Plenair verslag Tweede Kamer, 86e vergadering
Dinsdag 28 mei 2019

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    17:04 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Arib

Aanwezig zijn 144 leden der Kamer, te weten:

Van Aalst, Aartsen, Agema, Alkaya, Amhaouch, Arib, Asscher, Azarkan, Baudet, Becker, Beckerman, Beertema, Belhaj, Van den Berg, Bergkamp, Bisschop, Den Boer, Van den Bosch, Martin Bosma, Bosman, Bouali, Van Brenk, Bromet, Bruins, Bruins Slot, Buitenweg, Van Dam, Diertens, Tony van Dijck, Emiel van Dijk, Gijs van Dijk, Jasper van Dijk, Dijkhoff, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Drost, Van Eijs, El Yassini, Ellemeet, Fritsma, Futselaar, Geleijnse, Geluk-Poortvliet, Van Gent, Van Gerven, Geurts, De Graaf, Graus, De Groot, Groothuizen, Van Haersma Buma, Van Haga, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hermans, Hiddema, Hijink, Van den Hul, Jetten, De Jong, Karabulut, Van Kent, Kerstens, Klaver, Koerhuis, Koopmans, Van Kooten-Arissen, Kops, Kröger, Krol, Kuik, Kuiken, Kuzu, Kwint, Laan-Geselschap, Laçin, De Lange, Van der Lee, Van der Linde, Lodders, Madlener, Maeijer, Marijnissen, Markuszower, Von Martels, Van Meenen, Middendorp, Van der Molen, Moorlag, Agnes Mulder, Anne Mulder, Edgar Mulder, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Van Nispen, Van Ojik, Omtzigt, Ouwehand, Özdil, Öztürk, Özütok, Paternotte, Peters, Ploumen, Van Raak, Van Raan, Raemakers, Renkema, Rog, Ronnes, Van Rooijen, De Roon, Arno Rutte, Schonis, Segers, Sienot, Slootweg, Smeulders, Sneller, Snels, Van der Staaij, Stoffer, Tellegen, Thieme, Tielen, Van Toorenburg, Veldman, Verhoeven, Voordewind, Aukje de Vries, Wassenberg, Van Weerdenburg, Westerveld, Weverling, Van Weyenberg, Wiersma, Van Wijngaarden, Wilders, Wörsdörfer, Van 't Wout, Yeşilgöz-Zegerius en Ziengs,

en mevrouw Van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw Bijleveld-Schouten, minister van Defensie, de heer Blok, minister van Buitenlandse Zaken, de heer Bruins, minister voor Medische Zorg en Sport, de heer Dekker, minister voor Rechtsbescherming, de heer Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid, de heer Hoekstra, minister van Financiën, mevrouw Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, de heer Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mevrouw Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en mevrouw Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

De voorzitter:
Ik open de vergadering van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van dinsdag 28 mei 2019. Ik heet iedereen van harte welkom, in het bijzonder de mensen op de publieke tribune. Zoals gebruikelijk op dinsdagmiddag beginnen we met het mondelinge vragenuur.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.


Vragen Aartsen

Vragen van het lid Aartsen aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het testen van personeel op alcohol en drugs door bedrijven.

De voorzitter:
Vandaag beginnen we met een vraag van de heer Aartsen namens de VVD aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die ik van harte welkom heet, over het testen van personeel op alcohol en drugs door bedrijven. De heer Aartsen.

De heer Aartsen (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Laat me als eerste spreker vooral eerst van de gelegenheid gebruikmaken om u van harte te feliciteren met uw hoge Franse onderscheiding, het Légion d'Honneur.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Aartsen (VVD):
Van harte gefeliciteerd.

Voorzitter. Iedereen wil veilig naar zijn werk kunnen gaan. Tot onze schrik krijgen wij steeds meer signalen dat steeds meer mensen onder invloed van drank of drugs naar hun werk gaan. Dat is bij een normale kantoorbaan natuurlijk al zeer onwenselijk, maar het wordt pas echt gevaarlijk als je een gevaarlijk beroep hebt of met gevaarlijke stoffen moet werken. Je wilt natuurlijk niet dat mensen bezopen de hijskraan op gaan in de Rotterdamse haven, of dat mensen doorgesnoven met levensgevaarlijke stoffen moeten werken of over onze snelwegen rijden. Dat moeten we te allen tijde zien te voorkomen.

Veiligheid op het werk is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Zij moeten elkaar daarop scherp houden en aanspreken als er gevaarlijke situaties dreigen te ontstaan. We zien op dit moment echter dat de huidige privacyregels het niet toestaan om mensen te testen op drank- en drugsgebruik, terwijl volgens de leveranciers maar liefst 5% tot 8% van de werknemers positief getest wordt op drank en drugs. Volgens mij zijn er hier tegenstrijdige belangen: aan de ene kant privacywetgeving en aan de andere kant veiligheid op het werk. De VVD wil dan ook dat mensen die werken in risicovolle beroepen of in gevaarlijke situaties terechtkomen getest kunnen worden op drank en drugs. Dit hoeft wat ons betreft niet iedere dag, maar het is wel goed als die mogelijkheid er is, zodat we met elkaar een veilige werkvloer kunnen inrichten.

Voorzitter. Ik ben benieuwd wat het kabinet vindt van deze situatie, zoals ook aangegeven in het NOS-Journaal. Wat is volgens het kabinet van hoger belang in dergelijke situaties? Is de privacy dan van hoger belang, of vinden wij veiligheid op de werkvloer van hoger belang? En wat is er volgens het kabinet nodig om ervoor te zorgen dat werknemers die bijvoorbeeld de kraan in moeten of met gevaarlijke stoffen op pad moeten of daarmee moeten werken, drugs- en alcoholvrij kunnen werken en eventueel ook getest kunnen worden op dit soort zaken?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Ark:
Voorzitter, dank u wel, en ook van harte gefeliciteerd. Ik vind dat de heer Aartsen hier een terecht probleem aankaart. Hij doet dat naar aanleiding van berichtgeving die ook werkgevers hebben aangesneden. Het is nogal een dilemma. Als veiligheid je topprioriteit is — en dat is het — dan loop je ook tegen dilemma's aan als het gaat om privacy. Ik denk dat het goed is dat daarover aan de bel getrokken is. De situaties die de heer Aartsen schetst, zijn natuurlijk ongewenste situaties. Die moeten we voorkomen en daar moeten we mee aan de slag.

Ik snap ook het dilemma dat geschetst wordt. We hebben in onze wetgeving waarborgen voor de privacy en lichamelijke integriteit van werknemers. Maar ook nu al zijn er sectoren waarin afgeweken mag worden van die waarborgen, als dat tenminste op een nette manier gebeurt, bijvoorbeeld als het gaat om functies in de lucht, op het spoor en op het water. Ik heb de werkgevers goed gehoord die hebben aangegeven dat zij hier graag nadere regelgeving over willen. Overigens is het niet zo dat de AVG hier meer eisen aan stelt dan de wetgeving die we daarvoor hadden, maar het is wel een dilemma dat nu pregnant op het bord ligt. Ik heb ook goed gehoord dat van werknemerszijde is aangegeven dat veiligheid topprioriteit is en dat men onder specifieke condities ook best zou willen kijken hoe dit wel geregeld kan worden. Dit is ook wat mijn collega, de minister voor Rechtsbescherming, aan de Kamer heeft gemeld. Het is namelijk een goede gewoonte dat we in gesprek gaan met sociale partners over de vraag hoe we dit op een gedragen manier kunnen organiseren. Daarom zal ik dat voor de zomer doen en de Kamer er na de zomer over informeren hoe wij op dit punt tot een oplossing gaan komen. Het ministerie van Justitie en Veiligheid schetst het wettelijke kader, maar het gesprek met de sociale partners zal ik voeren.

De heer Aartsen (VVD):
Voorzitter. Dank voor de beantwoording van de staatssecretaris. Ik ben blij om te horen dat zij met de sectoren in gesprek gaat. Er blijft voor mij wel een aantal zaken over. Dat is natuurlijk de wettelijke grond. De Autoriteit Persoonsgegevens geeft aan dat controle op dit moment inderdaad alleen kan als er een wettelijke grond is, zoals de staatssecretaris al schetste, bijvoorbeeld in het geval van piloten of schippers. Is het kabinet van mening dat deze wettelijke grond ook mogelijk gemaakt zou moeten worden voor alle Brzo-beroepen? Volgens mij gaat het hier om gevaarlijke situaties en dan is het goed dat het in elk geval mogelijk is. Gaat de staatssecretaris in gesprek met al deze beroepen of alleen met een bepaald onderdeel?

Ik ben ook benieuwd hoeveel gevaarlijke situaties er op dit moment geconstateerd worden als het gaat om drank- of drugsgebruik. Zien we daarin een verhoging? En niet minder belangrijk: als de huidige regelgeving werkgevers belet om scherp te kunnen controleren, wie is er dan verantwoordelijk als er iets fout gaat en iemand zwaar alcohol of drugs gebruikt? Dat is voor mij een relevante vraag. Het is natuurlijk belangrijk dat het kabinet snel in actie komt en voor de zomer aan de slag gaat, en ons na de zomer ook informeert. Op dit moment lopen heel veel mensen gevaar, niet alleen de mensen zelf die drank en drugs gebruiken op het moment dat ze zo'n beroep uitoefenen, maar ook de vele collega's om hen heen. Ik denk dat het goed is als we er zo snel mogelijk voor zorgen dat mensen die doorgesnoven op een hijskraan gaan zitten of die zat of goed in de olie achter het stuur kruipen in een werksituatie, vooraf gecontroleerd kunnen worden, zodat we gevaarlijke situaties kunnen vermijden.

Staatssecretaris Van Ark:
Voorzitter. Hier worden inderdaad terecht een aantal thema's aangesneden die ik graag mee zou willen nemen in de gesprekken die ik voer. Nogmaals, die gesprekken zijn op korte termijn, want ook ik vind het een aangelegen punt. Ik vind ook dat veiligheid topprioriteit heeft. Als je tegen wettelijke belemmeringen aanloopt, moet je kijken hoe je dat kunt regelen. De categorie Brzo, bedrijven met een zeer groot risico op grote ongelukken, is zeker een categorie waarover dit gesprek gevoerd moet worden. Sterker nog, we zijn al in gesprek met de chemiesector, maar ik zou daar niet op voorhand een beperking op willen leggen, omdat je gevaarlijke situaties op veel plekken kunt tegenkomen.

Situaties die nu geconstateerd worden, zijn mij niet bekend, temeer omdat er nu geen wettelijke grond is om daarop te handhaven. Dat is wat mij betreft een extra noodzaak om dit gesprek te voeren. In de huidige regelgeving heeft de werkgever een belangrijke taak hierin. Als er sprake is van een situatie waarin geconstateerd wordt dat iemand zoiets heeft gedaan en er maatregelen genomen zouden worden, dan zal het uiteindelijk ook aan de rechter zijn en moet de rechter daar een uitspraak over doen. Ik kan mij daarom heel goed voorstellen dat werkgevers vragen om meer duidelijkheid, en werknemers overigens ook.

De voorzitter:
De heer Aartsen, tot slot.

De heer Aartsen (VVD):
Nogmaals dank aan de staatssecretaris voor het feit dat niet alleen de chemiesector betrokken wordt bij eventuele wijzigingen om dit te verbreden maar dat dat ook voor alle Brzo-beroepen zou kunnen gelden. Daar zijn we erg blij mee. We hopen natuurlijk dat het kabinet bij eventuele evaluaties van privacywetgeving ook gaat kijken naar die wettelijke gronden, zodat het uiteindelijk ook gewoon mogelijk is om dit te doen. Nogmaals, veiligheid moet hoog in het vaandel staan en is zeker in zo'n geval enorm belangrijk, want we willen graag dat iedereen veilig aan het werk kan.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Aartsen.

Staatssecretaris Van Ark:
Mijn collega, de minister voor Rechtsbescherming, heeft op 1 april inderdaad een brief naar de Kamer gestuurd waarin hij voor een aantal sectoren ingaat op de gevolgen van de AVG en waarin hij op grond daarvan ook een actielijst heeft opgenomen met wat daaraan gedaan moet worden. Dit is één zo'n onderwerp dat geagendeerd wordt. Ik herhaal dat veiligheid topprioriteit heeft en dat ik de Kamer zal informeren over de uitkomsten van dat overleg.

De voorzitter:
Dank u wel.


Vragen Wassenberg

Vragen van het lid Wassenberg aan de minister van Justitie en Veiligheid over de politie die een verbod op vuurwerk eist.

De voorzitter:
Nu is aan de orde de vraag van de heer Wassenberg namens de Partij voor de Dieren aan de minister van Justitie en Veiligheid, die ik ook van harte welkom heet. De vraag gaat over de politie, die een verbod op vuurwerk eist. De heer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik feliciteer u met uw onderscheiding van Chevalier de la Légion d'Honneur.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):
We hebben nu dus eigenlijk twee ridders in de Kamer. U bent niet de eerste; we hebben er nu twee.

De voorzitter:
Ja, dat weet ik.

De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. Elk jaar vallen met oud en nieuw honderden slachtoffers door vuurwerk. Onder die slachtoffers zijn veel kinderen, maar ook hulpverleners en agenten. "Het meest onveilige feest van het jaar" noemde de Onderzoeksraad voor Veiligheid de jaarwisseling. De raad adviseerde daarom om knalvuurwerk en vuurpijlen te verbieden. Ook korpschef Erik Akerboom van de nationale politie wil een verbod op knalvuurwerk en vuurpijlen en hij vindt dat burgers en agenten beter moeten worden beschermd. Brandweer, ambulancepersoneel en artsen bij de spoedeisende hulp, allemaal willen ze een verbod. En toch schaart de minister van Justitie en Veiligheid zich niet achter de politie en achter de hulpdiensten maar achter de vuurwerklobby door te weigeren om vuurwerk te verbieden. Terwijl de aanbevelingen van de OVV normaal gesproken een-op-een worden overgenomen, worden nu allerlei halfzachte maatregelen voorgesteld, zoals vuurpijlen met standaard en lont verkopen of alles over de schutting gooien bij de gemeenten. Maar de Vereniging van Nederlandse Gemeenten vraagt een landelijk verbod en de burgemeesters van Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Den Haag willen allemaal een landelijk verbod. Gooi het probleem dus niet over de schutting van de gemeenten, want dat levert alleen maar verplaatsing van de ellende op. Bovendien wordt de handhaving dan ontzettend lastig, want zeker in de Randstad gaat de ene gemeente naadloos over in de andere, waardoor het voor de politie ondoenlijk is om handhavend op te treden.

Daarom heb ik de volgende vragen aan de minister. Wat doden in het verkeer betreft is nul doden het doel. Hoeveel vuurwerkdoden en -gewonden moeten er vallen voordat de minister echt optreedt? Waarom slaat de minister de aanbevelingen van de OVV en van de nationale politie in de wind? Waarom staat de minister niet gewoon vierkant achter de politie en is hij het met mij eens dat het voor de handhaving lastig is dat elke gemeente haar eigen beleid kan hebben, zeker als gemeenten aan elkaar grenzen? En is de minister bereid om vuurpijlen en knalvuurwerk te verbieden?

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.

Minister Grapperhaus:
Dank, voorzitter. Na u, ook namens het kabinet, te feliciteren, zal ik direct overgaan tot de duidelijke stelling dat ik met de ondertekenaars van de advertentie waaraan de heer Wassenberg refereert, van mening ben dat de jaarwisseling veilig en feestelijk moet zijn voor iedereen. Voor mij staat de veiligheid van de hulpverleners daarbij absoluut voorop. Ik waardeer het zeer dat vorige week in grote gezamenlijkheid, namelijk met algemene stemmen, een wetsvoorstel van mij over strafbaarstelling van het hinderen van hulpverleners is aangenomen. Zo komen we in ieder geval ook verder.

Vorig jaar is door uw Kamer gekozen voor de motie die een gemeentelijk afsteekverbod mogelijk maakt en niet voor een landelijk vuurwerkverbod. De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en ik hebben onderzoek gedaan naar ervaringen van politie en gemeenten naar de voortgang van het maatschappelijk debat over de jaarwisseling, naar cijfers over vuurwerkaankoop en vuurwerkgebruik en naar de effecten van de lanceerstandaard aan de hand van letselcijfers. Ik heb tijdens bijeenkomsten uitvoerig gesproken met grote groepen vertegenwoordigers van alle partijen die een rol spelen bij de jaarwisseling: van burgemeesters, jeugdwerkers, hulpverleners en handhavers tot wetenschappers, vuurwerkverkopers en medici. Ik heb in dat kader met tientallen hulpverleners face to face gesproken. De staatssecretaris en ik zijn nu aan het onderzoeken of de evaluaties en de opbrengsten van die bijeenkomsten moeten leiden tot extra maatregelen. Wij verwachten in juni de brief over de jaarwisseling aan uw Kamer te kunnen sturen. Onlangs zijn aan uw Kamer de voortgangsstukken gestuurd met betrekking tot het gemeentelijke afsteekverbod dat komende jaarwisseling in ieder geval ingaat.

De heer Wassenberg (PvdD):
De minister geeft toch geen antwoord op mijn vraag. Mijn belangrijkste vraag is: waarom is het belangrijkste advies van de OVV, dat nu gesteund wordt door de nationale politie, niet overgenomen? De minister zegt: ''We pakken de daders nu achteraf hard aan.'' Maar daar gaat het niet om. Is de minister het met mij eens dat voorkomen beter is dan genezen? Is hij het met mij eens dat een aanpak achteraf prima is, maar dat we moeten voorkomen dat geweld tegen de politie optreedt? Een verbod op knalvuurwerk en vuurpijlen draagt daaraan bij. Niet alleen de Partij voor de Dieren vindt dat, maar de OVV en de nationale politie vinden dat ook. De enige maatregel waarom iedereen inderdaad vraagt, is een verbod op knalvuurwerk en vuurpijlen. Er komt sowieso een evaluatie aan, maar die is nu ook al uitgesteld. We moeten nu dus gewoon zo snel mogelijk maatregelen nemen om te voorkomen dat we dadelijk bij de jaarwisselingen naar 2020 en dadelijk naar 2021 elk jaar de volgende berichten in de krant zien staan: honderden gewonden, een of twee doden. We moeten optreden. We moeten nu optreden. We moeten maatregelen nemen, echte maatregelen, namelijk een verbod op knalvuurwerk en vuurpijlen. Daar draait de minister een beetje omheen. Hij draait om de hete brij heen. Hij zegt wat het kabinet allemaal heeft gedaan. Dat zijn allemaal maatregelen die er niet echt toe doen. De enige echte maatregel is een verbod op knalvuurwerk en op die siervuurpijlen. Iedereen is het daarover eens: alle deskundigen, de politie.

Minister Grapperhaus:
Ik draai er niet omheen. De Kamer, de staatssecretaris van IenW en ik hebben vorig jaar juni uitvoerig gedebatteerd over onder meer het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. De uitkomst van dat debat heb ik net nog aan u aangegeven. Ik heb begin dit jaar aangekondigd dat ik vond dat een aantal van de incidentcijfers die tot ons komen in de eerste weken van januari, nu eens een grondige, verdiepte evaluatie behoeven. Dat heb ik in een brief aan u uitvoerig uiteengezet. Zoals gezegd komt de brief waarin we die cijfers zullen bespreken en zullen aangeven hoe het kabinet daartegen aankijkt, in de maand juni.

De heer Wassenberg (PvdD):
Ik blijf erbij dat de minister om de boel heen draait en achter de feiten aanloopt. We hebben heel recent de advertentie van de nationale politie gezien. De nationale politie plaatst niet elke week een advertentie. Kennelijk is dit dus een noodkreet. Het zit de nationale politie dus hoog. Het zit ons ook hoog. Mijn vraag aan de minister was hoeveel doden er moeten vallen voordat er echte maatregelen komen. Dat moeten maatregelen zijn die echt werken, dus niet het erbij leveren van een lontje, een brilletje of een standaard. De maatregelen moeten echt werken, want er vallen overigens heel veel onschuldige slachtoffers. Het zijn niet alleen degenen die het aansteken.

Minister Grapperhaus:
Ik verwijs nogmaals naar het feit dat we in juni met een brief komen. In overleg respectievelijk na debat met uw Kamer zijn er wel degelijk al meer maatregelen genomen dan alleen een veiligheidsbrilletje hier of daar.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Wassenberg. De heer Van der Staaij namens de SGP.

De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter, allereerst onze hartelijke felicitaties aan uw adres in verband met de hoge Franse onderscheiding. Très bien!

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Staaij.

De heer Van der Staaij (SGP):
Dan richt ik me tot de minister over het vuurwerk. Als de Partij voor de Dieren en de SGP het ergens roerend over eens zijn en als de onderzoeksraad en de korpschef van de politie dat bijvallen, dan is er echt iets aan de hand. Dan moet er wat gebeuren. Dat is hier, rond het vuurwerk. Het kan niet zo doorgaan! Mijn zorg is: wordt het niet een beetje pappen en nathouden? Er is meer nodig rond de vuurpijlen. Dat hebben we vorig jaar al gehoord. De minister zei vorig jaar dat hij het gelijk ging evalueren. Hij zei: we gaan naar letsels kijken. Nu hoor ik weer dat het juni wordt. Gaan we nog voor de komende jaarwisseling echt noodzakelijke stappen zetten? Kan dat nog meegenomen worden in de ontwerpwijziging van het Vuurwerkbesluit die nu voorligt?

Minister Grapperhaus:
Allereerst, en daar zijn de heer Van der Staaij en ik het over eens: pappen en nathouden is bij uitstek een middel om vuurwerk onschadelijk te maken. Maar los daarvan wijs ik er wel op dat er een maatregel aankomt die vorig jaar door uw Kamer per motie bij grote meerderheid is aangenomen, om per gemeente een afsteekverbod mogelijk te maken. Er wordt hard aan gewerkt om die langs alle procedurele kanalen te laten gaan, zodat we dat voor deze jaarwisseling kunnen doen. Verder blijf ik herhalen dat er in juni een brief aankomt. Dat is niet een kwestie van het spreekwoord dat de heer Van der Staaij net aanhaalde, maar dit komt doordat die evaluaties, juist omdat ze verdiept zijn, toch wat meer tijd vergden dan — dat moet ik toegeven — ik in al mijn gedrevenheid aanvankelijk dacht.

Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter, ik ga u niet feliciteren, want dat heb ik ...

De voorzitter:
Dat heeft u al gedaan.

Mevrouw Helder (PVV):
Dat heb ik al gedaan. Nou kijk, u haalt me de woorden uit de mond. Dan ga ik over naar mijn vraag aan de minister. Wat mijn fractie betreft is veiligheid op straat het allerhoogste goed, voor de burgers maar ook voor de politie. Dan komt de minister met allerlei wetsvoorstellen, bijvoorbeeld over het hinderen van hulpverleners. Maar de politie moet dit handhaven. En juist zij zegt: kom met een verbod. Even daargelaten wat mijn fractie daarvan vindt. De minister zegt dat hij met een brief komt. Maar het is heel uitzonderlijk dat zo'n oproep vanuit de politie komt. Dus ik wil namens mijn fractie het volgende aan de minister vragen. Er komt een brief. Die staat vast vol met ambtelijke taal, maar komt daar een aparte, duidelijke passage in over hoe met deze noodkreet van de politie wordt omgegaan?

Minister Grapperhaus:
Ik hoef het niet eens toe te zeggen, want ik was van plan om in de brief in niet-ambtelijke taal zeker ook in te gaan op de advertentie. Ik ben verantwoordelijk voor de politie. Maar daar bedoel ik ook mee dat ik naar hen toe verantwoordelijk ben. Dan vind ik dat ik op zijn minst een goede reactie moet geven op die brief, die overigens niet alleen namens de politie was, maar ook namens burgemeesters en een groot aantal andere instellingen. Ik vind dat het bij goed bestuur of bij verantwoordelijk ministerschap hoort dat ik daar ook wat over zeg in de brief, dus bij dezen.

De heer Krol (50PLUS):
Even vooraf, voorzitter, voor de collega's: dat ik u niet feliciteer, komt omdat ik gisteren bij het heuglijke moment was.

De voorzitter:
Ja, dat was heel fijn.

De heer Krol (50PLUS):
Dus ik heb die felicitaties gisteren al kunnen overbrengen.

De voorzitter:
Ik ga niet 150 keer felicitaties krijgen, hè? Toch?

De heer Krol (50PLUS):
Het is ook welverdiend; dat kunnen we vaststellen. Ik wil het volgende opmerken. Als bestuurders en handhavers hierom vragen en er hier in de Kamer in ieder geval vier partijen voor zijn, de Partij voor de Dieren, de SGP, GroenLinks en 50PLUS — en ik zie nu ook twijfel bij de PVV — zou het fijn zijn als de minister een signaal zou uitzenden dat er echt iets gaat gebeuren, want die handelaren in vuurwerk moeten nu hun bestellingen doen. Dat spul komt uit Azië. Ik vind dat die mensen nu moeten weten of het doorgaat of niet doorgaat. Dus wacht niet langer.

Minister Grapperhaus:
Laat ik in ieder geval beginnen met te zeggen dat dit signaal dan moet komen van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. We moeten dat wel even heel goed ... Anders zou ik hier bevoegdheden voor de voeten gaan lopen. Maar ik benadruk aan de heer Krol dat ik mij de veiligheid van hulpverleners zeer aantrek. Ik begrijp heel goed dat hij mij daarop bevraagt. Maar zoals gezegd komt er in juni een brief van het kabinet waarin wordt gereageerd op de evaluaties die op dit moment worden afgerond.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Voorzitter, ik wil u heel graag van harte feliciteren, maar ik vraag me ook af wie als eerste die onderscheiding heeft gekregen. Daar zit ik eigenlijk sinds die opmerking mee in mijn maag, maar dat ga ik straks uitzoeken via Wikipedia. Maar alsnog gefeliciteerd.

Ik hoor de minister zeggen dat hij verantwoordelijk is voor goed bestuur en dat dit belangrijk is. Hij heeft het over verantwoordelijk ministerschap. Tegelijkertijd zie ik dat het kabinet voorstellen doet die eigenlijk helemaal niet goed vallen bij de bestuurders op lokaal niveau, bij de politiemensen die moeten handhaven. Dan is mijn vraag: waarom doet hij dan toch dit voorstel? In mijn ogen is het vooral dat de minister inderdaad wil pappen en nathouden, en de moeilijke beslissingen wil wegschuiven. Daarom komt hij nu met een oplossing die niemand op lokaal niveau wil, maar die er in ieder geval voor zorgt dat de minister op korte termijn niet een besluit moet nemen dat verder gaat dan de coalitie wenselijk vindt. Maar met goed bestuur heeft dat weinig te maken.

Minister Grapperhaus:
Ik weet even niet van een voorstel dat ik zou hebben gedaan.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Volgens mij gaat het over het voorstel dat op lokaal niveau zelf gekeken mag worden of je een vuurwerkverbod hebt. En dat is volgens heel veel burgemeesters niet handhaafbaar omdat het in de ene gemeente anders zal uitpakken dan in de andere gemeente.

Minister Grapperhaus:
Dat is een motie van een overgrote meerderheid van uw Kamer die ik uitvoer. De staatssecretaris gaat erover en ik pak daarin natuurlijk ook mijn verantwoordelijkheid, maar het is een motie van de meerderheid van de Kamer.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Maar ...

De voorzitter:
Nee, nee, u heeft net uw vraag toegelicht. Dus als u nu weer een vraag stelt, dan bent u er doorheen. Dat u dat weet.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dank u wel. Dit is wel van belang. Dan begrijp ik in ieder geval dat de minister het hier openhoudt en dat hij eventueel verder kan gaan dan die motie en dat er wel degelijk een landelijk vuurwerkverbod kan komen, waar ik op hoop. Ik heb de volgende vraag. De minister zegt dat de veiligheid van hulpverlening vooropstaat. Maar burgemeesters en de politiechef zeggen: om dat te bereiken, is het nodig dat er een landelijk verbod gaat komen. Is de minister bereid om daarnaar te kijken en, zo nee, waarom is er dan een verschil tussen hoe de burgemeesters landelijk de veiligheid willen handhaven en hoe de minister dat wil doen?

Minister Grapperhaus:
Maar dat zijn burgemeesters die onder deze advertentie staan. We hebben vorig jaar in uw Kamer besproken dat er, zoals door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten aangegeven, een groot aantal burgemeesters is die daar anders over denken en die dus ook niet onder deze advertentie staan. Nogmaals, dat hoort allemaal bij het democratisch proces. De brief komt. Ik wil absoluut hier al toezeggen mede namens de staatssecretaris dat we daar met graagte met de Kamer over in debat gaan, maar vorig jaar was dit de uitkomst van het democratisch proces. Daar doet niet aan af dat de veiligheid van hulpverleners een verantwoordelijkheid van mij is en dat ik daar zo veel als dat kan op stuur.

De heer Wassenberg (PvdD):
Als ik de heer Van der Staaij instemmend kan citeren, dan doe ik dat met veel plezier. Het gebeurt niet heel vaak, maar als het gebeurt, is dat de moeite waard want de Partij voor de Dieren en de SGP zijn het hier roerend over eens. De minister zegt: ik voer de motie uit waar de Kamer breed om heeft gevraagd. Maar de minister moet niet alleen de motie uitvoeren, hij moet ook de veiligheid waarborgen. Deze motie gaat over een aansteekverbod per gemeente, maar gemeenten zelf en de politie zeggen dat dat niet gaat werken want waar het gaat om gemeenten die aan elkaar grenzen is het heel moeilijk handhaafbaar. Een politiebusje rijdt door een gemeente en passeert de gemeentegrens en de agenten weten op dat moment niet of er daar een vuurwerkverbod is of niet. Dat is heel erg ingewikkeld. Is de minister het met mij eens dat dat vuurwerkverbod per gemeente heel erg nodeloos ingewikkeld kan zijn voor de politie?

Minister Grapperhaus:
Nee, ik vrees dat ik dat niet met de heer Wassenberg eens ben.

De heer Drost (ChristenUnie):
Voorzitter, allereerst namens de fractie van de ChristenUnie de felicitaties aan uw adres voor die mooie onderscheiding.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Drost

De heer Drost (ChristenUnie):
Dan even naar die vuurwerktraditie. Die traditie is niet met een grote groep mensen vuurwerk naar politiemensen gooien, waarbij het onderscheid tussen legaal en illegaal vuurwerk niet te maken is. Die traditie is ook niet honderden mensen jaarlijks bij de EHBO, waarbij in de helft van de gevallen legaal vuurwerk de oorzaak is van de problemen. De politie doet deze week een indringende oproep aan ons en aan de minister. We zijn van de minister gewend dat hij stevige rugdekking geeft aan zijn mensen, maar op dit punt lijkt dat soms achter te blijven. Dus mijn vraag aan de minister is de volgende. Is die oproep voor hem ook aanleiding om zijn standpunt, ook wat we vorig jaar — dat ben ik met hem eens — democratisch hebben besproken, te herzien?

Minister Grapperhaus:
Natuurlijk, de motie van ChristenUnie en D66 over de gemeentelijke vuurwerkverboden is in juni 2018 ingediend. We hebben nu evaluaties verricht en komen daarover met een kabinetsbrief. Ik heb al uitgesproken dat de staatssecretaris en ik uiteraard zonder meer bereid zijn om opnieuw met uw Kamer, als zij dat wenst, een debat over te voeren.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):
Voorzitter, dank, en ik sla iets over.

De voorzitter:
Dan is goed.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):
Wat de VVD intrigeert is het feit dat uit de analyse die wij gelezen hebben blijkt, dat de meeste situaties ten aanzien van hulpverleners, waarvan wij ook vinden dat die met rust gelaten moeten worden, ontstaan door het gebruik van illegaal vuurwerk. Nu verzoekt een aantal partijen in de Kamer de minister om dan maar heel veel dingen te gaan verbieden. Daar zijn wij geen voorstander van tot wij honderd procent zeker weten dat er sec en alleen op dat illegale vuurwerk gehandhaafd zou worden en dat daar paal en perk aan gesteld zou worden. Dan zou je al een heel eind zijn. Neemt de minister deze overweging nadrukkelijk mee in zijn brief?

Minister Grapperhaus:
In de brief wordt het onderwerp illegaal vuurwerk zeker meegenomen. Misschien een aardig weetje: dit jaar heeft de politie 56.000 kilo illegaal vuurwerk in beslag genomen.

De heer Wassenberg (PvdD):
Dit is mijn tweede en laatste vraag; dat weet ik, voorzitter. De minister zei: we hebben vorig jaar juni met de Kamer gesproken over dat rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Maar de OVV heeft in november 2018, een halfjaar geleden dus, nog gereageerd op de hoofdconclusies. De OVV schrijft letterlijk: de enige manier om burgers adequaat te beschermen tegen dit gevaar — vuurwerk — is de bron ervan weg te nemen. De raad schrijft ook dat hij geen heil ziet in het overlaten van deze beslissing aan individuele gemeenten, omdat elke burger dezelfde mate van bescherming verdient. Kan de minister aangeven waarom hij het niet eens is met deze opmerkingen van de OVV?

Minister Grapperhaus:
Die dingen liggen toch wat ingewikkelder, denk ik. In de advertentie staat ook een zin — ik parafraseer, want ik heb de advertentie niet voor me — waaruit blijkt dat ook de ondertekenaars van de advertentie vinden dat vuurwerk bij de jaarwisseling hoort. Dat betekent dus dat we als samenleving met elkaar vinden dat er bij iets feestelijks als de jaarwisseling of iets bijzonders als het SAIL-feest in Amsterdam — dat kan ik mij herinneren — vuurwerk hoort. Ik denk dat veiligheid het allerbelangrijkste is en voor mij geldt dan primair de veiligheid van hulpverleners. Nogmaals, in de brief van juni komen we op deze punten terug, zoals gezegd.

De heer Van Raak (SP):
Ook namens mij van harte gefeliciteerd, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Raak.

De heer Van Raak (SP):
Deze minister is de minister van en voor de politie. Hij is hoofd van de politie. Ik vind het dus wel opmerkelijk dat de politie met deze minister moet communiceren via advertenties in de krant. Welke gesprekken zijn er gevoerd? Hoe komt het dat er voor de grote zorgen die de politie heeft en waarvan zij voelt dat ze die via een advertentie in de krant moet uiten, zo weinig gehoor is geweest op het ministerie?

Minister Grapperhaus:
Dat laatste stukje van de vraag kan ik niet beantwoorden, want dat veronderstelt dat er op het ministerie weinig gehoor is geweest voor deze zorgen. Dat bestrijd ik. Daar is zeker gehoor voor geweest. Ik wil nog wel ingaan op de vraag — alsof die zo gesteld was — of ik kan aangeven of we er gehoor aan hebben gegeven. Ja, wel degelijk. Dit is overigens een onderwerp dat twaalf maanden per jaar bij mij terugkomt. Zeker na de afgelopen jaarwisseling heb ik vrij snel aangegeven dat we die verdiepte evaluaties moeten gaan doen en niet stil moeten blijven zitten. We moeten niet blijven hangen bij de vraag of er nou 200 of 180 incidenten zijn, maar wij moeten kijken wat erachter vandaan komt. Ik heb daar met de politie ook gesprekken over gevoerd, maar wat belangrijker is: ik heb het initiatief genomen voor een aantal town hall meetings. Daar stond ik te midden van een groep van 100 tot 150 hulpverleners en heb ik met hen een zeer vrije discussie gevoerd over wat zij van de problematiek vonden en ondervonden. De korpschef heeft mij keurig aangegeven dat er een advertentie zou komen van een aantal burgemeesters, de korpsleiding en nog een aantal instanties; ik weet nou even niet precies wie de ondertekenaars zijn. Ik moet u zeggen dat er verschillend over wordt gedacht, maar ik respecteer dat. Ik vind dat mijn korpschef moet kunnen opkomen voor zijn mensen en moet kunnen uiten wat hij in dat kader van belang vindt. Zo gaan de heer Akerboom en ik overigens ook in het overleg met elkaar om: we hebben de gewoonte om tegen elkaar te zeggen wat we vinden.

De voorzitter:
Dank u wel.


Vragen Groothuizen

Vragen van het lid Groothuizen aan de minister van Justitie en Veiligheid over de flinke stijging van het aantal lek- en corruptiezaken.

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de heer Groothuizen namens D66 voor zijn vraag aan de minister van Justitie en Veiligheid over de flinke stijging van het aantal lek- en corruptiezaken.

De heer Groothuizen (D66):
Voorzitter. Corruptie heeft een verwoestende invloed op een samenleving. Die tast namelijk de essentie van een rechtsstaat aan: het vertrouwen van mensen in de integriteit van de overheid. Nederland heeft doorgaans een goede reputatie. We staan bekend als een land met weinig corruptie. Op de welbekende ranglijsten scoren we dan ook goed. Toch duiken er steeds vaker berichten op dat we ook in Nederland niet immuun zijn voor corruptie; van bestuurders en ambtenaren die voordeeltjes uitdelen tot politie- en douanepersoneel dat informatie lekt of ronduit samenwerkt met criminelen.

Uit het jaarbericht van het Openbaar Ministerie blijkt dat de Rijksrecherche vorig jaar 33 incidenten van ambtelijke corruptie en 32 schendingen van de geheimhoudingsplicht heeft onderzocht. In 2017 was dat nog een derde minder. D66 vindt dat een zorgelijke ontwikkeling. Ik heb daarom een aantal vragen aan de minister van Justitie.

Als eerste: hoe verklaart de minister deze toename? Is er, wat hem betreft, sprake van toeval of is hier sprake van een negatieve trend? En wat doet de minister van Justitie om corruptie tegen te gaan, zowel in preventieve als repressieve zin? Functioneert het actieve integriteitsbeleid dat het Openbaar Ministerie en de politie voeren eigenlijk wel goed als we kijken naar deze cijfers? Mijn vervolgvraag luidt: voldoet Nederland aan de internationale afspraken en standaarden als het gaat om corruptiebestrijding en, zo nee, wat gaat de minister daaraan doen? En, voorzitter, tot slot in dit eerste blokje: wat is er eigenlijk gebeurd met de zaken die in het jaarbericht worden genoemd? Is de minister bereid de Kamer voortaan een open brief te sturen met de afwikkeling van die onderzoeken? Ik vraag dit in het kader van de maximale transparantie die we bij het departement van Justitie met z'n allen toch nastreven.

Dank u wel.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.

Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Ik had u al gefeliciteerd, dus dat laat ik dit keer achterwege.

Voorzitter. Laat ik meteen maar even met de deur in huis vallen: het toegenomen aantal strafrechtelijke onderzoeken is vooral een teken dat politie en OM erbovenop zitten en dat corruptie en lekken zichtbaarder worden aangepakt. Hoe verklaar ik dat? Uit een recent onderzoek van het WODC is gebleken dat er geen aanwijzingen zijn dat het aantal integriteitsschendingen de afgelopen jaren significant is toegenomen. Wel blijkt dat het kaliber, de grootte van de integriteitsschendingen, zwaarder is geworden.

Het tegengaan van corruptie is een belangrijk aspect bij het terugdringen van ondermijnende criminaliteit. Zoals u weet, is dat ongeveer mijn middle name aan het worden; daar zetten we dus ook echt op in. Ik kan in antwoord op uw vraag zeggen dat er inderdaad sprake is van een actief instrumentarium. Ik noem even een paar dingen waar dus ook extra geld voor wordt ingezet. Er is onder andere een analysetool die heel goed bruikbaar is om uit bepaalde situaties te kunnen filteren dat er mogelijk sprake is van corruptie. Er is ook extra ingezet op integriteit bij werving, selectie en screening van nieuwe medewerkers. En er is ten slotte ook een intensiveringsbudget voor de ontwikkelingen bij de Rijksrecherche.

Voorzitter. Wij voldoen aan de internationale verplichtingen. Nederland heeft zich verbonden aan drie internationale verdragen, die van de Verenigde Naties, OESO en GRECO. GRECO heeft in 2018 de aanpak in Nederland geëvalueerd, en daar kwam Nederland goed uit. Daarover heb ik u op 22 februari jongstleden een brief gestuurd. De VN en de OESO zullen nog dit jaar, in 2019, evaluaties uitvoeren. Desgewenst — dat kan in het tweede blokje aan de orde komen — kan ik uw Kamer daarover informeren.

Ten slotte, voorzitter, het verzoek om een bericht over de afwikkeling van corruptieonderzoeken. Dat kan niet op individueel niveau, want het is heel ongebruikelijk dat ik u als minister ga vertellen wat er uit zaken komt. Ik ben wel bereid u geregeld te informeren over aard en omvang van de corruptie. Zoals ik al heb gezegd, zal ik dat dit jaar in ieder geval doen naar aanleiding van de evaluaties die er nog van de VN en de OESO komen.

De heer Groothuizen (D66):
Voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording van de vragen. Hij geeft een soort geruststellend antwoord. Hij zegt eigenlijk: het komt omdat politie en Openbaar Ministerie beter zijn gaan kijken. Nou, dat zou mooi nieuws zijn, maar kan hij dan ook aangeven hoe hij die toch vrij forse toename dan uitsplitst? Welk deel komt dan doordat we beter zijn gaan kijken? Nog veel belangrijker: wat zegt het feit dat we beter zijn gaan kijken en dan meer incidenten zien over de screening vooraf? Want dat lijkt er dan toch op te duiden dat mensen er vooraf in de screening, bijvoorbeeld bij het opvragen van een vog, als het ware doorheen piepen, die we dan achteraf moeten opsporen.

Voorzitter. Dan over de Rijksrecherche, waarover ik eerder vragen heb gesteld samen met mevrouw Den Boer. Daaruit bleek dat er 127 fte zijn en dat de Rijksrecherche tamelijk oud is qua leeftijdsopbouw. Zijn die 127 fte eigenlijk wel voldoende om al die extra zaken op te pakken? Wat doet de minister er nu aan om ervoor te zorgen dat de Rijksrecherche ook in de toekomst kan blijven functioneren? Het lijkt erop dat heel veel mensen op korte termijn uit gaan stromen.

Tot slot in dit blokje de volgende vraag. Het kabinet trekt extra geld uit, mede op verzoek van CDA en D66, voor het Openbaar Ministerie. Zitten daar ook extra middelen in voor de Rijksrecherche?

Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Ik vind het heel lastig om het WODC-onderzoek hier technisch voor u uit te splitsen. Zoals gezegd is dat het onderzoek waaruit ik mijn stellingen van zojuist haal. We zetten erop in om het screenen beter en scherper te doen. Er is geen sprake van een significante toename, maar we doen dit gewoon omdat we in de moderne tijd middelen hebben om de screening nog scherper te maken. De vraag over de intensivering van de Rijksrecherche kan ik bevestigend beantwoorden. Of en in hoeverre de extra gelden voor het Openbaar Ministerie daar ook voor worden ingezet, vind ik een beslissing die primair aan het Openbaar Ministerie is. Maar gezien mijn contacten met het Openbaar Ministerie ga ik ervan uit dat men zeker ook naar dit onderwerp zal kijken.

Ten slotte nog heel snel iets over de doorlooptijd. Er is geen inschatting te maken van de gemiddelde doorlooptijd. Elke zaak is uniek en heeft zijn eigen dynamiek en complexiteit, dus daar kunnen we geen algemene regels op plakken.

De heer Groothuizen (D66):
Dank voor de antwoorden van de minister. Ik zal deze kwestie blijven volgen, want volgens mij is het vertrouwen van de bevolking in een integere overheid cruciaal voor een rechtsstaat. Ik dring er toch nog een keer bij de minister op aan om dat overzicht van hoe het met die zaken afloopt, wel aan de Kamer te sturen. Dat hoeft uiteraard niet zozeer op individueel niveau, maar volgens mij is het voor de Kamer gewoon interessant om te weten hoe het verder gaat nadat de Rijksrecherche een zaak heeft opgepakt. Wat doet het Openbaar Ministerie ermee? Hoe gaan rechtbanken ermee om? Dan weten we ook of er in het vervolg nog vragen zijn.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Den Boer namens D66.

Mevrouw Den Boer (D66):
D66 heeft eerder vragen gesteld over het vraagstuk van integriteit bij de politie. De politie zelf heeft dit een topprioriteit gemaakt en voert ook een heel actief integriteitsbeleid. Dat werd net ook aangestipt door mijn collega Groothuizen. Uit het jaarbericht van de Rijksrecherche blijkt nog geen verbetering en dat is wel heel erg zorgelijk. Wat zegt dat nou over de cultuur bij de politie en de mogelijkheid om de cultuur bij de politie te veranderen, zo vraag ik de minister.

Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Het begrip "verbetering" vind ik hier heel lastig. In het begin heb ik aangegeven dat bijvoorbeeld het feit dat er nu meer zaken zijn, juist komt door die verstevigde aanpak. Als je harder op het kleed gaat kloppen, komt er meer stof uit, zo leert in ieder geval de huishoudkunde. Ik ben het met de heer Groothuizen eens dat we het heel kritisch moeten blijven volgen, juist ook omdat we inzetten op verbetering van een aantal zaken, zoals de screeningsinstrumenten. Ik hoop spoedig bij uw Kamer terug te komen op wat de evaluaties van VN en OESO opleveren, want ik denk dat we dan meer houvast hebben. Nogmaals, ik heb er toch echt wel vertrouwen in dat men het intensief oppakt.

De voorzitter:
Mevrouw Den Boer, tot slot.

Mevrouw Den Boer (D66):
In het vervolg daarvan vraag ik of de minister ons jaarlijks kan informeren over de resultaten van het integriteitsbeleid bij de politie. Zo kan de minister ook zelf laten zien dat hij het zeer, zeer serieus neemt.

Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Volgens mij gebeurt dat al, zelfs halfjaarlijks. Dat is niet op individueel zaakniveau. Daar heb ik net al wat over gezegd. Ik zeg toe dat ik het in ieder geval nog eens zal nagaan. Voor zover mijn inschatting dat dit eigenlijk al jaren gebeurt niet honderd procent correct is, zullen we die zeker bijstellen.

De voorzitter:
De heer Van Nispen namens de SP.

De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Het valt mij op dat de minister vindt dat hij op de goede weg is. De toename van het aantal corruptiezaken komt vooral omdat wij allemaal beter zijn gaan kijken en men dus eerder tegen de lamp loopt. Als het gaat om de oorzaak van die corruptie, de georganiseerde criminaliteit, vindt de minister ook dat er voldoende wetten zijn en dat daar heel veel geld voor wordt uitgetrokken. Maar wat betreft de oorzaak van die corruptiezaken: die enorme georganiseerde criminaliteit heeft natuurlijk zo kunnen escaleren, omdat alle misdaad draait om geld. De SP zegt al heel lang dat de strijd tegen de misdaad ook veel meer om geld moet draaien. Wanneer komt de minister met zijn aanpak, zodanig dat wij eindelijk een substantieel deel van die naar schatting 18 miljard euro misdaadgeld per jaar weten af te pakken, terwijl dat nu maar een schijntje is, enkele honderden miljoenen? Wanneer komt de minister met een echt stevige aanpak als het gaat om het misdaadgeld in de Nederlandse samenleving?

De voorzitter:
De minister.

Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Ik heb al eerder in uw Kamer aangekondigd dat collega Hoekstra en ik met een brief over het tegengaan van witwassen zullen komen. In dat kader zal ook verder worden geschreven. Er zal hopelijk daarna ook snel met de Kamer worden gedebatteerd over de zogenaamde afpakstrategie.

De voorzitter:
Dank u wel.


Vragen De Roon

Vragen van het lid De Roon aan de minister van Buitenlandse Zaken over een Nederlandse diplomaat die activiste is tegen Israël.

De voorzitter:
Dan gaan we tot slot naar de vragen van de heer De Roon namens de PVV aan de minister van Buitenlandse Zaken over een Nederlandse diplomaat die activiste is tegen Israël.

De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. U bent ridder geworden van het Franse Legioen van Eer, maar u heeft uitgesproken dat u vandaag daarmee niet 150 keer wil worden gefeliciteerd. Ik zal die felicitatie hier dan ook niet uitspreken, al zou ik dat wel willen. Ik denk dat u het wel goedvindt dat ik even aanhaal dat die ridderorde u onder andere is toegekend vanwege uw bijdrage aan de goede betrekkingen tussen Frankrijk en Nederland.

De voorzitter:
Dat klopt.

De heer De Roon (PVV):
Als een echte diplomate dus.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer De Roon (PVV):
Maar, voorzitter. Ondertussen is er een Nederlandse diplomate die zich inzet om onze goede betrekkingen met een ander land, namelijk Israël, te ondermijnen. Deze diplomate, met een historie van anti-Israëlactivisme, en die ook werknemer is van de minister van Buitenlandse Zaken, heeft een stichting opgezet die de eenstaatoplossing nastreeft. Daarmee gaat zij dus keihard in tegen het beleid van de regering dat is gericht op een tweestatenoplossing.

Ik heb daarover drie vragen. Vindt de minister het aanvaardbaar dat een ambtenaar keihard actie voert tegen een hoeksteen van zijn buitenlands beleid? Wat gaat de minister doen aan deze toestand? Ik zou eigenlijk zeggen: wantoestand, want het is ondermijnend gedrag van een van zijn ambtenaren. Houdt de minister nog wel vast aan de tweestatenoplossing, of staat hij open voor dat destructieve streven van zijn ondergeschikte?

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister van Buitenlandse Zaken.

Minister Blok:
Voorzitter. De heer De Roon stelt vragen over de activiteit van een individuele medewerkster van mijn ministerie tijdens een onbetaald verlof. Voor de beantwoording van die specifieke vragen is het van belang om eerst de vraag te beantwoorden welke ruimte er is voor mensen in overheidsdienst om actief te zijn en gebruik te maken van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging. Die ruimte is — dat zal de heer De Roon niet verrassen — vastgelegd in de Ambtenarenwet. Die biedt daar in zeer grote mate ruimte voor, tenzij het echt zeer strijdig zou zijn met de functievervulling. Er wordt ook in hoge mate gebruik van gemaakt. Veel leden van deze Kamer zijn in het verleden ambtenaar geweest, de heer De Roon zelf ook. Veel ambtenaren zijn ook actief als gemeenteraadslid, Statenlid of in maatschappelijke organisaties. Alleen wanneer er een zeer scherpe strijdigheid zou zijn, biedt de wet de ruimte om daar beperkingen aan op te leggen. De toetsing wordt in de praktijk over het algemeen voorgelegd aan de Adviescommissie Grondrechten en Functie-uitoefening Ambtenaren. Bij Buitenlandse Zaken passen we deze wettelijke regel zo toe dat we scherp kijken of er een relatie is met de directe functievervulling. Het ging hier om activiteiten tijdens een onbetaald verlof, die ook van te voren zijn gemeld. De functie die de betreffende medewerker na het onbetaald verlof vervult, heeft ook geen enkele relatie met het Midden-Oostenvredesproces. Dat is dus allemaal keurig binnen de regels die de wet daaraan stelt. Verder vraagt de heer De Roon of het nog steeds kabinetsbeleid is om voor een tweestatenoplossing te zijn. Het antwoord daarop weet de heer De Roon, dat is inderdaad ja.

De heer De Roon (PVV):
Die One State Foundation of in ieder geval de diplomate waar wij het hier over hebben, die noemt politieke, diplomatieke en economische druk op Israël essentieel. Vooral dat laatste, die economische druk op Israël, riekt naar BDS, Boycott, Divestment and Sanctions, gericht tegen Israël. Het streven naar sancties is die mevrouw ook bepaald niet vreemd, want in 2014 riep zij op tot een onmiddellijke boycot van de staat Israël, totdat "de bezetting", zoals zij dat noemt, zal zijn geëindigd en de Palestijnen, zoals zij het noemt, "vrij" zullen zijn. Deze diplomate streeft met haar stichting de ontmanteling na van Israël als Joodse staat en dat is puur antisemitisme.

De PVV vindt dat Israël een Joodse staat is en dat ook moet blijven, zolang de Israëlische bevolking daarvoor kiest. Het gaat niet aan dat van buitenaf te willen veranderen. Ik heb dus daarover nog een aantal vragen, namelijk vier. Ik vraag de minister om afstand te nemen van het streven van BDS en dus ook van de acties van de diplomate en haar stichting One State Foundation. Wil de minister dat hier uitspreken? Ten tweede: wil hij deze bron van antisemitisme verwijderen uit het corps diplomatique? Ten derde: beschikt deze diplomate, die met onbezoldigd verlof is, nog over een diplomatiek paspoort, en zo ja, wil de minister dat intrekken, zodat ze er geen gebruik van kan maken ten dienste van haar politieke streven? En ten vierde: wordt of werd de One State Foundation direct of indirect gesubsidieerd door de Nederlandse overheid, en zo ja, wil de minister daar dan een eind aan maken?

Minister Blok:
Wat betreft de eerste vraag, de mening van het kabinet en de mening van een ambtenaar, is het weer van belang om terug te gaan naar de Ambtenarenwet en naar de belangrijke principes vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging, die in onze Grondwet zijn vastgelegd. Het is niet zo dat iedere ambtenaar in Nederland precies hetzelfde hoeft te vinden als de betreffende minister of de betreffende regering. Ik zie veel gelach in de bankjes. Ja, dat zou inderdaad best ingewikkeld worden, dus daarom hebben we het ook niet zo geregeld. Het is wel zo dat van ambtenaren verwacht mag worden dat ze het regeringsbeleid loyaal uitvoeren. Pas wanneer daaraan reden tot twijfel is, zal er worden ingegrepen.

De regering heeft als standpunt dat BDS echt een volstrekt onjuiste politiek is. Dat betekent niet dat mensen niet persoonlijk die mening mogen hebben, net zoals ambtenaren op iedere politieke partij mogen stemmen, ongeacht wat de samenstelling van de regering of de politieke kleur van de bewindspersoon is. Dan vraagt de heer De Roon eigenlijk in zijn tweede vraag om een ambtenaar te ontslaan op grond van het hebben van een mening. Ik denk dat we daar niet heen moeten willen in Nederland. Het criterium is of mensen hun functie goed vervullen, en daaraan is in dit geval geen enkele reden tot twijfel.

Dan is de derde vraag of de betreffende medewerker een diplomatiek paspoort heeft. Ik heb ruim 3.000 medewerkers onder mijn verantwoordelijkheid en ik weet niet uit mijn hoofd wie welk paspoort heeft. Deze organisatie krijgt geen overheidssubsidie, althans geen rijkssubsidie.

De heer De Roon (PVV):
Ik hoor de minister nog geen afstand nemen van het streven van die One State Foundation om Israël te marginaliseren. Ik wil dat antwoord daarop wel hebben. Het antwoord op de vraag naar het paspoort ontvang ik graag nog schriftelijk.

Tot slot, voorzitter. Ik vind niet dat de minister hier keihard met zijn vuist op tafel slaat om een einde te maken op dit soort antisemitisch streven door een van zijn ambtenaren. Maar ik geef de minister nog een andere kans. De Duitse overheid vindt dat joden niet overal hun keppel moeten dragen. Als dat gebeurt, zou dat de zoveelste marginalisering van de joden zijn. De PVV wil dat niet. Daarom vraag ik tot slot aan de minister om hier steun uit te spreken — en ik vraag dat ook aan mijn collega's in de Tweede Kamer — voor de oproep van het CIDI om morgen om 14.00 uur op het Plein voor de Tweede Kamer deel te nemen aan een manifestatie, waarvan de deelnemers wordt gevraagd om een keppel te dragen. Dan laten wij zien dat wij achter de joden in onze samenleving staan.

Dank u zeer, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel.

Minister Blok:
Evenzeer als de heer De Roon vind ik het van belang dat mensen in Nederland vrij hun godsdienst of het feit dat ze geen godsdienst hebben, kunnen beleven en daar ook uiting aan kunnen geven. Dus ook ik vind dat joden alle vrijheid moeten hebben om een keppel te dragen op het moment dat ze dat willen.

Vervolgens vraagt de heer De Roon mij om steun te verlenen aan standpunten van instellingen of om daar juist afstand van te nemen, maar daar ga ik niet aan meedoen. De standpunten van de regering zijn overduidelijk.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Roon.

De heer Van der Staaij (SGP):
Het is goed dat de heer De Roon hier aandacht voor vraagt en ook verwijst naar de oproep om morgen een keppeltje te dragen als teken van solidariteit met de joodse gemeenschap. Ik heb een vraag aan de minister. Eigenlijk zegt hij: vrijheid van meningsuiting, niks aan de hand. Mijn vraag is: is dat niet net te makkelijk? Is dit niet toch een reden om hier nog eens naar te kijken? Als een ambtenaar buitengewoon verlof krijgt — dat is niet heel normaal; dat is toch iets bijzonders — om politiek activistisch te worden precies tegen het kabinetsbeleid in, is dat dan niet problematisch voor het vervullen van een functie? Stel dat diegene weer op een post terechtkomt, waar dan ook, en juist dat Nederlandse beleid loyaal moet gaan verdedigen? Dan kun je daar zo naar verwijzen: kijk eens wat je zelf hebt gezegd en geschreven. Dus zit hier niet meer spanning op, zo vraag ik de minister. Wil hij daarover nadenken?

Minister Blok:
De heer Van der Staaij begon met een formulering die niet de mijne is. Hij legde mij in de mond dat ik gezegd zou hebben: vrijheid van meningsuiting, niks aan de hand. Ik heb gezegd dat dat een heel belangrijk grondwettelijk principe is, dat dat ook op ambtenaren van toepassing is en dat dat uitsluitend beperkt kan worden wanneer er de directe zorg is dat het de uitoefening van de functie gaat belemmeren. Dat toetsen we zeer zorgvuldig. Daar is ook een aparte toetsingscommissie voor. In het specifieke geval waar de heer De Roon naar vraagt, heeft de betreffende medewerker op dit moment geen functie die een relatie heeft met het Midden-Oosten Vredesproces. Anders zou je kunnen zeggen: dat zit dicht bij elkaar in de buurt. We hebben het op de volgende manier in Nederland geregeld: een grondwettelijke regeling die de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging vooropstelt, een nadere uitwerking in de Ambtenarenwet en in regelingen per departement, en een toetsingscommissie. Dat is volgens mij de juiste manier. We moeten echt niet naar een land toe waarin ambtenaren niet in staat gesteld zouden worden om verschillende politieke meningen te hebben en om gebruik te maken van de grondrechten die anderen ook hebben. Er moet echt sprake zijn van heel dringende redenen om daarin beperkingen op te leggen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ook ik zal morgen bij de demonstatie zijn, met een keppeltje op, om me solidair te verklaren richting het Joodse volk en met wat er nu in Duitsland gebeurt. Ik heb de volgende vraag aan de minister. Ik ga ervan uit dat deze mevrouw een terugkeerregeling heeft. Vindt de minister dat elke ambtenaar overal beschikbaar zou moeten zijn? Als dat het geval is, dan moet zij geloofwaardig een functie kunnen vervullen waarin zij het regeringsbeleid actief en vol enthousiasme kan uitdragen. Denkt de minister dat zij daar nog geloofwaardig toe in staat is, ervan uitgaande dat een ambtenaar alle functies, dus ook het Midden-Oostendossier, zou moeten kunnen vervullen? Als zij zo'n functie krijgt, kan zij die functie dan nog geloofwaardig uitvoeren ...

De voorzitter:
Dat heeft u gezegd.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
... op het moment dat zij dit heeft gezegd?

Minister Blok:
Dit zijn eigenlijk twee vragen. Allereerst de algemene vraag of iedere ambtenaar altijd alles moet kunnen doen. De tweede vraag is: heb ik vertrouwen in de betreffende mevrouw? Het antwoord op de tweede vraag is ja. Op de eerste vraag is het antwoord niet dat iedere ambtenaar altijd alles overal moet kunnen doen. Voor iedere functie gelden specifieke opleidingseisen. Er zijn functies waaraan scherpere eisen worden gesteld. Dat kan te maken hebben met vertrouwenseisen. Soms strekken die eisen zich ook uit tot naaste verwanten. Dus de formulering waarmee de heer Voordewind begon, is eigenlijk onjuist. Zo kan een overheidsorganisatie nooit functioneren.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit vragenuur. Ik schors de vergadering tot 15.00 uur. Dan gaan we afscheid nemen van onze collega, de heer Buma.

De vergadering wordt van 14.54 uur tot 15.01 uur geschorst.

Afscheid van het lid Buma (CDA)

Afscheid van het lid Buma (CDA)

Aan de orde is het afscheid van het lid Buma (CDA).

De voorzitter:
Aan de orde zijn de Algemene Politieke Beschouwingen, zie ik. Het hele kabinet is uitgerukt! Jullie blijven ook bij de stemmingen zitten, heb ik begrepen.

(Hilariteit)

De voorzitter:
Aan de orde is het afscheid van de heer Buma van het CDA. De heer Buma heeft een afscheidsbrief geschreven, die ik nu ga voorlezen.

"Mevrouw de Voorzitter, beste Khadija,

Sybrand heeft de groep verlaten. Dit bericht gaat al een week lang rond in allerlei appgroepen in en om het Binnenhof. Het is erg definitief, zo'n whatsappafscheid. Geen idee wat er daarna over mij wordt gezegd.

Een kwarteeuw werkte ik op het Binnenhof. Op 1 maart 1994 werd ik beleidsmedewerker bij het CDA, met een fractie van 54 zetels, een parlement op zich. Maar ik werd snel ontgroend. Drie maanden na mijn komst verloor de partij twintig zetels bij de Tweede Kamerverkiezingen. In mei 2002 werd ik Kamerlid na turbulente verkiezingen en een historische winst voor het CDA. In 2010 werd ik fractievoorzitter en in 2012 lijsttrekker van het CDA. Weer waren er snel verkiezingen. Er was weer verlies, maar in 2017 volgde weer de winst.

Mensen zeggen vaak dat je ijdel moet zijn in de politiek. Dat is niet waar. Politiek kan niet zonder zelfrelativering. De winst van vandaag is het verlies van morgen. Wie vandaag wordt weggehoond, kan morgen op het schild worden gehesen. Wij zitten in deze Kamer met een verschillende kijk op de samenleving. Onze diepste drijfveren zijn allemaal anders, maar we willen uiteindelijk toch allemaal het beste voor ons land. Dat is wat ons bindt.

De samenleving verandert. De politiek staat onder druk. We voelen dat allemaal, iedere dag. Dat maakt het parlementaire werk niet altijd gemakkelijker. De Kamer verandert onvermijdelijk ook, soms ten goede, maar niet altijd. Goed is dat onze onderzoeksfunctie de afgelopen jaren is versterkt. We hebben baanbrekende enquêtes en onderzoeken gehouden. Binnenkort start de eerste mini-enquête. Dat is een mijlpaal. Een andere verbetering is dat het onderscheid oppositie-coalitie veel kleiner is geworden. Dat komt vooral door de smalle, vaak wisselende meerderheden. Goed is ook dat bij het kiezen van onze Voorzitter partijkleur of coalitiedwang geen rol meer speelt. Dat geldt voor steeds meer functies.

Helaas wordt het niet alleen maar beter. Het debat is gepolariseerder dan ooit. Kamerleden liggen niet alleen in het debat, maar ook op sociale media openlijk onder vuur van collega's. En dan zijn er de hyperinflatie aan spoeddebatten, de steeds politiekere stemverklaringen, het eindeloze hoofdelijk stemmen en de motielawine, die zo enorm is dat bijna niemand op dinsdagmiddag nog weet waar hij voor of tegen heeft gestemd. Ik vrees dat dit alles het vertrouwen niet terugbrengt. Een respectvol en eerlijk debat binnen de spelregels kan dat wel. Men zegt wel dat het parlement de taal van de straat moet spreken, maar ik vrees dat de straat zich eerder zo nu en dan schaamt voor de taal van het parlement. Na vandaag ben ik zelf een van de 17 miljoen Nederlanders die door jullie worden vertegenwoordigd. Doe dat een beetje netjes, alstublieft.

Ik kijk ernaar uit om mij voor de inwoners van de gemeente Leeuwarden in te gaan zetten. Ik blijf werken voor de publieke zaak. Ik kan niet anders. Ik ga aan de slag in de provincie waar ik vandaan kom. Minder politiek, meer bestuurlijk. Aan mijn overstap naar Leeuwarden zit ook een persoonlijke kant. In 1931 werd mijn grootvader Sybrand Marinus van Haersma Buma burgemeester van Stavoren, de op één na kleinste van de Friese elf steden. In 1938 werd hij benoemd in de grotere gemeente Wymbritseradeel. Zijn carrière werd vroegtijdig gebroken door zijn ontslag door de Duitse bezetter. In 1942 kwam hij om het leven in een Duits concentratiekamp. Altijd als ik de afgelopen jaren via Binnenhof 1a naar buiten liep, keek ik even of de bladzijde van de Erelijst van Gevallenen niet toevallig op zijn naam lag opengeslagen. De enkele keer dat dat zo was, bracht ik even een stille groet — daar werd ík weer stil van.

Mijn vader was burgemeester van Workum, waar ik werd geboren, en van Sneek, de op één na grootste van de elf steden. Op 26 augustus hoop ik geïnstalleerd te worden als burgemeester van Leeuwarden. In de burgemeesterskamer die ik zal betrekken, zat van 1813 tot 1818 mijn betover-over-overgrootvader Bernardus Buma. Naar Leeuwarden gaan voelt als thuiskomen.

Ik vertrek. Tijd om dag te zeggen. Ik dank u, Voorzitter, en de collega's voor de collegialiteit. Die heb ik door alle verschillen heen altijd ervaren. Mijn fractiegenoten en medewerkers zal ik als vrienden missen.

Ik zeg dank aan de medewerkers van de Kamer, met sommigen van wie ik 25 jaar samenwerkte.

Dank aan de journalisten, die altijd zo kritiekloos over mij schreven ...

(Hilariteit)

De voorzitter:
... en aan de cartoonisten, die mijn neus mythische proporties gaven.

(Hilariteit)

De voorzitter:
Ik dank de dienders die dag in, dag uit binnen over onze veiligheid waken en de marechaussees die dat buiten doen.

Sybrand heeft de groep dan nu toch echt verlaten. Het ga u allen goed.

Sybrand Buma."

(Applaus en geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Geachte heer Van Haersma Buma, beste Sybrand,

Op 5 september 2002 ging het in deze Kamer over een wetsvoorstel rond het gebruik van DNA als bijzondere opsporingsmethode. Het was jouw vuurdoop als Kamerlid. In je maidenspeech verheugde je je over het feit dat dit wetsvoorstel ooit weer ter sprake zou komen, namelijk bij je afscheid. Want zo'n eerste debat memoreren, dat was traditie in het afscheidswoord voor elk vertrekkend Kamerlid. Althans, zo was je verteld. En of jouw afscheid nou over vier, acht, twaalf of zestien jaar zou zijn, we zouden erop terugkomen.

Ik moet je een beetje teleurstellen. Ik ga niet uitgebreid op de inhoud van het wetsvoorstel in. Ik noem het alleen omdat je het dus tóén al wist: "One day I'll fly away", zoals Karin Bloemen je onlangs toezong bij de viering van 100 jaar algemeen kiesrecht. Die vlucht weg uit Den Haag zal voor jou en voor de Kamer enorm wennen zijn. Het Binnenhof was 25 jaar lang, bijna de helft van je leven, je tweede huis. Je hield het als Kamerlid dus nog langer vol dan die maximale schatting uit je maidenspeech. Maar nu is het einde dan toch in zicht.

Beste Sybrand, we weten dat je een grote passie hebt voor de politiek. Je bent een dossiervreter en een behendig debater. Je vertrouwt je politieke inzichten ook graag toe aan het papier. Maar je bent ook een sportman. We weten dat je houdt van roeien, van fietsen en nog meer van schaatsen. In al die sporten ben je een man van de lange afstanden, een stayer. Zo was je ook in de politiek. Je bouwde je carrière langzaam op en profiteerde van je ervaring door steeds sterker en krachtiger in de race te komen, van station naar station, net zoals bij de Elfstedentocht, die je in de jaren tachtig schaatste. Van medewerker werd je Kamerlid, van Kamerlid werd je fractievoorzitter en van oppositieleider werd je regeringspartner.

Bij het CDA sta je bekend als de man die rust bracht en de eenheid bewaarde in een roerige tijd, en die de partij terugbracht in het centrum van de macht, rechts van het midden en met nadruk op normen en waarden. Ook in de Kamer was je scherp op zuivere politieke omgangsvormen. Bij de laatste Algemene Politieke Beschouwingen, waar veel en ruw op de man werd gespeeld, liet je je ongenoegen daarover publiekelijk blijken. "Er luisteren immers ook kinderen", zei je.

Bij het vormen van het laatste meerderheidskabinet was je een dragende kracht, een van de architecten van een complex bouwwerk. Zeker bij de grote debatten liet je je steeds meer zien als een politicus die de grote, christendemocratische waarden wil inzetten om de problemen van deze tijd op te lossen, voorbij de waan van de dag. Je bent een langebaanschaatser, hoeder van goede omgangsvormen, betrouwbaar en met verantwoordelijkheidsgevoel.

Maar je bent ook een ontregelaar. Zelf heb je je altijd geërgerd aan de hoeveelheid moties en hoofdelijke stemmingen. Dat schreef je ook in je brief. Maar ik kan me een debat uit 2009 herinneren over het kinderpardon, toen ook een beladen onderwerp. Hans Spekman en Ed Anker dienden een amendement in, dat in stemming werd gebracht. Tijdens de stemming keek je even om je heen, liep je naar de interruptiemicrofoon en vroeg je om een hoofdelijke stemming. Want op dat moment had je in de gaten dat een delegatie vanuit de Kamer naar een klimaatconferentie in Kopenhagen was. Het amendement werd met één stem verschil verworpen. Was de delegatie thuisgebleven, of was er fractiegewijs gestemd, dan zou het amendement zijn aangenomen.

Dit is niet alleen een voorbeeld van hoe jij weet te ontregelen; het laat ook zien dat jij de regels beheerst en feilloos aanvoelt wanneer en hoe je die kunt inzetten. En waar je in het begin van je fractievoorzitterschap nog weleens voor stug werd versleten, revancheerde je je met je humor. Toen Max van Weezel en Thijs Broer van Vrij Nederland je eens confronteerden met het feit dat de minister-president je als "pruilende kleuter" had neergezet, antwoordde je: "Was het maar waar. Had hij dat maar gezegd. Hij noemde me een pruilende peuter." Toen je werd gevraagd wie de winnaar was in een van de laatste verkiezingsdebatten, antwoordde je: "Dat was ik zelf".

En dat voor een man die de ontelbare regels over hoe het hoort met de paplepel kreeg ingegoten. Je vertelde zelf een aantal keren in verschillende interviews hoe je als telg uit een bestuurdersfamilie een keer verstrikt raakte in die regels. Nadat je als kind tijdens een uitje naar Amsterdam de hele familie volgens de etiquette had laten voorgaan in een lift, bleef je als enige buiten staan terwijl de lift vertrok. Je deed zoals het hoorde, maar vergat jezelf.

Maar je vertelde ook over de andere kant van de bagage die je van huis uit meekreeg, over de mooie kant van al die normen en waarden: je verplaatsen in een ander, respect tonen, trots zijn op tradities die je identiteit bepalen en verantwoordelijkheid nemen. Uit je hele familiegeschiedenis — het is een familie vol bestuurders — blijkt dat trots en verantwoordelijkheidsgevoel je echt in de genen zitten. Dat is het DNA dat ik hier bij je afscheid graag memoreer.

Beste Sybrand, "One day I'll fly away"; die dag is nu gekomen. Maar voordat je definitief wegvliegt naar Friesland, wil ik je nog twee dingen meegeven, letterlijk. Het eerste is iets wat normaal gesproken is voorbehouden aan Kamerambtenaren en fractiemedewerkers die zich 25 jaar lang hebben ingezet voor de Tweede Kamer, maar vandaag geef ik het jou: een zilveren koetsje. Want lange tijd was je fractiemedewerker. Je kent de Kamer van binnenuit en hebt zowel achter als voor de schermen heel veel voor de Kamer betekend. Dat is ook de reden waarom ik je nóg iets mag overhandigen. Het heeft Zijne Majesteit de Koning behaagd om jou te benoemen tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Mag ik je verzoeken naar voren te komen, zodat ik de versierselen kan opspelden die horen bij deze benoeming en natuurlijk om jou het koetsje te overhandigen?

(De heer Van Haersma Buma krijgt de versierselen behorend bij de benoeming tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau opgespeld en krijgt het zilveren koetsje uitgereikt.)

(Staande ovatie)

De voorzitter:
Heel veel dank voor alles wat je voor de landelijke politiek hebt betekend. Ik schors de vergadering voor de felicitaties en het afscheid.

De vergadering wordt van 15.18 uur tot 15.31 uur geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Leijten en Öztürk.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Ik stel voor zo dadelijk ook te stemmen over een brief van het Presidium (22112, nr. 2801) en over de aangehouden moties-Beckerman c.s. en -Sienot/Beckerman (33529, nrs. 594 en 600).

Dan geef ik nu het woord aan de heer Bruins namens de ChristenUnie.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Het gaat over punt 9 van de stemmingslijst, over een aangehouden motie ingediend bij het debat over Schiphol en Lelystad Airport. Deze motie-Bruins/Paternotte (29665, nr. 313), die beoogt knelpunten bij de aanvliegroutes van en naar Luchthaven Lelystad op te lossen, is al meer dan een jaar geleden ingediend. Pas vanmiddag om 12.30 uur kreeg ik te horen hoe de minister deze motie interpreteert. Die interpretatie is voor mij onvoldoende helder, dus daarom ga ik die motie opnieuw aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Bruins stel ik voor zijn motie (29665, nr. 313) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen moties Lekken van gifgas door chemiebedrijf Chemours

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het lekken van gifgas door chemiebedrijf Chemours,

te weten:

  • de motie-Laçin c.s. over geen aanvullende vergunning verlenen aan Chemours (28089, nr. 124);
  • de motie-Laçin c.s. over het overnemen van de aangescherpte normen van EFSA (28089, nr. 125);
  • de motie-Laçin c.s. over een landelijk onderzoek naar illegale lozingen van risicovolle stoffen (28089, nr. 126);
  • de motie-Wassenberg c.s. over het niet-verlenen van een lozingsvergunning voor GenX (28089, nr. 127);
  • de motie-Wassenberg c.s. over het niet-verlenen van een lozingsvergunning voor PFOA (28089, nr. 128);
  • de motie-Kröger over actief delen van informatie tussen overheden en handhavende diensten (28089, nr. 130);
  • de motie-Van Brenk over de vergunning van directe lozing van 5 kilo GenX (28089, nr. 132).

(Zie vergadering van 16 mei 2019.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Kröger stel ik voor haar motie (28089, nr. 130) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Laçin c.s. (28089, nr. 124).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Laçin c.s. (28089, nr. 125).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de SGP, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Laçin c.s. (28089, nr. 126).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Wassenberg c.s. (28089, nr. 127).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Wassenberg c.s. (28089, nr. 128).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Brenk (28089, nr. 132).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De voorzitter:
Mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Nu mijn motie (28089, nr. 132) aangenomen is, zou ik graag willen weten hoe deze uitgevoerd gaat worden. Kan de minister daarop reageren?

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.


Stemming aangehouden motie Gevaarlijke stoffen chemiebedrijf Chemours/DuPont

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over blootstelling van werknemers en omwonenden aan gevaarlijke stoffen van chemiebedrijf Chemours/DuPont,

te weten:

- de motie-Arissen c.s. over een verplichting tot het bewaren van bedrijfsdocumenten over het gebruik van chemische stoffen (25883, nr. 303).

(Zie vergadering van 21 september 2017.)

In stemming komt de motie-Arissen c.s. (25883, nr. 303).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Lhbti-monitor 2018 en Nashvilleverklaring

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het debat over de lhbti-monitor 2018 en de Nashvilleverklaring,

te weten:

  • de motie-Yeşilgöz-Zegerius over een wetsvoorstel om "homogenezing" te bestraffen (30420, nr. 311).

(Zie vergadering van.)

De voorzitter:
De motie-Yeşilgöz-Zegerius (30420, nr. 311) is in die zin gewijzigd en tweemaal nader gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Yeşilgöz-Zegerius, Bergkamp, Van den Hul en Özütok, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door journalistiek onderzoek is gebleken dat in Nederland binnen verschillende geloofsgemeenschappen zogenaamde "homogenezingen" aangeboden en uitgevoerd worden;

overwegende dat deze onverteerbare handelingen vooral toegepast lijken te worden op jongeren die hun seksualiteit aan het ontdekken zijn en zich in een kwetsbare positie bevinden;

overwegende dat dergelijke handelingen tot fysieke en psychische schade kunnen leiden en derhalve in verschillende Europese landen al verboden zijn;

spreekt uit dat in Nederland iedereen in vrijheid zichzelf moet kunnen zijn en mag houden van wie hij of zij wil;

verzoekt de regering met een wetsvoorstel te komen met als doel een ieder die de homoseksuele gerichtheid (inclusief biseksualiteit) of genderidentiteit van een ander probeert te veranderen, te onderdrukken of uit te wissen, te bestraffen, met specifiek aandacht voor jongeren en kwetsbare personen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 320, was nr. 311 (30420).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de tweemaal nader gewijzigde motie-Yeşilgöz-Zegerius c.s. (30420, nr. 320, was nr. 311).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66 en de VVD voor deze tweemaal nader gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen Introductie stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Woningwet in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties (35022).

(Zie vergadering van 22 mei 2019.)

In stemming komt het gewijzigde amendement-Koerhuis/Ronnes (stuk nr. 8) tot het toevoegen van een onderdeel D.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, de PvdD, DENK, 50PLUS, de VVD, de SGP, het CDA, de PVV en FvD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het gewijzigde amendement-Koerhuis/Ronnes (stuk nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van de SP ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen moties Introductie stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat Wijziging van de Woningwet in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties,

te weten:

  • de motie-Smeulders over advies voor alternatieven voor aardgasgestookte installaties door installateurs (35022, nr. 9);
  • de motie-Van Eijs over het verhogen van het kennisniveau over koolmonoxidevergiftiging (35022, nr. 10);
  • de motie-Kops over niet misbruiken van het stelsel van certificering (35022, nr. 11);
  • de motie-Koerhuis/Ronnes over een mkb-toets voor de introductie van het nieuwe stelsel (35022, nr. 12);
  • de motie-Koerhuis/Beckerman over een 0800-nummer voor bezorgde huiseigenaren en huurders (35022, nr. 13).

(Zie vergadering van 22 mei 2019.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Smeulders stel ik voor zijn motie (35022, nr. 9) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De heer Koerhuis verzoekt zijn aangehouden motie (35022, nr. 12) alsnog in stemming te brengen.

In stemming komt de motie-Van Eijs (35022, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kops (35022, nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de VVD, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Koerhuis/Ronnes (35022, nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, 50PLUS, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Koerhuis/Beckerman (35022, nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Luchtvaart

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Luchtvaart,

te weten:

  • de motie-Kröger c.s. over het terugdringen van de overlast van nachtvluchten (31936, nr. 616);
  • de motie-Kröger c.s. over het handhaafbaar vastleggen van minimale vlieghoogtes (31936, nr. 617);
  • de motie-Laçin c.s. over een maatschappelijke kosten-batenanalyse uitvoeren voor de Luchtvaartnota (31936, nr. 618);
  • de motie-Van Raan over geen besluit nemen over de openstelling van Lelystad Airport voor commercieel luchtverkeer (31936, nr. 620);
  • de motie-Van Raan over het risico op botsingen met vogels rond Lelystad Airport (31936, nr. 621);
  • de motie-Van Raan over volumescenario's opnemen in de Luchtvaartnota naar aanleiding van klimaateffecten (31936, nr. 622);
  • de motie-Van Raan over de gang naar de bestuursrechter inzake luchthavenbesluiten weer volledig openstellen (31936, nr. 623);
  • de motie-Van Raan over rekening houden met de doelstelling om de opwarming van de aarde te beperken tot maximaal 1,5°C (31936, nr. 624);
  • de motie-Van Raan over rekening houden met het sluiten van een of meerdere luchthavens (31936, nr. 625);
  • de motie-Graus over dit jaar een kabinetsbesluit nemen dat in lijn is met het Aldersakkoord en het regeerakkoord (31936, nr. 626);
  • de motie-De Groot/Bruins over het in kaart brengen van de kostenposten van het Nederlandse spoor (31936, nr. 627);
  • de motie-De Groot/Bruins over aandringen op een substantiële vermindering van het aantal nachtvluchten (31936, nr. 628).

(Zie vergadering van 22 mei 2019.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Raan stel ik voor zijn moties (31936, nrs. 622, 623, 624 en 625) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Van Raan (31936, nr. 620) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de reactie van het kabinet op de zienswijze Luchthavenbesluit Lelystad Airport nog niet is ontvangen en in sommige zienswijzen wordt verondersteld dat er fouten in de MER Lelystad uit 2018 kunnen voorkomen;

van mening dat nog onvoldoende helder is dat de geluidsoverlast van de aansluitroutes na luchtruimherziening vermindert ten opzichte van de situatie voor luchtruimherziening;

constaterende dat nog onvoldoende is gebleken hoe een door Brussel goedgekeurde VVR autonome groei op Lelystad kan voorkomen;

verzoekt de regering gezien het bovenstaande voorlopig geen besluit te nemen over een openstelling van Lelystad Airport voor commercieel luchtverkeer,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 626, was nr. 620 (31936).

Op verzoek van de heer Van Raan stel ik voor zijn gewijzigde motie (31936, nr. 626, was nr. 620) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Kröger c.s. (31936, nr. 616).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De voorzitter:
Mevrouw Van Kooten-Arissen.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Excuus, maar bij het vorige onderwerp willen wij geacht worden tegen te hebben gestemd bij het gewijzigde amendement-Koerhuis/Ronnes (35022, nr. 8).

De voorzitter:
Deze opmerking zal in de Handelingen worden opgenomen.

In stemming komt de motie-Kröger c.s. (31936, nr. 617).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Laçin c.s. (31936, nr. 618).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Raan (31936, nr. 621).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Graus (31936, nr. 626).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Groot/Bruins (31936, nr. 627).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Groot/Bruins (31936, nr. 628).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Gemeenschappelijk landbouwbeleid en Nationaal Strategisch Plan

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Gemeenschappelijk landbouwbeleid en Nationaal Strategisch Plan,

te weten:

  • de motie-Ouwehand over geen belastinggeld meer steken in de financiering van de kalverhouderij (28625, nr. 266);
  • de motie-Madlener over niet accepteren van een relatieve verslechtering van de inkomenspositie van Nederlandse boeren (28625, nr. 267);
  • de motie-Madlener over onderhandelingen over het verbeteren, vereenvoudigen en herzien van het Nederlandse fosfaatrechtenstelsel (28625, nr. 268);
  • de motie-Moorlag over herverdeling van inkomenssteun ten faveure van boeren met een laag inkomen (28625, nr. 269);
  • de motie-Moorlag/Bromet over prioriteit voor onder meer natuurdoelen bij de inzet van publieke GLB-middelen (28625, nr. 270);
  • de motie-Bisschop over een scenario voor minimaal 60% van het budget uittrekken voor de basispremie (28625, nr. 272).

(Zie vergadering van 22 mei 2019.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor haar motie (28625, nr. 266) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Madlener (28625, nr. 267).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, de VVD, de SGP, het CDA, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Madlener (28625, nr. 268).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Moorlag (28625, nr. 269).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Moorlag/Bromet (28625, nr. 270).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bisschop (28625, nr. 272).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Nationale Omgevingsvisie (NOVI),

te weten:

  • de motie-Smeulders c.s. over het indicatieve buisleidingentracé Laarbeek-Echt-Susteren uit de Structuurvisie Buisleidingen schrappen (34682, nr. 10);
  • de motie-Smeulders/Dik-Faber over het beschermen van bijzondere landschappen tegen verrommeling (34682, nr. 11);
  • de motie-Smeulders/Dik-Faber over het aanwijzen van nationale landschappen (34682, nr. 12);
  • de motie-Krol over aandacht besteden aan ecologisch wonen en ecologische woonzones (34682, nr. 13);
  • de motie-Krol/Nijboer over rekening houden met de behoeften van senioren en mindervaliden (34682, nr. 14);
  • de motie-Krol over aandacht voor innovatieve en intelligente technologieën (34682, nr. 15);
  • de motie-Van Eijs/Dik-Faber over het opzetten van een nationaal landschapsmonitoringsprogramma (34682, nr. 16);
  • de motie-Laan-Geselschap over aandacht voor bescherming en aanwijzing van bijzondere landschappen (34682, nr. 17);
  • de motie-Ronnes over de realisatie van voldoende woningbouw als topprioriteit (34682, nr. 18);
  • de motie-Ronnes/Dik-Faber over waardevolle karakteristieken en cultuurhistorische aspecten van het landschap koesteren (34682, nr. 19);
  • de motie-Dik-Faber c.s. over in aanloop naar de Regionale Energiestrategieën geen nieuwe zonneparken op natuur- en landbouwgronden goedkeuren (34682, nr. 20);
  • de motie-Van Gerven over natuurgebieden pas in laatste instantie aanwijzen voor het opwekken van duurzame energie (34682, nr. 22);
  • de motie-Van Gerven over adequate en laagdrempelige inspraak van burgers (34682, nr. 24).

(Zie vergadering van 22 mei 2019.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Smeulders stel ik voor zijn motie (34682, nr. 12) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Dik-Faber c.s. (34682, nr. 20) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Dik-Faber, Laan-Geselschap, Ronnes en Van Eijs, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het CBS concludeert dat zon op land veel sneller is gegroeid dan zon op dak;

overwegende dat het kabinet naar aanleiding van de motie Dik-Faber c.s. (32813, nr. 204) werkt aan een zonneladder en de verankering daarvan in de Nationale Omgevingsvisie;

overwegende dat 95% van het dakpotentieel nog niet is benut, onder andere omdat regelgeving nadelig uitwerkt voor zon op dak;

overwegende dat er behalve op daken nog veel mogelijkheden zijn voor zonneparken op vuilstorten en langs snelwegen, bijvoorbeeld;

verzoekt de regering er met de decentrale overheden voor te zorgen dat, in de aanloop naar de Regionale Energiestrategieën, nieuwe zonneparken op natuur- en landbouwgronden worden getoetst aan de op handen zijnde zonneladder of vooruitlopend op deze zonneladder zijn getoetst aan een vergelijkbaar door decentrale overheden vastgesteld afwegingskader;

verzoekt de regering in kaart te brengen wat de nationale effecten op landschap, natuur- en landbouwgronden zijn van alle gezamenlijke Regionale Energiestrategieën;

verzoekt de regering tevens de Kamer over aanpassing van regelgeving voor een versnelling van zon op dak vóór 1 juli 2019 te informeren en daarbij tevens aan te geven op welke wijze kaders conform de zonneladder worden meegegeven aan de Regionale Energiestrategieën,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25, was nr. 20 (34682).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Smeulders c.s. (34682, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Smeulders.

De heer Smeulders (GroenLinks):
Nu deze motie is aangenomen en er duidelijkheid komt voor de omwonenden, is het van belang dat het snel gaat gebeuren. We zouden dus voor 1 juli een reactie van de minister willen. Hoe gaat ze deze motie uitvoeren?

De voorzitter:
Ik stel voor om het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

In stemming komt de motie-Smeulders/Dik-Faber (34682, nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Krol (34682, nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Krol/Nijboer (34682, nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Krol (34682, nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Eijs/Dik-Faber (34682, nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Laan-Geselschap (34682, nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ronnes (34682, nr. 18).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ronnes/Dik-Faber (34682, nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Dik-Faber c.s. (34682, nr. 25, was nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Gerven (34682, nr. 22).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Gerven (34682, nr. 24).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Financiering politieke partijen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Financiering politieke partijen,

te weten:

  • de motie-Özütok over een verbod op donaties door bedrijven aan Europese partijen (32752, nr. 56);
  • de motie-Van Raak/Bisschop over een verbod op financiering van politieke partijen vanuit landen binnen de Europese Unie (32752, nr. 57);
  • de motie-Van Raak/Bisschop over de aanbeveling van de adviescommissie over de maatstaf "leden" overnemen (32752, nr. 58);
  • de motie-Den Boer over het subsidiebedrag aan politieke partijen als een gewogen gemiddelde (32752, nr. 59);
  • de motie-Den Boer over volledig onafhankelijk toezicht op de financiering van politieke partijen (32752, nr. 60);
  • de motie-Öztürk over het verhogen van het basisbedrag per fractie (32752, nr. 61);
  • de motie-Öztürk over het verbieden van giften van extreemrechtse, islamofobe en antisemitische organisaties (32752, nr. 62);
  • de motie-Van der Molen over transparantie over tussenschakels bij giften aan een partij of politicus (32752, nr. 63);
  • de motie-Van der Molen c.s. over structureel tegemoetkomen aan politieke jongerenorganisaties vanwege de toenemende ledenaantallen (32752, nr. 64).

(Zie vergadering van 22 mei 2019.)

In stemming komt de motie-Özütok (32752, nr. 56).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Raak/Bisschop (32752, nr. 57).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, 50PLUS en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Raak/Bisschop (32752, nr. 58).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, de SGP en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Den Boer (32752, nr. 59).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, DENK, D66 en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Den Boer (32752, nr. 60).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Öztürk (32752, nr. 61).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Öztürk (32752, nr. 62).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Molen (32752, nr. 63).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Molen c.s. (32752, nr. 64).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De voorzitter:
De heer Van der Molen.

De heer Van der Molen (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Nu de motie op stuk nr. 64 (32752) is aangenomen, wil ik graag een brief van het kabinet ontvangen over de uitwerking hiervan. Mijn verzoek is om deze voor de behandeling van de begroting van BZK aan de Kamer te sturen.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.


Stemmingen moties Sociaal domein/Interbestuurlijk programma

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Sociaal domein/Interbestuurlijk programma,

te weten:

  • de motie-Özütok/Kerstens over duidelijkheid over de democratische controle op bestuurlijke akkoorden (34477, nr. 58);
  • de motie-Özütok/Kerstens over toegankelijkheid van de dienstverlening voor de burger in krimpgebieden (34477, nr. 59);
  • de motie-Kerstens/Özütok over aandacht voor de tijdige realisatie van randvoorwaarden (34477, nr. 60);
  • de motie-Van der Molen over medicijngebruik niet hanteren als verdeelmaatstaf (34477, nr. 62).

(Zie vergadering van 22 mei 2019.)

De voorzitter:
De motie-Özütok/Kerstens (34477, nr. 58) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Özütok, Kerstens en Den Boer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64, was nr. 58 (34477).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Özütok c.s. (34477, nr. 64, was nr. 58).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Özütok/Kerstens (34477, nr. 59).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kerstens/Özütok (34477, nr. 60).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Molen (34477, nr. 62).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming brief Adviesaanvraag aan de Venetië-Commissie van de Raad voor Europa

Aan de orde is de stemming over de brief van het Presidium over een adviesaanvraag aan de Venetië-Commissie van de Raad voor Europa (22112, nr. 2801).

De voorzitter:
Ik stel voor conform het voorstel van het Presidium te besluiten.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen moties Mijnbouw/Groningen

Aan de orde zijn de stemmingen over aangehouden moties, ingediend bij het VAO Mijnbouw/Groningen,

te weten:

  • de motie-Beckerman c.s. over zorgen dat schades voor 1-1-2020 zijn afgehandeld (33529, nr. 594);
  • de motie-Sienot c.s. over de doelstelling van 16.000 afgehandelde schademeldingen op 1-1-2020 (33529, nr. 600).

(Zie vergadering van 2 april 2019.)

De voorzitter:
De motie-Beckerman c.s. (33529, nr. 594) is in die zin gewijzigd en nader gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Beckerman, Wassenberg, Kops, Sienot, Nijboer, Van der Lee, Geleijnse, Dik-Faber en Agnes Mulder, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door de aardbeving bij Westerwijtwerd weer veel schade is ontstaan;

constaterende dat nog steeds honderden schades van voor 2017 nog niet zijn afgehandeld;

overwegende dat het ontoelaatbaar is dat deze gedupeerden al jaren moeten strijden met de NAM;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat deze schades voor 1-1-2020 zijn afgehandeld en gedupeerden een rechtvaardige schadeloosstelling krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 635, was nr. 634 (33529).

De motie-Sienot c.s. (33529, nr. 600) is in die zin gewijzigd en nader gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Sienot, Beckerman, Yeşilgöz-Zegerius, Agnes Mulder, Dik-Faber, Nijboer, Van der Lee, Wassenberg, Geleijnse, Kops en Stoffer, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ruim 16.000 schademeldingen openstaan bij de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen;

constaterende dat er door de aardbeving bij Westerwijtwerd weer vele nieuwe schades bij zullen komen;

overwegende dat de afhandeling van deze schademeldingen met het huidige tempo nog jarenlang zal duren;

verzoekt de regering te zorgen dat het huidige stuwmeer versneld wordt afgebouwd en de doelstelling van 16.000 afgehandelde schademeldingen op 1-1-2020 wordt gehaald,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 637, was nr. 636 (33529).

Ik stel vast dat wij nu over deze nader gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Beckerman c.s. (33529, nr. 635, was nr. 634).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze nader gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

Mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Als het goed is, hebben we volgende week een plenair debat over de gaswinning in Groningen. Daarom wil ik, nu mijn nader gewijzigde motie op stuk nr. 635, was nr. 634 (33529) is aangenomen, graag voor het debat een brief van het kabinet over hoe het de motie wil uitvoeren.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Sienot c.s. (33529, nr. 637, was nr. 636).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze nader gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

De heer Sienot.

De heer Sienot (D66):
Mevrouw de voorzitter. Nu mijn nader gewijzigde motie op stuk nr 600 is aangenomen, wil ik ook graag een brief van de minister ontvangen over de uitvoering daarvan. Dat mag best in dezelfde brief als die aan mevrouw Beckerman. Dank u wel.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de stemmingen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Ik stel voor de volgende wetsvoorstellen toe te voegen aan de agenda van de Kamer:

  • Wijziging van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg in verband met het creëren van een bevoegdheid voor Onze Minister om een voorgedragen kwaliteitsstandaard vanwege financiële gevolgen niet in het openbaar register op te nemen (financiële toetsing voorgedragen kwaliteitsstandaarden) (35124);
  • Goedkeuring van het koninklijk besluit van 14 februari 2019 tot wijziging van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (35196);
  • Wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met het nader regelen van het gebruik van het burgerservicenummer bij de uitvoering van het depositogarantiestelsel (35003);
  • Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2019) (35117).

Ik stel voor toestemming te verlenen aan de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor het houden van een wetgevingsoverleg met stenografisch verslag op woensdag 29 mei 2019 van 12.00 uur tot 16.00 uur over het wetsvoorstel Wijziging van de Meststoffenwet in verband met tijdelijke verhoging van het afromingspercentage bij overgang van een fosfaatrecht (35208).

Op verzoek van een aantal leden stel ik voor de volgende door hen ingediende moties opnieuw aan te houden: 29911-226; 31015-168; 33836-36; 33836-37; 25422-231; 21501-08-765; 21501-08-753; 31288-711; 26407-120; 26407-119.

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda het VAO Mijnbouw Groningen, met als eerste spreker mevrouw Beckerman namens de SP.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de heer Wassenberg namens de Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Het kabinet wil graag het klimaat redden met biodiesels en biobrandstoffen. Die zijn afkomstig van planten en soms van frituurvet. Maar welke afkomst er ook is, er is simpelweg te weinig van om aan de grote vraag te voldoen, laat staan dat het duurzaam gebeurt. Er is dus op grote schaal gefraudeerd met biobrandstoffen, ook in Nederland. Dat is zeer schadelijk voor klimaat, biodiversiteit en natuur. Daarom wil ik graag hierover een debat met de staatssecretaris van IenW.

Mevrouw Van Eijs (D66):
Deze zaak is ook deels onder de rechter. Op 22 mei hebben wij een brief van de staatssecretaris ontvangen, waarin zij aangeeft dat zij ons zo snel mogelijk alle informatie zal geven. Op dit moment steun ik dus zowel het verzoek om een debat als het verzoek om een brief niet. De brief komt als het goed is gewoon nog vanzelf.

De voorzitter:
De brief heeft geen steun nodig.

De heer Wassenberg (PvdD):
Ik heb ook helemaal geen brief gevraagd. We hebben een brief gekregen. Ik vraag om een debat, geen brief. Dus dank voor het onthouden van de steun, maar ik had geen brief gevraagd.

De heer Laçin (SP):
Steun, voorzitter.

De heer Van Aalst (PVV):
Steun, voorzitter. Het lijkt me goed dat we die groene maffia aan gaan pakken.

De heer Ziengs (VVD):
Geen steun.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Bij de vorige procedurevergadering heb ik gevraagd of we dit niet kunnen betrekken bij het algemeen overleg Duurzaam vervoer. Dat is al op hele korte termijn, over twee weken. Dan kunnen we dit hele onderwerp behandelen. Dat zou mijn voorkeur hebben. Ik hoop dus op steun bij de volgende procedurevergadering voor dat voorstel.

De heer Wassenberg (PvdD):
Als we het kunnen bespreken in een AO is dat fijn ...

De voorzitter:
Nee, nee, nee, meneer Wassenberg. Mevrouw Kröger, steunt u nou het verzoek van de heer Wassenberg of niet?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik steun het verzoek, maar dan ga ik ervan uit dat we dit dertigledendebat niet toevoegen aan de lijst als we het gewoon bij het AO bespreken.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter, ik stel inderdaad voor dat we, in de lijn van mevrouw Kröger, het zo spoedig mogelijk bespreken bij het AO Duurzaam vervoer.

De voorzitter:
Dus voorlopig geen steun.

De heer Von Martels (CDA):
Voorzitter. Dezelfde lijn: het AO Duurzaam vervoer is binnen twee weken, dus dan kunnen we het bespreken. Anders duurt het misschien zelfs wel een jaar.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Mijn fractie deelt de zorgen en wil het snel bespreken, dus bij het algemeen overleg.

De heer Stoffer (SGP):
Daar sluit ik mij bij aan.

De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter, ik tel 53 leden. Daarmee zit ik ruim ...

De voorzitter:
Nee ...

De heer Wassenberg (PvdD):
Jawel. SP, GroenLinks, Partij voor de Dieren en PVV: dat zijn 53 leden.

De voorzitter:
Ja. Heel goed, heel goed. U kunt goed rekenen!

De heer Wassenberg (PvdD):
Dan wil ik het debat toch op de lijst van dertigledendebatten zetten. Mocht het goed besproken kunnen worden bij het AO: debatten intrekken is my middle name, dus dan kunnen we het altijd afvoeren.

De voorzitter:
Ik voeg dit debat toe aan de lijst van dertigledendebatten.

Mevrouw Belhaj namens D66.

Mevrouw Belhaj (D66):
Dank, voorzitter. Ik heb hier al wel vaker gestaan, maar in ieder geval één keer eerder over het Marineterrein Amsterdam. Enige tijd geleden is er een motie ingediend, waarin de Kamer de minister heeft gevraagd om eerst iets meer te vertellen over nut, noodzaak en alle financiële implicaties van de heroverweging voordat ze definitieve besluiten neemt. De minister heeft vervolgens netjes een brief gestuurd, waarin ze uitlegt dat ze een besluit heeft genomen. Dat is heel bijzonder, aangezien wij als Kamer nog steeds verder niet specifiek zijn geïnformeerd over waarom dat zo noodzakelijk is, behalve in vijf algemene zinnen.

De voorzitter:
En dus?

Mevrouw Belhaj (D66):
Dus dacht ik: ik ga hier staan. Ik vind de brief niet helemaal duidelijk, dus dat is het moment om te zeggen: misschien is het goed om er toch even een debat over te hebben. Dan hoop ik altijd dat de andere collega's zeggen: wat sympathiek; laten we dat maar doen.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Wat sympathiek; laten we dat maar doen.

De heer Kerstens (PvdA):
Voorzitter. Wat sympathiek; laten we dat maar doen.

Mevrouw Belhaj (D66):
Zo kan het dus ook.

De heer Beertema (PVV):
Iets minder sympathiek, voorzitter: geen steun voor een debat.

De heer Kuzu (DENK):
Wat sympathiek; laten we dat maar doen.

De heer Stoffer (SGP):
Geen steun.

De voorzitter:
Nou, mevrouw Belhaj, u heeft geen meerderheid.

Mevrouw Belhaj (D66):
Dan voel ik me genoodzaakt om een verzoek te doen voor een dertigledendebat.

De voorzitter:
Dan voegen we dit debat toe aan de lijst van dertigledendebatten.

Mevrouw Belhaj (D66):
Erg sympathiek van u.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Krol namens 50PLUS.

De heer Krol (50PLUS):
Voorzitter. Tijdens het vragenuur hadden we het al even over het vuurwerk en het verzoek om tot een verbod te komen. Ik zou niet willen wachten tot er weer een halfjaar voorbij is en alle vuurwerkleveranciers hun spullen alweer verkocht hebben. Vandaar dat ik er snel een debat over zou willen hebben.

De heer Van Dam (CDA):
Voorzitter. We moeten zeker debatteren over vuurwerk, maar toen dit onderwerp eerder aan de orde kwam, is gezegd dat dit debat tijdens andere debatten gevoerd kan worden, onder andere het debat naar aanleiding van de uitspraken van de minister-president over hoe de jaarwisseling is verlopen. Ik stel dus voor om deze debataanvraag niet te steunen, maar om hierover wel binnenkort te debatteren.

De voorzitter:
Ja, dat is het debat van mevrouw Helder ... O, u komt nog, mevrouw Helder? Ik dacht misschien nu. Maar goed.

Mevrouw Den Boer (D66):
Voorzitter, dat verzoek om die brief kunnen we uiteraard steunen. De evaluatiecijfers worden in juni verwacht. Dus ik zou zeggen: gaat het niet veel sneller als we de cijfers en de evaluatie bespreken tijdens een AO Jaarwisseling? Dat is een ongeplande activiteit maar dan kan dat debat veel sneller plaatsvinden.

De voorzitter:
Dus geen steun.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Wel steun.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter, van harte steun en als het op een ander moment sneller kan, ja, dan doen we dat.

De heer Drost (ChristenUnie):
Er staat volgens mij een debat gepland en we krijgen nog een evaluatie. Daar wachten we liever op. Dus geen steun nu.

De heer Van Nispen (SP):
Steun voor de brief uiteraard, maar die komt er volgens mij ook al. Als we dit debat steunen en op de lijst zetten, weten we zeker dat we het niet hebben gevoerd voor 31 december. Dus volgens mij moeten we dit op een ander moment sneller bespreken.

De heer Stoffer (SGP):
Steun.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):
Geen steun, vanwege het debat van mevrouw Helder dat eraan komt. Daar nemen we dit onderwerp graag in mee.

Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. Normaal gesproken zeg je dan: doe het bij het AO Jaarwisseling. Dat wil ik zeker ook doen, want omdat die brief helaas in juni komt, vrees ik dat het AO niet voor het zomerreces gaat plaatsvinden, hoewel ik natuurlijk hoop van wel, maar laten we dat in commissieverband warm houden. Ik steun het verzoek van de heer Krol wel, want dan heeft hij voldoende steun voor een dertigledendebat, maar ik hoor dat meer collega's het steunen. Dan zou ik het verzoek willen doen om dat bij mijn debat te voegen, dat is aangevraagd; daarom sta ik hier ook als laatste. Dat debat is een meerderheidsdebat, dat gaat over geweld tegen hulpverleners tijdens de jaarwisseling. Dat is inderdaad het onderwerp waar de minister-president van zei: ik had ze liever zelf rake klappen verkocht. Daarbij doe ik dan tevens het verzoek om dat debat met spoed in te plannen. Ook daar had ik, toen ik daar stond, om gevraagd. Dus hierbij nog een keer het verzoek om het voor het zomerreces in te plannen. Dan hebben we in ieder geval één debat voor het zomerreces over deze problematiek.

De voorzitter:
Ja. Ik zit even te kijken. Eerst nog mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Laat ik het dan steunen maar dan een beroep doen om het voorstel van mevrouw Helder over te nemen.

De voorzitter:
Meneer Krol, u heeft sowieso een dertigledendebat. Dat begreep ik uit uw opmerking.

De heer Krol (50PLUS):
Maar ik vind het voorstel van mevrouw Helder heel erg constructief, dus ik zou het dan graag daarbij willen onderbrengen.

De voorzitter:
Ja, maar mevrouw Helder vraagt ook om het zo snel mogelijk te plannen.

De heer Krol (50PLUS):
Misschien moet het dan een nieuw verzoek worden.

Mevrouw Helder (PVV):
Het was al een meerderheidsdebat.

De voorzitter:
Ja, dat weet ik, maar tijdens het vragenuur heeft de minister gezegd dat er in juni een brief komt. Dus houdt u er nog steeds ...

Mevrouw Helder (PVV):
Ja, voorzitter, daar hou ik nog steeds graag aan vast — sorry dat ik even het woord neem — want dan hebben we tenminste één debat voor het zomerreces hierover. Dan spitsen we ons alleen toe op het geweld tegen hulpverleners. Daar zit het onderwerp van de heer Krol ook bij. Dan hebben we twee debatten alvast kunnen plannen. Als we dan die brief van de minister nog niet hebben, kan die aan de orde komen bij het AO Jaarwisseling.

De voorzitter:
Dan ga ik naar het verzoek om het zo snel mogelijk in te plannen. Wie hierover?

De heer Van Dam (CDA):
Ik vind het een prima voorstel om het voor de zomer te doen, maar dan moet wel die evaluatie er zijn.

De voorzitter:
Maar dat is het probleem.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. Ik denk dat één goed en gedegen debat op z'n plaats is. Dus twee debatten hoeven van mij niet en als de evaluatie in juni komt, dan vlak na die evaluatie een debat.

De voorzitter:
Als het verzoek is om het voor het zomerreces te doen, dan is dat helder. Is iedereen het ermee eens? Dat betekent wel dat de kans aanwezig is dat er dan geen brief is, maar dan weten jullie dat ook. Dan gaan we het gewoon plannen voor het zomerreces, ook als er geen brief is.

Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter, kunt u het dan niet alvast met potlood inplannen? De ervaring leert namelijk dat het dan heel erg hectisch is. Dus laten we het gewoon inplannen. Is de brief er niet, dan gaat het ervan af.

De voorzitter:
Oké.

Mevrouw Den Boer (D66):
Ik wil nog wel even nadrukkelijk het standpunt herhalen dat de evaluatie echt wel eerst bekend moet zijn, want anders kan je geen debat voeren met elkaar.

De voorzitter:
Ik probeer een conclusie te trekken, maar dat is heel lastig. Als jullie nou even onderling overleggen en er morgen bij de regeling even op terugkomen? Is dat een idee? Ja? Dan doen we dat.

Het woord is aan de heer Markuszower namens de PVV.

De heer Markuszower (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Volkert van der Graaf, die moordenaar van Pim Fortuyn, had natuurlijk levenslang moeten krijgen, maar slappe rechters hebben een hele lage straf gegeven en falende ministers van CDA- en VVD-huize hebben met deze gevaarlijke terrorist onderhandeld, en Nederland laten denken dat hij zou gaan emigreren. Daarom hoefde hij zich niet aan alle voorwaarden te houden en hoefde hij zich niet meer te melden. Maar hij gaat helemaal niet emigreren. Dat zei ik vorig jaar al tegen u en tegen de Kamer. Ik heb toen een debat aangevraagd, maar de VVD en het CDA wilden toen niet meedoen.

De voorzitter:
Meneer Markuszower ...

De heer Markuszower (PVV):
Maar misschien willen zij dat vandaag wel.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Het is een hele vertoning geworden. Het is belangrijk om ons even te realiseren dat we net de antwoorden van de minister over het wetsvoorstel voorwaardelijke invrijheidsstelling binnen hebben gekregen. Als we die nou snel agenderen, kunnen we het direct hebben over alle aspecten die gaan over vervroegde invrijheidsstelling. Dat is wat wij willen: het er snel over hebben. Dat is de snelste weg.

De voorzitter:
Geen steun dus.

De heer Krol (50PLUS):
Steun.

De heer Kuzu (DENK):
Geen steun.

De heer Groothuizen (D66):
Geen steun.

De heer Van Wijngaarden (VVD):
Geen steun, want dit kan prima betrokken worden bij het wetsvoorstel Straffen en beschermen en dan kunnen we het nog voor de zomer behandelen.

De heer Drost (ChristenUnie):
Geen steun. Ik vind ook niet dat we de regeling zouden moeten gebruiken voor de diskwalificatie van rechters.

De heer Markuszower (PVV):
Nee, stel je eens voor!

De voorzitter:
Nee, meneer Markuszower.

De heer Van Nispen (SP):
Het is inderdaad een rare gang van zaken, maar als je het hier snel over wilt hebben, kun je het inderdaad beter bespreken bij die wetsbehandeling.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Met de laatste opmerking ben ik het eens.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik ga in dit geval ook mee in het idee om het mee te nemen in de wetsbehandeling, maar dan wel expliciet na een brief, denk ik.

De voorzitter:
Meneer Markuszower, u heeft geen steun. Dank u wel.

Dan ga ik naar de heer Beertema namens de PVV.

De heer Beertema (PVV):
Voorzitter. Stelt u zich voor dat honderden leraren zich zouden verenigen in een actiegroep Leraren voor Pegida. Heel Nederland zou op z'n achterste benen staan, en terecht. Wat mij betreft hoort politiek, of het nou gaat om ideeën van linkse of rechtse activistische politici, niet in de klas. Toch dreigt dat nu wel te gebeuren. Teachers for Climate — sorry voor het Engels, voorzitter — is zo'n lerarencollectief, geïnitieerd door het activistische Greenpeace. Het zoekt een plaats binnen het onderwijs, met als doel: nog meer aandacht voor klimaatverandering en duurzaamheid in de klas. Ik vind dat verontrustend. Ik zou graag een debat willen met de minister, maar ook met mijn collega-woordvoerders, om tot principiële uitspraken te komen over dit soort bewegingen, waarmee de politiek rechtstreeks in de klas wordt gebracht. Mocht ik een meerderheid voor dit verzoek krijgen, dan zou ik graag willen dat het debat wordt ingepland na de beantwoording van de vragen die ik hierover aan de minister heb gesteld.

De voorzitter:
Meneer Van Meenen?

De heer Beertema (PVV):
Van Meenen, kom op!

De heer Van Meenen (D66):
Zal ik het maar doen, voorzitter? Iemand moet toch reageren. Nee, geen steun. De heer Beertema is er altijd heel trots op dat hij zo'n fijn meldpuntje heeft ingericht. Laat mensen zich daar maar melden. Ik heb geen behoefte aan een debat hierover. Laat de leraren lekker hun werk doen.

De heer Beertema (PVV):
Even over het meldpunt waar de heer Van Meenen het over heeft: bedoelt hij nou dat ouders zich moeten melden bij dat meldpunt als deze actiegroep van leraren inderdaad carte blanche krijgt in het onderwijs, zoals hij zou willen?

De heer Van Meenen (D66):
Nee. Ik begrijp het niet. De heer Beertema is er altijd trots op dat hij zo'n fijn meldpunt bedacht heeft, dus ik zou zeggen: dan heb je geen debat nodig; laat mensen maar een melding maken op school, als ze daar behoefte aan hebben.

De heer Beertema (PVV):
Hier begrijp ik helemaal niks van, voorzitter. Alle ratio is weg in dit huis.

De heer Rog (CDA):
Voorzitter. Mijn standpunt is dat hier geen apart plenair debat voor nodig is. Het kan wel betrokken worden bij een algemeen overleg over leraren.

De heer Stoffer (SGP):
Steun.

De heer Kwint (SP):
Volgens mij zijn leraren autonome professionals en moeten we ze zo benaderen. Geen steun.

De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter. De heer Beertema van de PVV maakt weer de klassieke fout dat hij klimaatverandering aan links koppelt, dus geen steun voor dit debat.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik laat dit bij de leraren en heb geen behoefte aan een debat.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Geen steun.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ook geen steun.

De heer Kuzu (DENK):
Geen steun.

De heer Beertema (PVV):
Nu komt de VVD.

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter. Ik zou dit wel willen steunen. Alleen, dan wordt het waarschijnlijk een dertigledendebat. En daar hebben we er al ontzettend veel van. Als we dat gaan inplannen, dan zitten we waarschijnlijk ergens in 2024, en dat vind ik ook zonde. Dus ik wil het wel steunen, maar volgens mij zouden wij het veel eerder behandelen in een algemeen overleg over leraren. Dan ga ik met het CDA mee. Maar ik wil hier wel genoteerd hebben dat dit absoluut belangrijk genoeg is om over te spreken.

De heer Beertema (PVV):
Een dertigledendebat is niet zo zinvol, voorzitter, want dan is het kwaad al een paar jaar geschied. Dus dan maar dat AO.

De voorzitter:
Oké. Dank u wel.

Dan ga ik naar de heer Kwint namens de SP.

De heer Kwint (SP):
Voorzitter. Het is met enig chagrijn dat ik hier sta, maar ik wil toch namens een hele hoop van mijn collega-woordvoerders het verzoek doen om het debat over de afrekenbaarheid van onderwijsbestuurders voor hedenavond om 19.00 uur gepland staat, uit te stellen. Wij zijn namelijk nog in afwachting van het aangescherpte sanctie-instrumentarium van de minister. Dat ligt er helaas nog niet.

De voorzitter:
Dus u wilt geen debat vanavond.

De heer Kwint (SP):
Nee. Dat is de kortste manier om het samen te vatten. Dank.

De heer Rog (CDA):
Steun.

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Steun.

De heer Van Meenen (D66):
Steun.

De heer Beertema (PVV):
Steun, voorzitter.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ook steun.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Niet dat het er nog heel veel toe doet, maar steun.

De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een meerderheid, meneer Kwint. Dan wordt het debat van de agenda voor vanavond afgevoerd. Wij hebben vanavond dus geen vergadering.

Mevrouw Van den Hul namens de PvdA.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Voorzitter. Scholen hebben volgend jaar nog eens 115 miljoen euro minder te besteden, terwijl het water ze nu al aan de lippen staat, zo weet ook een Malieveld vol leraren. Er moet dringend meer geld naar het onderwijs. Daarom graag zo snel mogelijk een debat met beide ministers van Onderwijs, met voorafgaand een brief over hoe zij ervoor gaan zorgen dat deze bezuiniging niet ten koste gaat van het personeel.

De heer Rog (CDA):
Geen steun voor een apart debat.

De heer Kwint (SP):
Er lijkt me alle reden voor een debat, aangezien de minister zegt: we gaan bezuinigen op stoelen en borden. Maar dat kan de minister helemaal niet zeggen. We hebben namelijk een lumpsum, en die wil de minister niet afschaffen. Alle steun voor een debat.

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Geen steun voor een debat.

De heer Van Meenen (D66):
Geen steun.

De heer Stoffer (SGP):
Wat ons betreft betrekken we het bij de Voorjaarsnota. Dus geen steun.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Steun voor dit debatverzoek, voorzitter.

De heer Kuzu (DENK):
Steun.

De voorzitter:
Mevrouw Van den Hul.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Helaas geen steun voor een meerderheidsdebat. Maar ik laat het toch nog graag wel plaatsen op de lijst van dertigledendebatten. En ik wil dus graag voorafgaand aan dat debat die brief ontvangen.

De voorzitter:
Dan voegen we dit debat toe aan de lijst van dertigledendebatten. Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Het woord is aan mevrouw Kuiken namens de commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter, dat klopt. Ik heb namelijk het verzoek om morgen te stemmen over de wijziging van de Meststoffenwet in verband met de tijdelijke verhoging van het afromingspercentage bij de overgang van een fosfaatrecht. Wij gaan dat morgen in een wetgevingsoverleg behandelen en willen dat plenair afronden.

De voorzitter:
Wij zullen daar in de planning rekening mee houden. Dank u wel, mevrouw Kuiken.

Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van de regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Ziengs

Stand van zaken ziekenhuisfaillissementen

Stand van zaken ziekenhuisfaillissementen

Aan de orde is het VAO Stand van zaken ziekenhuisfaillissementen (AO d.d. 25/04).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het VAO Stand van zaken ziekenhuisfaillissementen. Hartelijk welkom aan de minister. Ik geef bij dezen het woord aan de heer Van Gerven namens de SP.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Ik heb een tweetal moties, waarvan de eerste gaat over het ziekenhuis in Bergen op Zoom. De minister heeft op tamelijk willekeurige wijze het ziekenhuis in Boxmeer overeind gehouden, waarvoor overigens hulde. Dan moet het ziekenhuis in Bergen op Zoom toch ook mogelijk zijn.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het bestuur van Bravis ervoor heeft gekozen om te komen tot een nieuwe locatie voor een groot Bravisziekenhuis in Roosendaal, wat betekent dat het ziekenhuis in Bergen op Zoom wordt afgebouwd;

constaterende dat de bouw van het nieuwe ziekenhuis ruim 250 miljoen euro gaat kosten en dat de inwoners van Bergen op Zoom geen inspraak hebben gehad op het besluit tot sluiting van het ziekenhuis;

van mening dat de sluiting van het ziekenhuis in Bergen op Zoom onnodig is, onder andere omdat de huidige ziekenhuizen in Roosendaal en Bergen op Zoom momenteel een gebied bedienen met 270.000 inwoners, een aantal dat ruim voldoende is om twee volwaardige ziekenhuizen te laten functioneren;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat in Bergen op Zoom een volwaardig ziekenhuis openblijft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 219 (31016).

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Faillissementen van ziekenhuizen in Nederland behoren wat de SP betreft tot het verleden. Ze zijn niet acceptabel en vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er recent verschillende faillissementen van ziekenhuizen hebben plaatsgevonden waarbij de Kamer voor een voldongen feit met betrekking tot de sluiting van die ziekenhuizen werd gesteld;

van mening dat de Kamer goed en tijdig geïnformeerd moet worden over belangrijke ontwikkelingen in de ziekenhuiszorg en van mening dat de Kamer inspraak moet hebben als het gaat om die belangrijke ontwikkelingen;

verzoekt de regering om indien faillissement van een ziekenhuis dreigt, dit per ommegaande aan de Kamer te melden en hierover op de kortst mogelijke termijn met de Kamer in gesprek te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 220 (31016).

De heer Van Gerven (SP):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dan is nu het woord aan mevrouw Ploumen namens de PvdA.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb een motie en een vraag. Ik begin met de motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat negen van de veertien ziekenhuizen die een onvoldoende scoorden in de BDO-benchmark al eerder als onvoldoende werden beschouwd;

overwegende dat de NZa geen aanleiding zag om aan te nemen dat op korte termijn een van de veertien ziekenhuizen failliet zou gaan maar dat dat toch gebeurd is;

verzoekt de regering de Kamer een overzicht te zenden waarin van ieder van de veertien onvoldoende scorende ziekenhuizen wordt aangegeven welke risico's er nu zijn, welke extra maatregelen genomen zijn om die risico's weg te nemen en hoe ervoor wordt gezorgd dat niet opnieuw een ziekenhuis failliet dreigt te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ploumen en Geleijnse. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 221 (31016).

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter. Ik krijg een aanhoudende stroom bezorgde berichten uit Flevoland. Ik neem aan dat voor veel van onze collega's hetzelfde geldt. Mensen maken zich zorgen of St Jansdal wel voldoende robuust is om de komende jaren de zorg te blijven garanderen. De 45 minutennorm wordt niet gehaald. Is het langetermijnperspectief op een volwaardige zorg voor alle mensen uit die regio nu gegarandeerd? Ik zou heel graag een reflectie van de minister daarop willen en liever nog maatregelen als dat nodig mocht zijn, maar eerst maar eens even de vraag naar de reflectie.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van den Berg namens het CDA.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter. Zorg in de regio, in Lelystad, maar ook in Drenthe en West-Brabant, overal hebben mensen zorgen over de bereikbaarheid. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor patiënten en cliënten bereikbaarheid van zorg van groot belang is;

overwegende dat in de regio's (zowel in krimpgebieden als in de Randstad) grote zorg is bij inwoners omdat de bereikbaarheid van (ziekenhuis)zorg onder druk staat;

overwegende dat aangepaste dan wel nieuwe vormen van samenwerking nodig zijn;

overwegende dat e-health, digitalisering, innovaties zoals video-bellen, apps et cetera van positieve invloed zijn op de organisatie van de zorg;

overwegende dat sociale innovaties inclusief nieuwere beroepen zoals physician assistant eveneens van invloed zijn op de organisatie van de zorg;

roept de Tweede Kamer op de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (brief)advies te vragen met als doel om de (ziekenhuis)zorg in de regio beschikbaar, betaalbaar en bereikbaar te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berg en Slootweg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 222 (31016).

Mevrouw Agema (PVV):
Mevrouw Van den Berg verwacht waarschijnlijk dat wij die motie allemaal weer gaan steunen, maar mijn vraag aan haar is of zij het kabinetsbeleid van haar coalitie nog steeds steunt om de volumegroeibeperking in 2022 voor de ziekenhuizen op 0% te zetten. Daardoor vallen de streekziekenhuizen simpelweg om.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Wij steunen het hoofdlijnenakkoord van deze minister inderdaad nog steeds. Wij hebben een andere mening dan mevrouw Agema als het gaat om de gevolgen daarvan. De regioziekenhuizen moeten wat ons betreft juist in beeld blijven. De discussie moet erover gaan dat in de topklinische ziekenhuizen veel meer aan specialisatie moet worden gedaan.

De voorzitter:
Mevrouw Agema, heel kort, want we hebben al een debat gehad.

Mevrouw Agema (PVV):
Een andere mening? Ik heb werkelijk waar nog nooit zo'n vreemde repliek gehoord. Ik had ook geen andere mening toen ik zei dat het stoppen van de financiering van verzorgingshuizen zou leiden tot het sluiten van die verzorgingshuizen. Dat is ook waarheid gebleken. Iedereen weet ook dat het een waarheid als een koe is dat, als je de volumegroeibeperking van de ziekenhuizen op 0,0% in 2022 zet, de streekziekenhuizen dat niet kunnen bolwerken. Dat is geen andere mening hebben.

De voorzitter:
Mevrouw Agema. We gaan het debat nu overdoen.

Mevrouw Agema (PVV):
Mijn vraag aan mevrouw Van den Berg is of zij de komende tijd dit soort onzinmoties blijft indienen, of dat zij haar steun intrekt voor het laten omvallen van de ziekenhuizen.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Macro gezien moeten de ziekenhuizen inderdaad op 0% uitkomen. De verdeling daarvan tussen de ziekenhuizen is een heel andere discussie. Daarover heb ik zojuist betoogd dat wij vinden dat de topklinische ziekenhuizen keuzen moeten maken. Juist de regioziekenhuizen moeten in beeld blijven.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Een warm pleidooi van het CDA, als ik het goed begrijp, voor regionale ziekenhuizen, het behoud van kleinere ziekenhuizen. Heel concreet: het ziekenhuis in Bergen op Zoom. Moet dat volwaardig overeind blijven?

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Daar hebben wij ook vragen over gesteld. Wij hebben juist veel zorgen over de bereikbaarheid qua tijd voor de mensen die helemaal aan de westelijke kant van Tholen zitten. Wij maken ons zorgen of die wel op tijd in een ziekenhuis kunnen komen. Dan gaat het dus om de locatiekeus. Ik ben het met de heer Van Gerven eens dat mensen aan de oostkant van Roosendaal, met meer ziekenhuizen in de regio Breda, veel meer mogelijkheden hebben, terwijl die beschikbaarheid aan de westkant veel minder is. Daar hebben wij vragen over gesteld, ook over hoe het proces van overleg is geweest met de regionale bestuurders.

De heer Van Gerven (SP):
De bevolking daar wil geen vragen, maar een antwoord en een standpunt, ook van het CDA. Ik herhaal mijn vraag aan het CDA. Steunt het CDA de motie van de SP waarin klip-en-klaar wordt uitgesproken dat er een volwaardig ziekenhuis moet zijn in Bergen op Zoom, inclusief spoedeisende hulp en dergelijke, waar zeven keer 24 uur het licht brandt, waar mensen gewoon naartoe kunnen, en dat dit wordt gegarandeerd? Staat het CDA daarachter en is het CDA bereid die motie van de SP te steunen?

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik vind het heel belangrijk wat de mensen daar in de regio willen en daar zijn regionaal ook heel veel vragen over gesteld. Men heeft er geen probleem mee dat ziekenhuizen te zeggen: ik wil dingen anders organiseren of ik wil een keer naar een nieuw ziekenhuis toe, want beide ziekenhuizen zijn toe aan renovatie en aan vernieuwing. Het gaat erom dat dit gebeurt op een manier die waarborgt dat alle burgers in Nederland op tijd bij een ziekenhuis kunnen komen. En nogmaals, daar hebben wij vragen over gesteld omdat wij grote zorgen hebben of dat bij deze nieuwe locatie wel het geval is.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan ... O, mevrouw Van den Berg wil nog iets zeggen. Nee, meneer Van Gerven, ik zie u bij de interruptiemicrofoon staan, maar u heeft twee keer geïnterrumpeerd op een motie van mevrouw Van den Berg. We hebben daar voldoende aandacht aan besteed. Ik geef u niet nog een keer het woord. U heeft twee keer een interruptie gepleegd op de motie van mevrouw Van den Berg. Dus ik geef het woord weer aan mevrouw Van den Berg.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter, ik zou mij alleen willen aansluiten bij het betoog van mevrouw Ploumen aangaande de zorgen die wij hebben over Lelystad en over St Jansdal. In welk tempo wordt zorg in die regio georganiseerd zodat mensen daar weer meer stabiliteit krijgen en meer zicht op welke zorg beschikbaar is?

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Agema.

Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter. Mevrouw Van den Berg gaf zojuist aan: als de mensen in de regio een ziekenhuis open willen, ja, dan moet het open! Nou, dan heb ik een hele mooie motie voor mevrouw Van den Berg en ik verwacht haar steun daarvoor. De motie gaat als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de bereikbaarheid van acute zorg voor het eiland Voorne-Putten in gevaar komt doordat de nu al kwetsbare infrastructuur de komende tijd ook nog eens te maken krijgt met een forse wegafsluiting van de A15, onderhoud aan de bruggen die het eiland ontsluiten en overige wegwerkzaamheden;

overwegende dat een groot deel van de bewoners en werknemers van Voorne-Putten de wens koestert om het Spijkenisse Medisch Centrum op te waarderen tot een volwaardig ziekenhuis;

verzoekt de regering in ieder geval voor de periode van de omvangrijke wegwerkzaamheden in de stadsregio Rotterdam aan het Spijkenisse Medisch Centrum de middelen beschikbaar te stellen voor een spoedeisendehulppost, afdeling acute verloskunde en weekendverblijf,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 223 (31016).

Mevrouw Agema (PVV):
Zoals ik al zei: ik reken op de steun van mevrouw Van den Berg, want dat is wat de mensen willen in de regio en op Voorne-Putten.

Voorzitter. Mijn tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat tot het sluiten van het Bronovoziekenhuis te snel is besloten, patiënten en omwonenden onvoldoende zijn gehoord en niet alle mogelijkheden voor een overname of een doorstart voldoende zijn onderzocht;

verzoekt de regering een overbruggingskrediet te regelen voor het Bronovoziekenhuis en ervoor te zorgen dat er geen afdelingen sluiten zolang er zicht is op een doorstart,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 224 (31016).

Voor de rest hebben zich geen sprekers aangemeld. Ik kijk even naar de minister. Hij verzoekt om een schorsing.

De vergadering wordt van 16.33 uur tot 16.43 uur geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister voor zijn beantwoording.


Termijn antwoord

Minister Bruins:
Voorzitter, dank u wel. In de eerste motie op stuk nr. 219 van de heer Van Gerven van de SP is het verzoek neergelegd dat de regering ervoor moet zorgen dat in Bergen op Zoom een volwaardig ziekenhuis openblijft. Ik ontraad die motie. Het gaat hier over een verantwoordelijkheid die berust bij de raad van bestuur en de verzekeraar van het ziekenhuis.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 219 wordt ontraden.

De heer Van Gerven (SP):
Ik heb een vraag aan de minister. Zou de minister mij kunnen uitleggen waarom hij het ziekenhuis Pantein in Boxmeer redt, maar het ziekenhuis in Bergen op Zoom kapot laat gaan?

Minister Bruins:
Over het Maasziekenhuis hebben we een brief gestuurd naar de Kamer met daarin een aantal redenen die maken dat daar sprake was van een unieke situatie. Ik ben blij — en ik hoor ook dat u blij bent — dat het Maasziekenhuis gered is. Ik voer nog gesprekken met het bestuur van Bravis. Dat heb ik eerder dit jaar ook gedaan. In de concept-AMvB staat dat omwonenden betrokken moeten worden bij de afwegingen zoals die ook in andere plaatsen in Nederland zijn gemaakt. Het gaat dus niet alleen om het informeren van burgers. Zij moeten er daadwerkelijk bij betrokken worden. Dat is de kern van mijn gesprek geweest met de raad van bestuur van Bravis. Dat gesprek zal ik hernemen in de maand juni.

De heer Van Gerven (SP):
Ik constateer dat de minister een volstrekt willekeurig beleid voert. Er is geen enkel argument om te zeggen dat het ziekenhuis in Bergen op Zoom kan verdwijnen en het ziekenhuis in Boxmeer kan blijven. Er is één verschil: het ene ziekenhuis is gefuseerd en het andere niet. Door die fusie verdwijnt het ziekenhuis in Bergen op Zoom, maar daar koopt de bevolking daar niks voor. De minister verschuilt zich erachter dat hij het proces gaat bewaken, dat er overlegd wordt met de bevolking enzovoorts. Maar het staat toch al bij voorbaat vast wat de uitkomst is, namelijk dat het ziekenhuis in Bergen op Zoom verdwijnt? Vindt de minister niet dat het zijn verantwoordelijkheid is om de bevolking daar goed te bedienen en om een einde te maken aan de hopeloze schaalvergroting en verdwijning van ziekenhuizen, zoals de locatie Bravis in Bergen op Zoom?

Minister Bruins:
Juist op het punt dat de heer Van Gerven noemt, de procesbewaking, heb ik de raad van bestuur van Bravis eerder aangesproken. Mijn gesprek in juni zal juist daarover gaan. Heeft u — de raad van bestuur van Bravis, al dan niet in samenspraak met de verzekeraar — voldoende het gesprek gevoerd met omwonenden? Heeft u niet alleen de cliëntenraad, de or en de raad van commissarissen erbij betrokken, maar heeft u ook aan andere partijen uitgelegd wat de consequenties zijn van de nieuwbouw op een andere locatie? Ik blijf dus bij mijn oordeel om de motie op stuk nr. 219 te ontraden.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 219 blijft ontraden.

Minister Bruins:
In zijn motie op stuk nr. 220 verzoekt de heer Van Gerven de regering om indien een faillissement van een ziekenhuis dreigt, dit per ommegaande aan de Kamer te melden en hierover op de kortst mogelijke termijn met de Kamer in gesprek te gaan. Ik ontraad deze motie. In het geval van een dreigend faillissement moeten partijen juist in alle rust — dat is een beetje een gek woord — kunnen werken aan een oplossing. Zo niet, dan loop je het risico dat je een faillissement juist versnelt. Dat argument heeft ook geklonken bij het Slotervaartziekenhuis en het ziekenhuis in Lelystad. Er werd toen een selffulfilling prophecy benadrukt vanuit de verzekeraar, namelijk dat als je de discussie in de openbaarheid voert, dat een faillissement zou kunnen bespoedigen. Dat is natuurlijk niet wat je wilt. Ik heb dus liever de werkwijze waarvoor we hebben gekozen bij het Maasziekenhuis. Op het moment dat er een afspraak is gemaakt met alle verschillende partijen, zoals bij het Maasziekenhuis het geval was, informeer ik de Kamer snelstens.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 220 wordt ontraden.

De heer Van Gerven (SP):
Dat kan toch niet waar zijn? Bij de IJsselmeerziekenhuizen heeft het ministerie zitten slapen en heeft het niet ingegrepen, om het maar even kort te zeggen. Dat heeft men ook erkend en betreurd. De minister heeft voorkomen dat het Boxmeerziekenhuis Pantein failliet ging. Is de minister bereid om, als hij in de toekomst een faillissement ziet aankomen, te voorkomen dat er nog één ziekenhuis in Nederland failliet gaat?

Minister Bruins:
Ik bestrijd dat wij hebben zitten slapen bij Lelystad. Ik heb in het eerdere debat in april benadrukt dat het van groot belang is dat een raad van bestuur met zorgen en problemen over de toekomst van het ziekenhuis zich meldt. Het Maasziekenhuis heeft dat gedaan. Daar heb ik positief op gereageerd, en dat was ook aanleiding om met allerlei verschillende partijen in vertrouwelijkheid om tafel te gaan zitten. Dit is echt peentjes zweten geweest voor al die betrokken partijen, want het zou kunnen zijn dat partijen, als je die informatie op tafel had gehad, terugtrekkende bewegingen zouden hebben gemaakt. Dat was voor de toekomst van het ziekenhuis mogelijk slecht geweest. Die route is gelukkig niet gevolgd. Daarom lijkt mij zo'n aanpak als bij het Maasziekenhuis — dat heb ik in het debat van april aangegeven — de goede manier van werken. Die zou ik graag voortzetten. Dat is dus een andere werkwijze dan neergelegd in de motie.

De voorzitter:
Dan kunt u doorgaan met de volgende motie.

Minister Bruins:
In de motie op stuk nr. 221 verzoeken mevrouw Ploumen en de heer Geleijnse een overzicht te zenden waarin in ieder geval van de veertien onvoldoende scorende ziekenhuizen wordt aangegeven welke risico's er nu zijn, welke extra maatregelen genomen zijn om die risico's weg te nemen en hoe ervoor wordt gezorgd dat niet opnieuw een ziekenhuis failliet dreigt te gaan. Eigenlijk op dezelfde gronden als die ik zonet heb genoemd in de richting van de heer Van Gerven, ontraad ik ook deze motie. Ik vind het van groot belang dat in die vertrouwelijkheid, zoals bij het Maasziekenhuis, kan worden gesproken over de vraag of we er met elkaar voor kunnen zorgen dat we de toekomst gaan organiseren en dat we niet door het openbaar maken van de informatie het risico lopen dat er juist versneld een faillissement aan de orde is.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 221 wordt ontraden.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Toch nog een vraag daarover. Mij en velen met mij baart het zorgen dat de inschatting van die risico's zo verschillend is, nog even los van de vraag waar die risico's toe leiden. De minister refereert aan het Maasziekenhuis, maar we hebben natuurlijk eerder met het Slotervaart en de IJsselmeerziekenhuizen gezien dat er juist níet werd ingegrepen en wij allemaal achteraf met lege handen stonden. Dus dat is ook de achtergrond van de motie. Misschien dat de minister daar nog iets over zou willen zeggen?

Minister Bruins:
Daar ben ik het erg mee eens. Het plompverloren faillissement van Slotervaart en Lelystad willen wij nooit meer meemaken. Dat heb ik eerder uitgesproken. Dat is vreselijk voor de patiënten, dat is vreselijk voor de medewerkers. Dus ik heb veel liever — en ik ben ook blij dat daar steun voor was in het debat in april — een aanpak à la Maasziekenhuis, waarbij een raad van bestuur, zo zeg ik in mijn woorden, doet waarvoor hij samen met zijn raad van commissarissen is aangesteld, namelijk zich melden en zeggen: hier hebben wij een groot probleem; ministerie, wilt u meedenken. Dat heeft zich gematerialiseerd in het op gang brengen van overleg in een aantal rondes, met allerlei verschillende partijen en ook in een financiële bijdrage. U weet dat. Dus: ja, het zou kunnen zijn dat er verschillende risico-inschattingen worden gemaakt. Maar ik denk wel dat raden van besturen van ziekenhuizen, samen met hun rvc's, meer op het puntje van hun stoel zitten dan voorheen, omdat we allemaal de ervaring van Slotervaart en Lelystad achter de kiezen hebben en niet meer in die richting willen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Dan nog één vraag: ik voel mij, en dat is voor veel collega's niet anders, natuurlijk wel de vertegenwoordiger van die patiënten ...

Minister Bruins:
Zeker.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
... en van de medewerkers. Ik geloof de minister als hij zegt dat men meer op het puntje van z'n stoel zit, maar voor ons als Kamer zijn deze openbare gegevens de enige gegevens waarover wij beschikken. Het is dus buitengewoon ongemakkelijk — dan druk ik mij diplomatiek uit — om er maar op te hopen dat de bestuurders op de puntjes van hun stoel zitten, terwijl er ook nog verschillende risico-inschattingen gegeven worden. Ik hoop dat de minister dat begrijpt, want ik wil mijn taak als vertegenwoordiger van al die mensen ook serieus kunnen nemen. En dat wordt zó wel ingewikkeld.

Minister Bruins:
Zeker. Dat punt begrijp ik heel goed. Ik grijp nu terug naar het lastige debat dat wij november vorig jaar hadden. Het idee was toen om te komen tot een earlywarningsysteem. Ik meen dat dat een idee van 50PLUS was. Ik zoek naar een werkwijze waarbij ik uw Kamer aan de ene kant wel kan informeren. Dat is dan een beetje aan de hand van hoe dat destijds ging in dat BDO-rapport. Aan de andere kant moet ik mijn werk zo kunnen doen dat ik ook kan doen wat u wilt, namelijk ervoor zorgen dat ziekenhuizen een toekomst blijven houden, of anders — als dat niet lukt — dat ik u kan verklaren dat ik er alles aan gedaan heb voordat er sprake was van een faillissement. Ik hoop dat ik dat earlywarningsysteem praktisch kan maken en dat ik dat zo aan uw Kamer kan aanbieden dat er geen sprake is van een selffulfilling prophecy, waarbij een faillissement wordt versneld doordat er in het openbaar wordt gesproken over financiële problemen. Dat willen wij niet. Aan de andere kant moeten we ervoor zorgen dat u het gesprek op het beste moment met mij kunt voeren. Dat kan soms na ommekomst van de gesprekken zijn die ik heb gevoerd met het ziekenhuis, maar ik moet dan wel verantwoording aan u kunnen afleggen en kunnen uitleggen waarom ik vind dat er een bijdrage in woord, in afspraken, of in geld vanuit VWS nodig is.

De voorzitter:
De minister gaat door met de appreciatie van de moties.

Minister Bruins:
Mevrouw Ploumen vroeg mij nog om een reflectie te geven op signalen die vanuit Lelystad zijn gekomen. Is St Jansdal wel voldoende robuust? Is er een langetermijnvisie? Ik vind het heel goed dat er wordt gekeken naar een langetermijnperspectief voor zorg in Lelystad en omgeving. We hebben de toekomstverkenner gevraagd om daarnaar te kijken. Ik denk dat die begin juli met zijn toekomstvisie komt. De vraag die in mijn hoofd zit, is: als ik die visie heb, hoe maak ik dan de vervolgstap? Want ik heb niks aan een boekie. Nou ja, ik heb heel veel aan een boekie, maar ik moet met dat boekie ook weer dingen doen. Ik ben dus aan het nadenken over de vraag wat het vervolg daarvan moet zijn. Ik hoop dus van ganser harte dat St Jansdal erin slaagt om een robuust ziekenhuis te worden. Ik hoop dat het een groeibriljant in de regio kan worden, waaraan steeds meer vormen van zorg kunnen worden toegevoegd. Ik hoop dat mensen daar als een magneet naartoe trekken, omdat ze zeggen: na alle rottigheid die er is gebeurd, is dit een mooi, nieuw initiatief, waar we graag gebruik van willen maken. Dat is de richting die St Jansdal op wil. Ik zou het fantastisch vinden als het op die manier gaat, maar het zal wel in kleine stapjes gaan. Ik laat niet na om te benadrukken dat een financiële bijdrage vanuit VWS voor de spoedeisende hulp en de acute verloskunde mogelijk blijft. Als St Jansdal kans ziet om dat weer op gang te brengen, dan is dat ons dierbaar. We weten al dat dat niet snel zal zijn, maar het kan wel met kleine stapjes voorwaarts. Dat hoort bij dat langetermijnperspectief. Tot zover mijn reflectie.

Ik kom bij de motie-Van den Berg/Slootweg op stuk nr. 222. Ik zit daar een beetje mee. In die motie staat namelijk: "roept de Tweede Kamer op de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving een (brief)advies te vragen met als doel om de (ziekenhuis)zorg in de regio beschikbaar, betaalbaar en bereikbaar te houden." Nu is het maar de vraag of u een opvatting van mij wilt hebben of een oproep aan de Kamer. Ik wil dat natuurlijk wel graag doen, want u heeft per slot van rekening de motie ingediend, maar ik wilde toch melding maken van deze terughoudendheid. Zoals u weet, moet ik nog voor de zomervakantie met een brief over de medisch-specialistische zorg komen. Ik zou u dus eigenlijk willen vragen om de motie aan te houden. U krijgt die brief echt nog voordat we allemaal op zomervakantie gaan. Dan kunt u altijd nog kijken of het een nuttige exercitie is om in aanvulling op de brief de RVS te vragen om een advies. U heeft het recht om de RVS om advies te vragen. Dat hoeft niet via mij. Dat mag gerust. Zie hier mijn terughoudendheid. Daarom mijn verzoek om de motie aan te houden.

De voorzitter:
Het verzoek van de minister is om de motie aan te houden.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dit is inderdaad een oproep aan de Kamer, dus in die zin verwacht ik geen appreciatie van de minister. Maar we willen natuurlijk wel kijken of we hier een Kamermeerderheid voor kunnen krijgen. We hebben bewust om een briefadvies gevraagd omdat dit een wat korter traject is. Juist omdat de minister met zijn visie komt, vinden wij het prettig om als Kamer zelf daarnaast een advies van de Raad te hebben. Dat is ook de reden waarom ik de motie op dit moment indien.

De voorzitter:
Ik begrijp dat de motie daarmee niet wordt aangehouden, dus dat zou betekenen dat de minister toch een appreciatie moet geven van de motie.

Minister Bruins:
Nee hoor, ik heb mijn appreciatie gegeven, namelijk: aanhouden tot na het verschijnen van de Kamerbrief. Daar blijf ik bij.

De voorzitter:
Maar mevrouw Van den Berg geeft niet aan dat zij de motie aan wil houden.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter. De minister gaf het al aan: hij hoeft geen appreciatie te geven. Die verwacht ik ook helemaal niet van hem.

De voorzitter:
Dat is bijzonder. O, in het dictum van de motie wordt de Kámer inderdaad opgeroepen om ...

Minister Bruins:
Daar begon ik mee, voorzitter. Ik wilde met enige terughoudendheid ...

De voorzitter:
Ja, ik lees de motie nu zelf ook wat beter. Nou, dan gaan we wel kijken wat ermee gebeurt tijdens de stemming. Ik stel voor dat de minister verdergaat met de motie op stuk nr. 223.

Minister Bruins:
Dat gaat gebeuren, voorzitter. In de motie op stuk nr. 223 verzoekt mevrouw Agema de regering in ieder geval voor de periode van de omvangrijke wegwerkzaamheden in de stadsregio Rotterdam het Spijkenisse Medisch Centrum de middelen beschikbaar te stellen voor een spoedeisendehulppost, acute verloskunde en weekendverblijf. Ik ontraad die motie. Wegwerkzaamheden zijn in dit kader misschien wel het voorbeeld par excellence. Als ergens extra middelen nodig zijn, denk ik dat er twee dingen nodig zijn. 1. In het ROAZ moet onderling gesproken worden over die wegwerkzaamheden en over hoe zorg in de omgeving kan worden opgevangen. 2. Als er extra geld nodig is, moet met de verzekeraar worden gesproken en niet over de rijksbegroting. Dus ik ontraad deze motie.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 223 wordt ontraden.

Mevrouw Agema (PVV):
Dat is een heel bijzonder advies. De minister kan toch een ziekenhuis dat enorm van belang is, aanmerken als een systeemziekenhuis. Aangezien in de stadsregio Rotterdam de boel zó op de schop gaat als het gaat om de infrastructuur, zoals de afsluiting van de A15 en het onderhoud aan de drie bruggen die het eiland Voorne-Putten ontsluiten, moet de minister toch wel inzien dat hij dit ziekenhuis als systeemziekenhuis moet gaan aanmerken en middelen beschikbaar moet stellen om een spoedeisendehulppost, acute verloskunde en weekendverblijf mogelijk te maken op het eiland Voorne-Putten, in ieder geval voor de periode die komen gaat met deze zeer omvangrijke wegwerkzaamheden?

Minister Bruins:
Nee. Ik herhaal dat dit moet worden opgevangen in de regio en dat men daarover in het ROAZ kan spreken. Als er extra middelen beschikbaar moeten komen, kunnen die van de verzekeraar komen. Ik neem aan dat het gesprek hierover al wordt gevoerd in het ROAZ. Ik blijf de motie ontraden, maar ik zeg wel richting mevrouw Agema dat ik het onderwerp onder de aandacht wil brengen van het ROAZ, zodat er zekerheid is dat dit thema daar ter tafel komt.

Mevrouw Agema (PVV):
Stel voor dat dit allemaal niet gebeurt en dat de verzekeraar zegt: we gaan dit niet doen. Wie is er dan verantwoordelijk als het misgaat? Wie is er verantwoordelijk voor als straks in Oostvoorne of op Voorne-Putten mensen dus gewoon echt doodgaan omdat er geen spoedeisendehulppost en ...

De voorzitter:
Helder. Maar we gaan nu ...

Mevrouw Agema (PVV):
... omdat mensen verstrikt raken in het verkeer? Wie kunnen wij hier in de Tweede Kamer ...

De voorzitter:
Mevrouw Agema ...

Mevrouw Agema (PVV):
... dan aanspreken? Deze minister, omdat hij hier nu deze motie ontraadt?

De voorzitter:
Mevrouw Agema, de minister heeft net toegezegd ...

Mevrouw Agema (PVV):
Of moeten we een verzekeraar naar de Kamer gaan halen?

De voorzitter:
Mevrouw Agema, de minister heeft toegezegd dat hij dit onder de aandacht gaat brengen.

Mevrouw Agema (PVV):
Ja, dat vind ik een fijne toezegging, maar we gaan straks toch geen verzekeraar naar de Kamer halen als het misgaat?

De voorzitter:
Helder. We gaan dit debat niet overdoen. De minister.

Mevrouw Agema (PVV):
Voor alle duidelijkheid: dit is niet ter sprake geweest in het debat!

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 223 werd ontraden, dus we gaan naar de motie op stuk nr. 224.

Mevrouw Agema (PVV):
Maar dit is toch een heel wezenlijke vraag?

Minister Bruins:
Mevrouw Agema kent het antwoord op deze vraag eigenlijk wel, want ik zei het zonet ook: het is aan het ziekenhuis en de zorgverzekeraar om afspraken te maken, en het is aan de verzekeraar om de middelen ter beschikking te stellen. Zo is de rolverdeling.

De voorzitter:
Daarmee is de vraag beantwoord, lijkt me. Dan de motie op stuk nr. 224.

Minister Bruins:
Voorzitter. In de motie op stuk nummer 224 verzoekt mevrouw Agema de regering een overbruggingskrediet te regelen voor het Bronovo-ziekenhuis en ervoor te zorgen dat er geen afdelingen zullen sluiten zolang er zicht is op een doorstart. Ik ontraad deze motie. Ik heb onlangs nog gesproken met de raad van bestuur van het Haags Medisch Centrum. Op basis van de gesprekken die ik voerde met Bronovo is de bottleneck hier niet zozeer het geld, maar de beschikbaarheid van goed personeel en de visie van de raad van bestuur op de zorg, die anders wordt georganiseerd. Daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 224 wordt ontraden.

Mevrouw Agema (PVV):
Wat de minister hier zegt, is dus echt niet waar. Het Bronovo valt om vanwege de volumegroeibeperking van 0,0% in 2022. Dat is de ene feitelijke onjuistheid. De andere is het volgende. Als je in een bestuur zit met Bronovo, Antoniushove en het Haags Medisch Centrum en 70% het Bronovo wil laten vallen, dan zijn dat dus die andere twee ziekenhuizen. Dan geeft de minister hier natuurlijk wel een vertekend beeld. Als het Bronovo-ziekenhuis maar een derde vertegenwoordigt, dan is ook maar een derde voorstander.

De voorzitter:
En de vraag aan de minister is?

Mevrouw Agema (PVV):
Mijn vraag aan de minister is om wel zuiver en eerlijk te blijven. Ik hoor twee feitelijke onjuistheden in zijn beantwoording. Ik vind dat de minister de Kamer toch juist moet informeren en de juiste argumenten moet geven, ook voor het Bronovo en voor de mensen die daar werken, de mensen die in die omgeving wonen en de mensen die heel graag naar het Bronovo toe gaan.

Minister Bruins:
Daar ben ik het natuurlijk mee eens. Ik wil de Kamer ook juist informeren. Ik refereer aan het gesprek dat ik heb gehad met de voorzitter van de raad van bestuur van het Haags Medisch Centrum. Nogmaals, het thema geld of het overbruggingskrediet is niet het issue. Het issue is of er voldoende personeel, medewerkers, toppertjes beschikbaar zijn, ook op de langere termijn. En het gaat over de visie op zorg in de toekomst in deze regio die de raad van bestuur samen met de omliggende partijen, zoals de raad van toezicht, de or en de cliëntenraad, heeft ontwikkeld. Ik blijf deze motie dus ontraden.

De voorzitter:
Dank u wel. De motie op stuk nr. 224 blijft ontraden. Daarmee komen we aan het eind van dit VAO. Over de ingediende moties stemmen we volgende week dinsdag ... O, ik zie nog een interruptie van mevrouw Ploumen. Mevrouw Ploumen, voordat ik afsluit.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Ik heb nog één vraagje over dat earlywarningsysteem waar de minister over sprak. Wanneer voorziet hij dat de systematiek daarvan — laten we het even zo zeggen — naar de Kamer komt?

Minister Bruins:
Ik wou proberen om dat in het derde kwartaal te doen. Dat geven we een klein beetje ruimte, maar dat zal dus heel kort na de zomervakantie zijn.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Dank daarvoor aan de minister. Ik ga eens even kijken of ik de motie van de heer Geleijnse en mij wellicht nog kan aanpassen om die earlywarningsystematiek nog wat meer sturing te geven, maar dat laat ik dan nog even horen.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan meld ik nogmaals dat we aan het einde gekomen zijn van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Zoals ik al aangaf, stemmen we dinsdag bij de aanvang van de middagvergadering over de ingediende moties.

Sluiting

Sluiting 17.04 uur.