zorgen die er zijn en die door uw Kamer worden gevoeld, ook bij het kabinet leven. Het is natuurlijk een topsector als het gaat om innovatie, dus er zijn echt grote zorgen. Maar de oplossing is niet alleen maar voorbehouden aan het kabinet; het is een totaaloplossing. Een van de oplossingssectoren zijn de banken. Wij kunnen het niet alleen doen. Wij zullen ook samen met de banken het gesprek daarover gaan voeren.

Dan de motie op stuk nr. 385.

De voorzitter:
Even voor de helderheid: wat zijn uw oordelen over de eerste en de tweede motie?

Minister Staghouwer:
De eerste is oordeel Kamer en de tweede is ook oordeel Kamer.

De voorzitter:
Heel goed, dank u wel. De derde motie.

Minister Staghouwer:
De motie-Grinwis/Valstar op stuk nr. 385 is ook oordeel Kamer. Ik heb in het commissiedebat toegezegd dat u in april een brief ontvangt met een samenhangend, evenwichtig, logisch pakket dat moet voorzien in de maatregelen waarmee de toekomstbestendige glastuinbouw mogelijk kan zijn en hoe dat vorm te geven. Dat vraagt afstemming met mijn collega's voor Klimaat en Energie en van Financiën. Ook daarom beschouw ik deze motie als een stevige oproep om deze thema's onderdeel te laten zijn van dit pakket. Daar ga ik mijn uiterste best voor doen. Alleen kan ik daar op dit moment nog niet op vooruitlopen.

De voorzitter:
Een hele korte opmerking, meneer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, een hele korte. Ik vraag de minister om daarbij ook de motie te betrekken over de SDE geschikt maken, nog dit jaar, voor duurzame warmtebronnen. De motie is ingediend door alle coalitiefracties en is nog niet in stemming gebracht, maar ze is wel een relevant signaal, ook in deze discussie.

Minister Staghouwer:
Inderdaad, dat zal ik doen.

De voorzitter:
De vierde motie.

Minister Staghouwer:
Dat is de vijfde motie. Dan de motie van de BoerBurgerBeweging over gentechnologie.

De voorzitter:
Ik mis de vierde motie nog. Of was dit de vierde motie, over de wkk-vrijstelling?

Minister Staghouwer:
Ach, die heb ik hier. Dat klopt. Het antwoord is een beetje hetzelfde als ik daarstraks heb gegeven. Het gaat over de gevolgen voor het verdienmodel voor de glastuinbouw. Die betrek ik bij de maatregelen die genomen moeten worden rond de glastuinbouw. Ik kom samen met de minister voor Klimaat en Energie en de minister van Financiën met een samenhangend pakket. Ook deze motie is oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 387 over gentechnologie. Ik heb in het commissiedebat gezegd dat ik mij eerst wil verdiepen in de mogelijkheden van CRISPR-Cas voor de voedselproductie, dat ik daar met de wetenschap verder over wil spreken en dat ik daar dan conclusies uit wil trekken. Ik wil mevrouw Van der Plas adviseren om deze motie aan te houden, maar daar gaat ze zelf over.

De voorzitter:
Ze blijft zitten, dus de motie is niet aangehouden. Dan hoor ik graag uw oordeel.

Minister Staghouwer:
Dan ontraad ik deze motie.

De voorzitter:
Dan is die ontraden. De heer De Groot, heel kort.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Zou de reden van ontraden niet moeten zijn dat dit staand beleid is en dat de motie in die zin overbodig is?

De voorzitter:
Ja, maar de minister heeft die ontraden. Hij gaat over zijn eigen motivatie, lijkt me.

Minister Staghouwer:
Ik kom bij de motie op stuk nr. 388. Ook daarvoor geldt wat mij betreft: oordeel Kamer. Dit gaat over de fiscale instrumenten. Die vallen onder de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van Financiën, maar ik voorzie de motie van een positief advies. Ik zal de staatssecretaris vragen om deze motie mee te nemen bij de stukken rond het Belastingplan 2023.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 389.

Minister Staghouwer:
De motie op stuk nr. 389 krijgt oordeel Kamer als zij op de volgende manier geïnterpreteerd kan worden. Deze motie gaat over de opslag van CO2. Het is natuurlijk beter om CO2 te gebruiken dan om het in de grond te stoppen. Dit is echter een complexe situatie. Ik heb daar in een commissiedebat ook al met de heer Valstar over gesproken ...

De voorzitter:
Hij knikt ja, dus die interpretatie is geldig. Dan krijgt de motie dus oordeel Kamer.

Minister Staghouwer:
Zeker.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 390.

Minister Staghouwer:
Ook de motie op stuk nr. 390 krijgt oordeel Kamer, meneer de voorzitter. Deze motie gaat over de Vogelrichtlijn en het scheurverbod. Ook deze motie krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:
Heel goed. Tot zover.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Dank aan de minister voor zijn aanwezigheid bij deze drie debatten. Fijn dat u bij ons was. Dinsdag stemmen wij over de ingediende moties.

Ik schors de vergadering een enkel ogenblik. Daarna gaan wij terug naar het vragenuurtje.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Bergkamp

Vragenuur (voortzetting)

Vragenuur (voortzetting)

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 12.3 van het Reglement van Orde.


Vragen Marijnissen

Vragen van het lid Marijnissen aan de minister-president, minister van Algemene Zaken over het bericht "Binnen enkele weken plan voor koopkrachtreparatie: 'Verlagen van belastingen kan snel'".

De voorzitter:
Ik moet zeggen: aan de orde is het "mondelinge vragenhalfuur". Ik heet de minister-president van harte welkom en ik geef het woord aan mevrouw Marijnissen van de SP. Zij stelt haar mondelinge vraag aan de minister-president, zoals ook was beoogd. De vraag gaat over het bericht: "Binnen enkele weken plan voor koopkrachtreparatie: verlagen van belastingen kan snel". Het woord is aan mevrouw Marijnissen.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Dank, voorzitter. En dank aan de minister-president voor het feit dat hij hier wil verschijnen in dit iets verlate en uitgestelde vragenuur. Het doet me deugd, maar het doet me wel pijn dat de minister van Financiën toch in Op1 zal zijn. Ik zag net opnieuw een tweet van het praatprogramma Op1. Daarin staat dat minister Kaag vanavond toch in dat programma verschijnt om over de koopkracht van mensen te praten. Ik vind echt dat het debat daarover hier met haar gevoerd had moeten worden. Maar de minister-president is er. Veel dank daarvoor.

Voorzitter. Het vertrouwen van veel mensen in de politiek is niet hoog. Dat heeft ermee te maken dat de politiek heel vaak haar beloftes niet nakomt. Of het nou crisis is of crisis was: mensen trekken vaak aan het kortste eind. Dat zien we ook nu. Op dit moment zijn de prijzen gigantisch hoog. Boodschappen doen en tanken is bijna niet meer te betalen. De huren exploderen. De energierekening gaat door het dak.

Nog maar een aantal weken geleden hielden we hier het debat over de regeringsverklaring. De VVD, de grootste partij hier in de Kamer en natuurlijk in het kabinet, en ook de partij van de minister-president, beloofde tijdens dat debat aan de mensen: iedereen krijgt een plusje. Positieve koopkrachtontwikkeling voor iedereen: dat was de belofte. Dat was toen al niet het geval, maar dat zou gerepareerd worden. Dat is de belofte die de VVD heeft gedaan.

Voorzitter. Waar staan we nu? We zijn nu weken verder en we zien de koopkracht van mensen achteruitschieten. We zien dat steeds meer mensen problemen hebben om hun rekening te betalen. Dat was al zo voor de oorlog in Oekraïne. De oorlog in Oekraïne heeft dat alleen nog maar erger gemaakt. Net zijn de CPB-cijfers uitgelekt. Gemiddeld genomen gaan mensen er 2,5% op achteruit. Als dat waar is, dan betekent dat dus dat er misschien ook nog groepen zijn die er nog veel meer op achteruitgaan. In een tijd waarin er zo veel geld is in Nederland, waarin dit kabinet miljarden en miljarden uit wil geven aan van alles en nog wat — ik noem onder andere een klimaatfonds, waar zo'n 35 miljard naartoe gaat — mag de uitkomst niet zijn dat zo veel Nederlanders niet genoeg geld hebben om hun rekeningen te betalen.

Vandaag doet een aantal economen flink wat voorstellen in de krant om daar wat aan te doen. Je kunt van alles doen. Je kunt kortingen geven op de belastingen. Je kunt de huren bevriezen of verlagen. Je kunt de prijzen reguleren. Je kunt van alles doen, maar mijn vraag nu aan de minister-president is wat hij gaat doen om ervoor te zorgen dat mensen gewoon nog fatsoenlijk hun rekeningen kunnen betalen.

De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de minister-president.

Minister Rutte:
Voorzitter, dank. Ik wil even kort zeggen dat ik hier niet meteen om 14.00 uur kon verschijnen toen u mij een sms'je daartoe stuurde, omdat ik op dat moment inderdaad in een Europees video-overleg zat en aansluitend om 14.30 uur belde met de president van Oekraïne. Dus dat lukte niet, maar ik ben heel blij dat het nu alsnog kan.

Ik wil ook kort iets zeggen ter inleiding, voordat ik bij de vraag kom. Ik zal dat heel kort doen. We hebben het er ook vorige week over gehad in het debat over Oekraïne: deze oorlog zal, verschrikkelijk als hij is, niet zonder economische gevolgen blijven. Die zal een impact hebben op Nederland en West-Europa. Die impact is op dit moment nog maar nauwelijks te overzien. Ik sluit ook niet uit dat die economische gevolgen heel aanzienlijk zijn. Ik zeg daar wel bij, echoënd wat we daar vorige week over zeiden in het debat: dat is wel de prijs van vrijheid. We moeten ook bereid zijn om in deze hele moeilijke tijd met elkaar te accepteren dat deze economische gevolgen er zijn. We doen dat niet alleen voor de inwoners van Oekraïne, die te maken hebben met verschrikkelijke agressie, maar ook omdat wat Rusland hier doet, uiteindelijk raakt aan de hele naoorlogse vredesordening in Europa en trans-Atlantisch, die gebaseerd is op soevereiniteit en op internationale afspraken over internationaal recht en mensenrechten. Dus dat is fundamenteel.

Gegeven de huidige ontwikkelingen, de ontwikkelingen sinds donderdag een week geleden, nu twaalf dagen terug, is de gedachte onwaarschijnlijk dat wij in staat zouden zijn om met elkaar de garantie af te geven dat er een positief koopkrachtbeeld zal ontstaan. Dat wordt ongelofelijk moeilijk, maar we zullen er alles aan doen om de gevolgen te dempen. Dan kijken we in de eerste plaats naar de energieprijzen, want die zijn natuurlijk heftig. Sigrid Kaag, de minister van Financiën, is intensief in overleg met de betrokken ministers om zo snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen over de energieprijzen en ook het bredere koopkrachtbeeld, zowel voor de mensen met de laagste inkomens als voor de middengroepen, die ook heel hard worden geraakt door deze ontwikkelingen.

Maar nogmaals, het woord dat ik daarbij gebruik — ik zeg u dat maar in alle eerlijkheid; ik ga daar ook geen doekjes om winden — is het woord "dempen", want met de huidige situatie is de gedachte illusoir dat er over de hele linie een positief koopkrachtbeeld uit zal komen voor 2022. We zullen moeten afwachten waar het Centraal Planbureau morgen mee komt. Er lekken nu de eerste cijfers uit, maar het bredere beeld, ook richting 2025, en de ontwikkeling van de economie en de werkloosheid hebben we natuurlijk morgen ook te bezien. Mede op basis daarvan zal het kabinet zo snel mogelijk tot besluitvorming komen.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord weer aan mevrouw Marijnissen.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Dit is dus precies wat ik net zei: de mensen trekken uiteindelijk altijd aan het kortste eind. Nu is het vanwege de oorlog. Daarvoor hadden we de coronacrisis. Daarvoor hadden we de bankencrisis, hadden we de kredietcrisis. Nog geen twee maanden geleden stond hier de VVD, de grootste partij, te beweren: iedereen gaat erop vooruit. En nu zegt de minister-president alweer: dat is een illusie. Dat is heel pijnlijk, vooral ook omdat hij grote woorden gebruikt — en niet alleen hij; ik heb dat ook anderen hier horen doen — door te zeggen dat wij allemaal de prijs zullen moeten betalen voor het gevecht voor vrijheid dat we aan het voeren zijn. Dat is natuurlijk onzin, want wij gaan helemaal niet allemaal die prijs betalen. Wij hoeven niet allemaal die prijs te betalen. We kunnen de rekening ook leggen bij de mensen die haar kunnen dragen. We kunnen de rekening ook leggen bij de grote bedrijven waar het goed mee gaat en die winsten maken. Dat is een politieke keus. Er wordt gedaan alsof dit, die oorlog, een prijs is die wij allemaal moeten betalen. Wij weten gewoon dat dat niet waar is. We weten gewoon dat dit met onze salarissen — ik geloof dat het €8.000 in de maand is of zoiets — voor ons helemaal geen pijn gaat doen. Maar dat gaat voor heel veel Nederlanders wel heel veel pijn doen. Die mensen hadden ook al voor de oorlog in Oekraïne superveel moeite om hun energierekening te betalen. Het kabinet heeft hen toen in de kou laten staan. Ons voorstel is om bijvoorbeeld te zeggen dat we de eerste belastingschijf op de gasbelasting naar nul brengen. Dat betalen we door de grote bedrijven, die veel winst maken, de hoge salarissen, de topinkomens, wat meer bij te laten dragen. Dan kunnen we ervoor zorgen dat mensen er honderden euro's per maand bij krijgen, maar dan zorgen we er ook voor dat de rekening komt waar die hoort. Is de minister-president bereid om dat te doen?

Minister Rutte:
Ik moet de Kamer allereerst toch wel voorhouden dat de geopolitieke crisis, die is ontstaan met de inval van Rusland in Oekraïne, haar gelijke eigenlijk niet kent in de naoorlogse geschiedenis. Je kunt kijken naar de verschrikkelijke crisis in Joegoslavië in de jaren negentig en naar de genocide die daar heeft plaatsgevonden. Dat is het enige waarmee wat er nu gebeurt nog enigszins te vergelijken is. Dat zal dus een impact hebben. Wij zullen daar ook met z'n allen de gevolgen van ervaren. De stijgende prijzen, ook van energie, zullen onvoldoende terugkeren in onze eigen economie. Dat heeft een gevolg voor onze collectieve welvaart. Als we dat niet eerlijk met elkaar onder ogen willen zien, dan zijn we elkaar echt een rad voor ogen aan het draaien.

Vervolgens is het wel van belang om te bezien wat je kunt doen om de gevolgen te dempen. Er zijn geen taboes. Ik ga hier niet nu onderhandelen met mevrouw Marijnissen of wie dan ook, omdat het kabinet natuurlijk eerst zelf, op basis van de cijfers van morgen, tot de inschatting moet komen wat er precies nodig is. Daarna gaan we daarmee naar de Kamer. Er zijn geen taboes. Ons doel is om voor de laagste inkomens en de middengroepen zo goed mogelijk maatregelen te nemen om die gevolgen te dempen. Nogmaals, daarbij zullen we alle opties bekijken. Dat kan ook niet anders.

De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot, mevrouw Marijnissen.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Toen de coronacrisis er was, waren de zakken van dit kabinet diep. Toen vlogen er miljarden en miljarden uit naar de grote bedrijven. Toen kon het allemaal wel. Toen was het daar crisis. Nu is het crisis achter de voordeur. Nu is het crisis in heel veel huizen van mensen die de rekeningen niet kunnen betalen. Het is toch onbestaanbaar dat er wel een klimaatfonds is van 35 miljard euro — dat staat klaar — maar dat er nu niet direct geld zou zijn om mensen te compenseren voor de energierekening. Minister-president, dat is echt onzin.

Minister Rutte:
Zoals ik al zei: wij vinden het noodzakelijk om de gevolgen van deze sterk stijgende inflatie, de sterk stijgende prijzen van energie, zo goed als dat kan op te vangen. Maar nogmaals, ik ben hiernaartoe gekomen om gewoon heel eerlijk met deze Tweede Kamer te delen hoe ik de zaken zie, hoe dit kabinet de zaken ziet. Er is vanaf twaalf dagen geleden een andere realiteit, die vergaande gevolgen en ramificaties heeft voor onze hele economie, in dit deel van de wereld. Uiteraard heeft het in de eerste plaats gevolgen voor onze veiligheid, maar ook — daarover hebben we het nu — voor onze economie en koopkracht. Dat is vanwege de verstoring van de aanvoerlijnen, onze basale energievoorziening en het hele internationale kapitaalverkeer.

Dat heeft vergaande gevolgen. Het is niet zo dat in dit kabinet iemand zegt dat we grote bedrijven of kleine bedrijven of kleine zelfstandigen of de burger of wie dan ook belangrijker maken dan iemand anders. We proberen over de volle breedte onze economie zo goed mogelijk te beschermen en er vooral ook op te letten dat we enigszins een dempend iets kunnen doen voor de mensen met een wat kleinere beurs en de middengroepen, die al zo geraakt worden. We gaan de komende weken praten over wat dat precies zal zijn. We komen zo snel mogelijk naar deze Kamer terug.

De voorzitter:
Dank u wel. Ook dank aan mevrouw Marijnissen voor het aanvragen van deze mondelinge vraag.

Er zijn een aantal mensen die een vraag hebben. Allereerst de heer Van Baarle van DENK, dan de heer Klaver van GroenLinks, de heer Wilders van de PVV, de heer Eerdmans van JA21, de heer Nijboer van de PvdA en dan de heer Idsinga van de VVD.

Allereerst de heer Van Baarle van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):
Mensen betalen aan de benzinepomp inmiddels bijna €3 voor 1 liter benzine. Al sinds december, bij de behandeling van de SZW-begroting, vragen we in deze Kamer om compensatiemaatregelen, om ervoor te zorgen dat mensen er niet op achteruitgaan in hun koopkracht. Elke keer weer kwam deze regering met een verhaal van: wacht maar; het komt goed; we komen met iets. Inmiddels zijn we maanden verder. Mijn vraag aan de minister-president is: hoelang moeten die mensen in het land nog wachten? Is dat tot de benzineprijs €5 of €7 is? Hoelang gaat dit nog duren?

Minister Rutte:
Wat je nu ziet, is dat de effecten van de oorlog die twaalf dagen geleden in Oekraïne is uitgebroken, enorme gevolgen hebben, ook voor de benzineprijs. Die zit ver boven de prijs die we in december en januari zagen en loopt dagelijks met centen op, tot hoogtes die we inderdaad niet eerder hebben gezien. Dat is gewoon een feit. Het is ook een feit dat het vorige kabinet in zijn nadagen al ruim 3 miljard heeft uitgetrokken om de gevolgen van de stijgende energierekening over de volle breedte zo goed mogelijk onder controle te houden. Er is ook apart geld uitgetrokken voor mensen met een laag inkomen. We worden nu geconfronteerd met een enorme dreun voor onze totale economie. Dat moeten we heel precies met elkaar in kaart brengen. Ik zou de Kamer echt willen vragen om hier niet de indruk richting Nederland te wekken dat dit zomaar op te lossen is en dat er zomaar een pot geld is om dit allemaal te lenigen, want dat zou echt onterecht zijn. Die is er simpelweg niet. We zullen daar in de komende weken heel intensief over moeten spreken, ook samen met de Kamer, om ons land zo goed mogelijk te beschermen, zowel op het gebied van veiligheid als economisch.

De heer Van Baarle (DENK):
De regering, deze keer in de vorm van de minister-president, biedt de mensen in het land weer niks. Dat is de grote frustratie van mensen die op dit moment hun rekeningen niet meer kunnen betalen en die financieel doodbloeden bij de pomp. Al sinds december smachten mensen naar koopkrachtherstel en elke keer komt er niks.

De voorzitter:
En uw vraag?

De heer Van Baarle (DENK):
Ik heb één concrete vraag aan de minister-president. Is het bespreekbaar, in tegenstelling tot wat minister Kaag zei bij WNL, dat de accijnzen en belastingen op benzine, op de brandstofprijzen, naar beneden gaan om ervoor te zorgen dat mensen straks niet €7 voor 1 liter benzine bij de pomp gaan betalen?

Minister Rutte:
In de goede volgorde der dingen. Zodra het kabinet, op basis van de cijfers die morgen verschijnen, tot besluitvorming is gekomen over de koopkracht, zowel voor dit jaar als daarna, zullen we ons direct bij de Kamer melden. Ik heb al gezegd dat er geen taboes zijn. Dat kan ook niet. Maar ik vraag wel aandacht voor het feit dat er een risico schuilt in de toonzetting die de spreker zojuist koos, namelijk alsof de wereld niet fundamenteel is veranderd. Er is een bladzijde in onze geschiedenis omgeslagen en dat heeft potentieel enorme gevolgen voor onze economie. Laten we hier ook eerlijk zijn naar Nederland: dat heeft ook gevolgen voor ons aller koopkracht. We gaan met z'n allen — ik denk dat 150 Kamerleden dat willen — ons best doen om die gevolgen zo goed mogelijk op te vangen, maar hier volledige garanties geven gaat simpelweg niet in zo'n grote geopolitieke crisis. Dat is echt mijn overtuiging.

De heer Klaver (GroenLinks):
We kunnen geen garanties geven over de welvaart, maar de enige garantie die we hier wél moeten geven, is dat mensen hun energierekening kunnen betalen. Als je een flexibel contract hebt, was de prijs voor je energierekening in januari al twaalf keer zo hoog als een jaar geleden, en iedere dag stijgt die prijs door. Daarom kunnen we niet weken wachten, want iedere dag verslechtert de situatie. Mijn hele concrete vraag aan dit kabinet is: bent u bereid om de Prijzennoodwet van stal te halen om de energieprijs te bevriezen?

Minister Rutte:
Ik heb al gezegd dat er geen taboes zijn, maar ik ga hier ook niet vertellen waar precies de oplossing zit, omdat we morgen eerst heel precies de cijfers willen analyseren en dan zo snel mogelijk naar de Kamer komen. Dus nogmaals, op alle gedachten die hier worden geopperd ga ik niet reageren. Ik snap ze. Het zijn ook allemaal denkbare knoppen waar je aan kan draaien. Ik snap dus zowel de eerdere suggesties als de suggestie van de heer Klaver. Die hebben we echt in samenhang te bezien.

De heer Klaver (GroenLinks):
Het spijt me, maar we hebben nu niet zo heel veel mogelijkheden. Mensen zitten letterlijk in de kou. Ze hebben enorme stress en kunnen niet slapen, omdat ze niet weten hoe ze hun energierekening moeten betalen. En er zijn niet zo veel mogelijkheden om dit jaar nog iets te doen aan die stijgende rekening. Er is één ding dat we wel direct kunnen doen, waar we gewoon direct op kunnen ingrijpen, via die Prijzennoodwet. Dat is het maximeren van de prijzen, de prijs bevriezen, zodat de situatie in ieder geval niet erger wordt. Iedere dag dat je wacht, maakt de situatie erger. Dus alsjeblieft, ik zou wel graag willen dat de minister-president toezegt dat we dat gaan doen. De energieprijzen moeten worden bevroren.

Minister Rutte:
Ik zei het al: voor mij en voor het kabinet gelden geen taboes. Maar ik ga ook niet hier vandaag onderhandelen met de heer Klaver of andere Kamerleden. Dat doen we eerst in het kabinet. Dat is het ordelijk proces. Dan zal de Kamer zeggen: doe dat snel. Dan is mijn reactie: ja, dat gaan we snel doen.

De heer Wilders (PVV):
We hebben een minister van Financiën die niet op komt dagen en wegduikt, en we hebben een premier die de Kamer gewoon geen antwoorden geeft. Hij is er heel goed in om in Europa de geopolitieke ster uit te hangen over Oekraïne, maar hij vergeet dat hij gekozen is door de Nederlandse kiezer. De Nederlandse kiezer, meneer de minister-president, zeg ik via u, mevrouw de voorzitter, trekt het niet meer. Die trekt het niet meer met zijn gasrekening. Die trekt het niet meer met zijn benzinerekening. Die trekt het niet meer met de boodschappen. Ik vraag aan u: denk daaraan. Wie heeft u gekozen, en wat gaat u voor die mensen doen? Ik zie u op tv zeggen "het kan allemaal niet" en "we hebben een grote crisis, en het wordt erger" en "over een paar weken kijken we ernaar". Geef de mensen antwoord. Ze kunnen hun rekening niet meer betalen.

Minister Rutte:
Ik heb de heer Wilders niet nodig om mij eraan te herinneren voor wie wij hier zitten. Wij zitten hier allemaal voor het Nederlandse volk, voor 17 miljoen mensen die zich op dit moment grote zorgen maken over hun veiligheid, maar zich ook grote zorgen maken over wat er op dit moment gebeurt met hun portemonnee. We praten vandaag niet over het veiligheidsding. Daar zijn later deze week debatten over. We praten vandaag over de portemonnee. Ik realiseer mij zeer wel dat heel veel mensen zich op dit moment buitengewoon grote zorgen maken over de ontwikkeling van de energieprijs en überhaupt over de prijsontwikkeling. Dat realiseert het hele kabinet zich. Juist daarom wil ik hier klare wijn schenken en nog een keer zeggen, ook tegen de heer Wilders: wij zullen er alles aan doen om die gevolgen zo goed mogelijk op te vangen. Dat zullen we samen met de Kamer bespreken.

De heer Wilders (PVV):
Het probleem is juist dat de premier helemaal niets doet. Dit probleem speelt al weken, en u doet helemaal niets. U doet niet één voorstel om te zorgen dat de gasrekening en de benzineprijs omlaaggaan. U schuift het alleen maar voor u uit. Laat ik u één voorstel doen. Uw kabinet heeft ervoor gekozen om ideologisch in totaal inmiddels 100 miljard uit te geven aan klimaat- en stikstofbeleid. Dat is incidenteel geld, waar je incidenteel heel veel mee kan doen voor de koopkracht van de mensen. Waarom zegt u niet: ik zet de btw op de energierekening op nul, ik ga de accijnzen op benzine verlagen en we gaan de eerste en de tweede schijf misschien nog verder verlagen? U heeft het geld. Politiek is een kwestie van kiezen. U kiest niet; u loopt weg. En de mensen thuis zijn de klos.

Minister Rutte:
Het is onzin dat het kabinet niks zou doen. Dat weet de heer Wilders net zo goed als ik. Het kabinet heeft vorig jaar, in oktober en november, al een ongekend groot bedrag uitgetrokken om ervoor te zorgen dat de sterk stijgende prijzen van onze energierekening worden opgevangen. Zeker ook sinds twaalf dagen geleden, op 23 februari, toen de Russische inval in Oekraïne begon, worden we geconfronteerd met de gevolgen daarvan voor de hele wereldeconomie. Die gevolgen zijn gigantisch en potentieel ook langjarig. Die hebben we met elkaar heel goed in kaart te brengen. Dus dat tweede antwoord, na het eerste antwoord van ruim 3 miljard, zal er ook moeten komen. Dat ben ik eens met de heer Wilders. En dat zál er ook komen.

De heer Eerdmans (JA21):
De premier zegt meerdere malen: er zijn geen taboes. Dat vind ik goed. Uw collega, de heer Hoekstra, heeft gezegd: wij zullen misschien wel het huidige coalitieakkoord moeten openbreken om andere prioriteiten te stellen. Hij heeft met name defensie genoemd: om die uitgaven wellicht te vergroten. Mijn vraag aan u is: is dat dus ook geen taboe?

Minister Rutte:
Er is vorige week een motie aangenomen in het debat over Oekraïne. Daarin spreekt de Kamer de wens uit om onze defensie verder te versterken. Daarvoor is dus breed politiek draagvlak. Dat hebben we natuurlijk ook allemaal budgettair met elkaar in te passen. Het is overigens niet ongebruikelijk dat de werkelijkheid zich maar heel beperkt houdt aan een regeerakkoord dat een kabinet heeft gemaakt. De werkelijkheid beukt vanaf dag één in op dat regeerakkoord. In dit geval is dat inbeuken wel van een heftigheid die we — ik zou nogmaals willen zeggen: met uitzondering van de Joegoslaviëcrisis — in ons deel van de wereld niet hebben gezien sinds de Tweede Wereldoorlog. Daar hebben we dus mee te werken. Dat is ook het normale werk van een bestuurder. Het geldt voor Kamerleden, voor het kabinet en voor ons allemaal zoals we hier vandaag zijn dat we dat antwoord met elkaar hebben te formuleren.

De heer Eerdmans (JA21):
Ik vraag het, omdat mevrouw Kaag daar nogal geprikkeld op reageerde. Zij maakte de opmerking: "De klimaatdoelen die werden gesteld, het stikstoffonds en het klimaatfonds zijn heilig. Daar kunnen we niet aan tornen. Dat staat als een huis, anders wordt het touwtje losgetrokken van deze coalitie." Dus u zegt eigenlijk: het taboe om het huidige regeerakkoord open te breken en mogelijk ook te kijken naar de gigantische uitgaven die u wilt gaan doen voor klimaat en stikstof en om die mogelijk in te zetten voor de koopkracht en defensie, is er niet.

Minister Rutte:
Deze coalitie heeft zich ten doel gesteld om structureel een aantal hele grote problemen in Nederland op te lossen, rondom ons onderwijs en onze veiligheid, maar ook rondom klimaat en inderdaad ook stikstof. Tegelijkertijd worden wij nu natuurlijk geconfronteerd met de realiteit zoals die zich voordoet, die we ook hebben in te passen in ons beleid. Dat is het werk van bestuurders. Daar zullen we de komende weken vorm aan geven.

De heer Nijboer (PvdA):
De oorlog in Oekraïne heeft natuurlijk een immense impact op de geopolitiek en ook op onze economieën. Maar ik vind niet dat het kabinet zich alleen daarachter kan verschuilen als je kijkt naar de koopkracht. Want de koopkrachtcijfers van het regeerakkoord waren al pet: iedereen op de nullijn. Als je dan wat krijgt, gaat het erop achteruit. Als je een grote klap krijgt, gaat iedereen er fors op achteruit, misschien wel 2,5%. Ik vraag de minister-president: is het kabinet bereid om fundamenteel andere voorstellen voor het belastingstelsel te doen? Is het bereid om vermogenden en grote bedrijven meer te belasten, zodat mensen ook meer in de portemonnee over kunnen houden?

Minister Rutte:
Mijn antwoord ten aanzien van de concrete voorstellen die ik uit de Kamer hoor, is: voor het kabinet gelden in algemene zin geen taboes bij deze ernstige crisis. Maar ik ga niet ieder voorstel hier nu van commentaar voorzien. Die zijn allemaal onderdeel van de afwegingen die we de komende weken hebben te maken als kabinet en als Kamer. Ik ben het eens met de heer Nijboer dat deze extra grote dreun, bijvoorbeeld voor onze energierekening, uiteraard van een antwoord te voorzien is. Ik zeg er alleen wel bij dat het buitengewoon ingewikkeld zal worden om alles op te lossen. Ik denk dat dat niet kan. Daar moeten we ook eerlijk over zijn.

De heer Nijboer (PvdA):
Daar ben ik ook eerlijk over. Je kunt niet een enorme klap voor iedereen compenseren; dat is onmogelijk. Maar ik heb wel heel weinig vertrouwen in het volgende. Als ik kijk naar wat het kabinet het afgelopen jaar heeft gedaan, met die 3,2 miljard, dan zie ik dat dat niet terechtkwam bij de mensen die dat het meest nodig hadden. Het is nu ook te laat. De gemeentes hebben het nu nog niet overgemaakt. Die mensen betalen €300, €400. Die kunnen voor hun kinderen geen eten kopen. Nu zegt de minister-president: bij de Voorjaarsnota ziet u wel. Dat zei mevrouw Kaag ook, de minister van Financiën. Dan is dit jaar verloren gegaan. Dus ik roep de minister-president wel op om veel meer actie te ondernemen, veel meer duidelijkheid aan mensen te geven en volgende week te zeggen: dit gaat er gebeuren.

Minister Rutte:
Het pakket van het vorige kabinet behelsde ruim 3 miljard aan compensatie voor de gestegen energierekening. Daarbij is er ook een paar honderd miljoen voor de mensen met de laagste inkomens. De gemeentes zullen er een grote rol in spelen om dat goed te besteden. Maar dat is natuurlijk onvoldoende. Er moet nu meer gebeuren. De situatie is nu zó ernstig. Dat zagen we natuurlijk de afgelopen weken al, maar dat is met de inval in Oekraïne nog eens een keer verhevigd. We hebben goed met elkaar te bezien welke bredere en langjarige gevolgen dit heeft voor onze economie en het verdienvermogen dat we met z'n allen hebben. We hebben er tegelijkertijd voor te zorgen dat we de mensen met een kleinere beurs en de mensen die hard werken, met middeninkomens, zo goed mogelijk ondersteunen.

De heer Idsinga (VVD):
Deelt de minister-president mijn mening dat mensen die het nu financieel heel lastig hebben toch wel op hele korte termijn duidelijkheid moeten krijgen? Ik begrijp natuurlijk dat we daarbij realistisch moeten blijven in hoe we dat vervolgens gaan doen. Mijn vervolgvraag is dan: als alle opties op tafel liggen — ik hoor "geen taboes" — betekent dat dan ook dat we het eventueel kunnen hebben over een btw-verlaging, over een verlaging van de energiebelasting en ook over een verlaging van de brandstofaccijnzen?

Minister Rutte:
Ook tegen de heer Idsinga is mijn antwoord dat ik niet inga op concrete voorstellen. Ik herhaal wel dat wij natuurlijk naar alle mogelijke knoppen, instrumenten en mogelijkheden kijken om het probleem onder controle te krijgen. Ook hier neem ik dus nota van, zoals ik ook van alle andere voorstellen nota neem. Het kabinet is natuurlijk ook zelf aan het kijken wat de mogelijkheden zijn. Ik ben het met hem eens dat dat snel moet gebeuren.

De voorzitter:
De heer Van Weyenberg van D66, dan de heer Grinwis en dan mevrouw Van Dijk.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik denk dat het verstandig is dat de premier er ook heel eerlijk over is dat deze ongekende oorlog op het Europese continent ons allemaal gaat raken. Ik begrijp ook de nadruk op de Voorjaarsnota. Dan komen er ook terecht debatten aan bod over bijvoorbeeld vermogensongelijkheid en over wie de rekening betaalt. De opmerkingen en de meningen van mijn fractie daarover zijn bekend. Ik zou toch om bijzondere aandacht voor de energierekening willen vragen. Ik ga niet om een specifieke maatregel vragen, maar het zou wel heel fijn zijn als we eerder duidelijkheid kunnen geven over specifiek die energierekening en we niet moeten wachten op de Voorjaarsnota. Daar slapen mensen slecht van, zeker mensen met een kleine portemonnee. Er is al een regeling voor de kwetsbare, lage inkomens. We zoeken naar de middeninkomens. Het lijkt mij onwenselijk om die nog weken of maanden te laten wachten. Ik verzoek dus of het kabinet daar volgende week al wel meer richting over kan geven, zoals we eerder vandaag ook tijdens de regeling van werkzaamheden aan het kabinet hebben gevraagd.

Minister Rutte:
Eens: zo snel mogelijk. Ik ga hier niet toezeggen dat dat volgende week al zo is. Ik hoop dat dat lukt, maar ik kan dat hier niet hard toezeggen. Maar ik ben het er wel helemaal mee eens dat we niet kunnen wachten op de Voorjaarsnota. Ik ben het daar zeer mee eens.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
De gevolgen van de brede, brute inval van Rusland in Oekraïne zijn groot, allereerst voor de mensen in Oekraïne, maar ook voor de voedselzekerheid en de energieleveringszekerheid. Ik verwacht van het kabinet geen wonderen, maar wel daden. De minister-president hintte daar zojuist al op. Mijn vraag aan hem is of hij in de brief die hij gaat schrijven naar aanleiding van het verzoek van collega Klaver voor het debat volgende week, ook heel helder aan kan geven welke maatregelen voor dit jaar nog wel mogelijk zijn. We weten dat de menukaart voor wat er dit jaar nog kan veel beperkter is dan wat er volgend jaar nog kan. Als de accijnzen op brandstoffen nog dit jaar kunnen worden verlaagd, moet er door het kabinet misschien wel heel snel worden besloten. Dat geldt ook voor het verdubbelen van de tegemoetkoming voor lage inkomens op de energierekening; dan moet er ook heel snel worden besloten. Ik vraag daar duidelijkheid over.

Minister Rutte:
Ik heb geen brief toegezegd voor volgende week. Wat ik toezeg is: zo snel mogelijk. Ik vind ook dat dat echt voor de Voorjaarsnota moet. Daar gaan we echt ons uiterste best voor doen, maar ik ga hier niet beloven dat dat binnen een week rond is. Wij moeten de analyse heel goed maken op basis van de cijfers morgen. Het moet zo snel mogelijk, maar er is door mij geen toezegging gedaan over een brief volgende week. Dat herken ik niet.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Er is bij de regeling een brief gevraagd, voorafgaand aan het debat. Ik kan het kabinet natuurlijk niet dwingen tot besluitvorming. Ik kan wel vragen om duidelijkheid over welke maatregelen dit jaar nog impact kunnen hebben en kunnen worden doorgevoerd en wat pas vanaf 1 januari 2023 kan. Die duidelijkheid vraag ik.

Minister Rutte:
Hoewel ik de regeling altijd probeer te volgen, zat ik vanmiddag in internationale gesprekken. Ik heb dat dus niet precies meegekregen. Ik zal dat verzoek doorgeleiden naar de collega's van Financiën en Sociale Zaken — mevrouw Kaag, de minister van Financiën, en mevrouw Van Gennip, die ook gaat over de koopkracht — om te kijken wat er mogelijk is in lijn met dit verzoek. Dat kan ik nu niet overzien.

De voorzitter:
Ik wil het verzoek van de heer Grinwis ondersteunen: het is inderdaad in de regeling uitgewisseld en er was een meerderheid voor in de Kamer. Ik geef eerst het woord aan mevrouw Van Dijk, dan aan de heer Omtzigt en dan pas aan mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Eigenlijk ligt mijn vraag een beetje in het verlengde van die van de heer Nijboer. We hebben inderdaad, volgens mij voor de kerst, die motie ingediend om er in ieder geval voor te zorgen dat die 200 miljoen aan de onderkant geregeld zou worden. Maar die is inderdaad nog steeds niet geregeld. Hoe gaan we nou voorkomen dat we dadelijk een heel mooi pakket aan maatregelen hebben die mensen pas over een jaar gaan voelen? Gaan we ook iets bedenken waardoor mensen morgen niet gaan omvallen en een beroep op iets kunnen gaan doen? Ik doel op een soort steunfonds, een pakket of in ieder geval iets waardoor ze aan de bel kunnen trekken als het echt niet meer gaat en waardoor ze niet een jaar hoeven te wachten.

Minister Rutte:
Ik ben natuurlijk nu even ingevallen en heb nu niet helemaal paraat hoe het met de besteding van die 200 miljoen gaat. Ik zeg toe dat we in de blijkbaar al bij de regeling toegezegde brief ook precies beschrijven hoe het daarmee staat. Ik kan dat nu niet overzien. Ik zal dus ook met de collega's bespreken dat dit wordt meegenomen in een brief.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Daar moet nog een wet voor naar de Kamer komen, heb ik begrepen. Er is dus nog geen cent overgemaakt naar die mensen. We hebben voor de kerst iets besloten, maar die mensen zien nog geen cent. We kunnen dat bedrag natuurlijk gaan verhogen. Misschien is dat in ieder geval voor een deel een goede optie. Ik maak me alleen wel zorgen over de uitvoerbaarheid en de beslissingen die we gaan nemen. Er zit gewoon minimaal een jaar tussen, maar er zijn nu mensen met problemen. Ik zou ook wel heel graag zien dat bij de uitwerking van de oplossing ook nagedacht gaat worden over hoe we gaan zorgen dat iemand die morgen echt om dreigt te vallen, toch een beroep op iets kan doen.

Minister Rutte:
Ik snap dat verzoek. Dat betrekken we dus bij de planvorming, maar ook bij de beantwoording in de brief die bij de regeling is toegezegd.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Het is fijn dat de minister-president met zijn drukke agenda naar de Kamer kan komen, waar de minister van Financiën dat niet kan. Dat waardeer ik. Hij heeft gelijk. Er is een geopolitieke crisis. Een positieve koopkracht voor iedereen — dat wilde het kabinet — is niet haalbaar. Laten we dat gewoon even met z'n allen vaststellen. Dan krijgen we een semantische discussie over de vraag of het regeerakkoord nog staat. We hebben nu een uitdaging wat betreft energiearmoede. Daar heeft iedereen het hier over gehad. Het gaat om de vraag of we überhaupt energie kunnen leveren en of het Groningse gasveld opengaat. Het gaat om de vraag hoe we de voedselzekerheid kunnen garanderen, want als dit zo doorgaat en er niet geplant wordt en er geen kunstmest is, dan hebben we over een paar maanden een voedselcrisis die ook een deel van Europa raakt. En we hebben vragen over de defensiesamenwerking. Dat vereist een samenhangend antwoord van het kabinet op de nieuwe uitdagingen. Dat gaat niet in een vragenuurtje. Ik zou aan de premier willen vragen: op welk moment is de regering in staat om een nieuwe richting, een nieuwe koers, openbaar te maken om aan deze uitdagingen het hoofd te bieden? Ik denk aan een bijlage bij het regeerakkoord, want toen er over het regeerakkoord werd onderhandeld, verwachtte niemand deze situatie in Oekraïne.

Minister Rutte:
De punten die de heer Omtzigt noemt, zijn stuk voor stuk zeer relevant. Als je bijvoorbeeld de komende twee weken niet gaat zaaien in Oekraïne, dan heeft dat vergaande gevolgen voor de tarweproductie en de verdere graanproductie in de wereld. Dat is gewoon een feit. We moeten de leveringszekerheid natuurlijk heel goed in de gaten houden. Even los van de prijs van gas, is de leveringszekerheid een buitengewoon grote zorg. Over het gemak waarmee gisteren werd opgeroepen tot een olieboycot heb ik gezegd: pas nou op. Wij vinden ook dat we zo snel mogelijk af moeten van olie en gas uit Rusland. We moeten versnellen met onze groene agenda, maar als we dat halsoverkop doen en bedrijven als Shell dwingen om dat heel snel om te zetten in de praktijk, dan heeft dat vergaande gevolgen voor onze economie, maar ook voor onze energievoorziening. Dat geldt zeker ook voor Oost-Europa. Daar kunnen ze hun raffinaderijen niet zo snel laten overschakelen op andere soorten olie. Dus pas nou op met wat we met z'n allen vragen.

Alle punten die Omtzigt noemt, zijn relevant. Daar zullen we natuurlijk de komende tijd met de Kamer over in gesprek gaan. We gaan geen bijlage maken bij het regeerakkoord. Het heeft sowieso al negen maanden geduurd voordat het er was. Uiteindelijk is er tweeënhalve maand onderhandeld, maar we zijn toch vrij lang bezig geweest met de vraag: wie met wie? Wat we wel doen, is wat altijd hoort te gebeuren door bestuurders. We denken namelijk niet: er is een regeerakkoord en daar gaan we dus mee verder. Mijn ervaring sinds 2010 is dat er een constante realiteit inbeukt op wat je politiek wil. Vervolgens is het zo dat er een aantal langetermijndoelstellingen in het regeerakkoord staan, die ons allemaal zeer na aan het hart gaan. Ik denk dat die overeind kunnen blijven. Die zijn van groot belang voor dit land. Tegelijkertijd hebben we — het is dus en-en — ervoor te zorgen dat we ook nu een antwoord vinden. We prioriteren nu het energieprobleem. Er komt dus geen bijlage bij het regeerakkoord, maar alle punten die de heer Omtzigt noemt, worden onder schot gebracht om ervoor te zorgen dat die van antwoord worden voorzien.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Van der Plas van BBB. Over de brief zeg ik nog even dat er geen toezegging is gedaan tijdens de regeling, maar dat er vanuit de Kamer gevraagd is om een brief.

Minister Rutte:
Ah! Zie je, ik moet die regeling voortaan echt zelf gaan volgen.

De voorzitter:
U kunt die geen dag missen! Nee, ik moet zeggen: geen keer. Mevrouw Van der Plas van BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik ben net ontzettend geschrokken van de toch wel wat laconieke houding ten aanzien van de voedselzekerheid. De heer Omtzigt haalde het net ook al aan. Straks gaan boeren gewoon zeggen: wij kunnen het niet meer betalen om jullie eten te maken. Dan hebben we echt een heel groot probleem. In het licht van de koopkracht en de energieprijzen zijn er misschien nu al wel kleine handgrepen mogelijk om ervoor te zorgen dat een aantal dingen toch wel blijven doordraaien. Ik noemde net het voorbeeld van de accijns op rode diesel. Die zou misschien tijdelijk weer even teruggedraaid kunnen worden. Dat was in 2013 ...

De voorzitter:
En uw vraag?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nou, dat is een vraag. Zou dat eventueel kunnen? Maar praat het kabinet nu bijvoorbeeld ook met organisaties of bedrijven over wat ze misschien samen zouden kunnen doen, omdat de nood zo hoog is? Hebben bedrijven daar misschien ook ideeën over? Ik denk bijvoorbeeld aan het compenseren van werknemers. Ik noem ook de NS of busmaatschappijen, die misschien tijdelijk …

De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas, ik ga u even onderbreken. Het is een mondeling vragenuur. Het is geen debat, dus u moet echt wat korter en bondiger zijn. Excuus daarvoor.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dan even tot slot over de NS en busmaatschappijen. Zou het niet mogelijk zijn dat mensen misschien tijdelijk vrij kunnen reizen, zodat ze hun auto kunnen laten staan? Wordt daar ook naar gekeken?

De voorzitter:
Ik hoor verschillende vragen.

Minister Rutte:
Een heel kort procespunt, en dan inhoudelijk.

Proces. In het kabinet hebben we het zo georganiseerd dat de meest betrokken ministers, inclusief die van Landbouw ... Mevrouw Van der Plas heeft natuurlijk volkomen gelijk dat dit ook impact kan hebben op onze voedselzekerheid, zo niet in Nederland dan wel verdergaand. We weten namelijk dat als de graanschuur Oekraïne inderdaad niet kan leveren, dat op termijn gevolgen kan hebben tot diep in Afrika. Het hangt dus allemaal met elkaar samen. Het zijn kettingen, inclusief of er wel of geen kunstmest is, zoals zij ook terecht noemt. Het is dus inderdaad potentieel vergaand. Vandaar ook de risico's voor onze gas- en olievoorziening. Het hangt natuurlijk allemaal met elkaar samen. In die commissie zitten alle betrokken ministers en staatssecretarissen bij elkaar. Die vergadert minimaal één keer in de week, maar ambtelijk is er constant overleg. Daarin hebben we bijvoorbeeld vandaag ook besloten om het crisismechanisme rondom de opvang van vluchtelingen te activeren. Ook dit onderwerp is daar in discussie, wordt daar besproken. Vanuit het ministerie van Landbouw wordt dat heel precies gevolgd.

Ik heb tegen Henk Staghouwer, de minister van Landbouw, ook gezegd: hou er rekening mee dat er uiteindelijk ook naar Nederland gekeken gaat worden. We hebben een van de beste landbouwsectoren ter wereld. We hebben, by far, de beste landbouwuniversiteit. Ons hele groene onderwijs behoort tot de top van de wereld. Dat geldt ook voor het groene vmbo, mbo en hbo, maar zeker ook voor de universiteit van Wageningen. Er zal naar Nederland gekeken gaan worden, om hier antwoorden op te gaan formuleren. Daar ben ik het dus mee eens. Ik ga nu niet in op alle concrete suggesties die mevrouw Van der Plas doet. Ik zei al dat er geen taboes zijn, maar ik heb nu niet de vrijheid om daar met haar over te filosoferen. Maar ik hoor wat zij zegt. Uiteraard is dat allemaal onderdeel van de afweging.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit mondelinge vragenuur. Ik wil de minister-president bedanken ...

Minister Rutte:
Toch nog één ding, voorzitter, omdat mevrouw Kaag werd genoemd. Zij heeft zich een week geleden afgemeld. Ik zou tot gisteren zelf bij het vragenuur zijn, maar ik werd gisteren geconfronteerd met die extra videovergadering. Nogmaals excuus dat ik hier niet meteen om 14.00 uur kon zijn, maar ik wilde dit toch nog even gezegd hebben, omdat haar naam een paar keer viel. Ik wil haar hier toch verdedigen.

De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van het mondelinge vragenuur. Ik dank de minister-president. Ik dank de Kamerleden. Ik schors de vergadering tot 19.15 uur. Dan starten we met een tweeminutendebat.

De vergadering wordt van 18.18 uur tot 19.18 uur geschorst.

Staat van de woningmarkt

Voorzitter: Kuik

Staat van de woningmarkt

Aan de orde is het tweeminutendebat Staat van de woningmarkt (CD d.d. 16/02).


Termijn inbreng

De voorzitter:
We gaan beginnen met het tweeminutendebat Staat van de woningmarkt. Acht mensen hebben zich aangemeld. De eerste spreker is de heer Van Nispen van de SP.

De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik vervang mijn collega Sandra Beckerman, die u hier wellicht verwacht had. Maar ik zal de moties mede namens haar indienen. Ik begin maar snel, want ik heb er vier.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Blackstone een enorme financiële slagkracht van honderden miljarden euro's heeft;

constaterende dat de opkoopbescherming alleen niet voldoende is;

overwegende dat Blackstone in één klap in Spanje de grootste particuliere huizenbezitter werd en de huren significant stegen, waardoor Spanje een huurplafond moest instellen;

verzoekt de regering om de Blackstones van deze wereld zo veel mogelijk te weren door zo spoedig mogelijk met fiscale en wettelijke maatregelen te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Beckerman.

Zij krijgt nr. 864 (32847).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat honderdduizenden huurders iedere maand niet kunnen rondkomen;

overwegende dat de regering nog geen onderzoek ingesteld heeft naar de voorgenomen huurverhogingen;

verzoekt de regering om binnen twee maanden een onderzoek in te stellen naar de effecten van de geplande huurverhogingen in de sociale en vrije sector,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Beckerman.

Zij krijgt nr. 865 (32847).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering vorig jaar wel een onderzoek ingesteld heeft naar de financiële positie van huurders;

overwegende dat de regering nog geen onderzoek ingesteld heeft naar de effecten van de voorgenomen huurverhogingen;

verzoekt de regering om een pas op de plaats te maken totdat het onderzoek naar de huurverhogingen in de sociale en vrije sector afgerond is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Beckerman.

Zij krijgt nr. 866 (32847).

De heer Van Nispen (SP):
Tot slot.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vele honderdduizenden huurders nu al de energierekening niet kunnen betalen en in armoede moeten leven;

overwegende dat de energieprijzen nog verder door het dak gaan;

verzoekt de regering de huur van woningen met een energielabel D of slechter per 1 juli 2022 te verlagen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Beckerman.

Zij krijgt nr. 867 (32847).

Dank u. Ik geef het woord aan mevrouw Bromet van GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter. GroenLinks heeft twee moties. De eerste.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de huren van nagenoeg alle woningen in Nederland dankzij de Huurprijzenwet van 1979 gereguleerd waren aan de hand van een puntensysteem;

constaterende dat deze bescherming tegen woekerhuren tegenwoordig alleen nog maar geldt voor huurprijzen tot €763;

overwegende dat het kabinet van plan is om een huurprijsbescherming in te voeren voor middenhuurwoningen;

van mening dat elke huurder in Nederland het recht zou moeten hebben om beschermd te worden tegen woekerhuren;

verzoekt de regering om in lijn met de voormalige Huurprijzenwet het puntenstelsel maximaal uit te breiden zodat alle huurders weer worden beschermd tegen woekerhuren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bromet en Klaver.

Zij krijgt nr. 868 (32847).

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
De tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in de afgelopen jaren tienduizenden woningen zijn opgekocht door beleggers — in de vier grote steden ongeveer een derde van de woningen — in plaats van door mensen die zelf op zoek zijn naar een huis;

overwegende dat inmiddels zelfs de VVD verkiezingsposters maakt om aan te geven dat woningen niet weggekocht moeten worden maar naar starters moeten gaan;

verzoekt de regering om voor de komende jaren een nationale zelfwoonplicht in te voeren, waardoor alle huizen die vrijkomen beschikbaar worden voor mensen die er daadwerkelijk gaan wonen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bromet en Klaver.

Zij krijgt nr. 869 (32847).

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Boswijk van het CDA.

De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik vervang ook een collega, en wel mijn collega Geurts. Ik kan zeggen dat in het commissiedebat door de minister is toegezegd dat hij corporaties meer ruimte gaat geven om strategische grondposities in te nemen, dat er een scherpere definitie wordt ontwikkeld als het gaat om de vraag wat we nou echt onder een sociale woning verstaan, dat wordt onderzocht hoe belemmeringen kunnen worden weggenomen en dat naar concrete oplossingen wordt gezocht om corporaties in staat te stellen om sociale koop onder voorwaarden toe te passen.

De CDA-fractie wil ook graag inzichtelijk maken wat de omvang is van de bestaande voorraad sociale en andere huurwoningen van niet-woningbouwcorporaties. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een groot tekort aan betaalbare sociale huur- en middenhuurwoningen is;

overwegende dat er nauwelijks inzicht is in de omvang van de bestaande voorraad sociale en andere huurwoningen van niet-woningbouwcorporaties;

verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze de aanleg van een register van alle huurwoningen van niet-woningbouwcorporaties met daarin vastgelegd een aantal karakteristieken van die woningen, zoals oppervlakte, aanvangshuur en eigenaar, kan bijdragen aan het inzichtelijk maken van de omvang van de bestaande voorraad sociale en andere huurwoningen van niet-woningbouwcorporaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Boswijk, Geurts, Boulakjar en Grinwis.

Zij krijgt nr. 870 (32847).

De heer Boswijk (CDA):
Dank u.

De voorzitter:
Dank u. Dan geef ik het woord aan de heer Grinwis van de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Een van de oorzaken, de grote oorzaak van de enorme prijsstijging van de afgelopen jaren is naast de enorm lage rente de financialisering van de woningmarkt. De jubelton heeft daaraan bijgedragen, maar ook de steeds ruimere leennormen. De Nederlandsche Bank heeft dat een- en andermaal aangetoond. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Nibud voornemens is te adviseren om hypotheeknormen voor tweeverdieners vanaf 2023 verder te verruimen en dat daarmee het inkomen van de tweede verdiener in plaats van de huidige 90%, 100% gaat meewegen;

overwegende dat het vergroten van de financieringsruimte van tweeverdieners een prijsopdrijvend effect heeft op koopwoningen;

overwegende dat het verruimen van hypotheeknormen zorgt voor toenemende ongelijkheid en een nog slechtere positie van singles op de woningmarkt, waarmee het Nibud geen rekening houdt bij zijn advies;

verzoekt de regering om het inkomen van de tweede verdiener niet nog meer mee te laten tellen dan nu en daarmee de laatste verhoging in 2023 naar 100% niet door te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Grinwis.

Zij krijgt nr. 871 (32847).

De heer Grinwis (ChristenUnie):
De overweging over het Nibud is dus geen verwijt aan het Nibud. Het is eenvoudigweg niet de taak van het Nibud om toenemende ongelijkheid mee te wegen in het advies. Het Nibud kijkt alleen naar de financieringslast en naar wat een huishouden kan dragen. De ChristenUniefractie vindt dat je veel breder moet kijken, ook naar de gevolgen van zo'n advies voor de woningmarkt.

De heer Nijboer (PvdA):
Aan de ene kant snap ik wel dat als je de leennormen verruimt, de prijzen omhoog kunnen gaan. Die zorg deel ik wel. De aanvliegroute dat het inkomen van de partner dan minder zwaar moet wegen, vind ik dan wel weer een emancipatoire vraag. Kan de heer Grinwis zich daar wat bij voorstellen? De vrouw werkt veel vaker dan de man in deeltijd en verdient vaak minder; dat inkomen tellen we dan minder mee?

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Daar kon ik mij een aantal jaren geleden wat bij voorstellen, toen het 50% was. Toen telde het tweede inkomen voor 50% mee. Vervolgens is er iedere keer 10% bij gekomen. Inmiddels zitten we al op 90%. De effecten daarvan op de ongelijkheid op de woningmarkt zijn desastreus. Als het 75% of 80% was geweest, denk ik dat je een goed midden had gevonden tussen enerzijds de emancipatoire doelstelling waarop collega Nijboer mij bevraagt en anderzijds de gevolgen voor de woningmarkt. De enige groep die op dit moment nog een beetje terechtkan op de woningmarkt, zijn de tweeverdieners. Singles en andere kwetsbare groepen … Singles zijn geen kwetsbare groep, maar de heer Nijboer begrijpt wat ik bedoel. Zij hebben op dit moment gewoon het nakijken en vissen altijd achter het net. Ik roep de minister ertoe op om zich niet te verschuilen achter bijvoorbeeld het advies van het Nibud, dat alleen kijkt naar de financieringslast van huishoudens, maar ook te kijken naar de gevolgen voor de woningmarkt en dat laatste stapje naar 100% niet te zetten. Ik hoop dat de heer Nijboer en zijn fractie mij daarin steunen.

De heer Peter de Groot (VVD):
Ik ben heel erg benieuwd hoe de heer Grinwis van de ChristenUnie tegen het volgende aankijkt. De echte oplossing voor het probleem dat hij aansnijdt, is gewoon het hebben van woningen voor twee mensen, dus met een dubbel inkomen, en ook het hebben van woningen voor mensen met een enkel inkomen, zoals starters en alleenstaanden. Is dat niet de echte oplossing voor het probleem dat hij aansnijdt?

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik weet dat de heer De Groot een collega is van iemand uit zijn partij die van "bouwen, bouwen, bouwen" is. Daar ben ik ook voor. Natuurlijk moeten we bijbouwen. Natuurlijk hebben we een aanbodprobleem. We hebben ook het probleem dat we vaak niet de juiste woning voor de juiste persoon of het juiste huishouden hebben. Dus: ja. Tegelijkertijd is het evident dat de financialisering van de woningmarkt, de toegenomen leenruimte van de afgelopen decennia en vooral het afgelopen decennium, heeft gezorgd voor een verdere huizenprijsstijging. Dat is gewoon door De Nederlandsche Bank … Die correlatie is zo een-op-een dat je zonder blikken of blozen zou kunnen spreken van causaliteit. Dan zou ik echt zeggen: bezint eer ge begint. We hebben gelukkig een rem erop gezet via de jubelton, die we eerst gaan verlagen en daarna afschaffen. Laten we dan niet aan de andere kant gas gaan geven en dat laatste stapje naar 100% zetten. Het grootste probleem op de woningmarkt zit nu niet bij de groep tweeverdieners, maar echt bij andere groepen.

De voorzitter:
Dank u. Dan ga ik door naar de volgende spreker. Dat is de heer Peter de Groot van de VVD.

De heer Peter de Groot (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb een tweetal moties meegenomen voor vanavond en ik heb nog een aanvullende vraag, die ik voor het einde zal bewaren. Allereerst maar even de moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het ontwikkelen van woningbouwprojecten vele jaren in beslag neemt;

constaterende dat er op dit moment een onderscheid wordt gemaakt in de plancapaciteit tussen harde en zachte plannen;

constaterende dat zachte plannen nog te vaak geen harde plannen worden;

overwegende dat we naar de bouw van 100.000 woningen per jaar willen;

overwegende dat er al een inhoudelijk team van experts is ter ondersteuning van gemeenten;

overwegende dat sommige gemeenten hulp kunnen gebruiken bij onderhandelen en het vlot trekken van trage processen;

verzoekt de regering om een klein team van kwartiermakers gericht in te gaan zetten bij gemeenten, waarbij deze kwartiermakers veel ervaring hebben met het sluitend maken van de businesscases van woningbouwprojecten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Peter de Groot en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 872 (32847).

De heer Peter de Groot (VVD):
Dan de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat starters in de huidige markt moeilijk een huis kunnen kopen;

constaterende dat er in ruim 225 gemeenten startersleningen worden aangeboden, wat een extra lokale financiering van de kosten koper boven op de landelijke leennormen is;

constaterende dat er vele vormen voor het (deels) kopen van een huis ontstaan, zoals koopstart-, kooplater- en erfpachtconstructies;

overwegende dat het daarmee nog meer afhankelijk is geworden van de gemeente waar een starter woont of koopt of je daar wel of geen aanspraak op kan maken;

overwegende dat deze constructies verkapte extra financieringsconstructies zijn;

overwegende dat we starters de mogelijkheid willen blijven bieden een eigen huis te kopen;

overwegende dat het bouwen van goedkope woningen de echte oplossing is voor alle leenproblemen;

verzoekt de regering inzichtelijk te maken welke vormen van decentrale hulp voor starters er op dit moment bestaan;

verzoekt de regering te onderzoeken of deze extra leningen en vormen oplossingen bieden of een nieuw probleem zijn waarbij ze zorgen voor extra kosten waarvoor landelijk toezicht nodig is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Peter de Groot.

Zij krijgt nr. 873 (32847).

Dank u. Ik zie dat er een interruptie van mevrouw Bromet aan u is.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik hoor de VVD allerlei plannen introduceren om starters aan woningen te helpen. Ik kwam deze poster van de VVD tegen, waarop staat: "Nog eens vier jaar woningen wegkopen voor de neus van starters? Amsterdam verdient beter. Kies VVD." Ik vroeg me af wat de VVD eigenlijk bedoelt met deze poster.

De heer Peter de Groot (VVD):
Ik denk dat het gewoon gaat over wat op de poster staat: dat gemeentes de mogelijkheid hebben om er met de opkoopbescherming voor te zorgen dat sommige woningen niet opgekocht worden en beschikbaar zijn voor mensen die in die stad wonen. Dat kennen we natuurlijk niet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik vraag het omdat het een VVD-bewindspersoon was die beleggers uitnodigde om woningen te komen opkopen in Nederland, ook in Amsterdam. Ik vertelde net al in de tekst van mijn motie dat een substantieel deel van de woningen door beleggers gekocht is in plaats van door die starters waar de VVD zich nu hard voor maakt. Gaat de VVD straks ook mijn motie steunen om de opkoopbescherming nationaal te regelen?

De heer Peter de Groot (VVD):
We hebben het er in het commissiedebat al over gehad. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de motie over de Lekstroom en als je het vergelijkt met bijvoorbeeld de woningen die het ABP in Nederland bezit, dan gaat het om een deel. Het ABP bezit ook woningen of vastgoed in andere landen dan Nederland. Dat is een situatie waar we hier met elkaar mee te maken hebben. De VVD is er wel degelijk een voorstander van dat er in ieder geval huurwoningen worden aangeboden, voor een goede prijs overigens, die in handen zijn van beleggers. We hebben het geld van beleggers, of het nou pensioenfondsen, onze spaartegoeden of verzekeraars zijn, gewoon nodig om ervoor te zorgen dat die huurwoningen er komen en voor een goede prijs verhuurd worden.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Dan is dit totale campagneretoriek. Er staat op de poster: "Nog eens vier jaar woningen wegkopen voor de neus van starters?" Als ik vraag of we gaan regelen dat mensen een plicht krijgen om in een woning te wonen die ze kopen, dan hoor ik een verhaal over ABP en beleggingsfondsen die ook in het buitenland woningen kopen. Dát zijn nou de woningen die weggekocht worden voor starters. Ik zou er nog maar eens goed over nadenken als VVD.

De voorzitter:
Ja, maar dat was geen vraag. U mag reageren als u wil, maar volgens mij had u zelf ook nog een vraag.

De heer Peter de Groot (VVD):
Ik heb nog een vraag aan de minister over de woondeal Zwolle, Deventer en Apeldoorn. We hebben daar ook een debat over gehad. De minister heeft gezegd: ik ga dat betrekken bij de komende plannen. Ik vraag de minister of hij zich hard wil inzetten om die woondeal uiteindelijk te gaan sluiten.

De voorzitter:
U heeft nog wel een interruptie van de heer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):
Een van de moties die de heer De Groot heeft ingediend, gaat erover dat er landelijk toezicht zou moeten komen op lokaal instrumentarium dat ziet op de startersleningen, als ik hem goed begrijp. Ik vroeg me af hoe ik de lijn van de VVD moet zien ten aanzien van wat toezicht op lokale overheden zou moeten zijn. Is de VVD er dan ook voor om toezicht te houden op wat gemeenten doen met sociale huurwoningen? Het kan niet zo zijn dat sociale huurwoningen met fopvormen worden gebouwd, waarna ze weer heel snel naar de particuliere sector gaan. Moet daar dan ook toezicht op komen? Is het de nieuwe lijn van de VVD dat we toezicht gaan introduceren?

De heer Peter de Groot (VVD):
Nee hoor, het is anders bedoeld dan u het hier nu doet voorkomen. Het is bedoeld om in de variëteit van regelingen die ontstaat helderheid te scheppen over welke regelingen er nu zijn. En verder is het de bedoeling om een zo eerlijk mogelijk speelveld op de woningmarkt te hebben. Hoe zou dat dan geordend moeten zijn? Een antwoord op de vraag of daar dan later toezicht op nodig is, moet blijken uit de motie en het onderzoek. Maar dit is dus geen algemeen pleidooi van de VVD om nu met allerlei extra toezichtsorganen te komen.

De voorzitter:
De heer Van Baarle, tot slot.

De heer Van Baarle (DENK):
Ik wil die motie goed begrijpen. Daarin constateert de heer De Groot een probleem en vraagt hij naar een mogelijkheid voor toezicht. Hoe zou dat er dan uit moeten zien? Hij sorteert in zijn motie wel voor op dat toezicht. Wat zou de minister dan moeten doen in een geval waarin de minister constateert dat een lokale overheid een maatregel neemt die niet deugt? Dat is volgens mij ook het recht van een lokale overheid. Wat kan er dan gebeuren?

De heer Peter de Groot (VVD):
Dat zit niet besloten in de motie. In de motie wordt gevraagd om te onderzoeken wat die regelingen zijn, en vooral ook om te kijken naar de effecten ervan. Als de effecten positief zijn, dan is er geen toezicht nodig. En mochten die effecten niet positief zijn, dan zullen we naar dat toezicht moeten kijken. Want dat willen we met elkaar uiteindelijk niet. We hebben hier immers ook met elkaar gesproken over de vraag wat nou eigenlijk zo'n beetje de norm is voor wat we mogen lenen, ten opzichte van de waarde van de woning. Daar zit het.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef direct het woord aan de heer Van Baarle van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter, dank u wel. Tijdens het commissiedebat ben ik vervangen door mijn gewaardeerde collega Azarkan. Ik wil graag twee moties indienen. De eerste gaat over het aankomende sociaal huurakkoord.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering tot een sociaal huurakkoord wenst te komen met de corporatiesector en de vertegenwoordiging van de huurders;

constaterende dat meer dan een op de drie huurders van woningcorporaties achterstallig onderhoud ervaart, zoals blijkt uit cijfers van koepelorganisatie Aedes, en dat dit slechts in enkele honderden gevallen leidt tot een huurmaatregel van de Huurcommissie;

overwegende dat uit onderzoek van de Autoriteit woningcorporaties blijkt dat 80.000 sociale huurwoningen in Nederland flinke gebreken vertonen en hun onderhoudsconditie matig tot zeer slecht is;

verzoekt de regering de mogelijkheid te onderzoeken om in het sociaal huurakkoord nadrukkelijker een koppeling te maken tussen huurstijgingen enerzijds en de onderhoudsstaat van een sociale huurwoning anderzijds, om zodoende de prikkel om sociale huurwoningen te onderhouden te vergroten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 874 (32847).

De heer Van Baarle (DENK):
Een tweede motie gaat over de definitie van "sociale huurwoning". Ik heb begrepen dat de minister het CDA heeft toegezegd om daarnaar te gaan kijken. Maar wij vinden deze toezegging van de minister wat te licht. Met de volgende motie willen wij graag richting geven aan die toezegging.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in sommige gevallen sociale huurwoningen in een zodanige categorie worden gebouwd dat liberalisatie spoedig geschiedt of dat er na de eerste wisseling van een bewoner overgegaan wordt tot liberalisatie;

verzoekt de regering om in overleg met corporaties en gemeenten te streven naar een landelijk geldende definitie van een sociale huurwoning, waarin behoud van de woning voor de sociale sector nadrukkelijker het uitgangspunt is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 875 (32847).

Dank u wel. Ik geef tot slot het woord aan de heer Nijboer van de PvdA.

De heer Nijboer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik maak me er vlot vanaf; ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat huurders gemiddeld een groot deel van hun inkomen kwijt zijn aan woonlasten en de energierekening;

overwegende dat steeds meer huurders moeilijk kunnen rondkomen;

verzoekt het kabinet de toegestane huurverhogingen te heroverwegen en te bezien of de huurtoeslag op korte termijn kan worden verhoogd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Nijboer.

Zij krijgt nr. 876 (32847).

De heer Nijboer (PvdA):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u. Er zijn door de Kamer dertien moties ingediend. Ik geef de minister tien minuten de tijd om even te kijken wat de oordelen worden. Over tien minuten zijn we weer bij u terug.

De vergadering wordt van 19.38 uur tot 19.49 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening het woord om de moties te appreciëren.


Termijn antwoord

Minister De Jonge:
Voorzitter, dank u wel. Ik begin bij de motie op stuk nr. 864 van de SP. Die motie ga ik ontraden. Die verzoekt de regering namelijk om de Blackstones van deze wereld zo veel mogelijk te weren. Het punt is natuurlijk dat je daarmee investeerders weert. Investeerders hebben we juist nodig om heel veel nieuwe woningen te bouwen. Het punt is wel dat we mensen die in die woningen wonen, veel beter moeten beschermen. Daarvoor heeft het regeerakkoord heel erg veel maatregelen in petto. Al die maatregelen gaan we uitvoeren. Daarmee beschermen we huurders, maar we beschermen huurders ook door investeerders de ruimte te blijven bieden om woningen te bouwen en ook te gaan verhuren, dus ik ontraad deze motie.

De moties op de stukken nrs. 865 en 866 ga ik ook ontraden. Wij hebben een heel beperkte huurverhoging, namelijk alleen met inflatie en ook nog eens een keer de inflatie van vorig jaar, dus een inflatie van 2,5%. Als je dat niet zou willen, dan moet je eigenlijk eerlijk zijn en zeggen dat we daarmee heel veel minder investeringsruimte creëren voor woningcorporaties. Dat willen we juist niet, want wij hebben een hele grote taak in gedachten voor woningcorporaties, namelijk het bouwen van heel veel nieuwe woningen en het verduurzamen van woningen. Daarbij kunnen we niet zonder geld. Dat zul je toch via de huur moeten opbrengen. Dus deze moties ontraad ik ook.

De motie op stuk nr. 867 verzoekt de regering de huur van woningen met een energielabel D of slechter per 1 juli te verlagen. Op enig moment zullen wij een relatie moeten aanbrengen tussen de mogelijkheden van huurprijsverhoging en het energielabel. Dat motiveert extra. Overigens doet het ook iets met de portemonnee. Ik wil dat pas exact gaan vormgeven in het sociaal huurakkoord. Er is al eens eerder gezegd: zou je geen koppeling moeten maken tussen de EFG-labels en de mogelijkheden van huurverhogingen? Grinwis heeft daar weleens op gewezen in een debat. Dat vind ik terecht. Dat vind ik echt terecht. Hoe we dat exact gaan doen wil ik met corporaties en huurdersorganisaties uitdenken. Dat maakt dat ik nu niet hink-stap-sprong met deze motie kan gaan trouwen. Dus ik ontraad deze motie, maar ik zeg u toe dat ik erop terugkom voor de zomer.

De heer Van Nispen (SP):
Er is heel veel wat ik hierop terug zou willen zeggen, maar het is een tweeminutendebat, dus ik kies er één uit. Dat gaat dan over de motie op stuk nr. 865. In één adem heeft de minister de moties op de stukken nrs. 865 en 866 ontraden. Ook bij de motie op stuk nr. 866 vind ik dat erg zonde, want ik denk dat een pas op de plaats met de huurverhogingen heel verstandig zou zijn. Maar goed, ik beperk mij tot de motie op stuk nr. 865. Vorig jaar zijn de effecten van de huurverhogingen onderzocht. Het heeft de SP heel erg verbaasd dat dat onderzoek dit jaar niet gedaan is. Eigenlijk is dat wat de motie op stuk nr. 865 vraagt. Die loopt nog niet uit op een pas op de plaats. Dat zijn ook allemaal zaken die we willen. Die motie zegt alleen: onderzoek ook dit jaar de effecten van de geplande huurverhogingen in zowel de sociale als vrije sector. Wat zijn de effecten van de geplande huurverhogingen? Alleen over dat onderzoek gaat de motie op stuk nr. 865. Dat zou toch wel het minste zijn.

Minister De Jonge:
Dat lijkt me echt niet zinvol. Het gevolg van de huurverhoging is dat de huren zullen worden verhoogd. Maar goed, dat is minimaal, want in de sociale sector is dat slechts met de inflatie van vorig jaar. De gevolgen daarvan zijn dat er geen verminderde investeringsvolumes voor rekening komen van de woningcorporaties en daarnaast dat mensen 2,5% meer zullen moeten gaan betalen. We moeten wel kijken hoe we omgaan met compensatie van de energierekening. Als we daartoe over zouden kunnen gaan, dan is dat bijvoorbeeld met dempende maatregelen. Uiteraard moeten we kijken naar koopkrachtondersteunende maatregelen voor de inkomensgroepen die dat nodig hebben. Maar dat is allemaal de integrale besluitvorming in dit voorjaar. Dat gaan we niet over de boeg van de huren doen. We moeten ook echt naar de huren kijken. Wat vraagt het van de mensen zelf om de huurverhoging te betalen? We moeten natuurlijk woningen betaalbaar houden met elkaar. En ook: wat kost het de verhuurder? Want we willen degene die verhuurt, ook in staat stellen om een goede verhuurder te zijn. Dat maakt dat dit onderzoek echt niet zinvol is. Wij staan de meest matige vorm van huurverhoging toe aan de corporatiekant en ietsje meer ruimte aan de particuliere kant. Dat vind ik ook echt logisch en verdedigbaar. Daar gaan we het mee doen. Ondertussen hebben wij heel veel maatschappelijke verlangens, die we nou juist bij de corporatiesector en de particuliere verhuurders neerleggen. Daar gaan we de komende periode het gesprek over aan.

De voorzitter:
U was bij de motie op stuk nr. 868.

Minister De Jonge:
Yes. Dat is de motie van Bromet en Klaver. Die verzoekt de regering om in lijn met de voormalige Huurprijzenwet het puntenstelsel maximaal uit te breiden zodat alle huurders weer worden beschermd. Ik ben voor die bescherming, met name voor middenhuur. De schaarste op de woningmarkt op dit moment wordt namelijk ook echt gewoon gebruikt om de opbrengst te maximeren. Met name in de middenhuren worden mensen daar de dupe van. We moeten de huurbescherming dus willen doortrekken — dat is ook de opdracht uit het coalitieakkoord — maar wel op zo'n manier dat we ook de toekomstige huurder beschermen. Er moet namelijk wel voldoende ruimte blijven om nieuwe huizen te bouwen. Daarom moeten we het woningwaarderingsstelsel wellicht doortrekken of misschien een andere vorm van bescherming van de middenhuren vinden. We moeten het alleen wel op zo'n manier doen dat er investeringsmogelijkheden blijven. Daar zijn juist ook de huurder, de toekomstige huurder en de huidige woningzoekende bij gebaat. Daarom doen we op dit moment botsproeven. Daarmee kijken we wat het effect zou zijn van verschillende vormgevingen van huurprijsbescherming. Daar kom ik nog voor de zomer nader op terug. Ik ga de Kamer voorleggen hoe ik het ga doen. Dat betekent dat ik deze motie nu ontraad. Ik ben het eens met de achterliggende intentie en met deze vormgeving wellicht niet, maar daar kom ik gewoon later op terug.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Betekent het woordje "wellicht" dat het misschien toch ook wél de oplossing is voor dit probleem?

Minister De Jonge:
Dat kan als je bij het doortrekken van het woningwaarderingsstelsel huurders beschermt en je tegelijkertijd ook wel de mogelijkheid overeind houdt dat partijen nog willen investeren. We willen juist dat pensioenfondsen in Nederland en in huurwoningen investeren. Die ruimte moet je overeind willen houden. Naar dat evenwicht zijn we aan het zoeken. Het onverkort doortrekken van het woningwaarderingsstelsel kan ook een negatief effect hebben waar juist huurders en toekomstige huurders heel veel last van kunnen hebben. Dat is de reden van die botsproeven. We komen sowieso met een vorm van huurprijsbescherming, mogelijk in de vorm van het doortrekken van het woningwaarderingsstelsel. Dat is mogelijkerwijs een heel goed idee. Voordat we dat gaan doen, gaan we wel goed toetsen of dat geen negatieve effecten heeft, waar huurders eigenlijk meer last dan gemak van hebben.

Dan de motie op stuk nr. 869 over een nationale zelfwoonplicht. Ik denk dat een brede nationale zelfwoonplicht niet nodig en niet verstandig is. Ik denk wel dat er in steeds meer gemeenten juist vanwege de schaarste een zelfwoonplicht wordt afgesproken. Dat kan ook al op basis van de huidige wetgeving. Ik denk eigenlijk dat de huidige wetgeving voldoende ruimte biedt om te voorkomen dat woningen zomaar worden opgekocht. Daarmee ontraad ik deze motie.

De motie op stuk nr. 870 verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze de aanleg van een register enzovoort. Een huurregister kán bijdragen aan het verbeteren van inzicht in de huursector. Het kan ook een belangrijk hulpmiddel zijn voor beleidsontwikkeling, bijvoorbeeld rondom goed verhuurderschap, en misschien ook wel voor de regulering van de middenhuur. Zo kun je nog tal van andere toepassingen mogelijk achten. Het vereist wel echt een juridische basis. Je moet natuurlijk ook willen voorkomen dat je een enorm bureaucratisch monstrum inricht. Maar ik wil het graag onderzoeken, zeker ook vanuit de vraag wat we er qua beleidsinstrumentarium allemaal mee kunnen. Als ik haar zo mag lezen, dan laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 871 van de heer Grinwis. U heeft dat punt in het debat ook gemaakt. Toen kwamen we niet meer toe aan de beantwoording. Het is dus fijn dat u een motie heeft ingediend, want dan kan ik op dat punt ook antwoorden. Ik ga deze motie ontraden, omdat ik het eigenlijk niet oké vind om op die manier met Nibud-adviezen om te gaan. Als wij vragen wat de leenruimte zou kunnen zijn, brengt het Nibud eigenlijk voor ons gewoon als adviseur in kaart wat de leenruimte moet zijn. Als we deze motie nu zouden aannemen en het kabinet die zou uitvoeren, dan zouden we eigenlijk alvast op voorhand tegen het Nibud zeggen: dit mag je ons niet adviseren. En het is eigenlijk ook niet heel eerlijk om op voorhand te zeggen dat tweeverdieners minder zouden mogen lenen. Waarom zou dat minder moeten zijn dan wat het Nibud verantwoord acht? Dat vind ik dus eigenlijk ook niet per se een logische route. Ik zou dus eigenlijk de koninklijke route willen volgen. Laat het Nibud nou gewoon adviseren en laten wij dan vervolgens, samen met de minister van Financiën overigens, een verstandig besluit nemen rondom de leenruimte. Ik ontraad deze motie dus. Na de zomer informeer ik uw Kamer over de kabinetsreactie op het Nibud-advies.

De voorzitter:
De heer Grinwis heeft een reactie hierop.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik begrijp dat wij het Nibud niet voor de voeten moeten lopen. Dat is ook niet wat ik wil en wat ik doe. Het Nibud heeft namelijk een- en andermaal aangegeven dat zij adviseren puur vanuit het huishoudenperspectief en de financieringslast die een huishouden kan dragen. Zij hebben echter niet als taak om ook te kijken naar de gevolgen van hun advies op de woningmarkt, bijvoorbeeld de toenemende ongelijkheid. Dat is ook een- en andermaal toegelicht door de directeur, meneer Vliegenthart. Ik wil dus wel dat de minister deze oproep heel serieus neemt. De afgelopen jaren heeft de minister iedere keer bijna slaafs — mag ik dat zeggen? — het advies van het Nibud gevolgd zonder dit aspect van de toenemende ongelijkheid mee te nemen. Mijn dringende oproep met deze motie is: neem dit aspect, deze toenemende ongelijkheid, wél mee bij het wegen van het advies van het Nibud.

Minister De Jonge:
Het Nibud moet ons, denk ik, gewoon adviseren over de leenruimte die men verantwoord acht. Daarom is dit dus geen bestelling in de richting van het Nibud. Zo moet ik uw motie dus niet begrijpen. Dan zijn we het daarover eens. Laten we het dan wel zo doen dat het Nibud eerst adviseert en dat het kabinet daarna met een reactie komt. Het is inderdaad aan het Nibud om te bepalen wat een verantwoorde leenruimte zou kunnen zijn. Ikzelf zeg nu tegen u: ik zou het eigenlijk best gek vinden om op voorhand de leenruimte voor tweeverdieners te willen beperken. Ik zou het eigenlijk ook best een gekke route vinden om als het Nibud zegt dat het verantwoord is, te zeggen: nou, rond het maar een beetje af naar beneden. Dat zou eigenlijk ook wel merkwaardig zijn. Maar laten we het in de goede volgorde doen: eerst het Nibud-advies en daarna het kabinetsbesluit. En laten we daarna dit debat hebben. Dat betekent eigenlijk dat ik u vraag om uw motie aan te houden.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Helder. Ik ga er eens even op kauwen of ik die ga aanhouden tot het Nibud-advies is gegeven, maar dan wil ik inderdaad wel duidelijk hebben dat de minister de Kamer er, na dat Nibud-advies en voordat de minister daarover een beslissing neemt, even over informeert wat hij voornemens is te doen. Het punt is dat de leenruimte hiermee niet wordt beperkt, maar weer verder zou worden uitgebreid. De afgelopen jaren is die van 50% naar 60%, 70%, 80% en 90% gegaan en nu zou het laatste stapje, naar 100%, worden gezet. De leenruimte voor tweeverdieners wordt dus uitgebreid. Ik snap het punt dat hij maakt. Waarom zou je zo'n inkomen niet gelijk behandelen als twee keer een ander inkomen, twee keer een single-inkomen? Omdat het gewoon gevolgen heeft voor de hele woningmarkt. Dat is een macro-overweging. Kijk niet alleen maar naar de financieringslast van een individueel huishouden.

De voorzitter:
Punt. De heer Grinwis gaat erop kauwen of hij deze motie aanhoudt of niet. Begrijp ik goed dat de minister de motie anders ontraadt?

Minister De Jonge:
Ja.

Dan de motie op stuk nr. 872 over het team van kwartiermakers. Ik geloof absoluut dat een van de belangrijke bottlenecks en een van de remmende factoren op dit moment de ambtelijke power is, eigenlijk op alle niveaus, om projecten versneld tot een goed einde te brengen en versneld van start te kunnen laten gaan. Dus ik wil juist heel erg inzetten op alle vormen van ondersteuning in die ambtelijke power. U noemt het kwartiermakers. Ik weet niet of ik het zo ga noemen, maar het gaat om de bedoeling erachter, namelijk dedicated ambtelijke power inzetten bij onder andere gemeenten en provincies om te versnellen in planprocedures en te helpen op de grote woningbouwlocaties, bijvoorbeeld om de businesscase dicht te rekenen. Daar ben ik van harte voor. Dus als ik de motie zo mag lezen en ik ooit niet al te zeer word herinnerd aan de term "kwartiermakers" — misschien kies ik die wel, maar dat weet ik nu gewoon nog niet — dan laat ik graag het oordeel over deze motie aan de Kamer. Het is namelijk een zeer terechte motie.

De voorzitter:
De heer De Groot knikt bevestigend.

Minister De Jonge:
Dan de motie op stuk nr. 873, die nogal lijvig is qua omvang en vooral qua overwegingen. Ik denk dat die op een boekenlijst voor havo 5 meetelt voor drie punten. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer en dat komt eigenlijk omdat ik het er wel mee eens ben. Er zullen heel veel verstandige mogelijkheden zijn om starters te helpen. Er zijn ook ideeën om starters te helpen die wel goed bedoeld zijn, maar niet altijd goed uitpakken, in de zin van uiteindelijk prijsverhogingen, en dan vaak met een publieke rekening erachter. Het is dus zeer de vraag of dat dan een goed idee is. Dan was het wel goed bedoeld, maar niet per se goed in zijn uitwerking. Dus ik ben het er eigenlijk wel mee eens. Ik voel overigens niet voor vervolgens een toezichthoudende rol ten aanzien van wat gemeenten wel en niet mogen doen, maar wel voor het in kaart brengen van wat er wel goed werkt en wat eigenlijk stiekem averechts werkt. Dat is volgens mij wel een goed idee en dan kunnen gemeenten daar hun voordeel mee doen. Dus als ik de motie zo mag uitleggen, heel graag.

De voorzitter:
U heeft nog een vraag van de heer Boulakjar.

De heer Boulakjar (D66):
Het is misschien niet chic om op andermans motie te interrumperen, maaar heel kort een vraag. Wil de minister in dat onderzoek ook de premie-A-woningen meenemen?

Minister De Jonge:
De premie-A-woning is eigenlijk een opdracht uit het regeerakkoord. Ik denk dus dat u, het regeerakkoord zij geloofd en geprezen, van opvatting bent dat ik dat gewoon tot een goed einde moet zien te brengen. Maar ook bij de vormgeving van die premie-A-woningen zullen we natuurlijk heel goed moeten kijken of dat niet onbedoeld een prijsopdrijvend effect heeft. Van alle stimuleringsmaatregelen moet je dat altijd willen nagaan, net zoals je bij alle maatregelen die met name zien op huurverlaging altijd moet nagaan of dat niet onbedoeld het effect heeft dat die woningen er gewoon helemaal niet meer komen. Dat is telkens het evenwicht waarin we hebben te opereren. Soms lijkt een voorstel hartstikke goed en is het ook zonder meer goed bedoeld, maar is het effect niet altijd goed. Daar moet je gewoon eerlijk in zijn. Zo las ik deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 874 van het lid Van Baarle. Laat ik allereerst zeggen dat ik de motie eigenlijk heel goed snap. Als de kwaliteit van een woning vrij matig is, moet je dan wel willen dat er zomaar huurprijsverhoging kan plaatsvinden? Ik vind dat sowieso bij die EFG-labels heel sterk het geval. EFG-labels hebben namelijk direct een doorwerking in de energierekening. Ik vind het dus best wel logisch als je een koppeling maakt tussen de mogelijkheden van huurprijsverhoging en dit type labels. Hoe we dat exact gaan vormgeven, weet ik nog niet. U vraagt eigenlijk om daar ook nog de staat van het onderhoud in mee te nemen. Dat is natuurlijk veel moeilijker, omdat je dat echt ter plekke moet bekijken. Dat is ooit zo geweest. Alleen, in 1999 hebben we dat for good reasons losgelaten. Dat was namelijk een enorme bureaucratische last. Er kwamen ook heel veel huurverhogingszaken bij de Huurcommissie. De vraag is dus of het überhaupt technisch is vorm te geven, ook al is de logica aanwezig. Die snap ik wel. Ik zit veel meer te denken aan een andere manier om woningcorporaties te pressen, aan te moedigen, te stimuleren om onderhoudsachterstand weg te werken. Misschien is een plek in de prestatieafspraken veel logischer. Deze motie zou ik om die reden graag willen ontraden.

Dan de motie …

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 875.

Minister De Jonge:
Ja, de motie op stuk nr. 875, over de geldende definitie. U vraagt mij eigenlijk om, na de toezegging die mij was ontfutseld door Jaco Geurts, nog een keer meer richting mee te geven. Wat we doen gaat al verder dan wat in deze motie staat. Ik denk toch dat ik deze motie kan ontraden. Dat bedoel ik natuurlijk niet onaardig. Ik ben het eigenlijk met uw richting eens. U wilt namelijk af van nepsociale huur. Ik denk dat we daar allemaal graag vanaf willen, want dat is huur die wel aardig en even goedkoop lijkt, maar die al heel snel uit het sociale huursegment gaat, door het effect van het woningwaarderingsstelsel. Dat is wat Aedes nepsociale huur noemt. Daarin heeft Aedes gewoon een punt. De belangrijkste vraag is hoe we dat dan tegengaan. Het gaat dus niet alleen over de definitie, maar met name over wat nu het instrumentarium zou zijn om daar daadwerkelijk mee aan de slag te gaan. Wat we nu intern en extern uit hebben gezet, is juist het onderzoek naar hoe we daarmee aan de slag gaan. Het gaat dus niet zozeer alleen om de definitie — dat doen we ook, hoor; die komt er ook — maar veel meer om het instrumentarium. Zo kunnen we ervoor zorgen dat die nepsociale huur wordt tegengegaan en dat echte sociale huur wordt neergezet, die ook sociale huur blijft.

De voorzitter:
Ja. Gaat u maar gewoon door naar de volgende motie. We kijken even of de heer Van Baarle …

Minister De Jonge:
De heer Van Baarle komt een beetje dreigend naar voren, lijkt het.

De voorzitter:
Ja, ik zie het, maar we gaan toch even …

Minister De Jonge:
Op dit moment hou ik toch even mijn adem in …

De voorzitter:
Pak direct maar de laatste motie erbij, want daar zal hij misschien ook nog wel een opmerking over hebben.

Minister De Jonge:
De motie op stuk nr. 876 is van de heer Nijboer, waarin het kabinet wordt verzocht de toegestane huurverhogingen te overwegen en te bezien of de huurtoeslag op korte termijn kan worden verhoogd. Dat is natuurlijk wel een hele ongedekte motie. Er wordt gevraagd om de toegestane huurverhoging te heroverwegen. Wat we nu doen in de sociale sector, is de inflatie van vorig jaar en verder geen huurverhoging. Daar leggen de corporaties dus al op toe. Ik denk niet dat het verstandig is om de corporaties nog verder te willen beknotten in de investeringsruimte, die ze net weer herwonnen hebben, na de afschaffing van de verhuurderheffing. Kortom, ik zou deze motie willen ontraden.

De voorzitter:
Oké, dan geef ik nu nog even de gelegenheid aan de heer Van Baarle om tot slot nog een opmerking te maken.

De heer Van Baarle (DENK):
Misschien moet ik toch wat aan mijn voorkomen doen, als het dreigend overkomt als ik naar beneden loop. Ik zal daaraan proberen te werken. Het is natuurlijk geenszins mijn intentie om dat gevoel over te brengen.

Ik zou graag een vraag willen stellen in de richting van de minister, over mijn motie op stuk nr. 874, die ziet op onderhoud en prijsstijgingen. Ik begrijp wat de minister zegt, namelijk dat we wellicht niet naar dat oude systeem moeten. Dat is ook niet de strekking van de motie. Ik vraag hem om dat te onderzoeken, om te kijken of dat wellicht een goede prikkel zou kunnen zijn. Ik denk namelijk dat de minister kan onderschrijven dat er op dit moment, met maar enkele gevallen waarover de Huurcommissie een beslissing neemt, wel een probleem ligt. Er is te weinig een stok achter de deur.

Dan het tweede element. De minister geeft aan: wellicht moeten we dat in de prestatieafspraken doen. Kan ik dat zien als een toezegging van de minister? Is het zijn intentie om in de prestatieafspraken te regelen dat daar meer werk van wordt gemaakt? Want dan hebben we wellicht een weg met elkaar gevonden.

Minister De Jonge:
Eerst even de eerste praktische vraag. De reden is met name dat ik er een beetje beducht voor ben dat daar een enorm bureaucratisch circus achter vandaan komt, waardoor de Huurcommissie met talloze zaken wordt belast en naar ongeveer ieder scheefhangend keukenkastje moet gaan kijken om te beoordelen welke huurverlaging terecht zou zijn. We hebben dat systeem ooit gehad, maar dat is om goede redenen afgeschaft. Als er overigens echt sprake is van een ernstig gebrek dat maar niet wordt verholpen, dan kan een huurder ook nu huurverlaging afdwingen. Dat soort zaken zijn er gewoon bij de Huurcommissie. Dat kan het hele jaar door. Dat heeft niks met de automatische verhoging te maken. Dat kan het hele jaar door. Ik zou deze koppeling dus niet willen maken.

Wat ik wel wil doen — dat is inderdaad mijn inzet — is kijken welke afspraken we kunnen maken om ervoor te zorgen dat de onderhoudsachterstanden worden weggewerkt. Welke afspraak is daarbij het meest helpend? Dat mag u zeker als een toezegging noteren. Ik zie dat echt als een aanmoediging om te komen tot concrete afspraken met corporaties rondom onderhoud en het wegwerken van onderhoudsachterstanden. De koppeling die wel te maken zou zijn — en die is soms ook gerelateerd aan onderhoud — is de koppeling met slechte labels. Daar moeten we zo snel mogelijk vanaf. Daar zou wellicht wel een koppeling met de huren te maken zijn, als extra aanmoediging. Dat is minder bureaucratisch en makkelijker vast te stellen.

De voorzitter:
Meneer Van Baarle, tot slot.

De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter, tot slot. Kan ik daaruit begrijpen dat in het pakket van prestatieafspraken, dat de minister wil gaan maken met de woningcorporaties naar aanleiding van het afschaffen van de verhuurderheffing, nadrukkelijk terugkomt dat woningcorporaties werk moeten gaan maken van het wegwerken van achterstallig onderhoud? Ik bedoel dat breder dan alleen die labels. Ik heb het over de 80.000 sociale huurwoningen die nu op de lijst staan van huizen met gebrekkig onderhoud.

Minister De Jonge:
Ja, dat is zeker denkbaar. Maar geeft u mij even de ruimte om dat gesprek op een goede manier met de corporaties te kunnen voeren. Wat zou een hanteerbare afspraak zijn en welke aanmoediging helpt? Die ruimte zou ik graag willen hebben. Ik zal u voor de zomer informeren over welke afspraken er te maken zijn met de corporaties.

De voorzitter:
Goed zo. We zijn aan het einde gekomen van dit tweeminuten... O, u heeft nog een openstaande vraag. Die mag u gaan beantwoorden.

Minister De Jonge:
Ja, want ik heb geleerd: als je bij tweeminutendebatten vragen niet beantwoordt, dan moedig je eigenlijk alleen maar het indienen van extra moties aan. Dat heeft een heel erg downwards effect op het aantal moties.

Het gaat om de vraag van de heer De Groot. Hij heeft die vraag in het debat ook gesteld. Het ging over de woondeal Zwolle, Deventer en Apeldoorn. Mijn antwoord daarop was gewoon een eerlijk antwoord, namelijk: we zijn in gesprek. Die woondeal hebben we nog niet gesloten, maar we zijn wel in gesprek. Ik verwacht niet dat daar vertraging op de lijn komt; integendeel, want dat gesprek gaat juist heel erg goed. We zitten heel erg op één lijn over wat je in die woondeal zou moeten hebben. Niettemin heeft er in een stuk in de Stentor toch gestaan dat iets de vertraging in zou gaan. Onrust all over the place natuurlijk. Het is dus heel fijn dat de heer De Groot deze vraag stelt. Ik heb naar aanleiding daarvan menig telefoontje achter de rug. Ik heb ook een brief geschreven aan alle colleges die het betreft in de regio, om uit te leggen: nee hoor, we zitten hartstikke op dezelfde bladzij; we gaan die woondeals sluiten, en er komt geen vertraging. Ik hecht eraan om dat ook nog ter geruststelling aan de heer De Groot mee te geven.

De voorzitter:
Dank u. Dan zijn we nu daadwerkelijk aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
We stemmen volgende week dinsdag over de moties.

De vergadering wordt van 20.14 uur tot 20.22 uur geschorst.

Wet voldoende betaalbare woningen

Voorzitter: Van Nispen

Wet voldoende betaalbare woningen

Aan de orde is de behandeling van:

  • het Voorstel van wet van de leden Nijboer, Beckerman en Bromet tot wijziging van de Woningwet teneinde te voorkomen dat het aantal sociale-huurwoningen in gemeenten daalt als gevolg van prestatieafspraken (Wet voldoende betaalbare woningen) (34974).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het Voorstel van wet van de leden Nijboer, Beckerman en Bromet tot wijziging van de Woningwet teneinde te voorkomen dat het aantal sociale huurwoningen in gemeenten daalt als gevolg van prestatieafspraken, Kamerstuk 34974. Ik heet de heer Nijboer en mevrouw Bromet van harte welkom in vak-K. Mevrouw Beckerman kan er tot haar grote spijt niet bij zijn vanavond, vanwege quarantaine. Maar wij weten dat zij dit debat van een afstand volgt. De initiatiefnemers worden in vak-K ondersteund door Milo Gouvernante, Mustapha Eaisaouiyen en Jaap van der Heijden, medewerkers van respectievelijk de PvdA-fractie, de SP-fractie en de GroenLinksfractie. Uiteraard heet ik ook de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van harte welkom. Hij zal bij de behandeling van dit wetsvoorstel optreden als adviseur van de Kamer. Het is altijd een bijzonder moment als de Kamerleden en de medewerkers gebruikmaken van het recht van initiatief. Vandaag is slechts de eerste termijn van de zijde van de Kamer aan de orde. De voortzetting wordt, zoals gebruikelijk, in overleg met de initiatiefnemers gepland.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:
Ik geef nu graag het woord aan de heer Van Baarle van de DENK-fractie voor zijn inbreng in de eerste termijn.

De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel, voorzitter. Mag ik allereerst de indieners van het wetsvoorstel hartelijk complimenteren met het ingediende wetsvoorstel? Langs deze weg wil ik mevrouw Beckerman natuurlijk ook beterschap wensen.

Voorzitter, u heeft net de naam genoemd van een van de medewerkers die hier zitten. Ik zal de naam niet noemen omdat het een medewerker betreft, maar ik ken deze medewerker vanuit mijn tijd waarin ik woordvoerder Wonen was, in Rotterdam. Het was iemand die heel erg betrokken was bij het tegenhouden van de sloop van de Tweebosbuurt. Ik heb me daar in Rotterdam ook zeer tegen verzet. Ik moet u zeggen dat het mij raakt dat hij hier op dit moment zit. Het raakt mij dat hij, ondanks dat hij zo'n moeilijke periode heeft doorgemaakt, toch hier zit om het goede te proberen te brengen. Dat doet hij ondanks dat de wijk uiteindelijk gesloopt is, waar we ons tegen verzet hebben. Ik denk dat het een voorbeeld voor velen kan zijn hoe je uit zo'n moeilijke situatie toch de kracht put om het goede te brengen. Ook zelf dit onderwerp in de raad van Rotterdam meegemaakt hebbende, raakt het mij zeer om hem daar te zien.

Voorzitter. De Tweebosbuurt raakt aan de kern van dit wetsvoorstel. De Tweebosbuurt is, van wat ik in mijn leven heb meegemaakt, namelijk het meest lelijke voorbeeld van sociale huurwoningen die nodeloos verdwijnen. Het was een wijk met sociale samenhang waar mensen heel goed met elkaar samenleefden, die vanuit neoliberaal beleid, gentrificatiedrang, moest verdwijnen. Als we kijken naar de sociale woningmarkt op dit moment, dan zien we dat die totaal op slot is komen te zitten en in het gedrang is geraakt door dat neoliberale beleid. Tot mijn spijt is met name de VVD daar verantwoordelijk voor.

De Autoriteit woningcorporaties concludeert nu: de sociale woningmarkt zit totaal op slot. In de afgelopen tien jaar zijn 236 sociale huurwoningen verdwenen: een enorm aantal. Er is een enorm aantal sociale huurwoningen verdwenen. We zien de enorme wachttijden, in sommige gemeenten van bijna tien jaar. We zien ook nog eens de deplorabele staat van onze sociale woningvoorraad. Van 80.000 sociale huurwoningen wordt aangegeven dat ze in deplorabele onderhoudsstaat zijn. Een derde van de mensen in een sociale huurwoning geeft aan: mijn woning is slecht onderhouden.

Dat heeft alles te maken met beleid, met neoliberaal VVD-beleid. 31.000 sociale huurwoningen zijn gewoon verpacht aan beleggers, aan institutionele beleggers. Die zijn verkocht aan het grote geld, omdat het doelbewust beleid was. Dat noem je dan in Haags jargon "complexgewijs verkopen van sociale huurwoningen". Het was doelbewust beleid om het makkelijker te maken om sociale huurwoningen over de balk te smijten in de richting van het grote geld. Het is doelbewust beleid geweest van onder andere de VVD. We zien dat tienduizenden sociale huurwoningen gesloopt zijn in de afgelopen tijd. Doelbewust beleid vanuit een gentrificatiedrang, een gentrificatiedrang om een wijk meer te laten lijken op een bakfietswijk of een yuppenwijk. Mensen die daar van oorsprong leven in een sociale huurwoning moeten dan maar wijken. Ik heb net de Tweebosbuurt genoemd. Dat is daar het meest illustratieve voorbeeld van.

Voorzitter. De verhuurderheffing werd verkocht als crisismaatregel. Dat is misschien wel de grootste leugen uit de politiek ooit. Een crisismaatregel werd na de crisis gewoon lekker in stand gehouden door de VVD en de coalitie. Van heel die 2 miljard euro die oorspronkelijk naar de verhuurderheffing ging, werd €0,26 per euro gebruikt om de huren van mensen in een sociale huurwoning te verhogen. Dat was doelbewust beleid. Maar wat heeft dat gedaan met de investeringscapaciteit? Wat heeft dat gedaan met de bouwcapaciteit van woningcorporaties? Die zijn totaal geruïneerd door deze crisismaatregel die door coalitiepartijen na de crisis gewoon schaamteloos in stand is gehouden.

Voorzitter. Ook het niet-reguleren van de middenhuur … Dat is elke keer weer een vies woord vanuit de neoliberale gedachte: reguleren is vies; dat moet je niet doen. De prijzen rezen in de middenhuur ondertussen door het dak. Nee hoor, we moeten niet reguleren; dat zou slecht zijn voor de investeringscapaciteit. Gelukkig gaan we dat nu wel doen, maar het is veel te laat. Wat is het gevolg van dat niet-reguleren? Dat mensen geen alternatief kunnen vinden. Dat die doorstroming stokt. Dat is ook het gevolg van dat neoliberale beleid.

Voorzitter. Er is jarenlang niet gewerkt met een goede definitie van wat nou "een sociale huurwoning" is. Sociale huurwoningen worden gebouwd met de afspraak dat, als ze overgaan naar een andere bewoner, ze naar de particuliere sector verdwijnen. Dat is jarenlang toegestaan. Oké, we gaan er nu dan aan werken, maar dat is jarenlang toegestaan. Daar is altijd een punt van gemaakt in deze Kamer. Dat is veel te lang toegestaan. Dus ik kan alleen maar tot de conclusie komen dat de sociale sector door neoliberaal beleid van de VVD, gesteund door andere partijen, totaal is uitgekleed. Als gevolg van dat beleid zitten we met een tekort aan sociale huurwoningen. Dat maakt dat de fractie van DENK uiterst positief is over dit wetsvoorstel. We zien het ook als een noodzaak om in te grijpen. Wij moeten eerlijk bekennen dat wij de reactie van de minister, de brief van de minister, om het licht te zeggen, een beetje zwak vonden. Het spijt me dat we dat moeten zeggen. Er staat niet echt een preadvies in de motie, maar het lijkt mij zo dat ambtenaren bij het ministerie vooral gezocht hebben naar argumenten om tegen de wet in te gaan. Corrigeer me als ik het verkeerd heb. Een van de argumenten die de minister aangeeft om dit wetsvoorstel eigenlijk te ontraden, is dat we niet moeten ingrijpen in de samenwerking tussen de centrale en de decentrale overheid. Maar aan de andere kant hebben we een minister die bij z'n benoeming zo'n beetje zei: we moeten die regie gaan pakken, we moeten regie gaan invoeren. Zou dit wetsvoorstel nou niet juist het toonbeeld van regie pakken zijn, vraag ik aan de minister. Je spreekt dan gewoon af dat we dat wettelijk als norm vaststellen. Volgens mij was dat ook een motie die in deze Kamer is aangenomen, namelijk een motie die uitspreekt dat de sociale huurwoningvoorraad niet mag dalen. Dat hebben we als Kamer gezegd en dat is omarmd door de regering. Zet het dan in de wet; dan pak je die regie. Dat lijkt mij een vorm van regie pakken. Ik ontvang hier graag een reflectie van de minister op. Maar ik ben natuurlijk ook heel erg benieuwd of de indieners het ook met me eens zijn. Die gaan natuurlijk ook nog antwoorden.

Voorzitter. Een van de antwoorden die de minister ook geeft in zijn brief, is dat er sprake zou zijn van regeldruk. Als ik de systematiek van de wet goed lees, is er een uitzonderingsmogelijkheid. Dan wordt er een brief gestuurd naar het ministerie en dan kan er om bepaalde redenen afgeweken worden van de wet. Volgens mij hebben Aedes en de VNG aangegeven dat ze met deze wet kunnen werken. Ik zou met betrekking tot de regeldruk dus graag een nadere reflectie van de minister op die punten willen. Als je een uitzondering op die norm wilt, stuur je een brief naar het ministerie. Wat voegt dat nou toe aan regeldruk? Dat valt toch wel mee? Als instanties aangeven dat ze hiermee kunnen werken, valt dat toch ook wel mee? Ook op dit punt ben ik benieuwd of de indieners het met mij eens zijn.

Voorzitter. De minister noemt in zijn brief ook het punt van de lokale beleidsruimte als iets om tegen deze wet te zijn. Die lokale beleidsruimte blijft toch bestaan als lokale overheden de mogelijkheid hebben om een uitzondering te vragen? Bij zwaarwegende omstandigheden kan die lokale beleidsruimte dus prima vormgegeven worden als de minister die uitzondering toekent. Volgens mij wordt in de memorie van toelichting een voorbeeld genoemd, namelijk krimpgebieden. Ik vraag de indieners wat de situaties zijn waarin zij van mening zouden zijn dat zo'n uitzondering plaats zou kunnen vinden. Zouden ze daar meer voorbeelden van kunnen geven om hier wat meer duiding aan te geven?

Voorzitter. Om het kort samen te vatten: de fractie van DENK vindt de argumentatie van de minister tegen deze wet nogal karig. Op de belangrijkste elementen begrijpen wij niet goed waarop de argumenten zijn gebaseerd. Wij zien de crisis in de socialewoningmarktsector als gevolg van neoliberaal beleid als een zó zwaarwegende omstandigheid dat het ons goed lijkt om die norm in te voeren. Daarom kijken wij zeer positief naar het voorliggende wetsvoorstel.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Boswijk van het CDA.

De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst dank aan de initiatiefnemers en de medewerkers. Het is goed dat jullie er zo veel energie in hebben gestoken, want het CDA is met de indieners van mening dat het tekort aan betaalbare woningen een enorm groot probleem is. Het is een schande dat woningzoekenden in veel gemeenten meer dan zeven jaar ingeschreven staan voordat ze überhaupt een sociale huurwoning vinden. In sommige gemeenten is het zelfs nog langer: tien, twaalf of zelfs vijftien jaar. Het zijn onwerkelijke wachttijden. Dit heeft grote maatschappelijke effecten. Jongeren blijven noodgedwongen langer thuis wonen. Mensen die gaan scheiden, kunnen geen enkele kant meer op. Ook senioren moeten vaak veel te lang wachten op een geschikte seniorenwoning. Kortom, het raakt iedereen. Het is een zaak van algemeen belang dat dit zo spoedig mogelijk wordt opgelost. Daarom spreek ik onze oprechte waardering uit voor de indieners van dit initiatiefwetsvoorstel. Los van wat wij er inhoudelijk van vinden, merk ik wel dat we allemaal op zoek zijn naar oplossingen voor de huidige situatie en dat dit initiatief het debat verrijkt. Maar daarmee houden mijn positieve woorden ook een beetje op. Excuus.

We behandelen vandaag namelijk een wetsvoorstel dat toch al achterhaald is. Het is ingehaald door de realiteit. Het initiatiefwetsvoorstel is inmiddels vier jaar oud. De situatie op de woningmarkt is veranderd. De woningcrisis is wel verhevigd, maar de afgelopen jaren is in ieder geval één trend gestopt: de afname van het aantal sociale huurwoningen. Laat dat nou juist de insteek zijn van deze initiatiefwet. Het kernpunt van de wet is, en ik citeer: "Met dit wetsvoorstel willen de indieners voorkomen dat de hoeveelheid sociale huurwoningen afneemt door sloop, verkoop en liberalisatie van zulke woningen." Daarom heb ik een vraag aan de indieners. Erkennen zij dat de afname van het aantal sociale huurwoningen is gestopt? Onderschrijven zij de constatering van de minister dat er landelijk gezien geen afname, maar juist een toename van het aantal sociale huurwoningen te verwachten valt? De Kamer heeft recent een motie van de SP aangenomen waar alleen JA21 en Groep Van Haga tegen hebben gestemd. Hoe zien de initiatiefnemers het voorstel in het licht van deze motie? Wat voegt dit wetsvoorstel dan nog toe? De Raad van State stelde niet te kunnen beoordelen voor welk probleem het voorstel nu precies een oplossing beoogt te bieden. Kunnen de indieners daarop ingaan?

De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er een interruptie van mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik zou de heer Boswijk van het CDA willen vragen: waarom denkt hij dat het nodig was dat de motie van de SP ingediend en aangenomen moest worden om te zorgen dat het beleid van het regeerakkoord niet zou leiden tot minder sociale huurwoningen?

De heer Boswijk (CDA):
Zoals mevrouw Leijten weet, heeft mijn fractievoorzitter Pieter Heerma heel erg gepleit voor jullie motie, omdat wij ook het belang zien van voldoende betaalbare woningen. Het gaat overigens niet alleen om sociale huurwoningen, maar ook om middenhuurwoningen. Mijn eerste woorden waren dat ik denk dat wij voor een groot deel het belang van sociale huurwoningen delen. We delen ook dat er te lang te weinig aandacht voor sociale huurwoningen is geweest. Maar wij zien niet dat deze wet gaat bijdragen aan het oplossen van het tekort aan huurwoningen, integendeel. Ik zal daar verderop in mijn bijdrage op ingaan.

Mevrouw Leijten (SP):
Volgens mij hebben de indieners nergens betoogd dat hun wet zal bijdragen aan het oplossen van het huidige tekort. Door alle dingen die achter de woningmarkt zitten, is het aantal beschikbare betaalbare woningen gesloopt. Dit wetsvoorstel stopt de sloop. Ik vroeg de heer Boswijk natuurlijk waarom hij denkt dat die motie van de SP nodig was en is ingediend om te zorgen dat het voorgenomen kabinetsbeleid niet zou leiden tot een vermindering van het aantal sociale huurwoningen. Als hij het antwoord niet geeft, dan zal ik het geven, voorzitter. Dan zal ik het zo kort mogelijk doen, want ik weet hoe u altijd streng naar mij kijkt. De systematiek van de woningmarkt is nu dat je sociale huurwoningen sloopt en dat je er altijd minder terugbouwt dan dat je er sloopt. Dat is al tientallen jaren aan de gang. De plannen van dit kabinet maakten daar geen einde aan. Dat doet deze initiatiefwet wel. Laten we dus samen ten strijde trekken voor meer betaalbare en sociale huurwoningen, maar laten we zeker ook zorgen dat allerlei afspraken die nu voor de sloop worden gemaakt, niet leiden tot een nettoafname. Daar helpt dit wetsvoorstel nog beter voor, of tegen, dan die aangenomen motie. Ik snap de weerstand van het CDA dus niet.

De heer Boswijk (CDA):
Ik zal zo meteen in mijn bijdrage verder ingaan op waarom wij denken dat dit wetsvoorstel daar niet aan gaat bijdragen. Tegelijkertijd zeg ik nogmaals dat wij al een kentering zien. Zo is er sinds 2018, zeg ik even uit m'n hoofd, een stop van de afname van het aantal sociale huurwoningen. Wat dat betreft is dit wetsvoorstel wat ons betreft ook niet meer actueel. Wij zien in het nieuwe coalitieakkoord ook een behoorlijk aantal maatregelen waar wij als CDA in ons verkiezingsprogramma heel erg voor gepleit hebben. We praten bijvoorbeeld niet meer over een "woningmarkt" waarin we vooral het liberalisme de vrije hand laten, maar we praten over "volkshuisvesting". Wij zien dat het een recht is om een woning te hebben. Ik herken heel veel daarvan in het coalitieakkoord.

De heer Van Baarle (DENK):
Ik zou eigenlijk graag willen ingaan op de eerste lijn van de argumentatie van de heer Boswijk, maar eigenlijk is die tweeledig. Hij geeft aan dat we de trend hebben doorbroken en dat verwacht wordt dat het aantal sociale huurwoningen gaat stijgen. Dat is de eerste lijn van de argumentatie. Daar twee punten over.

Ten eerste, als we nu voor het eerst constateren — dit is volgens mij het eerste jaar of misschien het tweede jaar dat we dat constateren — dat eindelijk een keer het aantal sociale huurwoningen met een ietsepietsie toeneemt, met slechts een ietsepietsie toeneemt, dan is het toch veel te vroeg om te zeggen dat we de trend doorbroken hebben? We hebben nu één jaar gezien dat het niet afneemt. Dan kunnen we toch niet concluderen dat dat empirisch bewijs is dat die trend doorbroken is?

Ten tweede heb ik twee punten over de verwachting dat het aantal sociale huurwoningen gaat toenemen. De Autoriteit woningcorporaties en de Taskforce Nieuwbouw Woningcorporaties geven aan dat het uiterst onrealistisch is dat de nieuwbouwdoelstelling omtrent sociale huurwoningen gehaald wordt. Sterker nog, we gaan daar waarschijnlijk maar een derde van halen. Dan verschuilen we onszelf dus achter ramingen van wat we gaan bouwen, ramingen die we hoogstwaarschijnlijk niet gaan halen. Dan is het ook niet heel erg realistisch om te zeggen: kijk eens, het is nu allemaal hosanna.

Dan kan ik dus eigenlijk alleen maar concluderen dat de eerste lijn van argumentatie van de heer Boswijk niet echt standhoudt. Ik ben benieuwd of hij dat met mij eens is.

De heer Boswijk (CDA):
Nee, want ik had het over 2018, dus het is een trend die al iets langer gaande is. Gaat het te traag? Jazeker. Je kunt jezelf afvragen of we alle, niet alleen de sociale doelstellingen maar ook de 1 miljoen woningen waarover we heel vaak horen ... Ik denk dat het goed is om ambitie te hebben. We moeten daar vol op inzetten. Maar kijk gewoon heel praktisch, bijvoorbeeld alleen al naar de capaciteit bij de gemeenten qua ambtenaren die die aanvragen moeten gaan beoordelen. Dat is al problematisch. Daarnaast is er nog stikstof. Dat is ook een behoorlijke kluif. Maar stel dat je al die vergunningen rondkrijgt. Dan moet je ook nog aannemers vinden. Dan kom je bij de beredenering dat je inderdaad misschien niet alle ambities op sociale woningen gaat halen, maar het wordt in de hele breedte echt een uitdaging om die hoeveelheden te halen. Dan moet de vraag zijn: gaat deze wet dat versnellen of dat juist in de weg lopen? Als CDA denken wij het laatste.

De heer Van Baarle (DENK):
De heer Boswijk weerlegt niet het punt. Deze wet is inderdaad ingediend in 2018. De reactie van de minister nu is dat de trend doorbroken lijkt te zijn, omdat we nu namelijk één jaartje hebben meegemaakt dat er wat sociale huurwoningen bijkwamen, een ietsepietsie. Ik zeg: het is te vroeg om te zeggen dat de trend doorbroken is. Dat weerlegt de heer Boswijk niet.

Dan die ambities. Kijk, in Rotterdam zeggen we: van ambitie ken je niet vreten. Het is dus leuk dat we met elkaar een ambitie hebben, maar als we, gewoon van de Autoriteit woningcorporaties, horen dat het uiterst onrealistisch is dat die ambitie gehaald wordt, dan kunnen we in theorie dus nog — ik denk eerder dat het de praktijk is — in de situatie komen dat we veel te weinig sociale huurwoningen bijbouwen. Aan de andere kant wordt er geliberaliseerd en gesloopt. Dan komen we alsnog in een situatie waarin het aantal sociale huurwoningen kan dalen. Deze wet is toch gewoon een prima stok achter de deur om dat te voorkomen?

De heer Boswijk (CDA):
Ik ga het zo meteen in mijn betoog nog verder uitleggen. Ik ben van mening dat deze wet niet gaat bijdragen aan een versnelling. Wij zijn ook wel van mening dat die trend gekeerd is. Woningcorporaties hebben vaak sociale huurwoningen afgestoten door financiële kwesties. Het kabinet gaat de verhuurderheffing afschaffen. Daar zijn we als CDA heel erg blij mee. Wij zijn in de afgelopen jaren één keertje voor de verhuurderheffing geweest. Dat was bij het lenteakkoord. Toen ging het over 50 miljoen euro. Daarna zijn we altijd tegen alle verhogingen geweest, die uiteindelijk opliepen tot 2 miljard euro. Ik denk dat het een trendbreuk is dat we nu vooral die verhuurderheffing aanpakken, zodat woningbouwcorporaties hun woningen kunnen aanhouden, kunnen gaan verduurzamen en hopelijk ook op korte termijn nieuwe sociale huurwoningen kunnen gaan toevoegen.

De voorzitter:
Afrondend nog, meneer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):
Dit is het laatste. Ook deze keer neemt de heer Boswijk mijn zeer legitieme punten niet weg. Hij zegt: ik ben van mening dat deze wet niet gaat werken. In Rotterdam zeggen we: van meningen kunnen we uiteindelijk ook niet vreten. Dat geldt ook voor de verwachting van wat de verhuurderheffing gaat opleveren. We weten dat nog helemaal niet. Deze minister moet nog prestatieafspraken gaan maken. We weten nog niet wat daar concreet uit komt rollen. Dus de heer Boswijk komt eigenlijk met een conclusie dat een trend doorbroken zou zijn, waarvan het veel te vroeg is om te zeggen dat die doorbroken is, met verwachtingen waarvan het uiterst onzeker is of we die wel gaan halen en met een uitwerking van de verhuurderheffing die we nog niet eens hebben. Dan zou ik zeggen: dat is wel zodanig onzeker dat je wel bijna voor die wet moet zijn om een beetje zekerheid te krijgen.

De heer Boswijk (CDA):
In Amsterdam zeggen we altijd: in gelul kan je niet wonen. Dus ik onderschrijf helemaal uw punt. Ik zie alleen niet hoe wij met deze wet gaan zorgen dat er meer sociale huurwoningen worden gebouwd. Sterker nog, ik denk dat dat het allemaal nog veel complexer maakt. Aedes, de brancheorganisatie van de woningbouwcorporaties, zegt overigens zelf natuurlijk ook in haar schrijven dat dat het nog wel een stukje complexer maakt. Maar ik zal verderop in mijn betoog nog een aantal argumenten aanleveren waarom wij nog meer punten en komma's hierbij plaatsen.

De voorzitter:
Er is eerst nog een interruptie van mevrouw Kathmann.

Mevrouw Kathmann (PvdA):
Ja, graag. Mijn collega's hebben al aangegeven dat het doel van de wet niet is om te versnellen op de sociale woningbouw. Daar gaan we nog heel veel mooie voorstellen voor indienen. Wat het aanbod betreft zakken we op heel veel plekken door de bodem. Het is juist bedoeld om ervoor te zorgen dat we niet collectief door die bodem zakken. De heer Boswijk begint met een prachtig betoog waarin hij de pijn beschrijft die heel veel mensen voelen die in die wooncrisis zitten. Dan vraag ik me af waar hij het überhaupt vandaan haalt dat we in een trend zitten dat de sociale voorraad niet meer daalt. Waar komen die cijfers vandaan? Want als je de cijfers gewoon bij elkaar optelt, is het bevolkingsaantal gegroeid, is het aantal mensen dat aanspraak maakt op een sociale huurwoning gegroeid en het aantal woningen niet. Dus dan zitten we toch helemaal niet in een positieve trend? Dus als hij echt iets wil doen aan die pijn, dan zou ik gewoon mooi dit initiatiefvoorstel steunen.

De heer Boswijk (CDA):
Het aantal sociale huurwoningen sec is toegenomen met 10.000, zeg ik even uit mijn hoofd. Het aandeel in totaal misschien niet, omdat er meer woningzoekenden bij zijn gekomen en er in totaal ook meer woningen zijn toegevoegd. Maar nogmaals, wij vinden als CDA dat er inderdaad veel meer sociale huurwoningen moeten worden gebouwd. Daar gaat deze coalitie ook mee aan de gang. Er zijn een aantal belemmeringen die de woningbouw in zijn totale begrip, dus niet alleen sociaal, behoorlijk hebben belemmerd. We hebben gezien dat we te veel vrijheid hebben gegeven aan de markt en dat we het te weinig aan de overheid hebben overgelaten. Wij nemen als coalitie een aantal maatregelen. Daar heb ik heel veel vertrouwen in. Ik zie niet hoe deze wet daaraan gaat bijdragen.

Mevrouw Kathmann (PvdA):
Nogmaals, dan wil ik de heer Boswijk vragen om het gewoon wél over deze initiatiefwet te hebben. Want hij haalt nu de hele woningmarktproblematiek erbij — wat ook heel prettig is — maar deze initiatiefwet zegt gewoon: laten we collectief niet met z'n allen door die bodem gaan zakken; laten we het aantal gewoon normeren op een minimum waar we niet onder kunnen met z'n allen, want die wooncrisis staat al zwaar aan. Dus de vraag is gewoon: zou de heer Boswijk sec naar deze initiatiefwet, die dat gaat regelen, willen kijken en niet van alles erbij willen halen over versnellingen en noem maar op? Want daar is deze initiatiefwet niet voor bedoeld.

De heer Boswijk (CDA):
Ik wil met alle liefde over het initiatiefvoorstel gaan praten, als we stoppen met interrumperen. Dus ik ga nu verder.

Voorzitter. De gemeenteraadsverkiezingen staan voor de deur. Een belangrijk thema van deze verkiezingen is volkshuisvesting. In vrijwel alle Nederlandse gemeenten is er een tekort aan sociale huurwoningen; in Amsterdam maar ook in de Achterhoek. In iedere gemeente komen lokale politici met plannen om deze tekorten terug te dringen. Gemeenten hebben namelijk een belangrijke regiefunctie in de volkshuisvesting. Het zijn de gemeenten, corporaties en huurdersorganisaties die vertrouwd zijn met de lokale situatie, die weten uit welke woningtypen de sociale huurwoningvoorraad moet bestaan en wat de gewenste spreiding is over wijken en buurten. Hierover worden lokale prestatieafspraken gemaakt.

Met onderhavig wetsvoorstel wordt dit proces zonder goede reden doorbroken. Door een algemene norm te stellen, ontneemt het initiatiefwetsvoorstel erg veel lokale beleidsruimte. Dit komt in wezen neer op een motie van wantrouwen richting lokale politici, juist nu zij zo hard bezig zijn met het aanpakken van de woningnood.

Volgens het CDA is de gemeente juist het startpunt voor het oplossen van de woningnood. De eigen gemeente is de eerstverantwoordelijke bij de ruimtelijke inrichting van de directe leef- en woonomgeving van de inwoners. Zodra problemen die lokaliteit overschrijden, is betrokkenheid van de provincie en de rijksoverheid nodig. De gemeente heeft haar eigen bestuur en gekozen volksvertegenwoordiging. Daar wordt verantwoording afgelegd aan inwoners en vinden elk jaar verkiezingen plaats. Gemeenten moet juist meer en niet minder vrijheid van de provincie en van het Rijk krijgen om de woningnood aan te pakken. Op lokaal niveau moeten woningen worden gepland en gebouwd, rekening houdend met de lokale opgave en mogelijkheden. Zijn de indieners het met mij eens dat de belanghebbenden in de regio het beste weten wat de gewenste woningsamenstelling is voor de specifieke regio? Welke reden hebben de indieners om te twijfelen aan de lokale prestatieafspraken, juist nu de sociale woningvoorraad weer toeneemt? Graag een reactie.

Voorzitter. Dan nog een aantal punten van kritiek. De Raad van State oordeelt niet mild over het wetsvoorstel. De Afdeling is van oordeel dat niet aannemelijk is gemaakt dat het voorstel recht doet aan de reële knelpunten die zich voordoen op de woningmarkt en daarvoor een zinvolle en bruikbare oplossing biedt. Niet het aantal sociale huurwoningen is het probleem, maar het gebrek aan doorstroming op de woningmarkt. Delen de initiatiefnemers deze constatering? Zijn zij met mij van mening dat de oplossing voor het probleem ergens anders moet worden gezocht?

Voorzitter. Vorige week heeft mijn collega Geurts namens het CDA een woonvisie gepresenteerd. Daarin staat een aantal voorstellen waarmee de doorstroming weer op gang komt. Zo halen we de woningbouwcorporaties van de ketting en geven ze weer alle ruimte om betaalbaar te bouwen, in het bijzonder voor de middenklasse, en moderniseren we de huur- en inkomensgrens voor de woningbouwcorporaties. We willen de woningcorporaties als echte maatschappelijke ondernemingen weer laten bouwen waar vraag naar is. Wat vinden de initiatiefnemers van het CDA-voorstel om corporaties juist ook voor de middenhuur te laten bouwen? Wat vinden ze ervan om de markttoets voor corporaties af te schaffen, met een nieuwe definitie van sociale huur te komen om de sociale huur langdurig binnen het sociale segment te behouden, en prestatieafspraken te maken met woningbouwcorporaties in ruil voor het afschaffen van de verhuurderheffing? Het zijn allemaal praktische maatregelen om de woningbouwcorporaties weer in hun kracht te zetten. Met het voorstel van de indieners van deze initiatiefwet worden de teugels juist weer aangehaald.

De heer Peter de Groot (VVD):
U vindt de VVD aan uw zijde als u zegt dat er gebouwd moet worden. Daar ga ik straks nog iets meer over zeggen, maar dat weet u ook wel van de VVD. Uw voorstel hier is om de corporaties veel meer in het middensegment te laten bouwen, terwijl het vandaag ook gaat over: hoe zorgen we op een goede manier voor de sociale woningvoorraad en hoe laten we die toenemen? We weten allemaal waardoor de problemen in de bouwsector worden veroorzaakt als het gaat over arbeidskrachten. Hoe denkt het CDA dit dan uitvoerbaar te krijgen en ervoor te zorgen dat in ieder geval de sociale woningvoorraad gaat toenemen met wat we nodig hebben in Nederland?

De heer Boswijk (CDA):
Ik denk dat corporaties heel graag sociale huurwoningen willen bouwen. Dat heb ik in mijn werkzame leven ook gezien. Maar soms is het heel praktisch, ook voor de leefbaarheid van een wijk, om iets breder te bouwen, ook voor bijvoorbeeld de middenhuur, waaraan misschien nog wel een groter tekort is. Als we dan heel dogmatisch zijn en zeggen "nee, woningbouwcorporatie, je mag je alleen nog maar richten op de sociale huur", is dat praktisch gezien niet handig, want je wilt natuurlijk een beetje diversiteit in de straten. Ook is het niet goed voor de leefbaarheid. Vandaar dat het CDA wil bouwen voor meerdere doelgroepen, ook omdat we zien dat er een heel groot gat is bij juist de middensegmenthuur. Dat staat de doorstroming vanuit "sociaal" ook weer in de weg.

De heer Peter de Groot (VVD):
Ik ben het niet oneens met het verhaal van de heer Boswijk van het CDA, alleen stuit ik een beetje op de praktische bezwaren. Hoe krijgen we dit uitgevoerd? Ik maak de vraag iets scherper. Als we moeten kiezen tussen 100 sociale woningen bouwen of 80 sociale woningen en 20 in het middenhuursegment, waar moeten we dan voor gaan? Gaan we dan eerst voor die 100 en kijken we later naar de middenhuur? We hebben de handen gewoon keihard nodig om de ambities te realiseren. Daar gaat mijn vraag over.

De heer Boswijk (CDA):
Ja, als je het zo beredeneert, redeneer je echt vanuit een Excelsheet. Ik denk dat je juist moet kijken naar de vraag in de dorpen en de steden. Je moet dan niet gaan zeggen: joh, we kunnen nu 100 woningen uit de kast trekken. Nee, je gaat dan als volgt kijken. Dit is een dorp of stad waar behoefte is aan doorstroming. We hebben mensen in sociale huurwoningen zitten die heel graag doorwillen naar middenhuur en we hebben mensen die heel graag naar een sociale woning gaan. Dan moet je gaan kijken naar de behoefte van de samenleving. Daar moet je naar gaan bouwen. De afgelopen jaren hebben we de fout gemaakt dat we hebben gekeken naar de behoefte van de markt en daarnaar hebben gebouwd. Maar de behoefte van de markt is niet altijd hetzelfde als de behoefte van de samenleving. Daarom is het pleidooi van het CDA om die verantwoordelijkheid zo lokaal mogelijk te leggen. Onze antipathie tegen deze wet is een beetje dat we dan de rol van de lokale democratie buitenspel zetten, terwijl die juist heel goed weet wat de behoefte is, zeker als je die laat samenwerken met woningbouwcorporaties, die ook de financiële slagkracht hebben door het afschaffen van de verhuurderheffing. Zo kijken wij ernaar.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Boswijk (CDA):
Daarbovenop willen de PvdA en GroenLinks nog eens een nieuwe verkapte verhuurderheffing invoeren, waardoor de corporaties weer 1 miljard in vier jaar tijd kwijt zijn aan de Staat. Dat vinden wij toch wel onbegrijpelijk, dus ik krijg graag een reactie daarop.

Voorzitter, tot slot. Vorige week heeft de minister een appreciatie gegeven van het initiatiefwetsvoorstel. De minister stelt onder andere, ik citeer: "Ik maak mij zorgen of de voorgestelde algemene norm uit het initiatiefwetsvoorstel niet leidt tot vertraging van de gewenste nieuwbouw." Mijn fractie deelt deze zorg. Het ingewikkelde en tijdrovende karakter van procedures is een van de oorzaken van het woningtekort. We proberen dit al jaren te stroomlijnen. Dit voorstel verhoogt de complexiteit juist meer. Delen de initiatiefnemers de zorg dat het aantal uitzonderingen vele malen hoger zal uitvallen dan is geschetst in de memorie van toelichting? Zien zij ook het risico dat er vooral veel papierwerk gemoeid zal zijn met uitzonderingen, zonder dat dit effectief het doel dient om meer sociale huurwoningen te realiseren op de plekken waar die echt nodig zijn?

Dank u wel.

De voorzitter:
U bedankt. Er is toch nog een interruptie van mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik kan eigenlijk niet meer zo goed begrijpen waar het CDA voor staat. Het is nog helemaal niet zo lang geleden dat toenmalig fractievoorzitter — ik geloof dat hij dat nu ook weer is — Heerma zei: "Het gaat niet meer over de woningmarkt, maar over volkshuisvesting. De regie moet worden teruggenomen. We hebben te veel gedereguleerd, waardoor we nu in een enorme wooncrisis zitten." Nu zegt het CDA: "Nee, hoor. Landelijke regie van de overheid? Dat is wantrouwen naar lokale bestuurders." Ik begrijp het eigenlijk niet meer. Ik heb zitten luisteren om erachter te komen welke logica er nog in zit, maar volgens mij is er een groot verschil tussen het CDA van voor de verkiezingen en het CDA van na de verkiezingen, als een CDA-bewindspersoon op die post zit. Dat vind ik een beetje raar.

De heer Boswijk (CDA):
Dan ben ik blij dat ik het even kan uitleggen. Wij zijn als CDA echt voor het subsidiariteitsbeginsel, dus zo lokaal mogelijk organiseren als dat kan en opschalen naar landelijk als dat moet. We zijn heel blij dat er een minister voor Volkshuisvesting is die overzicht houdt op alle nieuwbouwlocaties en de volkshuisvesting in z'n totaliteit, dus als het uit de band springt. Maar wij vinden wel — dat heb ik net ook al gezegd — dat je die verantwoordelijkheid zo lokaal mogelijk moet neerleggen, omdat je lokaal weet wat de behoeftes zijn.

Mevrouw Leijten (SP):
Dan is er een lokale overheid die zegt: "We hebben hier een hele wijk die is opgebouwd uit sociale huurwoningen. We slopen die hele wijk en we bouwen niks terug." Daar is wel behoefte aan, maar de gemeenteraad is doof of luistert niet. Wat doet het CDA dan? Zegt het CDA dan: prima, sloop maar?

De heer Boswijk (CDA):
Ik kan me niet voorstellen dat er een gemeenteraad is die in meerderheid … Ik kijk even naar de lokale CDA-bestuurders, maar ook naar die van uw partij, naar die van GroenLinks en naar die van de PvdA. Zij weten heel goed wat de behoefte is. Maar stel dat een gemeenteraad in meerderheid besluit om iets te gaan doen waar wij als samenleving allemaal van zeggen: dit is niet helemaal de bedoeling. Dan vind ik het een rol voor de minister om daarop in te grijpen. Alleen, ik denk dat het een slechte manier is om op uitzonderingen of mogelijke excessen wetgeving te maken. Wij moeten juist een stuk vertrouwen uitstralen naar de capabele lokale bestuurders die er zijn. Die zijn er ook echt, en daar heb ik heel veel vertrouwen in.

De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Schiet mij maar lek. We nemen hier heel vaak wetten aan die juist de excessen moeten beteugelen of moeten aanpakken. Het strafrecht is daar een groot voorbeeld van. Niet iedereen is een inbreker en toch hebben we goede straffen voor inbrekers, voor het geval het wel gebeurt. Die redenering gaat dus echt niet op. Ik zou graag antwoord willen van de heer Boswijk. Wat nou als er, laten we zeggen, 15.000 huurwoningen tot 2030 verdwijnen in een gemeente waarin evident behoefte is aan die 15.000 sociale huurwoningen? Dan is het toch logisch als de landelijke overheid zegt: ga uw gang met de lokale regie, maar het mogen er nooit minder worden in deze tijd van de wooncrisis? Dat is namelijk wat dit wetsvoorstel zegt. Dat is dan toch niet het overrulen van het lokaal gezag? Dat is gewoon een bodem erin leggen. Wat zegt de heer Boswijk? Wat gaat het CDA doen in het geval waarin er een gemeente is die zegt: in onze woonvisie tot 2030 is het prima als er 15.000 sociale huurwoningen, waar behoefte aan is, verdwijnen? Wat doet u dan? Niks?

De heer Boswijk (CDA):
Een goed voorbeeld van een exces waar wij als Kamer en als politiek achteraf gezien veel te hard op in zijn gegaan, is onder andere de fraude die we tien jaar geleden hebben gezien bij de woningbouwcorporaties. Daarbij hebben we de woningbouwcorporaties meteen aan de ketting gelegd. Nogmaals, ik praat die excessen niet goed, maar ik denk dat dat mede tot gevolg heeft gehad dat we nu met te weinig sociale huurwoningen zitten. Het is dus niet altijd goed om je helemaal op excessen te richten. Stel, er is een gemeenteraad die zegt: joh, we gaan 15.000 sociale woningen onttrekken. Ik kan me niet voorstellen dat er capabele lokale bestuurders zijn die dat zeggen, maar stel dat ze er zijn. Dan is dat voor ons als CDA wel een aanleiding om landelijke regie te nemen, maar dat doe je alleen in uitzonderlijke gevallen. Dat ga je niet standaard doen, want dan fiets je door al die lokale processen heen. Ik ben echt van mening dat het in 99% van die processen goed gaat en ik heb echt vertrouwen in de lokale politiek en de lokale bestuurders die afspraken maken met hun woningbouwcorporaties. Als we het helemaal gaan toespitsen op het doemscenario "stel, een gemeente gaat 15.000 woningen slopen en we hebben daar deze wet voor", dan zijn die 15.000 misschien gered. Je moet nog maar zien of het ooit gebeurt. Maar daarmee vertragen we en maken we het complexer voor alle andere goed bedoelende en capabele lokale bestuurders en lokale politici waar we op 16 maart weer op mogen stemmen. Wij als CDA hebben daar gewoon vertrouwen in. Daar kan je anders in zitten, maar wij zien niet dat deze wet daar iets aan gaat bijdragen.

De voorzitter:
Dan echt afrondend, mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Bij mij wekt het geen vertrouwen dat ik geen antwoord krijg op mijn vraag. Het gaat hier niet over vertrouwen in de lokale democratie. Het gaat hier over een bodem in de woningvoorraad in Nederland, die al door z'n hoeven is gezakt: als er nieuwe plannen worden gemaakt in een gemeente, dan is in ieder geval het nettoresultaat nooit minder sociale huurwoningen. Ik krijg geen antwoord op de vraag wat het CDA doet als die 15.000 verdwijnen tot 2030. Eigenlijk is het antwoord: niks. Dat vind ik wel treurig, want dan staat u met lege handen. Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, staat u met volle handen en kunt u iets doen.

De voorzitter:
Tot slot, de heer Boswijk.

De heer Boswijk (CDA):
Nogmaals, wij hebben heel veel vertrouwen in de lokale bestuurders. Het zijn capabele mensen die oog hebben voor de leefbaarheid van hun dorp en stad. We hebben een grote opgave. We moeten sociale woningen gaan bouwen en dat gaan we ook doen. Wij zien alleen niet dat deze wet daaraan gaat bijdragen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Leijten, die haar inbreng zal leveren namens de SP.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Morgen spreekt de Kamer over haar eigen omgangsvormen. Het gaat dan altijd over de parlementaire zaal, die gebruikt wordt voor woordenspelletjes en filmpjes. Dat is een niet zo mooie kant van ons parlement. Een mooie kant van ons parlement zijn Kamerleden die het werk ter hand nemen als de regering niet doet wat haar is opgedragen, want zo is dit wetsvoorstel wel geboren. Moties die worden ingediend, initiatieven die worden genomen, de regering die stokdoof is. De woningmarkt, de volkshuisvesting die door z'n hoeven zakt, mensen die eindeloos op een wachtlijst staan. En wat doen Kamerleden dan, ook en veel vaker dan dat gekissebis, dat eigenlijk te veel aandacht krijgt? Ja, daar zijn we het allemaal wel over eens. Die gaan dan initiatiefwetten maken. Dus complimenten aan de fracties van de Partij van de Arbeid, de SP en GroenLinks en natuurlijk hun ondersteuning. En eigenlijk jammer dat het nodig is.

Met het wetsvoorstel vragen de indieners om het volgende te regelen op het moment dat er gemeentelijke afspraken worden gemaakt tussen woningbouwcorporaties aan de ene kant, de huurdersorganisaties aan de andere kant en een gemeente. Dat heet dan "prestatieafspraken", want alles moet altijd jargon zijn. Op het moment dat je zo'n afspraak maakt over je stad, over je gemeente, over je regio, mag het nettoresultaat niet zijn dat er minder sociale huurwoningen zijn. Ik dacht eigenlijk bij het voorbereiden van dit wetsvoorstel: gebeurt dat dan? Ik heb namelijk ook heel veel vertrouwen in die lokale bestuurders. Die gaan toch niet slopen in tijden van woningnood en echte tekorten aan betaalbare woningen? We horen het iedereen zeggen: voor starters, voor mensen die gewoon voor de klas staan, die docent zijn, maar ook voor ouderen, die ook betaalbaar willen wonen. Overal is een tekort aan. Dan ga je toch niet slopen? Ja, dat gebeurt dus wél. Dat is dus het cynische: dat je dan die landelijke regie nodig hebt omdat het lokaal niet werkt. Het aantal sociale huurwoningen, ook wel de betaalbare huur genoemd, daalde van 210.000 verhuringen per jaar in 2015 naar nog geen 180.000 vorig jaar. Dat is een forse teruggang, en dan gaat het alleen nog maar over corporatiewoningen, dus wat de corporaties met elkaar bouwen. Dan gaat het niet over de particuliere sociale huur, die ook nog altijd bestaat. De Woonbond noemt dit wetsvoorstel dan ook noodzakelijk. Is de minister dat met de Woonbond eens?

Tijdens de behandeling in deze Kamer van het coalitieakkoord, het debat over de regeringsverklaring, werd de motie-Marijnissen aangenomen die zegt: het kabinetsbeleid mag niet leiden tot een daling van het aantal sociale huurwoningen. Erkent de minister dat dit wetsvoorstel een noodzakelijke ondersteuning is van die motie? Dat is namelijk wat dit wetsvoorstel uiteindelijk zegt. Natuurlijk zegt dit wetsvoorstel niet: daar moeten we bouwen en daar nog meer. Dat willen we ook allemaal. Dat moet ook gebeuren. Ik zie heel veel Rotterdammers hier vanavond, maar in mijn omgeving, de noordelijke rand van de Randstad, zie ik sociale en betaalbare koopwoningen van — schrikt u niet — vier ton! Sorry hoor, maar wie kan dat betalen? De indieners weten het misschien en anders de minister, maar ik noem dat geen betaalbaar wonen. Wat zie je in die woonwijken? Daar wordt huur eruit geduwd, want als je zo duur kan verkopen, ben je als projectontwikkelaar wel goed gek als je daar goedkopere woningen tussen gaat zetten. Want ja, dan gaat je winst toch naar de knallen?

Het is mooi om woonvisies te laten maken, mooi om daar lokale bestuurders naar te laten kijken, mooi dat de markt dat moet regelen, maar als wij niet regelen en reguleren dat er ook gewoon gebouwd wordt en dat er teruggebouwd wordt wanneer er gesloopt wordt voor mensen met een gewone portemonnee, dan gebeurt het niet.

Ik had het net al eventjes over een gemeente die het een goed idee vindt dat er in de woonvisie komt te staan dat er in 2030 15.000 sociale huurwoningen minder zijn. Is dat een slechte gemeente? Dat weet ik niet. Is dat een gemeente die velen in deze zaal kennen? Jazeker, want het is Rotterdam, en ik heb een hoop Rotterdammers geteld hier in deze zaal. Onder anderen — de heer Van Baarle wilde zijn naam niet noemen maar ik wel — de heer Eaisaouiyen heeft gestreden tegen de sloop van de Tweebosbuurt. Daar stonden goede huurwoningen. Mensen woonden er graag. Er was sociale cohesie in de wijk. Maar Rotterdam zei: "Nee joh, wij willen gewoon minder uitkeringtrekkers. Die duwen we de stad uit, want die wonen daar, toch?" Nou ja, of dat waar is, weet ik niet, maar die Rotterdamwet en de woonvisie die daarin zit, zijn niet weg. De woonvisie die er nu ligt in Rotterdam, gaat leiden tot 15.000 minder sociale huurwoningen in 2030. Dus het is niet iets van het verleden. De vier grootste huurdersorganisaties, die dus onderdeel moeten zijn van die woonvisie, van die "prestatieafspraken", hebben de laatste versie niet ondertekend. Zelfs de woningbouwcorporaties uit de regio Rijnmond hebben nu laten weten dat zij niet akkoord zijn met de laatste plannen. Daar sta je dan met je woonvisie, met je prestatieafspraken: niemand is akkoord, maar je kan wettelijk ook niet ingrijpen. En toch gaat het aantal sociale huurwoningen in zo'n gemeente aan gort!

En dan heb je strijders uit de Tweebosbuurt. De heer Eaisaouiyen zit achter de minister, maar de minister had hem in het verleden zeker nog tegen kunnen komen, toen hij nog wethouder was in de gemeente Rotterdam en wellicht op dezelfde school kwam als waar Mustapha kwam. Zijn huis is gesloopt. Hij mocht wijken voor de rijken. Dat is wel gebeurd. De heer Eaisaouiyen heeft laatst een interview gegeven waarin hij vertelt dat hij nu hier werkt. Dat is ook bijzonder. Dat zei de heer Van Baarle ook. Toen zei hij ook: ik hoop dat ik het ooit schop tot minister voor Volkshuisvesting. Dan heeft hij, als het aan de SP ligt, in ieder geval deze wet, waarin staat dat prestatieafspraken in een gemeente nooit mogen leiden tot minder woningen.

Voorzitter. Wonen is een recht en geen verdienmodel. Het is al heel zorgelijk dat zo veel mensen zo lang moeten wachten. In de gemeentes Landsmeer, Wormerland, Haarlemmermeer, Diemen en Amstelveen sta je langer dan zeventien jaar op de wachtlijst. Wat kan er in zeventien jaar allemaal gebeuren! Denk eens terug aan zeventien jaar geleden, en in de tussentijd, mijn God, had je kunnen wachten op een woning! Of kijk naar Oosterhout, Kampen, Noorderveld of Heeze-Leende. Daar moet je langer wachten dan acht jaar. We hebben het natuurlijk vaak over de grote steden, maar het valt de SP op dat juist buiten de Randstad de mensen het langst moeten wachten. Er wordt gezegd dat het allemaal wel goed zal zitten met de woonvisies en dat er vertrouwen is dat het lokaal wel goed gaat. Tja. Ik denk, de SP denkt dat het goed is dat we dit gaan doen.

Ik wil graag ingaan op wat de minister erover zegt. De minister heeft een appreciatie die zo'n beetje langs de lijn te leggen is van de inbreng van de CDA-fractie bij dit wetsvoorstel. Hij zegt namelijk: het is niet meer nodig, er komt meer sociale woningbouw bij. Maar de Autoriteit woningbouwcorporaties is niet zo optimistisch. Zij zeggen dat er wel voornemens zijn om nieuwe woningen te bouwen, maar dat dat nog altijd onvoldoende zal zijn. Er komen namelijk meer alleenstaanden bij en de groep mensen die graag in een sociale huurwoning wil wonen groeit. De minister schrijft in zijn beoordeling van dit wetsvoorstel dat de afname is gestopt, maar uit het onderzoeksrapport van de Autoriteit woningbouwcorporaties blijkt dat het aantal sociale huurwoningen voor juist de laagste inkomens de afgelopen jaren fors is gedaald. In 2019 en 2020 kwamen er meer dan 50.000 woningen minder voor de laagste inkomens bij. In de totale woningbouwvoorraad is het percentage gezakt van ruim 29% naar ruim 27%.

Dat zijn maar cijfers, maar afgelopen zondag liet televisieprogramma Pointer heel duidelijk zien dat het hier om mensen gaat. Een moeder vertelde in tranen dat ze voelde dat ze faalde na de scheiding van haar man, omdat er geen woning was en omdat ze met haar kinderen op een camping moet wonen. Zij moet op de wachtlijst en moet wachten voor statushouders en mensen die wellicht ouder geworden zijn. Er staan heel veel mensen op de wachtlijst die het gevoel hebben dat ze falen. Ze kunnen niet meedoen en niet van het recht op een woning gebruikmaken. Tegen hen zegt de minister: wacht maar even, ik doe niks. Ik vind het eigenlijk heel treurig dat je zo'n minister hebt.

Daarom complimenten aan de indieners, want zij zeggen dat niet. Zij zeggen in ieder geval: dat wat er nu is, daar mogen we niet onder. Dat heeft nou ook de Tweede Kamer gezegd. Met het aannemen van de motie-Marijnissen is er gezegd: wat er nu is, mag niet minder worden. Zelfs de VVD heeft daar voor gestemd! Echt, dat was voor ons best wel een revolutie in woningbouw- en volkshuisvestingdebatten. Daarom vind ik het zo gek om in een debat dat de uitspraak van de motie eigenlijk in een wet zet, te maken te hebben met een minister die zegt: die wet hoef ik niet. Ik ga ervan uit dat, als we straks het antwoord krijgen in de eerste termijn van de indieners, de minister zijn beoordeling van dit wetsvoorstel ook heeft aangepast.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Boulakjar, die zal spreken namens D66.

De heer Boulakjar (D66):
Voorzitter, dank. Allereerst ook een woord van mijn kant aan de initiatiefnemers voor hun inzet en de tijd die zij in het voorliggend voorstel hebben gestoken. Ook complimenten aan hun medewerkers, en in het bijzonder natuurlijk aan de heer Eaisaouiyen; ik hoop dat ik het goed uitspreek. Initiatiefwetgeving is een ingewikkeld en tijdrovend proces. Het is altijd mooi om Kamerleden in vak-K te zien zitten. Ik hoop dat ik er binnenkort ook mag gaan zitten.

Voorzitter. Mijn fractie deelt de zorg die de initiatiefnemers hebben over mensen die te lang moeten wachten op een betaalbare woning. Iedereen kent wel mensen in de eigen omgeving die heel lang moeten wachten op een sociale huurwoning, een middenhuurwoning of een betaalbare koopwoning. Met het voorstel beogen de initiatiefnemers het aandeel sociale huurwoningen in Nederland op peil te houden. Dat is een goed streven, een doel dat ook de D66-fractie nastreeft. Iedereen moet namelijk goed kunnen wonen in een betaalbare woning. Sinds het indienen van deze wet in 2018 is er best wel wat gebeurd op het gebied van volkshuisvesting.

Ik ontken niet dat de woningmarkt nog steeds overspannen is, maar er zijn inmiddels een aantal forse stappen gezet om een fijn huis voor iedereen toegankelijker te maken. Er ligt inmiddels een stevig coalitieakkoord, dat de uitdagingen op het gebied van volkshuisvesting aanpakt. D66 heeft ferm onderhandeld en samen met de VVD, het CDA en de ChristenUnie een pakket gepresenteerd waarmee we de komende jaren aan de slag moeten. Het doel van het pakket is om de complexe woningmarktproblematiek aan te pakken. Juist vanwege die complexiteit is er bijvoorbeeld een dedicated minister voor Volkshuisvesting aangesteld, die aan de bak mag, aan de bak moet. Om te zorgen voor voldoende woningbouw om het tekort aan te pakken heeft de minister de opdracht meegekregen om 100.000 woningen per jaar te realiseren. Daarvan moet twee derde in het betaalbare segment worden gerealiseerd, zodat juist diegenen voor wie de woningnood het hoogst is, geholpen worden.

Woningbouwcorporaties hebben lange tijd te weinig lucht en ruimte gehad om sociale huurwoningen bij te bouwen. Daarom is afgesproken dat de onzalige verhuurderheffing voor sociale huurwoningen eindelijk verdwijnt, in ruil waarvoor prestatieafspraken moeten worden gemaakt om te zorgen dat het geld gebruikt wordt om bij te bouwen en te verduurzamen. Om de voorraad middenhuur te vergroten wordt de markttoets voor woningbouwcorporaties opgeschort, zodat de doorstroom op gang komt en de wachtlijsten weer korter worden. We hebben onlangs natuurlijk ook de motie van de Socialistische Partij gesteund over het stoppen van de daling van de totaalvoorraad aan sociale huurwoningen.

Voorzitter. Ook over leefbaarheid wil ik het een en ander zeggen, want het gaat niet alleen om cijfers, de toe- en afname van sociale huurwoningen, maar juist ook om de kwaliteit van die woningen. Een passende, goed geïsoleerde woning in een leefbare wijk is wat D66 betreft net zo belangrijk, zeker in een tijd van hoge energieprijzen. Juist daarom hebben we jaarlijks 150 miljoen vrijgemaakt voor het vergroten van die leefbaarheid in wijken voor mensen.

Voorzitter. Ik heb ook een aantal vragen aan de initiatiefnemers. Waarom heeft de initiatiefwetgeving na het verslag vanuit de Kamer nog twee jaar stilgelegen? Het is geen verwijt, slechts een informatieve vraag. Hebben de Kamerleden in vak-K na 2018 opnieuw een inventarisatie gemaakt bij de partijen die hebben gereageerd op de internetconsultatie, om te horen hoe zij reageren op het voorstel in het licht van de huidige stand van zaken? Hoe beoordelen de initiatiefnemers alle genoemde maatregelen uit het coalitieakkoord in het licht van hun voorstel en welke toegevoegde waarde heeft het wetvoorstel voor de aangekondigde maatregelen? Zijn zij het met D66 eens dat de intentie van het voorstel, wat een goede intentie is, eigenlijk al in gang is gezet door de maatregelen uit het coalitieakkoord? En is met de onlangs aangenomen motie van de SP om netto het aantal sociale huurwoningen gelijk te houden, de wens uit het voorstel niet al gedekt?

Deze wet regelt dat het aandeel sociale huurwoningen van een corporatie niet afneemt. D66 is ervan overtuigd dat door de afschaffing van de verhuurderheffing en de opschorting van de markttoets het aandeel van de woningbouwcorporaties eigenlijk fors zal toenemen. Dat moet ook vanwege de grote vraag de komende jaren naar sociale huurwoningen. Voor D66 is belangrijk dat lokaal keuzes kunnen worden gemaakt door volksvertegenwoordigers, corporaties maar ook bewoners zelf. Meer landelijke regie op bouwen is goed maar de inrichting van wijken en het aanbod van de woningen moeten aansluiten bij de wensen en behoefte van de buurt. Als de leefbaarheid onder druk staat, moeten wijken sociaal en fysiek worden opgeknapt. Als mensen vastzitten in sociale huur, moet er meer aanbod van middenhuur komen om de doorstroming te bevorderen. D66 heeft alle vertrouwen in lokale volksvertegenwoordigers, bestuurders van woningbouwcorporaties en huurderbelangenorganisaties die hierover jaarlijks afspraken maken. Gun hun dan ook de vrijheid om maatwerk te leveren, afhankelijk van de lokale situatie per gemeente. Daarom nog een aantal vragen aan de initiatiefnemers.

Waarom kiezen de initiatiefnemers ervoor om een landelijke regel in te stellen die maatwerk per gemeente lastiger maakt? Ontnemen zij hun hiermee niet de mogelijkheid om lokaal passend beleid en passend aanbod te creëren? Wat is voor de indieners de aanleiding om dit niet bij de lokale democratie te laten liggen? Hoe reageren zij op de opmerking van de Raad van State, die dit voorstel becommentarieert als "ingrijpen in het decentrale stelsel"? Hoe beoordelen de initiatiefnemers de zorgen en kritiek vanuit de VNG, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, en de Aedes-koepel?

Voorzitter. Ik heb ook nog een aantal vragen aan de minister, want hij zit hier nu toch. Hoe ziet de minister het aanbod van sociale huurwoningen zich de komende jaren ontwikkelen? Wat kan en gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat er geen daling van het aanbod van sociale huurwoningen plaatsvindt en dat wachtlijsten korter worden? Heeft de minister deze wet van de initiatiefnemers nodig als stok achter de deur?

Voorzitter, afrondend. De Raad van State heeft bedenkingen bij het voorstel en stelt dat juist de middenhuursector in Nederland achterblijft. D66 is het hiermee eens en nodigt de initiatiefnemers daarom uit om samen met D66 het komende jaar in te zetten op een gebalanceerd aanbod, passend bij de lokale vraag. Daarbij moet er naast sociale huur ook worden gekeken naar middenhuur, met het oog op doorstroom en voldoende sociale koopwoningen. We roepen de minister op om bij de landelijke prestatieafspraken met de corporaties hierover stevige afspraken te maken. Meer middenhuur is namelijk meer doorstroming. Dat leidt tot meer ruimte in de sociale huursector.

Tot slot, voorzitter, nogmaals een woord van dank. Ik kijk uit naar de beantwoording.

Dank u wel.

De voorzitter:
Er is nog een interruptie van mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik zou de heer Boulakjar van D66 willen vragen: heeft een motie meer slagkracht dan een wet, of is het andersom?

De heer Boulakjar (D66):
Mevrouw Leijten is twintig jaar Kamerlid en ik slechts negen maanden, dus zij zal dat veel beter weten dan ik. Een wet gaat niet direct in, een motie misschien al veel sneller. De wet is geschreven in 2018. In het licht van de stand van zaken van nu is die wet wellicht overbodig. De motie-Marijnissen — die is een aantal weken geleden aangenomen — zal eerder effect hebben dan deze wetgeving, volgens mij.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik loop hier best wel lang rond — althans, we lopen in dit gebouw even lang rond — maar twintig jaar gelukkig nog niet. Maar goed.

De heer Boulakjar (D66):
Excuus, excuus.

Mevrouw Leijten (SP):
Een wet die overbodig is, is niet meer nodig, al heeft die heel veel werk gekost. Een motie die wel nodig is en een wet die niet nodig is, gaan niet samen. Een motie heeft namelijk geen kracht van wet. Een motie kan niet worden uitgevoerd; het is een intentie. Een wet mag je niet overtreden. Als de heer Boulakjar van D66 zegt dat dit wetsvoorstel eigenlijk niet meer nodig is, omdat het niet meer bestaat of is ingehaald door de motie, dan zou ik D66 willen aanraden om voor het wetsvoorstel te stemmen. U hoeft zich de handen daar niet aan te branden. Het wetsvoorstel is dan nooit nodig, maar we hebben wel geregeld dat het niet mag dat een gemeente een plan maakt waarbij het aantal sociale huurwoningen vermindert in plaats van gelijk blijft.

De heer Boulakjar (D66):
Volgens mij zijn SP en D66 het eens. Er moeten meer sociale huurwoningen bij of dat aantal moet op z'n minst gelijk blijven. Daarover zijn we het eens. Het bezwaar van D66 is dat deze wet raakt aan de lokale democratie. Deze wet zegt, vanuit Den Haag: in deze wijk zullen zoveel sociale huurwoningen moeten zijn en zoveel middenhuurwoningen. Daarin verschillen wij van mening. We hebben de lokale democratie hoog zitten. De motie van mevrouw Marijnissen, die onlangs is aangenomen, zegt dat er overall in Nederland niet minder sociale huurwoningen moeten zijn. Daarmee zijn we het eens. We hebben die motie daarom ook van harte ondersteund. Maar als je per wet regelt hoeveel sociale huurwoningen er per straat, per wijk, per gemeente of per dorp moeten zijn, dan zet je de lokale democratie min of meer buitenspel. De intentie is misschien wel een andere, maar daarin verschillen wij sterk van mening.

Mevrouw Leijten (SP):
Hier wordt weer geresoneerd wat de minister heeft gezegd in zijn advies, en dat vind ik oprecht jammer. Stel nou dat één gemeente zegt dat zij 15.000 huurwoningen tot 2030 gaat slopen. Als je de motie-Marijnissen volgt, betekent dat dat een andere gemeente verplicht wordt om ze bij te bouwen. Dat is ook een ingreep in de lokale democratie, want dan zou de landelijke overheid moeten aanwijzen dat de buurgemeente ze dan moet gaan bouwen. Dat is ook een ingreep daarin. Als je hierover zou doordenken, dan zou je ook niet voor de motie-Marijnissen moeten zijn. Dit zegt natuurlijk het volgende: "Prima, maak lokale afspraken. Kijk wat er nodig is in buurten en wijken. Maar één afspraak maken we; het worden niet minder sociale huurwoningen." Dat is een bodem in hoe we het met elkaar regelen. Volgens mij is dat heel verstandig en is dat ook precies wat de motie zegt. We kunnen er nu voor zorgen dat de motie niet alleen in intentie wordt aangenomen, maar straks ook in de wet. Ik zie een motie eigenlijk niet sneller in een wet komen, maar goed, dat is misschien mijn beperkte ervaring.

De heer Boulakjar (D66):
Mevrouw Leijten probeert mij nu te overtuigen van haar gelijk. Dat is haar goed recht, maar ik blijf bij mijn eerdere antwoord. Zij had hier eerder ook een interruptie over bij de heer Boswijk. Ik kan me gewoon niet voorstellen dat een gemeente zegt: we gaan nu rigoureus 15.000 sociale huurwoningen slopen. Dat zal de Kamer ook niet accepteren. De minister heeft ook de mogelijkheid tot een aanwijzingsbesluit. Als een gemeente te gortig omgaat met haar beleidsvrijheid ... In die gemeenteraden zitten ook D66'ers, SP'ers, mensen van GroenLinks en CDA'ers. Hij is vandaag niet aanwezig, maar er zitten geen Van Haga's in die gemeenteraden. Ik maak me daar dus geen zorgen over. Als het in een bepaalde gemeente echt uit de hand loopt, dan kan ik me niet voorstellen dat deze Kamer en deze minister, met zijn bevoegdheden, niet ingrijpen.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Kops van de PVV.

De heer Kops (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst dank aan de initiatiefnemers voor hun wet: de Wet voldoende betaalbare woningen. Ik denk dat we het er allemaal heel snel over eens kunnen zijn dat er voldoende betaalbare woningen moeten komen, zijn en blijven.

De woningmarkt is nog altijd één grote doffe ellende. Als je op zoek bent naar een woning, kun je het tegenwoordig wel vergeten, want we komen zo'n 300.000 woningen tekort en de woningen die nog wel beschikbaar zijn, zijn voor een gemiddeld gezin, een doorsneegezin, vaak onbetaalbaar. Op de koopmarkt en de huurmarkt: het is overal een zootje. Daarmee is een betaalbaar dak boven je hoofd allang niet meer vanzelfsprekend. We kunnen daarom met recht zeggen dat de woningnood een wooncrisis is geworden. Het gekke is dat de nieuwbouw van sociale huurwoningen ondanks het gigantische woningtekort door de jaren heen niet is toegenomen maar juist enorm is afgenomen. In 2013 werden er nog bijna 30.000 woningen bij gebouwd, maar in 2020 slechts 15.000. Sterker nog, het totale aantal sociale huurwoningen is tussen 2013 en 2019 juist afgenomen met maar liefst 150.000. Een analyse van de Woonbond van enige tijd geleden concludeerde ook al dat de sociale woningvoorraad ontzettend is geslonken. Tezamen met de enorm gestegen huurprijzen in de sociale sector leidde dit toen tot deze conclusie van de Woonbond: de huurder is bij Rutte en de VVD ronduit slecht af. En zo is het. De wachttijden in de sociale sector zijn de afgelopen jaren dan ook gigantisch opgelopen. In zeker een kwart van alle gemeenten sta je meer dan zeven jaar op de wachtlijst. Er zijn zelfs uitschieters naar vijftien of zeventien jaar wachttijd.

Voorzitter. Dan het initiatiefwetsvoorstel. Daarmee willen de initiatiefnemers dus voorkomen dat de totale hoeveelheid sociale huurwoningen verder afneemt door sloop, verkoop en liberalisatie. Simpel gezegd, als er huurwoningen uit de sociale sector verdwijnen, moet er dus ook nieuwe voor terugkomen. Het gaat om het op peil houden van het totale aantal sociale huurwoningen. Volgens deze wet mogen sociale huurwoningen pas worden verkocht, gesloopt of geliberaliseerd als er ten minste een nieuwe woning voor terugkomt. Dan is de vraag: hoe gaat dat dan in de praktijk? Wat voor woning moet er dan precies voor terugkomen? Moet deze nieuwe woning dan vergelijkbaar zijn met de oude, bijvoorbeeld qua oppervlakte of aantal kamers? Ik vraag dat omdat het bouwen van een sociale huurwoning ieder jaar duurder wordt, ondanks het feit dat de gemiddelde oppervlakte van een nieuwe woning elk jaar afneemt. Door stijgende materiaalkosten, hogere grondkosten, maar ook verduurzaming wordt het allemaal steeds duurder om die woning te bouwen. De vraag is dus: hoe wordt in de praktijk voorkomen dat er relatief ruime woningen verdwijnen en er steeds kleinere voor terugkomen? Graag een reactie.

Schriftelijk heeft de PVV al gevraagd hoe het zit met woningen waarvan sloop onoverkomelijk is vanwege de dermate slechte staat waarin de woningen zich bevinden. De initiatiefnemers antwoorden dan: voor die woningen kan worden gedacht aan renovatie. Maar dan is de vraag: wat nou als renovatie in de praktijk niet meer mogelijk is? Worden zulke woningen dan niet in stand gehouden puur om te voorkomen dat het totale aantal sociale huurwoningen afneemt? En ontstaat er dan niet verloedering? Is er dan geen kans op verloedering? Is er dan niet een soort standstill, waarbij er weliswaar geen woningen uit de voorraad verdwijnen, maar er ook geen nieuwe en betere bij komen? Het doel van de wet is immers alleen het op peil houden van de woningvoorraad.

Voorzitter. De wet biedt de mogelijkheid dat de minister woningcorporaties op hun verzoek uitzondert van deze hoofdregel, en ze dus de mogelijkheid biedt om het aantal sociale huurwoningen toch te laten afnemen. Wat verwachten de initiatiefnemers daarvan? Hoe vaak zal dat in de praktijk gebeuren? We weten allemaal dat er de afgelopen jaren vanuit het Rijk totaal geen regie is geweest op de woningmarkt. De woningmarkt is compleet aan zijn lot overgelaten. Hoe verwachten de initiatiefnemers dan dat de minister, die eigenlijk helemaal niet positief is over deze wet, zal omgaan met deze uitzondering en überhaupt met deze wet? De minister heeft immers al aangegeven dat deze wet nog meer complexiteit op de woningmarkt met zich meebrengt. Wat vinden de initiatiefnemers daar eigenlijk van?

Voorzitter. Dan de voorrangsregelingen. Het is treurig, jammer, dat de initiatiefnemers daarover zwijgen in alle toonaarden. De Nederlanders staan jarenlang op de wachtlijst. Ik heb het net al gezegd: zeker zeven jaar, met uitschieters naar vijftien of zeventien jaar. Dat is ontzettend lang. Stel je maar eens voor dat je zeventien jaar op een wachtlijst staat voor een woning, voor een dak boven je hoofd, terwijl statushouders nog altijd massaal voorrang krijgen. Zorgen voor voldoende sociale huurwoningen en het wegwerken van die enorme wachtlijsten is natuurlijk prima, maar als deze woningen vervolgens met voorrang worden weggegeven aan statushouders, schieten de Nederlanders daar natuurlijk helemaal niets mee op; integendeel. Zo zijn er vanaf 1 januari 2010 al meer dan 125.000 sociale huurwoningen toegewezen aan statushouders. En de Nederlanders maar wachten. Wat vinden de initiatiefnemers daarvan? Waarom doen zij daar niets aan met dit wetsvoorstel?

Voorzitter. Het wetsvoorstel voorkomt dus dat het aantal sociale huurwoningen afneemt. Oké, maar stop dan tegelijkertijd ook met het met voorrang weggeven van de nog beschikbare woningen aan statushouders. Laat die ten goede komen aan de Nederlanders die jarenlang op de wachtlijst staan. Daarom is het ook hoog tijd voor het initiatiefwetsvoorstel van de PVV, de Wet uitzonderen voorrang vergunninghouders, die we hopelijk op korte termijn zullen gaan behandelen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Grinwis van de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Allereerst ook mijn complimenten aan de indieners en aan hun beleidsmedewerkers voor het voorstel om te voorkomen dat het aantal sociale huurwoningen in gemeenten daalt als gevolg van de prestatieafspraken met de woningcorporaties. Door het voorstel heen zie ik bij de indieners dat zij oog hebben voor mensen die geen exorbitante huurprijs in de vrije sector kunnen betalen, maar misschien nog jarenlang op een wachtlijst voor een sociale huurwoning dreigen te moeten staan. Ik prijs de indieners dan ook voor het doel dat ze willen bereiken: om de sociale voorraad de komende jaren niet te laten afnemen.

Wel bekruipt mij het gevoel dat de initiatiefwet vier jaar na indiening zo langzamerhand incheckt op een gepasseerd station. Dit kabinet is tenslotte totaal anders dan het vorige. Zien de indieners dat ook niet? Waar het initiatiefvoorstel in 2018 nog goed te begrijpen was, lijkt het nu toch een beetje achterhaald. Het vorige kabinet was nog zo goed en zo kwaad als het ging de schade aan het repareren van vier jaar Blok; dit kabinet heeft een volkshuisvestingsagenda die klinkt als een klok. Niet voor niets staat in het coalitieakkoord de ambitie om twee derde van de te bouwen woningen betaalbaar te laten zijn, in lijn met de verwachte behoefte zoals onderzocht door het bureau ABF. Volgens hen zijn er 83.000 woningen per jaar extra nodig, waarvan ruim 28%, ofwel 23.700, sociale huurwoningen. 6,5% komt overeen met 5.400 middenhuurwoningen. 34% zijn 28.000 goedkope koopwoningen. Dat betekent dat er tot en met 2030 maar liefst meer dan 200.000 sociale huurwoningen bij moeten komen. Mijn vraag aan de minister is: deelt hij deze analyse van ABF? Is dat ook overeenkomstig zijn inzet?

Voorzitter. Opvallend is dat er sinds 2012 maar 30.000 corporatiewoningen zijn bijgekomen in Nederland, tegenover bijna 600.000 woningen in totaal. Het aandeel sociale huurwoningen neemt dus gestaag af. Kunnen de indieners uitleggen waarom ze tevreden zijn met een gelijkblijvend aantal en waarom ze niet inzetten op een ten minste gelijkblijvend aandeel? Of nemen ze genoegen met een geleidelijke nederlaag?

Voorzitter. Zetten de indieners hiermee niet een te lage norm neer? Een wettelijk minimum wordt door spelers in een markt namelijk vaak opgevat als een norm. Als die norm is dat het aantal niet mag dalen, kan het aandeel sociale huurwoningen dan wel dalen? Kan het aandeel nepsociale huur dan toenemen? Met andere woorden, is het middel, een minimum vastleggen, niet erger dan de kwaal van normvervaging en te weinig ambitie, namelijk het bijbouwen van sociale huur en het toevoegen van sociale huurwoningen?

Voorzitter. Bij de ChristenUnie hebben we veel vertrouwen in de lokale democratie. We hechten ook erg aan het huis van Thorbecke, om maar bij het thema van vandaag te blijven. Ik wil er heel erg voorzichtig mee zijn om daar als Staat doorheen te fietsen. Laat ik een voorbeeld nemen, maar nu eens niet uit Den Haag, waar ik met genoegen zeven jaar raadslid was. Het gaat om een werkbezoek dat ik afgelopen vrijdag aflegde. Ik was vrijdag op bezoek in de gemeenten West Betuwe en Zaltbommel. Ik sprak daar met een zeer bevlogen en sociaal bewogen directeur van woningcorporatie De Kernen. Deze corporatie is actief in 38 dorpen, in zes gemeenten. Ik kan u vertellen dat de mensen van deze corporatie dorpen als Haaften, Hedel en Herwijnen en hun inwoners veel beter kennen dan de heer Nijboer, mevrouw Beckerman, mevrouw Bromet en ikzelf. Het zou heel goed kunnen dat het aandeel sociaal in een van die dorpen iets zou moeten dalen voor een goede woningmix, terwijl het aantal en wellicht ook het aandeel in al die andere dorpen zouden moeten stijgen.

Ik heb een paar vragen. In hoeverre vertrouwen de indieners lokale politici, lokale bestuurders en lokale corporaties om een passende afweging te maken? Zijn de indieners ervan overtuigd dat de gemeenteraden de komende jaren van plan zijn om het aantal sociale huurwoningen actief te verminderen? Of zijn er andere redenen om de afweging niet meer lokaal te maken? Ik heb dan nog een vraag aan minister De Jonge. De andere kant op redenerend: de minister geeft in zijn brief hoog op van de lokale democratie en schrijft niks over de welbekende regie die hij wil nemen. Wat houdt die regie in dezen nu precies in en wat niet? Wat betekent die voor het maken van prestatieafspraken over betaalbare woningen?

Voorzitter. Mijn kritische vragen doen niets af aan de noodzaak dat er veel betaalbare woningen bij moeten komen. Daar hebben we samen met andere partijen recent afspraken over gemaakt. Dat betekent dat er meer sociale huur, meer middenhuur en ook meer betaalbare koop bij moeten komen. Even voor de minister: wat is nu het beeld van de minister hierbij? Wat is zijn ambitie als het gaat om het toevoegen van sociale huur? Is dat minimaal 20% van de nieuw te bouwen woningen, minimaal 28%, zoals het ABF betoogt, of bijvoorbeeld 30%, die veel gemeenten nu hanteren als richtpercentage bij toe te voegen nieuwbouwwoningen? Richt de minister zich op het vergroten van het aandeel sociale huur en de totale voorraad of wellicht op concrete aantallen, en hoeveel zijn dat er dan? Ik ben in ieder geval blij dat, met de markttoets on hold en de verhuurderheffing er de komende jaren vanaf, door woningcorporaties weer veel meer betaalbare woningen bijgebouwd kunnen worden. 30.000 sociale huurwoningen op 600.000 de afgelopen tien jaar: dat was echt dramatisch te weinig. Laten we er gezamenlijk voor zorgen dat we de komende jaren niet alleen veel meer gaan bouwen, maar ook veel meer betaalbaar bij gaan bouwen en dus ook veel meer sociale huur.

Tot zover.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer De Groot van de VVD.

De heer Peter de Groot (VVD):
Voorzitter. Ik kan niet beloven dat ik hier net zo goed ga rijmen als mijn voorganger van de ChristenUnie, de heer Grinwis. Ik wil hier vandaag dus maar beginnen met het danken van de initiatiefnemers en ook de ambtelijke ondersteuning voor het voorstel en de tijd die ze hier ook in hebben gestoken. Ik denk dat ik hier vandaag namens veel partijen spreek als ik zeg dat we aan de slag moeten voor inwoners die op dit moment geen woning kunnen krijgen. Daarom vinden we dit als VVD een sympathiek voorstel. Ik gaf eind februari in het debat over de Staat van de woningmarkt al aan dat de groepen waarvoor we aan de slag moeten, onze inwoners zijn die op zoek zijn naar een huis: starters, doorstromers, alleenstaanden, ouderen. Ook de wachtenden voor een sociale huurwoning vallen hier gewoon onder.

Door het wijzigen van de wet lijkt het makkelijk om de problemen van woningzoekenden op te lossen, maar met een wetswijziging hebben we geen huis extra. Daarvoor moeten we aan de slag in de praktijk. Laat ik het zo zeggen: we zijn het eens over het doel, beschikbare sociale woonruimte voor mensen die het nodig hebben zonder daar jaren op te hoeven wachten. Alleen bij het ingezette middel, het vastleggen in de wet, hebben we als VVD nog onze vraagtekens.

Wat is volgens de VVD dan de oplossing? Er zijn er twee: bouwen en doorstromen. Het gaat om het bouwen van betaalbare woningen, want de komende tien jaar blijft onze bevolking groeien. We zullen daarop moeten anticiperen. Als VVD gaan we voor een mix van woningen, waaronder ook sociale huurwoningen. De minister maakt daar vanuit het coalitieakkoord prestatieafspraken over met corporaties; zo hebben we dat afgesproken. Ten tweede gaat het om het echt op gang brengen van de doorstroming, om bouwen in alle segmenten. Ook dan spelen we sociale huurwoningen vrij. Want eerlijk is eerlijk: ook de VVD ziet dat op dit moment te veel sociale huurwoningen bezet worden gehouden door bewoners die al hadden willen of kunnen uitstromen. Maar voor hen is er geen alternatief beschikbaar. De beschikbaarheid van sociale huurwoningen is dus een breder probleem op de woningmarkt. Kunnen ook de initiatiefnemers zich vinden in deze twee oplossingen van de VVD? Graag een reflectie hierop.

Zowel de Raad van State als de minister, in de appreciatie, zijn er niet van overtuigd dat dit moet worden vastgelegd in de wet, allebei met eigen argumenten. Grofweg vraagt de Raad van State: welk probleem los je hier nou mee op? Dat is een relevante vraag. De minister benadrukt dat er veel aandacht is voor dit probleem en dat we dit niet veel complexer moeten maken met het vastleggen in de wet. Voor de VVD is het belangrijk om te noemen dat ook regionale flexibiliteit in het te bouwen aantal sociale woningen van belang is; dat is hier vandaag al eerder genoemd. De behoefte aan sociale woningen is van stad tot dorp immers verschillend.

Voorzitter, een paar afrondende woorden. De VVD hecht er echt waarde aan om nogmaals te zeggen dat we het doel onderschrijven van beschikbare sociale woonruimte voor mensen die dat echt nodig hebben. Alleen, het aantal sociale woningen is daarmee geen doel op zich, maar een middel om daarvoor te zorgen. Hierin verschillen we van mening met de initiatiefnemers. Ik heb hier vandaag namens de VVD voorstellen gedaan om het doel te halen: bouwen en doorstromen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Als u het eens bent met het doel van het wetsvoorstel, welk middel in het wetsvoorstel behaalt dat doel dan niet precies?

De heer Peter de Groot (VVD):
Ik ben hier ook nog niet zo lang, dus naar analogie van de heer Boulakjar: ik begrijp de vraag eigenlijk niet zo goed. Misschien kunt u die iets verduidelijken.

Mevrouw Leijten (SP):
Een wet heeft een bepaalde reden, een bepaalde bedoeling. Dat is het doel. Daarvan zegt de VVD: dat onderschrijven wij. Ik zat te luisteren. Ik dacht: "Nou, hartstikke mooi. De grootste partij in ons parlement heeft altijd een behoorlijke weerstand gehad tegen huren en al helemaal tegen sociaal huren. Er is een andere wind gaan waaien." Maar dan is de slotzin van de VVD, van de heer De Groot: toch steunen we dit niet, want er zitten geen juiste middelen in. Wat zou dan een beter middel kunnen zijn om tot hetzelfde doel te komen?

De heer Peter de Groot (VVD):
Een andere wind of niet, de VVD ziet ook de problemen van de hele woningmarkt. De VVD ziet ook het probleem dat de wachtlijsten voor sociale huurwoningen lang zijn. De VVD ziet ook het probleem dat er op dit moment heel veel bewoners die misschien wel zouden willen doorstromen, vastzitten in sociale huurwoningen. Dat punt pak ik even. De VVD ziet in dit voorstel het doel om ervoor te zorgen dat er in ieder geval voldoende woningen zijn voor de mensen die daar graag in zouden willen wonen. Maar als je zegt "klink dat aantal woningen vast", dan regelt dit voorstel dus niet dat die mensen gaan uitstromen. De woningaantallen blijven namelijk hetzelfde. Dit voorstel zorgt er niet voor dat de doorstroming op gang komt. De VVD ziet zowel het toevoegen van sociale huurwoningen als het zorgdragen voor doorstroming in en uitstroming uit de sociale sector als de oplossing. Daarom gaf ik aan wat het doel is. Dan zorgen we ervoor dat er voldoende woningen beschikbaar zijn voor de mensen die dat nodig hebben en dat zij dus niet zo lang op de wachtlijst hoeven te staan.

Mevrouw Leijten (SP):
Dat dit wetsvoorstel niet regelt dat er heel veel woningen bij komen, daar is iedereen het over eens. Het doel van dit wetsvoorstel is ervoor te zorgen dat als er prestatieafspraken in de gemeenten worden gemaakt over slopen, bouwen en ontwikkelen, er nooit minder sociale huurwoningen komen. Dat is volledig in lijn met de aangenomen motie-Marijnissen. Dat is ook volledig in lijn met het pleidooi van de VVD. Ik zou de VVD willen vragen: wat is er dan op tegen om dat vast te leggen en gewoon met elkaar te zeggen dat de wooncrisis er is? Die zien we allemaal. We zien ook allemaal de opgave om enorm veel te bouwen. Het doorstromen is een prima punt. Ik hoef mensen niet per se uit hun woning te schoppen, maar wellicht kunnen we ze verleiden; laten we het dan op die manier positief stellen. Maar wat we in ieder geval met elkaar afspreken, is dat er bij de prestatieafspraken over slopen, bouwen, herontwikkelen en ontwikkelen niet minder sociale huurwoningen komen. Wat is er dan mis met dat doel?

De heer Peter de Groot (VVD):
Het gaat er zeker niet om om mensen hun woning uit te jagen. Dat was niet mijn punt. Mijn punt ging erover dat mensen die graag zouden willen, ook vastzitten en daarmee de woning niet beschikbaar maken voor degene die weer op de wachtlijst staat. Dat wil ik even helder schetsen. Maar ik heb ook heel erg veel vertrouwen in wat we met de coalitie hebben afgesproken over de miljoen woningen die we gaan bouwen. Ik maak me er helemaal geen zorgen over dat we niet voldoende sociale huurwoningen bijbouwen. Daar maak ik me helemaal geen zorgen over. We willen 1 miljoen woningen bouwen. Mijn voorganger die hier net stond, Grinwis, had het er ook al over: zijn het er 200.000, 250.000 of 300.000? Nou, die plannen komen allemaal nog naar de Kamer toe. Die woningen moeten er echt gaan komen. Daar staat deze coalitie voor en daar staat de VVD ook voor, want daar hebben we onze handtekening onder gezet.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik heb in het verleden heel veel debatten gezien waarin dan werd gezegd: "Je kan prima een verhuurderheffing invoeren, want dat gaat echt niet ten koste van de woningvoorraad. Wij kunnen ons niet voorstellen dat woningbouwcorporaties dat gaan doen. We kunnen ons niet voorstellen dat wethouders gaan slopen en minder betaalbare woningen terugbouwen. We kunnen ons het niet voorstellen!" Er werd nergens om garanties gevraagd. Er werd nergens een bodem neergelegd. En het gebeurde toen wel. We doen hier eigenlijk het volgende. We leggen er een bodem in. Wat er ook gebeurt, wat er ook ontwikkeld, herbouwd of gesloopt wordt, er gaan in ieder geval geen sociale huurwoningen af. Ik vind het jammer, want ik vond het betoog van de heer De Groot echt hoopgevend: "We steunen het doel. Een nieuwe tijd is aangebroken. Wonen voor iedereen in Nederland." Het klonk echt als een nieuwe wind bij de VVD. Maar dan zou ik ook adviseren om voor dit wetsvoorstel te stemmen. Misschien hebben we het niet nodig. Nou, dan is het vergeefse moeite, maar dan hebben we in ieder geval een stok achter de deur.

De heer Peter de Groot (VVD):
Ik hoorde er niet echt een vraag in. Ik denk dat ik in mijn betoog ook aangegeven heb waar ik toch nog een aantal kleine problemen zie. Daar kijken wij echt anders naar dan de initiatiefnemers van het wetsvoorstel. Dat is voor nu het antwoord aan mevrouw Leijten.

Mevrouw Kathmann (PvdA):
Ik heb eigenlijk dezelfde vraag aan de VVD als de vraag die ik ook voor het CDA had, en eigenlijk ook voor de ChristenUnie en D66. Ik vraag me heel erg af bij welk debat we nou zijn. We zijn hier niet bij een debat over of we wel of geen vertrouwen hebben in de lokale democratie. Dat heeft iedereen hier. We hebben ook geen debat over de doorstroming in de woningmarkt, want daarvoor heeft iedereen hier hele goede plannen, ook de indieners. We hebben hier een debat over het tekort aan sociale huurwoningen. Iedereen beschrijft de pijn, ook de VVD. Er is een zwaar tekort aan sociale huurwoningen. We zien dat de trend nog niet is ingezet. En dan wordt er een wetsvoorstel ingediend om in ieder geval te zorgen dat we niet door de bodem zakken, met voldoende ruimte voor lokale bestuurders om daarna maatwerk te gaan leveren, en dan zegt iedereen: nee. En dan komt iedereen met plannen voor doorstroming en met het verhaal dat we ook voor middenhuur moeten gaan bouwen. Er is één vraag: willen we door onze hoeven zakken wat betreft het aanbod sociale voorraad, terwijl we in een wooncrisis zitten? Die vraag stel ik via de voorzitter aan de VVD: ja of nee?

De heer Peter de Groot (VVD):
Ik heb in mijn betoog heel duidelijk aangegeven dat het gaat over de beschikbaarheid van woonruimte. De vraag die hier nu neergelegd wordt, gaat over het volgende. Stel dat we die bodem neerleggen. Stel dat we dat zouden doen en zouden zeggen: ja, dat doen we hier, die 2,0 of 2,1 of 2,2 miljoen sociale huurwoningen in Nederland, en dan zakken we niet door die ondergrens. Welke woonruimte hebben we dan in Nederland gerealiseerd voor de doelgroep die het keihard nodig heeft en op die wachtlijst staat? Wat de VVD betreft: nul. Nul woningen, woningen die nodig zijn om die wachtlijsten weg te werken, hebben we dan extra gerealiseerd. Dat is de reden waarom de VVD hier met een realistisch verhaal komt. De VVD zegt: we moeten bouwen, we moeten toevoegen. Kijk ook naar de afspraken die we hebben gemaakt in het coalitieakkoord, zoals het afschaffen van de verhuurderheffing. Daar maken we ook geld voor vrij. Wij hebben dat probleem erkend en zeggen nu: we moeten bouwen om voldoende woonruimte te creëren. Dan heb ik het dus niet over woningen, maar over het creëren van woonruimte. Die moeten we beschikbaar krijgen voor die mensen die staan te wachten. Dat duurt al heel lang. Daar hoort doorstroming ook echt bij. Dat is de reden waarom we als VVD echt anders aankijken tegen het beschikbaar krijgen van die aantallen.

Mevrouw Kathmann (PvdA):
Dan heb ik via de voorzitter toch echt de vraag of de VVD bekend is met de uitspraak: regeren is vooruitzien. We weten allemaal dat er nu sociaal gebouwd wordt, waarna het na de eerste verhuurder wordt vrijgegeven. Dat is wat je behoedt met dit wetsvoorstel. Wat sociaal is, kan dan ook sociaal blijven. U weet zelf ook, zeg ik via de voorzitter, dat als we het aan de marktwerking overlaten, er weinig overblijft van die mooie sociale plannen. We leggen dus een bodem, juist omdat regeren vooruitzien is. Dan nemen we regie op die woningmarkt. Dan zorgen we dat er betaalbaar aanbod blijft. Dit is dus nog steeds geen antwoord op de vraag: willen we nou door de hoeven zakken, ja of nee, als het aan de VVD ligt?

De heer Peter de Groot (VVD):
Nogmaals, want ik kan geen ander antwoord geven: wij zakken niet door de hoeven. Dat gaan we niet doen, want er gaan een miljoen woningen bijkomen. Daar zullen sociale huurwoningen zeker een onderdeel van uitmaken. Dat hebben we ook met elkaar in het coalitieakkoord afgesproken. Daar worden prestatieafspraken over gemaakt.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Kathmann.

Mevrouw Kathmann (PvdA):
Dan wil ik graag een reflectie van de VVD op wat eigenlijk alle grote namen in de bouwwereld aangeven, namelijk dat de plannen sowieso niet realistisch zijn. Dan moet je altijd even oppassen, want dan delft het sociale segment altijd als eerste het onderspit. Ik hoor dus graag hoe hij daarnaar kijkt.

De heer Peter de Groot (VVD):
Daar ben ik het echt totaal niet mee eens. We hebben een grote uitdaging als het gaat om de te bouwen woningen in Nederland. Ik heb net al gezegd dat we natuurlijk een enorm probleem hebben op te lossen in de sociale sector. Maar ook als je bijvoorbeeld als starter of als politieagent een woning wilt kopen, ben je tegenwoordig al jaren aan het wachten. De huurder in die sociale huurwoning die misschien wil doorstromen naar koop of naar middenhuur, zit ook enorm te wachten. Daar geldt diezelfde regel voor dat we enorme uitdagingen hebben om die woningen te realiseren.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Kathmann van de PvdA.

Mevrouw Kathmann (PvdA):
Voorzitter. Het is alsof ik me erop gekleed heb. Ik voer het woord vanavond niet alleen namens de Partij van de Arbeid, maar ook namens GroenLinks.

Wat bijzonder is aan vanavond, is dat we over een initiatiefwet spreken waarvan heel veel Nederlanders denken dat die al bestaat. We zitten immers in een wooncrisis. Dat je dan het aantal sociale woningen wettelijk gezien zou mogen laten dalen, is alleen daarom al een beetje krankjorum. Een dame bij mij een stuk verderop in de straat is al twee jaar niet buiten geweest. Twee jaar niet buiten geweest! Het is een oudere, invalide dame, vaak ook een beetje psychisch verward, en ze zit gewoon vast in een bovenwoning. Ze heeft een urgentieverklaring, maar er is geen huis. Er zijn duizenden van zulke verhalen en ook nog wel duizenden ergere verhalen. Er is eigenlijk maar één verwachting bij de mensen achter deze verhalen: dat we paal en perk stellen aan de verdere daling van het aantal betaalbare woningen in Nederland.

Laat ik clichématig verdergaan met een uitspraak van een sociaaldemocratische reus; hij is al gevallen. Die zei: in Amsterdam zeggen we dat. Maar in geouwehoer kun je inderdaad niet wonen, zei Jan Schaefer. Maar in marktwerking al helemaal niet. Dat zou hij er anno nu aan hebben toegevoegd. Daarom ben ik ongelofelijk blij voor iedereen in woningnood in Nederland en voor iedereen die onzeker is over zijn woonsituatie dat dit wetsvoorstel voorligt. Daarom heel veel dank aan mevrouw Beckerman, mevrouw Bromet en de heer Nijboer, maar vooral ook aan hun medewerkers en aan iedereen die hier achter de schermen keihard aan heeft gewerkt.

De bodem van de sociale voorraad is bereikt. Op sommige plekken zijn we erdoorheen gezakt. Om te voorkomen dat we er collectief doorheen zakken, hebben dus heel veel mensen hard gewerkt om dit voorstel hier vanavond neer te leggen. De indieners van vanavond gelukkig niet, maar heel veel mensen in Nederland en ook wel hier in Den Haag zijn het vergeten: wonen is een grondrecht. Daarmee heeft het Rijk de grondwettelijke zorgplicht voor voldoende huisvesting. Ik zal mezelf vandaag voor mijn doen zachtjes uitdrukken, maar in die zorgplicht is het kabinet nou niet bepaald geslaagd de afgelopen jaren. Voor beleggers is gezorgd, voor woekerwinst is gezorgd en voor huizenverzamelaars is heel goed gezorgd, maar voor het grondrecht wonen niet. Een betaalbaar huis is niet meer te vinden. Wachtlijsten voor sociale huurwoningen zijn te lang, ook voor mensen met een urgentieverklaring zoals die mevrouw bij mij verderop.

Voor de Partij van de Arbeid en GroenLinks is het doel helder: iedereen moet toegang hebben tot een fijne en betaalbare woning. Maar daarvoor moet wel regie worden gepakt. Dat begint met dit wetsvoorstel, waarbij we een bodem vaststellen voor de aantallen betaalbare woningen en ondertussen wel gewoon die flexibiliteit bieden aan die lokale bestuurders die we vertrouwen, die bijvoorbeeld in een krimpregio aan het besturen zijn of met andere onvoorziene omstandigheden te maken hebben. Nu begrijp ik dat er vanuit een aantal hoeken kritiek is op dit wetsvoorstel. Ik gebruik expres het woord "begrijp", want ik snap het eigenlijk niet. Er wordt gesteld dat de daling van het aantal sociale huurwoningen in Nederland is gestopt. Maar dat blijkt helemaal niet uit de cijfers. Lokaal zal daar op een aantal plekken wel sprake van zijn, maar wie de cijfers erbij pakt, ziet dat in het totaal van het aantal woningen het percentage sociaal gewoonweg daalt. En al zou de afname zijn gestopt, de vraag naar sociale huurwoningen is gewoonweg toegenomen en het aantal huishoudens is ook gewoonweg toegenomen. En ook het aantal huishoudens dat recht heeft op huurtoeslag, is gewoonweg toegenomen.

Dan lees ik in de reactie van het kabinet op dit wetsvoorstel heel veel woorden als "naar verwachting", "we hebben de indruk dat" en "we hebben er gewoon heel veel fiducie in dat", en dan gaat het gewoon over de toename van het aantal sociale huurwoningen, over betere doorstroming et cetera. Maar dan ook weer vriendelijk gezegd: deze zachte termen, daar kun je toch niet van op aan als je met een urgentieverklaring op die wachtlijst staat? Met "we verwachten" en "we gaan zeer waarschijnlijk dit invoeren" heb je toch niks in handen? Dan heb je toch gewoon juist nodig dat dat grondrecht van jou wettelijk wordt vastgelegd?

De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Mevrouw Kathmann sprak net over het aantal woningen dat niet zou dalen, en over het aandeel dat wel daalt. Mijn vraag is: waarom ligt er dan geen amendement van mevrouw Kathmann om het woord "aantal" in de wet te veranderen in "aandeel"? Want de wet legt een minimum vast voor het aantal. Het aantal is de afgelopen jaren niet gedaald. Maar het aandeel inderdaad wel, zoals collega Kathmann terecht zegt. Waarom dan niet daar de wet op aanscherpen?

Mevrouw Kathmann (PvdA):
Ik denk dat als je de bodem vaststelt voor de aantallen, dat in ieder geval een hele goede manier is om wettelijk vast te stellen dat die aantallen niet verlaagd mogen worden. Met het ervoor zorgen dat je niet door die bodem zakt, plus de plannen die er liggen voor de corporaties en meer ruimte om toe te voegen, kom je al een heel eind.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Is mevrouw Kathmann niet bang voor het tegenovergestelde? Zolang je een norm hebt in de samenleving, houdt iedereen zich daar netjes aan. Maar zodra er een wet is die een minimum stelt, denken sommige mensen: "Hé, dat minimum uit de wet is de norm. Weet je wat? Laten we eens nep-sociale huur bij bouwen." Dat komt dan in de plaats van echte sociale huurwoningen door toegelaten instellingen, onze woningcorporaties. Ziet mevrouw Kathmann die risico's van dit wetsvoorstel niet?

Mevrouw Kathmann (PvdA):
Sowieso was het een goede vraag over die norm, maar zo moet-ie echt niet opgevat gaan worden. Dat is niet hoe wij werken in Nederland. En nep-sociaal? Daar zou ik sowieso niet van zijn. Ik maakte net bijvoorbeeld al een opmerking over "sociaal" dat we nu in de markt zetten en vervolgens na de eerste huurder weer vrijgeven. Dat zijn sowieso praktijken waarvan je bij wet zou moeten vastleggen dat we daar niet meer aan doen. Maar door in ieder geval nu de eerste stap te zetten om niet voor het aandeel, maar voor de aantallen te gaan, leg je in ieder geval een norm vast. Het lijkt mij mooi om daarmee te beginnen.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Mevrouw Kathmann (PvdA):
Dan wil ik ook nog even stilstaan bij het advies van de Raad van State. De Partij van de Arbeid en GroenLinks snappen en delen ook de mening van de Raad van State dat de doorstroming onderdeel van het probleem is. Maar met dit wetsvoorstel wordt er helemaal niets in de weg gelegd van het Rijk om de doorstroming wél goed te gaan regelen.

Voorzitter. Als laatste wil ik toch even de actualiteit van de dag erbij pakken. Het is vandaag al genoeg gezegd, dus misschien is het onnodig, maar het koopkrachtverlies is historisch hoog en er is oorlog in Oekraïne. We weten niet welk staartje dit nog gaat krijgen. Juist heel veel mensen in sociale huurwoningen of mensen die wachten op een sociale huurwoning, zitten gigantisch in de rats. Door dit wetsvoorstel aan te nemen, menen GroenLinks en de Partij van de Arbeid in ieder geval een klein deel van de stress weg te nemen, door de garantie van een fijn en betaalbaar thuis weer een stukje dichterbij te brengen en vooral door het kabinet een zetje te geven om regie te pakken door een bodem te leggen in de aantallen betaalbare woningen.

Wat de vragen aan de indieners en vooral de minister betreft, sluit ik me volledig aan bij de heer Van Baarle van DENK. Hij heeft eigenlijk dezelfde vragen geformuleerd en nog een aantal betere, en nog beter geformuleerd. Daar ga ik dan verder geen tijd meer aan besteden.

Ik deed deze bijdrage niet alleen namens de Partij van de Arbeid, maar ook namens GroenLinks. Daarom wil ik toch nog even afsluiten door nadrukkelijk de SP te bedanken voor het mede-indienen van dit voorstel.

De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot van de zijde van de Kamer: de heer Bisschop van de SGP.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Ik sluit mij graag aan bij alle waarderende woorden van de collega's voor het initiatiefwerk dat hier is verricht. Inderdaad sluit ik daar graag jullie medewerkers bij in. Alle waardering daarvoor.

Het initiatiefvoorstel heeft ook een mooi doel: voldoende betaalbare woningen voor iedereen, ook voor sociale huurders. Dat er iets aan de woningmarkt en de hele volkshuisvesting gedaan moet worden, daarover zijn we het allemaal wel eens. Te veel jongeren en starters kunnen geen betaalbare woning vinden en te veel ouderen geen passende seniorenwoning, waardoor doorstroming stokt. Ook de problemen in de huursector zijn groot. Werk aan de winkel dus.

Toch wil ik een aantal kanttekeningen maken bij dit initiatiefvoorstel. Collega's hebben er al op gewezen dat het concept eigenlijk dateert uit 2018. De gegevens en de context zijn wat gedateerd. De cijfers en de analyses zijn wat gedateerd. Ik zou van de initiatiefnemers graag horen hoe dit voorstel in de huidige woningmarkt past. Is het nog noodzakelijk naar hun oordeel, ook gezien de verwachtingen voor de woningbouw voor de komende jaren? Kortom, zouden ze er vorige week nog aan begonnen zijn? Bij wijze van spreken dan, hè.

Voorzitter. Ik heb eigenlijk een hele simpele vraag voor de initiatiefnemers, die hierbij aansluit. Voor welk probleem is dit voorstel een oplossing? Het aantal woningen van woningcorporaties is al jaren vrijwel gelijk. Ik ben het met iedereen eens die daar wat kanttekeningen bij plaatst, want het is ook een beetje het perspectief dat je kiest. Er is inderdaad wel een relatieve afname en door de bevolkingsgroei zijn er minder sociale huurwoningen per inwoner. Dat benoemen de initiatiefnemers ook, maar daarvoor biedt het wetsvoorstel geen oplossingen. Ook gezien de ambities van woningcorporaties en de financiële middelen die zij krijgen door de afschaffing van de verhuurderheffing, zie ik in de toekomst de omvang van de sociale huursector wellicht rooskleuriger in dan de initiatiefnemers. In de sociale sector is er woningnood, zeker, maar die is er ook in de vrije sector en zeker ook in de vrije huursector. Zeker voor middeninkomens en starters is er nauwelijks een woning met een betaalbare huur te vinden. Ik heb een concrete vraag aan de initiatiefnemers, en dat laat onverlet de waardering die ik voor dit initiatiefvoorstel heb: is het niet veel zinvoller om in te zetten op het vergroten van de betaalbare sector? Want dit legt heel eenzijdig de focus op sociale huur. Ik snap de zorg erover, maar dat is maar één component van de hele woningmarkt. Wat zou het betekenen als je ook een hoeveelheid betaalbare huur zou borgen? Doorstroming zou daardoor mogelijk op gang komen. Dan heb je dus woningen beschikbaar. Ik vraag mij af of er te weinig sociale huurwoningen zijn of dat er te weinig sociale huurwoningen beschikbaar zijn voor de nieuwe doelgroep. Zouden de initiatiefnemers daar nog eens op willen reflecteren?

Voorzitter. Gemeenten en lokale bestuurders spelen wat de SGP betreft een heel belangrijke rol in het woondossier. Zij weten wat lokaal nodig is. Volgende week zijn er weer gemeenteraadsverkiezingen, waardoor lokale volksvertegenwoordigers gekozen worden die hun eigen afwegingen mogen en moeten maken. Dit voorstel grijpt daar toch wel stevig op in. De kaders waarbinnen lokale partijen een afweging kunnen maken, worden verder ingeperkt. Maar goed, we weten allemaal dat de woningmarkt in de Randstad er anders uitziet dan de woningmarkt op de Veluwe of in Zeeland. Lokale autonomie is voor ons als SGP van wezenlijk belang, dus ook lokale afwegingen zijn absoluut noodzakelijk. Ik heb een concrete vraag: hoe zien de initiatiefnemers dit wetsvoorstel in het licht van die lokale autonomie? En hoe moet dit wetsvoorstel recht doen aan de diversiteit tussen gemeenten in het woondossier?

Voorzitter. Er kan inderdaad lokaal afgeweken worden van de hoofdregel dat de sociale huurwoningvoorraad niet mag verminderen. De memorie van toelichting geeft aan dat het eigenlijk alleen kan in krimpgebieden. In de beantwoording van de vragen komt daar nog sloop bij als gevolg van verkrotting of brand. Is daarmee een limitatieve opsomming gegeven volgens de intentie van de indieners, of zijn er nog meer uitzonderingen te bedenken? Daarnaast is de vraag of dit niet leidt tot een enorme papierwinkel en bureaucratie. Zoals de initiatiefnemers zelf al terecht aangeven, komt het soms voor dat het aantal sociale huurwoningen in een gemeente daalt. Dat zal naar verwachting leiden tot de nodige verzoeken om uitzonderingen te realiseren, met alle vertraging en complexiteit van dien. Hoe wegen de initiatiefnemers deze bezwaren? En hoe wordt voorkomen dat dit voorstel tot meer vertraging en juist tot minder woningen leidt?

Voorzitter. De SGP deelt de zorgen van de initiatiefnemers over de woningvoorraad, of het nu gaat om sociale huurwoningen of om koopwoningen. Daar is aandacht voor nodig. Maar of dit de juiste weg naar meer woningen is, betwijfelen wij als SGP eerlijk gezegd. We zien graag uit naar een bevlogen beantwoording. Wie weet leidt het over en weer nog tot enige bijstelling van standpunten. Daarmee zou een mooi parlementair doel bereikt zijn.

Voorzitter, ik wil het hier even bij laten. Dank u zeer.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bisschop.

Daarmee is er een eind gekomen aan de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik wil de initiatiefnemende Kamerleden die hier aanwezig zijn, hartelijk bedanken, maar zeker ook Sandra Beckerman vanuit huis. Ik dank de beleidsmedewerkers en de minister allemaal voor hun luisterend oor. De hervatting van dit debat zal op een later moment plaatsvinden, in overleg met de initiatiefnemers. Ik dank ook alle ondersteuning, vandaag weer aanwezig in de Kamer, de mensen op de publieke tribune en de mensen die dit debat op een andere wijze hebben gevolgd.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

Sluiting

Sluiting 22.05 uur.