Plenair verslag Tweede Kamer, 33e vergadering
Donderdag 5 december 2013

  • Aanvang
    10:15 uur
  • Sluiting
    15:09 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Bosma

Aanwezig zijn 150 leden der Kamer, te weten:

Agema, Arib, Van Ark, Azmani, Baay-Timmerman, Bashir, Beertema, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Berndsen-Jansen, Bisschop, De Boer, Van Bommel, Bontes, Bosma, Bosman, Bouwmeester, Ten Broeke, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Van Dam, Van Dekken, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Otwin van Dijk, Dijkgraaf, Dijkhoff, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Dikkers, Duisenberg, Eijsink, Elias, Fokke, Fritsma, Van Gerven, Gesthuizen, Geurts, De Graaf, Graus, Groot, Günal-Gezer, Hachchi, Van Haersma Buma, Hamer, Harbers, Heerema, Heerma, Helder, Van Hijum, Hoogland, Huizing, Jacobi, Jadnanansing, Paulus Jansen, Karabulut, Keijzer, Kerstens, Klaver, Van Klaveren, Klein, Klever, Knops, Kooiman, Koolmees, Kuiken, Kuzu, Van Laar, Leegte, Leenders, Leijten, De Liefde, Van der Linde, Litjens, Lodders, Lucas, Madlener, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Nijboer, Van Ojik, Omtzigt, Oosenbrug, Van Oosten, Oskam, Ouwehand, Öztürk, Pechtold, Potters, Van Raak, Rebel, Recourt, Roemer, Rog, De Roon, De Rouwe, Rutte, Samsom, Schouten, Schouw, Schut-Welkzijn, Segers, Servaes, Sjoerdsma, Slob, Smaling, Van der Staaij, Van der Steur, Straus, Tanamal, Taverne, Tellegen, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van Veen, Van Veldhoven, Verheijen, Verhoeven, Vermeij, Visser, Van Vliet, Voordewind, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Van Weyenberg, Wilders, De Wit, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel, Ziengs en Zijlstra,

en mevrouw Dijksma, staatssecretaris van Economische Zaken, de heer Dijsselbloem, minister van Financiën, de heer Kamp, minister van Economische Zaken, mevrouw Klijnsma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en de heer Van Rijn, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.


Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat er geen afmeldingen zijn.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Hamerstuk

Hamerstuk

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Aanpassing van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken in verband met de naamswijziging van het ministerie en het herstellen van enige wetstechnische gebreken en leemten (33773).

Dit wetsvoorstel wordt zonder beraadslaging en, na goedkeuring van de onderdelen, zonder stemming aangenomen.

Ecofin-Raad

Ecofin-Raad

Aan de orde is het VAO Ecofin-Raad (AO d.d. 4/12).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Er hebben zich zes deelnemers voor dit debat gemeld, van wie er vier zullen spreken. Een hartelijk woord van welkom aan de minister van Financiën. Fijn dat u er bent aan de vooravond van het heerlijk avondje. De eerste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Harbers van de fractie van de VVD. Hij heeft, zoals iedereen, twee minuten spreektijd.

De heer Harbers (VVD):
Voorzitter. Die tijd zal ik gebruiken om een motie voor te stellen naar aanleiding van het AO dat wij gisteren hadden. Daarin waren wij het over veel punten eens met de minister. Ten aanzien van een aantal uitgangspunten voor het Single Resolution Mechanism, zoals dat in mooi Engels heet, zou ik echter de positie van de Kamer willen markeren.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat thans in een reeks van vergaderingen van de Ecofin-Raad wordt gesproken over de vormgeving van het "Single Resolution Mechanism"-instrument als onderdeel van een Europese bankenunie;

verzoekt de regering, bij de besprekingen over de vormgeving van het SRM de volgende uitgangspunten in acht te nemen:

  • dat dezelfde bail-inregels zoals overeengekomen in de BRRD-richtlijn zoals die thans is voorgesteld, worden opgenomen in het SRM-mechanisme;
  • dat diepe bail-in ook van toepassing zal zijn bij eventueel noodzakelijke herkapitalisatie als gevolg van de asset quality review die de ECB uitvoert;
  • dat er wordt toegewerkt naar een stelsel met nationaal afgebakende fondsen die hooguit aan elkaar kunnen lenen met een garantie vanuit de desbetreffende lidstaat als waarborg;
  • dat het voorgaande uitgangspunt impliceert dat er ook geen nieuwe achtervang (public backstop) vanuit het ESM hoeft te worden gecreëerd;
  • dat Nederland onder alle omstandigheden zeggenschap houdt over wijzigingen van de institutionele vormgeving van het SRM en de premiegrondslag voor financiële instellingen;
  • dat de informatiepositie van en verantwoording aan het Nederlandse parlement met betrekking tot de afwikkeling van problemen bij banken, voor zover deze financiële risico's met zich meebrengen voor de Nederlandse belastingbetaler, gegarandeerd zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Harbers, Merkies en Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1100 (21501-07).

De voorzitter:
Mijnheer Koolmees, het is fijn dat u bij de interruptiemicrofoon gaat staan, maar u staat niet op het lijstje deelnemers aan dit debat. U moet wel het knopje van de microfoon indrukken. Dat praat iets makkelijker!

De heer Koolmees (D66):
Mag ik wel toegevoegd worden als deelnemer aan dit debat?

De voorzitter:
Normaal doe ik dat niet, maar omdat het 5 december is … Vooruit! Gaat uw gang, maar wel op rijm!

De heer Koolmees (D66):
Dat is een te grote uitdaging bij dit onderwerp, voorzitter!

Een jaar geleden hebben wij met elkaar vastgesteld dat wij de Europese banken op Europees niveau moeten aanpakken. Dat houdt Europees toezicht in. Dat behelst ook een Europese resolutieautoriteit voor als het fout gaat. Ook betekent dit dat er een Europees resolutiefonds moet zijn om te voorkomen dat de wurggreep tussen landen en banken blijft voortbestaan. Dat is immers de ervaring van de afgelopen jaren. Elke keer als het fout ging bij een bank, werd ook het land meegetrokken waar die bank gevestigd was. Het voorstel dat de minister van Financiën verdedigt, is om die wurggreep door te knippen. Waarom zet de VVD alsnog de stap terug naar nationale resolutiefondsen?

De heer Harbers (VVD):
Ik ben het eens met alle punten die de heer Koolmees aangeeft. Ja, er moet één Europees toezicht komen. Ja, er moeten gemeenschappelijke spelregels zijn voor een resolutie. Ja, er moet daarvoor een gemeenschappelijk mechanisme zijn. De vraag is alleen of je daarvoor één Europees fonds nodig hebt. Dat is een vraag die zelfs de minister inmiddels anders beantwoordt. Hij heeft het over compartimenten. Je kunt ook aan een stelsel denken waarbij alle deelnemende lidstaten hun eigen inleg organiseren. Het gaat in de kern om de vraag wat daarachter is afgesproken en hoe de gemeenschappelijke opvang is geregeld. Dat kan dus ook door middel van nationale fondsen die aan elkaar kunnen lenen. Dat is nog steeds één Europees stelsel.

De heer Koolmees (D66):
De paradox is nu juist dat het risico dat de belastingbetaler alsnog moet gaan opdraaien voor slechte banken door dit voorstel van de heer Harbers alleen maar groter wordt. De verkiezingen komen er weer aan binnenkort. Misschien is de VVD weer iets eurosceptischer aan het worden, maar de gedachte achter heel deze bankenunie is dat moet worden voorkomen dat de belastingbetaler weer gaat opdraaien voor slechte banken. Deze motie is dus eigenlijk een grote stap terug.

De heer Harbers (VVD):
Dat is niet waar, want dat risico willen we op termijn volledig uitsluiten. Daarvoor is sowieso nodig dat dat fonds gevuld is. Daarbij gaat het om één Europees fonds of om nationale fondsen. Daar is de eerste jaren in beide gevallen nog geen sprake van. Vandaar dat we vooral moeten aandringen op een zo diep mogelijke bail-in bij banken, want daar ligt het echte risico dat de belastingbetaler moet bijspringen.

De heer Nijboer (PvdA):
De kern van de voorstellen voor de bankenunie is dat de risico's worden neergelegd waar zij horen, namelijk bij aandeelhouders en beleggers. Juist in de Europese discussie wordt aan alle kanten gemorreld aan dat principe. Deelt de VVD het standpunt dat die kern, het neerleggen van de risico's bij aandeelhouders en beleggers, overeind moet staan en dat dit ook het cruciaalste punt is in de onderhandelingen van volgende week?

De heer Harbers (VVD):
Alle punten zijn cruciaal, maar uit de eerste twee delen van het dictum blijkt dat ik het eens ben met de heer Nijboer. Die gaan namelijk over de BRRD-richtlijn, waarin we juist vastleggen dat niet de belastingbetalers maar de aandeelhouders moeten opdraaien voor problemen bij banken en dat we dit ook geborgd willen zien in de fase die voor ons ligt, bij de asset quality review, juist omdat we het op dit punt zo eens zijn.

De heer Nijboer (PvdA):
Het is goed om dat te horen. Wij hebben allemaal ervaren dat je in onderhandelingen altijd moet kiezen wat het belangrijkste is en voor de PvdA is dit het belangrijkste. Het tweede punt haakt aan bij wat de heer Koolmees noemde, namelijk het doorknippen van banden tussen overheden en banken. In hoeverre wordt dat tweede doel van de bankenunie gerealiseerd met de voorwaarden die u in de in de motie hebt opgenomen?

De heer Harbers (VVD):
Dat is iets totaal anders en ook op dat punt ben ik het eens met de heer Nijboer. De beslissing of een individuele bank nog levensvatbaar is en dus of die bank "in resolutie" moet, moet door de bevoegde autoriteiten worden genomen. Daarbij moet zo weinig mogelijk politieke invloed aan de orde zijn, want anders weet ik precies hoe het gaat: dan zegt de regering van een land dat rotte banken weg moeten uit het systeem, behalve de banken in haar eigen land. Daar zijn wij het dus over eens, maar dat neemt niet weg dat je als nationale lidstaat en als parlement moet blijven meebeslissen over hoe je dat regelt in Europa en hoe je die spelregels vaststelt. Het moet niet zo zijn dat je bij de aanvang een goede bankenunie hebt, maar dat de spelregels na een paar jaar alsnog veranderd kunnen worden.

De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter. We hebben het gisteren uitgebreid over de bankenunie gehad, maar gelukkig ook nog even over het sociale Europa. Op dat punt dien ik graag een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op dit moment bijna 20 miljoen mensen in de eurozone werkloos zijn;

overwegende dat de werkloosheid op dit moment minstens een net zo groot probleem vormt voor de stabiliteit van de eurozone als de omvang van de begrotingstekorten;

verzoekt de regering, zich ervoor in te spannen dat op Europees niveau toegewerkt wordt naar een Europese norm voor werkloosheid of werkgelegenheid die naast de begrotingsnormen een primaire rol speelt bij de aanbevelingen die vanuit de buitensporige tekortprocedure aan de lidstaten worden gericht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Klaver en Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1101 (21501-07).

De heer Van Hijum (CDA):
Voorzitter. Wij hebben gisteren een goed overleg gevoerd over de bankenunie. De discussie over de vormgeving daarvan is volgens mij in een beslissende fase terechtgekomen. We zijn het volgens mij eens over het belang van streng en onafhankelijk toezicht op de gezondheid van banken op Europees niveau, maar voor mijn fractie blijft een belangrijk aandachtspunt waar de rekening voor de afwikkeling van problemen komt te liggen. De minister heeft gisteren in het AO eigenlijk toegegeven dat er met name vanuit zuidelijke landen een zekere druk is om de toegang tot publieke middelen ten koste van een strenge bail-in te vergroten. Dat is een zorgpunt van mijn fractie. Wij hebben daarom al eerder moties ingediend over de directe herkapitalisatie van banken in relatie tot het ESM. Die moties zijn helaas steeds verworpen, maar de zojuist door de heer Harbers ingediende motie krijgt de steun van mijn fractie, omdat daarin juist wordt benadrukt dat die strenge bail-in als een harde randvoorwaarde moet gaan gelden. Dat is de manier waarop we de problemen willen afwikkelen en waarop het risico voor de Nederlandse belastingbetaler moet worden geminimaliseerd.

De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. Ook ik heb geen motie. Wel heb ik een paar laatste woorden bij afronding van dit overleg. De PvdA-fractie heeft gisteren drie zaken benadrukt die echt van cruciaal belang zijn voor de bankenunie. Ten eerste moeten de risico's weer daar worden gelegd waar ze horen, namelijk bij beleggers en aandeelhouders, niet bij belastingbetalers. Ten tweede moet de onafhankelijkheid van het toezicht en van de resolutiebeslissingen worden geborgd. Er moeten dus goede afspraken zijn over wie de rekening betaalt, want anders gebeurt het niet. Ten derde zijn van belang de tijdigheid en de snelheid waarmee besluiten moeten worden genomen. We moeten niet allerhande discussies hebben waardoor de beslissing vooruit wordt geschoven en de kernproblemen van de banken in het Europese stelsel niet worden aangepakt.

Met die drie dingen moet worden bereikt dat de risico's weer bij de aandeelhouders worden gelegd. Dat is best een discussie. Er zijn in Europees verband afspraken gemaakt over waar de risico's moeten liggen, maar je ziet dat men er van alle kanten onderuit probeert te komen, zowel in de zuidelijke lidstaten als in het Europees Parlement. Dat moet echt niet gebeuren. Het volgende wat ik noemde, betreft de band tussen staten en banken. Het is belangrijk dat duidelijk is wie uiteindelijk de rekening betaalt, mocht het mis gaan. Er zijn heldere afspraken over, maar die moeten niet in het gedrang komen door allerhande obstructies.

De heer Van Hijum (CDA):
Dan stel ik de volgende vraag aan de heer Nijboer. Er ligt nu een motie waarmee wordt beoogd om de druk op de bail-in te vergroten en het beroep op de publieke middelen en de belastingbetaler te minimaliseren, en dan doet de heer Nijboer niet mee.

De heer Nijboer (PvdA):
Ik heb de motie zojuist gekregen. We zullen haar zo nog preciezer bekijken. Over de bail-in zijn we het volgens mij Kamerbreed eens. Ik heb de heer Harbers daarop zojuist nog preciezer bevraagd: is het de bedoeling dat die rekening echt bij de aandeelhouders en beleggers komt te liggen? Ja, dat is de bedoeling; dat is ook een deel van de motie. Tegelijkertijd impliceert een bankenunie wel dat je uiteindelijk, als het allemaal goed is geregeld, als de banken goed zijn doorgelicht en als de risico's en de ellende zijn genomen, samen garant staat voor de banken. De vraag is in hoeverre dat in de motie is onderschreven.

De heer Van Hijum (CDA):
We staan nu voor een besluitvormende fase waarin we, als Nederlands parlement, onze ijkpunten moeten meegeven aan de minister van Financiën. Ik zou het zeer teleurstellend vinden als de PvdA op dit cruciale onderdeel, namelijk het maximaal druk zetten op bail-in en het ontzien van de Nederlandse belastingbetaler, niet thuis geeft.

De heer Nijboer (PvdA):
Op beide punten geeft de PvdA-fractie thuis. Daarom is zo'n nietsontziende doorlichting van bankbalansen in Europees verband ook zo ontzettend belangrijk. We weten allemaal dat dat niet tot stand komt als niet duidelijk is wie de rekening betaalt. Dat vind ik cruciaal. Ik ben het dus volledig met de heer Van Hijum eens op het punt van de bail-in. Voor die nietsontziende doorlichting door de ECB is echter wel nodig dat duidelijk is wie de rekening betaalt. Als we dat in het midden laten en uiteindelijk de verstrengeling tussen banken en landen intact houden, lopen we het risico dat dat niet goed gebeurt. Dat mag niet gebeuren.

De heer Koolmees (D66):
Voorzitter. Ik heb geen motie. Ik wil alleen heel kort reageren op het debatje dat net is gevoerd. Ook mijn fractie wil de band tussen banken en staten doorknippen, juist om de Economische en Monetaire Unie in stand te kunnen houden. Dat is het doel. Ik ben het eens met de heer Nijboer: er moet niet worden gemorreld aan allerlei publieke backstops, aan allerlei potjes die met belastinggeld worden gevuld om banken overeind te houden. Daarom ben ik het ook eens met de eerste twee onderdelen van de motie van de heer Harbers, die gaan over het vergroten van de bail-in en het hanteren van dezelfde regels, zodat banken zelf de rekening betalen.

Echter, naar mijn idee is er in de motie van de heer Harbers een misverstand geslopen. De resolutiefondsen worden gevuld met geld van de banken. De gedachte is dat het geld dat de banken bij elkaar sparen, kan worden ingezet, zodat ze zelf de rekening kunnen betalen als het fout gaat. De paradox in deze motie is dat het risico weer veel groter wordt, dat het geld niet bij de banken wordt gehaald maar alsnog, direct of indirect, bij de belastingbetaler. Daarom vind ik de nu door de VVD en het CDA ingezette lijn heel onverstandig. Daarmee span je het paard achter de wagen en los je het probleem juist niet op.

Bovendien, zo zeg ik tot slot, betekent het herintroduceren van veto's bij dit soort belangrijke beslissingen over het al dan niet failliet laten gaan van banken naar mijn idee dat het risico levensgroot is dat een aantal landen in de toekomst zal zeggen: aan mijn banken mag je niet komen. Dan zitten we weer in dezelfde situatie als in 2008 en zijn we geen stap opgeschoten.

De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Harbers. Ik teken wel aan dat we het AO niet gaan overdoen.

De heer Harbers (VVD):
De heer Koolmees schetst het risico dat regeringen zeggen: je mag niet aan mijn banken komen. Daarvan heb ik zonet klip-en-klaar gezegd dat dit bij aanvang goed geregeld zou moeten worden. Het risico dat ik juist probeer af te dekken, is dat we straks een goede bankenunie hebben met een goed SRM dat precies doet wat de heer Koolmees zegt maar waarin Nederland, omdat het tot een minderheid behoort, na een paar jaar niet meer kan ingrijpen als een meerderheid van landen eigenlijk vindt dat het met de spelregels wel een tandje minder kan en dat politici wel weer iets te zeggen moeten hebben op het moment dat een bank in resolutie gaat. Dat is het risico dat ik probeer te verhinderen. Volgens mij is dat risico groter dan het risico dat de heer Koolmees ziet, maar daar hoor ik graag zijn reactie op.

De heer Koolmees (D66):
De heer Harbers en ik maken een andere inschatting van het risico. Ik denk dat je juist politieke inmenging voorkomt door het te beleggen bij een Europees onafhankelijk instituut en het zo van tevoren goed te regelen. Ik vergelijk het bijvoorbeeld met de ECB, de Europese Centrale Bank, die ook een duidelijk mandaat heeft, dat zonder politieke inmenging tot stand komt. Juist als we nu al in de regels nationale veto's gaan inbakken, weet ik één ding zeker: dan hebben we over vijf jaar weer dezelfde discussie.

De voorzitter:
Helder, dank u wel. Is de minister reeds in staat om beide moties te becommentariëren? Ik zie een zuinig ja, maar het is toch een ja. Het woord is aan de minister van Financiën.


Termijn antwoord

Minister Dijsselbloem:
Voorzitter. Het zuinige ja kwam eruit voort dat ik nog aan het nadenken was over de laatste gedachtewisseling tussen de leden van uw Kamer. Daarover gaat ook een beetje mijn probleem met de motie van de leden Harbers, Merkies en Van Hijum, op stuk nr. 1100. Dat is op zichzelf een interessante ondertekening, maar dit terzijde. Die zegt misschien ook iets over de intenties van deze motie, en daarin zit mijn zorg. We zitten namelijk wel op een moment waarop we ons moeten afvragen: gaan we nu een bankenunie met elkaar oprichten of niet? Je zou deze motie op twee manieren kunnen lezen, namelijk als "ja, maar op een goede manier", maar eigenlijk ook als "nee". Dat is inderdaad het punt waarover zojuist ook de gedachtewisselingen met de heer Koolmees gingen. Voor wat betreft de bail-in is er breed draagvlak in de Kamer en sta ik vooraan als het gaat om de regels rond het terugleggen van de risico's van de banken bij de eigenaren, de beleggers in de banken. Ik sta vooraan om dat goed te regelen. De eerste twee strofen beschouw ik dus zeker als een uitgangspunt en als een ambitie. Wij proberen daarop zo ver mogelijk te komen.

Op het punt van de fondsen zit het probleem. Een stelsel met nationaal afgebakende fondsen is namelijk echt iets anders dan datgene waar het kabinet nu op inzet, ideeën over ontwikkelt en draagvlak voor zoekt. Wij werken namelijk toe naar een Europees fonds, maar met daarbinnen primair nationale compartimenten. Dat wil zeggen dat de middelen die Nederlandse banken storten in het fonds ook zodanig geoormerkt worden en in de eerste plaats worden benut als Nederlandse banken in de problemen komen. Als dat echter gescheiden compartimenten worden, wat is dan de toegevoegde waarde ten opzichte van sec gescheiden nationale fondsen? Dan heeft de heer Koolmees gelijk, zeker wat betreft de eerste jaren, waarin de compartimenten nog niet volledig gevuld zullen zijn. Bij een beetje bankencrisis is het compartiment leeg en gaat de rekening weer naar de publieke zijde. En dat is toch wat we met elkaar willen voorkomen; zie de eerste twee strofen van de motie.

Ik heb daar dus mijn bedenkingen bij. Ik denk dat we een stelsel moeten maken waarin er primair nationale middelen zijn voor nationale problemen. Ik bedoel daarmee nationale middelen opgebracht door de sector zelf. Het gaat niet om publiek geld; het gaat om middelen bijeengebracht door de sector zelf. Die middelen worden, als bail-in maximaal is uitgeput, primair gebruikt voor nationale problemen. Er moet een mogelijkheid zijn voor de compartimenten om elkaar bij te staan om zo een extra buffer te vormen. Uiteindelijk zullen nationale overheden de backstop moeten vormen. Op de langere termijn, als we de fase van legacy-problemen, dus problemen uit het verleden, hebben verwerkt, het stelsel goed hebben neergezet en de banken hebben gekapitaliseerd, zouden we een doorstart kunnen maken naar een echt Europees resolutiefonds, waarin de banken gezamenlijk inbetalen en zonder compartimenten en zonder scheiding een echt Europees fonds zouden kunnen vormen. Maar goed, dat gaan we nu nog niet regelen. Ik denk dat we daar in een latere fase op terug zullen komen. Ik heb dus bedenkingen bij het element van de strikt nationaal afgebakende fondsen, achter het derde gedachtestreepje van de motie. Ik denk dat we daarmee eigenlijk zouden zeggen dat we geen single resolution mechanism van de grond willen tillen.

Het voorgaande impliceert dat er ook geen nieuwe achtervang voor het ESM hoeft te worden gecreëerd. Op zich is dat waar, als we allemaal maar weten dat de mogelijkheid al bestaat om vanuit het ESM landen die hun eigen problemen niet kunnen opvangen te voorzien van een bankenprogramma, en dat er wordt gewerkt aan het instrument van directe herkapitalisatie van banken onder strikte voorwaarden. Op politieke hoofdlijnen hebben we daarover al een halfjaar geleden overeenstemming bereikt. Een van die strikte voorwaarden is dat er, als daarop een beroep wordt gedaan, altijd eerst een diepe bail-in plaatsvindt.

Nu het vijfde gedachtestreepje, waarachter staat dat te allen tijde of onder alle omstandigheden zeggenschap moet worden behouden. Hierover moeten we geen misverstand laten ontstaan. Het is nu onze inzet om een deel van de voorstellen die over het fonds en dus ook over de vulling van het fonds gaan, onder artikel 352 te brengen. Het overige deel zal dan onder artikel 114 worden gebracht. Artikel 114 impliceert besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid, artikel 352 bij unanimiteit. Nederland behoudt dus onder alle omstandigheden zeggenschap. Maar het is wel de Europese Unie, wat betekent dat we die zeggenschap niet in ons eentje hebben; alleen op de onderdelen waarop unanimiteit van toepassing is. Ik heb het wel vaker gezegd: unanimiteit heeft een groot voordeel en een groot nadeel; het grote voordeel is dat je iets kunt tegenhouden wat je echt niet wilt, het grote nadeel is dat iedereen dat kan. Je kunt daar vaak fors last van hebben.

Ten slotte het belangrijke punt van de informatiepositie van het Nederlandse parlement. Zoals het hier is geformuleerd, lijkt het me prima. We moeten ons wel realiseren dat we bevoegdheden op het gebied van resolutie, die nu nog aan onder andere de Nederlandse minister toekomen, echt overdragen aan een Europese resolutieautoriteit. Beslissingen over de vraag of ook een grote Nederlandse bank in resolutie moet worden genomen, zijn in de toekomst dan niet meer sec aan de Nederlandse minister en de Nederlandsche Bank; die bevoegdheid gaat over naar die Europese autoriteit. Daaraan kunnen implicaties zitten voor de inzet van middelen uit het Europese resolutiefonds, hoe we dat ook inrichten. Als we dat met elkaar realiseren, is de backstop nationaal. Er kan natuurlijk geen nationaal geld worden ingezet zonder de goedkeuring van het Nederlandse parlement. Dus met deze kanttekening, dat daarover geen misverstanden kan ontstaan: hiermee dragen we wel bevoegdheden over. Als we dat niet willen, moeten we dat in een motie zetten.

Met die kanttekening en met die uitleg laat ik het oordeel over aan de Kamer. Ik zeg hier bij voorbaat bij dat ik het punt van de formulering van het fonds, zo hard als het er nu in staat, niet kan uitvoeren.

De voorzitter:
Ik heb nog een tweede motie voor u, minister.

Minister Dijsselbloem:
Dat is een heel interessante motie van de leden Klaver en Merkies, op stuk nr. 1101. Deze motie suggereert dat er een grote spanning bestaat tussen het werken aan financiële soliditeit en het op orde brengen van economieën en werkloosheid. Ik heb daar problemen mee. Ik ben ervan overtuigd dat voor landen in Europa die nu in een programma zitten, de werkloosheid mede wordt veroorzaakt door ondeugdelijke financiering, grote begrotingsproblemen en het simpele feit dat die landen geen toegang meer hebben tot financiële markten om überhaupt nog hun staatshuishouding te kunnen financieren. Er is echt samenhang tussen die dingen. De redenering in de motie, ook in de tweede overweging, is dat daar een grote spanning tussen zit. We zullen aan beide moeten werken en dat doen we ook. Zoals bekend wordt er inmiddels heel veel geïnvesteerd in de aanpak van de jeugdwerkloosheid. Daarvoor worden Europese middelen vrijgemaakt. Een steeds groter programma van de Europese Investeringsbank probeert kredieten steeds meer gericht beschikbaar te stellen om zo de economie in de eurozone te ondersteunen. Daar gebeurt dus heel veel aan.

Over de norm het volgende. Het concept vind ik goed en interessant, maar ik zou weleens willen weten welke norm het moet zijn. Ik geloof dat de werkloosheid in Oostenrijk op dit moment 4,8% is. In sommige landen in het Zuiden is die ongelooflijk hoog. De jeugdwerkloosheid gaat richting de 60%. Dus zegt u maar welke norm het zou moeten zijn, nog los van hoe je het vervolgens zou moeten instrumenteren. Mijn grootste bezwaar tegen de motie is dat er een tegensteling wordt gecreëerd tussen prudent financieel en begrotingsbeleid en het wegwerken van hoge werkloosheid. Derhalve ontraad ik de motie.

De voorzitter:
We hebben nog vijftien seconden voor een enkele vraag van de heer Klaver.

De heer Klaver (GroenLinks):
Als de minister zo'n groot probleem heeft met de overweging die in de motie staat, dan zijn we natuurlijk meer dan bereid om die te schrappen. Als antwoord op zijn vraag welke norm we dan zouden moeten kiezen, kan ik verwijzen naar wat er in het dictum staat. Daarvoor zouden we moeten kijken naar wat er gepast bij is. We hebben in ieder geval al twee opties, weggelegd door de PvdA. We zouden kunnen kiezen voor 7% of voor 5%, maar laten we daar dan nog even met elkaar over nadenken. Deze motie geeft de richting aan die we met elkaar op willen. Als het grootste bezwaar is gelegen in de overweging, dan zijn we meer dan bereid om die aan te passen.

De voorzitter:
Dus u gaat met een nieuwe versie komen. Ik wijs er wel op dat we vanmidag om kwart over twee gaan stemmen over deze motie. U moet dan dus wel heel snel zijn.

Minister Dijsselbloem:
Het is natuurljk aan de indieners om met een nieuwe motie te komen, maar zoals die er nu ligt, zou ik die willen ontraden.

De heer Klaver (GroenLinks):
Als we ervoor zorgen dat in die overweging niet meer die tegenstelling is opgenomen zoals de minister die daarin ziet, dan kan hij, naar ik aanneem, de motie wel positief beoordelen.

De voorzitter:
Het werkt over het algemeen niet zo goed dat wij hier een beetje gaan wheelen en dealen met teksten. Ik ga ervan uit dat de minister toch de eindversie wil zien.

De heer Klaver (GroenLinks):
Het is heel gemakkelijk; we schrappen de eerste overweging.

De voorzitter:
Ik zie maar één overweging in de motie.

Minister Dijsselbloem:
De heer Klaver dwingt mij dan te reageren op een motie die ik niet ken, maar de kern van mijn bezwaren blijft eigenlijk overeind. In het dictum van de motie zit namelijk dezelfde spanning. Als je er heel precies naar kijkt staat er ook nog eens dat de werkgelegenheidsnorm — welke norm? — een primaire rol moet spelen bij de aanbevelingen die zien op de buitensporigtekortprocedure. Daar heb je die spanning weer. Wat daar staat is eigenlijk: je moet niet werken aan je tekort als dat leidt tot werkloosheid. Mijn stelling is dat het voor de financiële houdbaarheid op de lange termijn — ik dacht ook dat GroenLinks altijd geïnteresseerd was in houdbare groei — echt cruciaal is dat buitensporige tekorten in alle landen worden weggewerkt zodat landen weer financierbaar zijn en hun eigen welvaarts- en verzorgingsstaat weer kunnen financieren en weer zelf kunnen investeren in de structuur van hun econome. Die situatie is er nu niet. Er is dus geen tegenstelling tussen beide elementen en er zal aan beide moeten worden gewerkt.

De voorzitter:
Het blijft dus ontraden, neem ik aan.

Minister Dijsselbloem:
Ja.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik dank de minister voor zijn aanwezigheid. Vanmiddag om kwart over twee zal gestemd worden over beide moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Bedrijfslevenbeleid

Bedrijfslevenbeleid

Aan de orde is het VAO Bedrijfslevenbeleid (AO d.d. 19/11).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Een hartelijk woord van welkom aan de minister. Er zijn vijf deelnemers aan dit debat, van wie er twee gaan spreken.

Mevrouw Lucas (VVD):
Voorzitter. De Kamer heeft een rondetafelgesprek georganiseerd over het toegepast onderzoek en dan met name over de oneerlijke concurrentie die er zou zijn. Daarover dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de visie toegepast onderzoek wordt voorgesteld te komen tot uniformering in de uitvoering en organisatie van de TO2-organisaties;

overwegende dat de problemen rond ongewenste concurrentie richting private partijen zich met name rond TNO en DLO voordoen;

voorts overwegende dat de neiging tot uniformiseren ten koste zou kunnen gaan van de instituten met een goedlopende governance en samenwerking met het bedrijfsleven, zoals Deltares, Marin en het NLR;

verzoekt de regering, in gesprek met TNO en DLO de problemen binnen deze organisaties ten aanzien van oneerlijke concurrentie, bijvoorbeeld door het gevoerde beleid ten aanzien van intellectueel eigendom en de preferente positie binnen het topsectorenbeleid, aan te pakken en daarbij de werkwijze van Marin, Deltares en NLR als uitgangspunt te nemen;

verzoekt de regering tevens, de rol, positie en wijze van financiering van de TO2-organisaties, in relatie tot de rest van het wetenschapssysteem, mee te nemen in de nog op te stellen visie wetenschap, indien de uitkomsten van het ibo wetenschap daartoe aanleiding geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Lucas. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 94 (32637).

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. We hebben inderdaad een rondetafelgesprek gehad, waar spanning bleek te zitten tussen private en publieke organisaties. Het CDA vindt het ontzettend belangrijk dat er publieke organisaties zijn zoals TNO en DLO. Ik kan me vinden in de lijn van de motie van mevrouw Lucas. Wel wil ik helderheid van de minister hebben. Als het aan de CDA-fractie ligt, moeten we niet de indruk wekken dat deze organisaties niet de goede dingen zouden doen. Een aantal dingen gaan niet goed. Die moeten worden verbeterd, eventueel door zo'n gesprek. Op zichzelf zijn het echter belangrijke organisaties voor onze samenleving, zeker op het gebied van innovatie. Dat hebben we op dit moment hard nodig. Ik ben heel benieuwd naar de reactie van de minister op dit punt.

De voorzitter:
Er is een korte vraag van mevrouw Lucas.

Mevrouw Lucas (VVD):
Geen vraag, voorzitter, maar een duiding. Ik ben het volkomen met mevrouw Mulder eens.

De voorzitter:
Een pak van ons aller hart. We gaan luisteren naar de minister.


Termijn antwoord

Minister Kamp:
Mijnheer de voorzitter. Er is een motie ingediend die drie elementen bevat. Het kabinet moet met betrekking tot TNO en DLO het beschermen van het intellectueel eigendom aanpakken. Het kabinet moet met betrekking tot TNO en DLO de vermeende preferente positie binnen het topsectorenbeleid aanpakken. Het kabinet moet de rol, de positie en de wijze van financiering van instellingen voor toegepast onderzoek, waarvan TNO en DLO de twee grootste zijn, meenemen in de op te stellen visie wetenschap. Laat mij alstublieft kort op deze drie punten ingaan, mijnheer de voorzitter.

Het is goed om hierover met de Kamer te spreken, want TNO en DLO zijn twee zeer grote organisaties, waar 6.000 mensen werken die bezig zijn met toegepast onderzoek en innovatie. In onze economie hebben we het op dit moment absoluut nodig om daarvan optimaal te profiteren. Het creëren van onrust en onduidelijkheid binnen deze organisaties is het laatste waaraan we behoefte hebben, ook omdat in zo'n situatie de aandacht van de mensen naar reorganisatieperikelen gaat in plaats van naar het belangrijke werk dat ze voor de samenleving moeten doen.

Ik begin met het aanpakken van het intellectueel eigendom. In de Europese richtsnoeren wordt uitgegaan van het principe dat het intellectueel eigendom bij de onderzoeksorganisatie berust. In het beleid in Europees verband met betrekking tot innovatie wordt ervan uitgegaan dat als er iets wordt ontwikkeld, het intellectueel eigendom in die ontwikkelfase bij de onderzoeksorganisatie terechtkomt. Wij willen publiek-private samenwerking organiseren. Wij willen dat er publiek-privaat wordt samengewerkt op het punt van fundamenteel onderzoek zodat bedrijven uiteindelijk goede producten op de markt kunnen zetten. Het is voor die publiek-private samenwerking cruciaal dat juist die onderzoeksorganisaties dat intellectueel eigendom kunnen vastleggen, niet om dat voor zichzelf te behouden maar juist — en dat hebben wij ook vastgelegd in onze beleidsvisie — omdat dat intellectueel eigendom zo gauw en zo laagdrempelig mogelijk overgedragen moet worden aan bedrijven. Dat betekent dus dat het intellectueel eigendom bij die onderzoeksorganisatie ligt tijdens het onderzoek, maar daarna moeten er producten gemaakt worden door bedrijven en moet het intellectueel eigendom op een laagdrempelige manier overgaan. Dat is onze lijn en die zijn wij nu nader aan het uitwerken. Wij doen dat onder andere door de verschillende werkwijzen van de verschillende instituten voor toegepast onderzoek te vergelijken en dat geheel tegen het licht te houden. Op die manier doen wij dat. Ik denk dat wij dat dus absoluut niet moeten gaan aanpakken. Wij moeten doorgaan langs de verstandige lijn die wij ingezet hebben, die overeenkomt met de lijn van de Europese Commissie en die nodig is om publiek-private samenwerking te laten slagen. Daarvoor zijn wij nu de nodige dingen aan het regelen.

Het tweede punt gaat over de preferente positie van TNO en DLO binnen het topsectorenbeleid die aangepakt zou moeten worden. De huidige positie van onze instituten voor toegepast onderzoek is historisch gegroeid en dat is een feitelijk gegeven. Je kunt best nadenken over andere modellen — in andere landen zijn er ook wel andere modellen — maar dit is Nederland en dit is wat hier gegroeid is. Die instituten zijn onderdeel van een groot geheel, de Nederlandse netwerken. Ik denk dat juist op dit moment daarin onrust en afleiding creëren het laatste is waaraan wij op dit moment in Nederland behoefte hebben. Ik wil TNO en DLO helemaal niet aanpakken maar ik wil ze op een zuivere wijze hun nuttige rol laten vervullen. Bij dat toegepaste onderzoek heb je een splitsing. Het precompetitieve, vernieuwende onderzoek kan door instellingen als TNO en DLO gedaan worden. Daarvoor heb je heldere gedragsregels nodig. Dat moet vooraf transparant gemaakt worden. Er moet een toezichtcommissie zijn, er moet een klachtenprocedure zijn en er moeten afspraken gemaakt worden met private partijen. Dat moeten wij dus zo houden, zodat het precompetitieve werk echt door die instellingen gebeurt. Daarnaast heb je het werk dat meer gericht is op bedrijven en op het toepassen van onderzoeksresultaten bij bedrijven. Dat is iets dat echt door private kennisinstellingen gedaan moet worden. Wij houden die beide dingen dus uit elkaar. Ik heb aan de Kamer in het AO toegezegd dat ik voor de jaarwisseling met een brief kom over de manier waarop ik dat allemaal ga implementeren. Dit is door mij allemaal toegelicht in het algemeen overleg. Het is met de Kamer besproken en de Kamer heeft daar een opvatting over gegeven. Ik ga dit dus uit elkaar houden en implementeren. Rond de jaarwisseling kom ik bij de Kamer met de uitwerking daarvan. Daar heb ik absoluut geen motie voor nodig. Een motie die mij verder zou willen laten gaan dan ik al doe, dan ik al met de Kamer heb besproken en dan ik nog verder zal toelichten zou slecht zijn voor TNO en DLO. Het zou slecht zijn voor het toegepast onderzoek en ook voor het Nederlandse bedrijfsleven.

Volgens het derde punt zouden wij de instellingen voor toegepast onderzoek moeten meenemen in de visie wetenschap. De Kamer heeft medio dit jaar onze beleidsvisie op het toegepast onderzoek gekregen en wij werken nu op basis van deze beleidsvisie uit hoe wij in de praktijk het fundamenteel en toegepast onderzoek nog beter op elkaar kunnen laten aansluiten. Dat doen wij samen met OCW, mbo en VSNU, dus met alle partijen die daarbij betrokken zijn. Daarbij zorgen wij ervoor het fundamenteel onderzoek en het toegepast onderzoek op een goede manier te organiseren en uit elkaar te houden. Dat staat allemaal in die visie verwoord. Dat nu weer ter discussie stellen in een nog op te stellen nieuwe visie zorgt opnieuw voor onrust in moeilijke omstandigheden, terwijl iedereen om duidelijkheid en continuïteit vraagt. Dus ik ben niet van plan om dat te gaan doen. Ik vraag de Kamer om dit de onderzoekers en het bedrijfsleven niet aan te doen. Creëer geen onrust en geen onzekerheid en wees voorzichtig met de aansluiting van het fundamentele onderzoek op het toegepast onderzoek. Wees voorzichtig met het evenwicht dat wij nu kunnen creëren tussen het precompetitieve en vernieuwende toegepaste onderzoek aan de ene kant en het competitieve onderzoek dat door private kennisinstellingen gedaan kan worden aan de andere kant. Wij hebben in ons land die hele keten van fundamenteel onderzoek, universiteiten, TO2 ofwel de instituten voor toegepast onderzoek, private kennisinstellingen en bedrijfsleven in de loop van een aantal jaren ontwikkeld. De keten is zorgvuldig opgebouwd en sluit aan bij de situatie die ook in ons bedrijfsleven is gegroeid. Ik zie dingen die daarin verbeterd kunnen worden. Ik heb aan de Kamer aangegeven hoe ik dat wil doen. Waar wij nu vooral behoefte aan hebben, is duidelijkheid en continuïteit. Ik ga voor beide zorgen en ik heb daar graag de steun van de Kamer voor. Ik ontraad daarom deze motie.

De voorzitter:
Dat is dan helder. Er zijn nog wat vragen. Om elf uur, over zes minuten, begint het volgende VAO.

Mevrouw Lucas (VVD):
Ik wil even reageren op het advies van de minister. Het is niet mijn bedoeling om onrust te zaaien. Dat is nooit mijn bedoeling, maar er zijn problemen ten aanzien van oneerlijke concurrentie. Zo wordt het althans door private bedrijven gevoeld. Ik wil niet TNO en DLO aanpakken, maar ik wil de problemen rond oneerlijke concurrentie aanpakken, bijvoorbeeld bij het beleid rond intellectueel eigendom. Ik zeg niet dat deze organisaties nooit meer hun intellectueel eigendom mogen beschermen, maar je ziet wel dat er op een verschillende manier mee wordt omgegaan. MARIN en Deltares vragen nauwelijks octrooi en patent aan, TNO en DLO wel. Ik vraag de minister om de goed werkende governance van MARIN en Deltares als uitgangspunt te nemen in de gesprekken. Ik zeg niet dat de minister deze organisaties zou moeten verbieden om ooit nog hun intellectueel eigendom te beschermen.

Ook ten aanzien van het verzoek rond de rol, positie en financiering van de TO2-organisaties is het uitdrukkelijk niet mijn bedoeling om onrust te creëren. Het is wel zo dat er een visie wetenschap wordt opgesteld. Er is een IBO aan de gang over het hele wetenschapsbeleid. Het zou natuurlijk kunnen zijn dat daar een model uitkomt dat ook van invloed is op de TO2-organisaties. Ik vind het dan wel handig dat wij ook dat kunnen bespreken en dat die organisaties worden meegenomen. Ik zeg niet dat ik het gevoerde beleid rond toegepast onderzoek niet steun. Maar als het IBO daartoe aanleiding geeft, moeten wij het bij de visie wetenschap kunnen betrekken.

Minister Kamp:
Ik ben blij dat het niet de bedoeling van mevrouw Lucas is om onrust te creëren, maar het kan wel zo zijn dat het zo uitpakt. Als zij stelt dat sprake is van oneerlijke concurrentie door het beschermen van intellectueel eigendom en een preferente positie binnen het topsectorenbeleid, dan zit zij volgens mij gewoon mis. Ik heb aangegeven hoe het intellectueel eigendom in elkaar zit. Daar is helemaal geen sprake van oneerlijke concurrentie. Dat intellectueel eigendom wordt op een heel zorgvuldige manier binnen de Europese kaders geregeld. Er wordt voor gezorgd dat het in de onderzoeksfase goed geborgd is en daarna tegen redelijke voorwaarden terechtkomt bij de bedrijven. We hebben dat heel netjes geregeld. Als je dan toch zegt dat er sprake is van oneerlijke concurrentie en dat die aangepakt moet worden, creëer je onrust.

Hetzelfde geldt voor de preferente positie binnen het topsectorenbeleid. Het fundamentele onderzoek kent twee verschillende stromen. Een deel is echt precompetitief en vernieuwend. Het bedrijfsleven zit daar niet bij, omdat daar niet meteen geld te verdienen is. Je loopt daar grote risico's, omdat er nog dingen uitontwikkeld moeten worden. Dat is ook de reden waarom we die mede publiek gefinancierde kennisinstellingen in het leven hebben geroepen. Die doen dat werk, zodat al het andere onderzoekswerk gedaan kan worden door private instellingen.

Je moet natuurlijk oppassen dat die mede publiek gefinancierde kennisinstellingen het bedrijfsleven oneerlijke concurrentie aandoen. Ik heb echter al aangegeven hoe je dat onderzoek moet splitsen. Verder heb ik ervoor gezorgd dat alles van tevoren transparant is en dat op de website te zien is wat ze het volgende jaar gaan doen. Als iemand het daarmee niet eens is, kan men gebruikmaken van de klachtenprocedure. Ik heb er ten slotte ook voor gezorgd dat een commissie het allemaal in de gaten gaat houden en dat de sfeer zo is dat er met private bedrijven convenanten worden afgesloten over de praktische uitwerking.

We hebben het dus allemaal al geregeld. En als je dan opeens zegt dat er sprake is van oneerlijke concurrentie die aangepakt moet worden, dan creëer je onrust en daar hebben we op dit moment echt geen behoefte aan.

De heer Verhoeven (D66):
Met de laatste zinnen van de minister ben ik wel blij. Ik vind het een moeilijk punt, want ik zie wel degelijk het gevaar van oneerlijke concurrentie. Dat gevaar bestaat nu eenmaal als je een instelling met een preferente positie subsidie geeft en niet uitsluit dat die instelling vervolgens de markt opgaat om onderzoeksopdrachten binnen te halen. Dat gevaar is er wel degelijk en ik heb er in het verleden dan ook een punt van gemaakt.

De minister zegt nu eigenlijk dat hij dat probleem ook ziet. Hij ziet ook het gevaar dat organisaties die overheidsgeld krijgen, vervolgens de markt opgaan. In zijn laatste zinnen zegt hij daarom dat hij er ook iets aan doet.

De voorzitter:
En uw vraag is?

De heer Verhoeven (D66):
Ziet de minister in ieder geval het probleem? Ik vraag dat, omdat ik mij niet kan voorstellen dat de minister het terecht door mevrouw Lucassen aangekaarte probleem niet onderkent.

Minister Kamp:
Ik heb in een overleg met de Kamer gezegd dat het nodig is om die principiële scheiding bij het fundamentele onderzoek heel helder vast te leggen. Ik heb daaraan toegevoegd dat we vervolgens moeten bekijken hoe zo'n instelling daar in de praktijk mee omgaat. Dat lijkt mij voldoende garantie.

In het jaar voorafgaand aan het jaar dat het onderzoek gaat lopen, moet een instelling op haar website aangeven wat men van plan is te gaan doen. Iedereen kan dan met eigen ogen volgen wat men daar doet en beoordelen of dat wel juist is. Als het vervolgens in de praktijk toch niet goed blijkt te gaan, dan is er een klachtenprocedure en wordt het beoordeeld door een commissie. Dit moet allemaal nog in de praktijk gaan werken en als straks blijkt dat het niet goed werkt, dan gaan we nog een stap verder. Ik zeg tegen de heer Verhoeven dat het bij dat fundamentele onderzoek uit elkaar wordt gehouden en dat er geen sprake zal zijn van oneerlijke concurrentie.

Wij hebben net een periode met 2,5% economische krimp achter de rug. We weten allemaal dat we heel hard aan innovatie moeten werken om uit de crisis te komen. Verder is het een historisch gegroeide situatie dat Nederland heel sterke kennisinstellingen heeft. Bij TNO en DLO werken 6.000 man! We hebben er echt groot belang bij dat die 6.000 mensen zich focussen op alles wat er moet gebeuren voor het bedrijfsleven en de economie. Ik wil daarom geen onnodige onrust en dat is de reden waarom ik de aanneming van de motie ontraad.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Tot zover dit VAO. Ik bedank de minister voor zijn aanwezigheid en zijn uitgebreide uitleg.

Dinsdag stemmen wij over de motie.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mantelzorg en vrijwilligerswerk

Mantelzorg en vrijwilligerswerk

Aan de orde is het VAO Mantelzorg / Vrijwilligerswerk (AO d.d. 14/11).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris. Aan dit korte VAO doen acht leden mee; naar verwachting zullen zes daarvan het woord voeren. We zitten op een strak schema vandaag. De eerste spreker is mevrouw Agema van de Partij voor de Vrijheid. Ik teken nog even aan dat dit VAO om 11.20 uur moet zijn afgerond.

Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter. Als je als kind te maken krijgt met een ouder die in een rolstoel zit, dan zorgt dat ervoor dat je veel extra klusjes in en om het huis moet doen. Het is wat anders als er een indicatiestelling is. Dan krijgt vader of moeder hulp in de huishouding. Alleen de aanwezigheid van een kind in het gezin zorgt er echter voor dat die huishoudelijke hulp niet wordt gegeven. Ik vind dat een slechte zaak en dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Richtlijn indicatieadvisering hulp bij het huishouden de aanwezigheid van kinderen vanaf 5 jaar in een huishouden aanleiding kan zijn tot het niet-indiceren van huishoudelijke hulp;

van mening dat kinderen van bijvoorbeeld gehandicapte ouders al veel meer hand- en spandiensten doen, zoals het opendoen als er wordt aangebeld, kopjes, pennen of de krant aanreiken of de tafel afnemen;

van mening dat de aanwezigheid van kinderen tussen de 5 en 15 jaar in een gezin niet mag leiden tot het niet-indiceren van huishoudelijke hulp;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat de aanwezigheid van kinderen in een huishouden pas vanaf de leeftijd van 15 jaar mag worden meegenomen in de indicatiestelling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30 (30169).

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. De motie die is ingediend door mevrouw Agema, waarin staat dat kinderen niet geacht moeten worden om huishoudelijke taken te doen en dat hun aanwezigheid geen reden mag zijn om huishoudelijke verzorging af te wijzen, steun ik volledig. De staatssecretaris heeft gezegd dat kinderen geacht mogen worden om hun kamer op te ruimen en af te wassen. Dat is waar. Dat is echter nooit de basis voor een aanvraag voor hulp in de huishouding: de kamer van kinderen opruimen of de afwas doen. Het is een drogreden om dit te gebruiken om kinderen in te zetten als goedkope hulp terwijl er professionele ondersteuning nodig is.

Het probleem is evenwel groter. Dat betreft niet alleen de Wmo waarin kinderen en mantelzorgers worden gebruikt om indicaties af te wijzen. Dat gebeurt ook in de AWBZ. Wij komen daarom tot de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het protocol gebruikelijke zorg geldt bij een aanvraag voor AWBZ en/of Wmo-zorg;

constaterende dat dit ervan uitgaat dat de mantelzorger een deel van de indicatie uit moet voeren;

van mening dat een aanvraag voor AWBZ en/of Wmo-zorg pas volgt als de mantelzorger het niet meer redt zonder professionele ondersteuning;

verzoekt de regering, het protocol gebruikelijke zorg te laten vervallen bij de toekenning van zorgindicaties, zowel in de AWBZ als in de Wmo,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31 (30169).

Mevrouw Leijten (SP):
Ik dien nog een andere motie in hoewel ik het jammer vind dat dit een motie moet worden. Het had ook gewoon kunnen worden toegezegd in het debat.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mantelzorgondersteuning een gemeentelijke taak in het kader van de Wmo is;

constaterende dat niet bekend is of en, zo ja, hoe gemeenten dit beleid vormgeven;

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar het mantelzorgondersteuningsbeleid van gemeenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32 (30169).

Mevrouw Bergkamp (D66):
Voorzitter. De fractie van D66 heeft veel waardering voor de 2,5 miljoen Nederlanders die vaak naast hun drukke baan zorg en ondersteuning geven. Eén op de vier volwassenen in Nederland ondersteunt iemand in de directe omgeving die zorg nodig heeft. Ook zijn er 420.000 zorgvrijwilligers die ouderen, verslaafden, zieken of mensen met een beperking helpen. Dat is mooi en ik vind ook dat wij dat als samenleving moeten waarderen.

Ik ben blij met de uitspraak van de staatssecretaris dat mantelzorg nooit een verplichting mag zijn. Ik ben ook tevreden met de toezegging dat hij de positie van jeugdige mantelzorgers onder de aandacht gaat brengen van de gemeente. Ik hoor in het eerste kwartaal graag wat daaruit komt. Ik ben ook benieuwd naar de reactie op de motie van mevrouw Agema op stuk nr. 30.

Ik ben blij dat we volgend jaar de uitkomst krijgen van het SCP-rapport.

Tot slot is het voor mijn fractie belangrijk dat de voors en tegens van het mantelzorgcompliment op een rij worden gezet door Mezzo en de VNG. We horen daar heel veel dingen over en ik zou deze inhoud graag betrekken bij de behandeling van de nieuwe Wmo.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Voorzitter. 50PLUS is blij met de aandacht voor de mantelzorger. We hebben echter wel veel zorgen over de groeiende groep oudere mantelzorgers. Overvraag hen alsjeblieft niet! Mantelzorg voor een zieke, soms dementerende partner is immers een zware taak. Ouderenmishandeling of uitval van de mantelzorger kan hiervan het gevolg zijn, met dubbele zorgkosten tot gevolg. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat verlenen van mantelzorg een zware taak is;

overwegende dat dit met name voor ouderen die zorgen voor hun zieke partner het geval is;

overwegende dat het aantal oudere mantelzorgers zal toenemen, met het oog op de vergrijzing en de extramuralisering van een deel van de langdurige zorg;

van mening dat ten koste van alles voorkomen moet worden dat oudere mantelzorgers uitvallen, omdat dat leidt tot veel hogere zorgkosten;

verzoekt de regering, bij de nadere uitwerking van de Agenda Informele Zorg en Ondersteuning voor de Toekomst expliciet aandacht te hebben voor de ondersteuning van de oudere mantelzorgers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Baay-Timmerman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33 (30169).

De heer Rutte (VVD):
Mevrouw Baay focust wel heel erg op de toenemende vraag naar oudere mantelzorgers. Zal er überhaupt niet meer vraag zijn naar mantelzorg en vrijwilligerswerk, gezien de ontwikkelingen die we maatschappelijk doormaken? Zou de extra aandacht die er zou moeten zijn voor mantelzorgers zich niet alleen maar op de oudere mantelzorger moeten richten maar op alle mantelzorgers? Dat zijn bijvoorbeeld jonge mantelzorgers over wie we ons zorgen maken, werkende mantelzorgers en uiteraard ook de oudere mantelzorgers.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
In principe is dat correct. De aandacht betreft ook niet uitsluitend de oudere mantelzorger. Het gaat hier om de oudere mantelzorger die ook nog voor zijn partner moet zorgen. Er is relatief meer uitval van die oudere mantelzorger dan van de jongere mantelzorger.

De heer Rutte (VVD):
Ik vind het toch een wat ingewikkelde redenering van mevrouw Baay. Zouden we niet juist specifiek de werkende mantelzorger moeten steunen die naast zijn werktaak ook nog een gezin heeft en een zorgtaak? Die mantelzorger heeft namelijk nog meer taken waardoor hij zou kunnen omvallen. Waarom wordt hier toch specifiek de keus voor ouderen gemaakt?

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Omdat de oudere zelf ook vaak te kampen heeft met kleine lichamelijke klachten, en ondanks dat de zorgtaak heeft voor de in veel gevallen dementerende partner. Dat is een dubbele zorg. Ik begrijp heel goed dat de mantelzorger die naast een baan de zorg heeft voor een ouder of voor kinderen, uiteraard een bepaalde druk voelt. Maar met name de oudere mantelzorger met een dementerende partner loopt op dit moment een enorm risico dat hij ook zelf uitvalt.

De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Een versterking van de positie van de mantelzorger en de vrijwilliger, een verlichting bieden in de overbelasting die er nu al voor veel mantelzorgers en vrijwilligers is, en het verbinden van de formele en de informele zorg, zijn doelstellingen die de staatssecretaris in het debat heeft uiteengezet. Daarvoor is tot onze vreugde heel brede steun in de politiek en ook in de samenleving. Het gaat er nu om, er voortvarend invulling aan te geven in de komende tijd. Met de extra 11 miljoen uit het Herfstakkoord kan er nog een extra impuls aan worden gegeven. Ik ben blij met de toezegging van de staatssecretaris dat wij voorafgaand aan de begrotingsbehandeling volgend jaar, dus tijdig voor de behandeling van de begroting voor 2015, een terugkoppeling krijgen hoe het in de praktijk werkt en hoe die extra middelen hebben uitgepakt, zodat wij daaruit lessen kunnen trekken met het oog op 2015. Ik vind het heel belangrijk dat het mantelzorgcompliment uitdrukkelijk daarbij wordt betrokken. De overdracht naar de gemeente mag er niet toe mag leiden dat dat tussen wal en schip zou vallen. Vanwege de voorgeschiedenis ben ik sowieso verplicht om er extra op te letten, omdat mijn voorganger Van der Vlies een belangrijke rol heeft gespeeld in de totstandkoming van het mantelzorgcompliment.

Tot slot. Wij hebben het nu over mantelzorg vanuit de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van VWS. Mag ik ervan uitgaan dat hij ook een waakhond zal zijn binnen het kabinet om, als er plannen zijn op het terrein van belastingen, Sociale Zaken en andere terreinen die van groot belang zijn voor de mantelzorger, hiervoor aandacht te vragen? Wil hij die rol daarin blijven vervullen?

De voorzitter:
Tot zover de termijn van de Kamer. Ik begrijp dat de staatssecretaris reeds in staat is om antwoord te geven en de vier moties te becommentariëren. Het woord is aan hem.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Van Rijn:
Voorzitter. Ik begin met de motie van mevrouw Agema. Het lijkt mij goed om eerst te spreken over de status van de indicatieadvisering hulp bij het huishouden. Deze indicatieadvisering heeft geen formele status, maar is een advisering die wordt gebruikt bij de indicaties. Als wij even precies kijken naar wat daar staat, dan praten wij over kinderen van 5 tot 12 jaar. Die worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden, bijvoorbeeld opruimen, de tafel dekken, afwassen en afdrogen. De aanwezigheid van kinderen van 5 tot 12 jaar is dus helemaal geen reden om geen huishoudelijke hulp toe te kennen als dat nodig is. Het gaat meer om een soort advisering: wat kun je in een gezin wel of juist niet van kinderen verwachten? Het gaat er eerder om dat je aangeeft dat je juist niet van kinderen moet verwachten dat ze allerlei zware huishoudelijke hulp gaan verlenen, maar dat ze naar eigen mogelijkheden erbij worden betrokken. Laten wij niet in de Kamer gaan regelen vanaf welke leeftijd je wel of niet kunt helpen met de tafel afruimen. Dat lijkt mij iets wat ter plekke moet worden bekeken. Dit advies — het is niet eens een richtlijn — gaat om de vraag hoe je naar zo'n situatie kijkt en is er juist op gericht om kinderen te beschermen. Om die reden wil ik de motie ontraden.

Mevrouw Agema (PVV):
Die richtlijn heeft weliswaar geen formele status vanuit VWS; hij wordt gewoon gebruikt. Maar de staatssecretaris kan bewerkstelligen dat hij wordt veranderd. Hij vindt het kennelijk normaal dat een kind van 5 ook een boodschap kan gaan doen, want dat staat ook in dat lijstje. Maar een kind van 5 heeft nog begeleiding nodig, kan niet lezen, heeft een oppas nodig en moet niet erop uit worden gestuurd voor een boodschap. De staatssecretaris vindt het kennelijk oké dat er geen huishoudelijke hulp wordt gegeven omdat er een kind in het gezin woont. Dat is waar het om gaat.

Staatssecretaris Van Rijn:
Nee, dat is niet waar het om gaat. Dit gaat om de vraag hoe je de situatie van een gezin beoordeelt. Het is heel normaal dat kinderen van een jaar of 12 weleens een keer de tafel afruimen of de was in de wasmand gooien. Dat heeft niets te maken met de vraag of een huishoudelijke hulp kan worden toegekend, ja of nee. Niemand zal zeggen dat kinderen van 5 boodschappen moeten doen. Dat staat er ook helemaal niet. Het gaat erom hoe je zo'n situatie kunt beoordelen. Ik vind het niet zo gek dat je, misschien juist ter bescherming van kinderen, zegt: kinderen onder de 5 doen helemaal niks en bij kinderen tussen 5 en 12 jaar moet je bekijken hoe ze kunnen worden betrokken bij het huishouden. Dat vindt gewoon in elk gezin plaats. Bij kinderen tussen de 13 en 17 moet je bekijken wat zij ook kunnen doen. Dat lijkt mij alleszins redelijk. Wij moeten niet hier in de Tweede Kamer gaan zitten regelen: bij deze leeftijd dit en bij die leeftijd dat. Dat is niet aan de orde. Dus ik ontraad de motie.

Mevrouw Agema (PVV):
Dit is een volkomen onzinantwoord, want juist de aanwezigheid van kinderen zorgt ervoor dat huishoudelijke hulp niet wordt gegeven. Maar ik weet al hoe de staatssecretaris erin staat en ik zie hoe de vlag erbij hangt. Hij vindt het prima dat kinderen worden ingezet terwijl ze al gehandicapte ouders hebben en al heel veel moeten bijdragen. De staatssecretaris staat er weer mooi op.

De voorzitter:
Wij hebben nog vier minuten voor drie moties.

Staatssecretaris Van Rijn:
In de motie-Leijten op stuk nr. 31 wordt de regering verzocht het protocol gebruikelijke zorg te laten vervallen bij de toekenning van zorgindicaties, zowel in de AWBZ als in de Wmo. Wij moeten even precies zijn: er is een protocol gebruikelijke zorg in de AWBZ, er is geen protocol gebruikelijke zorg in de Wmo. De gebruikelijke zorg ziet toe op algemeen aanvaarde maatstaven voor normale, dagelijkse ondersteuning. Die hebben wij al sinds 2005. In 2006 zijn ze herzien. Later zijn er weer andere indicaties bij gekomen. Er verandert dus voor de rest helemaal niets. Ik vind het prima als wordt nagedacht over de vraag wat gebruikelijke zorg is. Daar mag je rekening mee houden om maatwerk te kunnen leveren. Het zou een beetje raar zijn als wij daar helemaal niet naar kijken. Om die reden wil ik de motie ontraden.

Mevrouw Leijten (SP):
Nu gebeurt hetzelfde als wat er net gebeurde bij de motie van mevrouw Agema. Kijken naar mantelzorgers en naar de vraag wat gebruikelijke zorg is, is wat anders dan de aanwezigheid van mantelzorgers een reden te laten zijn om de indicatie naar beneden te schroeven. Dat is wat het protocol gebruikelijke zorg namelijk doet. De staatssecretaris en ik zouden elkaar nog kunnen vinden als hij zegt: ik wil graag dat er gekeken wordt naar het gezin en naar mantelzorgers, maar ik wil niet dat het protocol gebruikelijke zorg automatisch leidt tot minder zorginzet. Dus ik vraag hem om die stap te zetten, waarbij wij het protocol gebruikelijke zorg houden om de situatie in te schatten, maar waarbij dat geen een automatische vermindering van het aantal uren zorg betekent.

Staatssecretaris Van Rijn:
Wij komen nog te spreken over de Wmo. Er gaan taken vanuit de AWBZ naar de Wmo. Dan is er sowieso geen sprake meer van een protocol in de AWBZ, want in de Wmo geldt iets anders. Dan moet de situatie van het gezin worden beoordeeld. De motie vraagt echt iets anders, namelijk: laat het protocol gebruikelijke zorg vervallen. Daar ben ik niet voor, omdat het heel logisch is om naar algemeen maatschappelijk aanvaarde, gebruikelijke zorg te kijken bij het toekennen van zorg die uit de collectieve middelen wordt betaald. Dan kun je niet zeggen: het maakt niet uit hoe het geregeld is in een gezin, dat gaan wij altijd doen. Het kan niet vervallen. Het is juist goed om met elkaar de discussie te voeren over wat gebruikelijk is en wat niet gebruikelijk is. Voor een deel wordt straks in de nieuwe Wmo aan de wens van mevrouw Leijten tegemoetgekomen. Over die nieuwe wet komen we nog te spreken, maar de motie wil ik nu ontraden.

Mevrouw Leijten (SP):
Als ik er nu van maak: "verzoekt de regering het protocol gebruikelijke zorg er niet toe te laten leiden dat het altijd de lage indicatie wordt". Kan de staatssecretaris daar dan wel mee leven? Ook wil ik de staatssecretaris graag even informeren over het feit dat gemeenten het protocol gebruikelijke zorg wel degelijk toepassen in hun indicatiebeleid. Dat was ook een advies van de vorige staatssecretaris aan gemeenten. Als we er nou voor zorgen dat het protocol gebruikelijke zorg niet automatisch leidt tot minder indicatie, komen we elkaar volgens mij tegemoet. Kan de staatssecretaris dat dan wel onderschrijven? Dan pas ik de motie namelijk aan.

Staatssecretaris Van Rijn:
Nee, zo vind ik het te algemeen. Ik stel voor dat wij daar bij de behandeling van de Wmo op terugkomen. Het is gewoon niet goed om bij de indicatiestelling geen rekening te houden met wat wij volgens algemeen gebruikelijke normen aanvaardbaar vinden. Ik vind het alleen maar goed dat dit gebeurt. Het is misschien helemaal niet goed om dat te protocolliseren - daar wil ik het bij de behandeling van de Wmo graag over hebben — maar we moeten wel rekening kunnen houden met algemeen aanvaardbare normen van gebruikelijke zorg. Om die reden wil ik de motie ook ontraden.

De voorzitter:
Dan gaan we verder met de motie op stuk nr. 32.

Staatssecretaris Van Rijn:
In de motie op stuk nr. 32 verzoekt mevrouw Leijten de regering om onderzoek te doen naar het mantelzorgondersteuningsbeleid van gemeenten. Wij zijn bezig met een agenda voor de informele zorg. Een van de thema's daarbij is het toerusten van mantelzorgers. De VNG is daar ook bij betrokken. De heer Van der Staaij heeft erop gewezen dat wij eraan hechten dat ook gemeenten een mantelzorgbeleid kunnen formuleren en dat dit juist naar de toekomst toe heel belangrijk is. Ik vind het zelf ook heel belangrijk om te kunnen blijven volgen hoe gemeenten dat gaan doen en wat voor gevolgen dat heeft. Ik ben met het SCP in gesprek om na te gaan hoe dit naar de toekomst toe kan worden gevolgd en gesignaleerd. Om die reden zou ik de motie aan het oordeel van de Kamer willen laten, omdat ik haar als ondersteuning van beleid beschouw.

De voorzitter:
Mevrouw Leijten, het is oordeel Kamer.

Mevrouw Leijten (SP):
Ja, maar ik weet hoe de VVD en de Partij van de Arbeid oordelen over moties van de oppositie, zeker op het gebied van de zorg. Als iets ondersteuning van beleid is, dan stemmen ze daar niet voor. Ik zou het dus eigenlijk op een akkoordje met de staatssecretaris willen gooien. Als hij dat onderzoek toezegt, dan kan ik de motie indienen. Dat scheelt ons aanstaande dinsdag een stemming.

De voorzitter:
U bedoelt dat u de motie intrekt?

Mevrouw Leijten (SP):
Ja, dat bedoel ik.

Staatssecretaris Van Rijn:
Wat mij betreft is dat goed.

Mevrouw Leijten (SP):
Dan trek ik de motie bij dezen in.

De voorzitter:
Aangezien de motie-Leijten (30169, nr. is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Van Rijn:
In de motie op stuk nr. 33 wordt de regering verzocht om bij de nadere uitwerking van de Agenda informele zorg en ondersteuning voor de toekomst expliciet aandacht te hebben voor de ondersteuning van oudere mantelzorgers. Ik heb al aangegeven dat ik samen met organisaties van mantelzorgers en vrijwilligers bezig ben om tot zo'n agenda te komen voor de informele zorg. Ik heb al eerder toegezegd om speciaal aandacht te besteden aan de jongere mantelzorgers. Ik breid die toezegging graag uit tot speciale aandacht voor de oudere mantelzorgers. Dus als de indienster genoegen neemt met mijn toezegging dat ik dat nadrukkelijk zal betrekken bij de vorming van de agenda over de informele zorg, dan kan er tot eenzelfde conclusie gekomen worden als daarnet, namelijk dat de motie kan worden ingetrokken.

De voorzitter:
Mevrouw Baay, trekt u de motie in na deze toezegging?

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Dan trekt 50PLUS de motie inderdaad in.

De voorzitter:
Aangezien de motie-Baay-Timmerman (30169, nr. is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De heer Van der Staaij (SGP):
Eén verhelderende vraag. De Kamer vroeg eerder aandacht voor de jonge mantelzorger, nu voor de oudere mantelzorger en de heer Rutte voor de leeftijden daartussenin. Begrijp ik het goed dat we nu alle leeftijden specifiek aandacht geven?

Staatssecretaris Van Rijn:
Misschien komt dat omdat ik al eerder de toezegging had gedaan dat ik tot een agenda voor de informele zorg zou komen. Van de kant van de Kamer zijn mij bij de vorming van die agenda een aantal aanbevelingen gedaan: heb aandacht voor de positie van de jongeren, heb aandacht voor de positie van de ouderen, heb aandacht voor de positie van de mensen daartussenin. Aangezien ik al eerder heb gezegd dat ik samen met mantelzorgers, vrijwilligersorganisaties en ouderenorganisaties wil komen tot zo'n agenda voor de informele zorg, denk ik dat dit een prima kader is om wensen van de Kamer op dat punt te kunnen meenemen.

De voorzitter:
Aandacht voor iedereen dus.

Staatssecretaris Van Rijn:
Dat is misschien wel een mooie titel, voorzitter.

De voorzitter:
Ik dacht dat we erdoorheen waren.

Staatssecretaris Van Rijn:
Ik dacht het ook, maar pas nadat ik bevestigd heb aan mevrouw Bergkamp dat ik graag wil rapporteren over hoe de positie van de jongere mantelzorger zal worden meegenomen. De heer Van der Staaij vroeg nog echt aandacht voor het brede aspect van mantelzorgondersteuning inclusief de component van het mantelzorgcompliment daarin.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris voor zijn aanwezigheid en deelname aan dit debat en voor zijn toelichting. Dinsdag, dus niet vandaag, stemmen wij over de moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Valys, doelgroepenvervoer en vervoer dagbesteding

Valys, doelgroepenvervoer en vervoer dagbesteding

Aan de orde is het VAO Valys / doelgroepenvervoer / vervoer dagbesteding (AO d.d. 14/11).


Termijn inbreng

De voorzitter:
U hebt over dit onderwerp een mooi en boeiend AO gehad. Aan dit VAO nemen drie leden deel, van wie er twee zullen spreken. De eerste is mevrouw Agema van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.

Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter. Valysvervoer is vervoer buiten de regio voor mensen met een beperking. De eerste vraag die ik de staatssecretaris stel, is hoeveel kilometers hij rijdt per jaar. Het antwoord daarop zie ik graag tegemoet.

Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een kilometergrens geldt voor het Valysvervoer, terwijl er opnieuw een onderschrijding is van 5 miljoen in de Najaarsnota;

constaterende dat 3% van de gebruikers aangeeft meer kilometers te willen gebruiken;

constaterende dat de gebruikers €0,20 per kilometer betalen als zij bovenregionaal reizen en dat dit ineens €1,22 per kilometer wordt als de kilometergrens wordt overschreden;

van mening dat dit oneerlijk is voor mensen met een beperking ten opzichte van mensen zonder beperking, die altijd ongeveer €0,20 per kilometer betalen;

van mening dat het individueel registreren van de gebruikte kilometers veel geld kost en ongewenst is in het kader van de privacy van de gebruiker;

verzoekt de regering, de kilometergrens en de registratie van kilometers bij het Valysvervoer op te heffen omdat dit oneerlijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 122 (25847).

Mevrouw Bergkamp (D66):
Voorzitter. Voor D66 is het belangrijk dat iedereen zo veel mogelijk zijn eigen leven kan inrichten. Als je een beperking of een aandoening hebt, moet je naar je werk of naar je dagbesteding kunnen reizen, een uitje kunnen maken of familie kunnen bezoeken. Alleen dan kun je volwaardig meedoen aan de samenleving.

Uit het onderzoek naar aanleiding van de motie die ik samen met de heer Van Dijk heb ingediend, is gebleken dat de tarieven van het vervoer van en naar dagbesteding te laag waren. Ik ben heel blij dat de staatssecretaris heeft toegezegd dat er daarvoor extra middelen beschikbaar zijn, namelijk 24 miljoen om de knelpunten op te lossen. Het is mooi om te merken dat je in de Kamer soms echt dingen beter kunt maken.

Zoals ik ook tijdens het AO aangaf, krijg ik ook signalen dat er met de dagbesteding bij bepaalde instellingen nog steeds problemen zijn. Daarom ben ik ook blij met de toezegging van de staatssecretaris dat hij voornemens is om met de zorgkantoren in gesprek te gaan om te komen tot gedifferentieerde tarieven en om daarbij een vinger aan de pols te houden. Ik wacht de uitkomsten daarvan dan ook met belangstelling af. D66 hecht daaraan veel waarde. Volgens mij heeft de staatssecretaris aangegeven dat hij de Kamer daarover in het eerste kwartaal van 2014 zal informeren. Ik hoop dat hij daarop nog even gericht kan reageren.

De voorzitter:
Is de staatssecretaris in staat om meteen te antwoorden op de vragen en de motie? Dat is het geval.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Van Rijn:
Voorzitter. Allereerst kom ik op de motie van mevrouw Agema. Ik begrijp haar wens. Wij zijn immers al een tijdje bezig met een gezamenlijke zoektocht hoe wij aan de ene kant zo scherp mogelijk kunnen indiceren, als je dat al zou willen, om ervoor te zorgen dat mensen het vervoer kunnen krijgen dat het beste bij hen past. Aan de andere kant moeten wij een regeling voor het Valysvervoer in stand houden die financieel behapbaar blijft, zodat de regeling voor langere tijd houdbaar kan blijven. Wat hebben wij nu gedaan? Het instrument daarvoor is het persoonlijke kilometerbudget, hoe lastig dat ook is.

Uiteindelijk hebben wij gezegd dat er een bedrag van 60 miljoen beschikbaar is. Hoe kunnen wij dat nu het beste tunen op wat mensen nodig hebben? Sommige mensen hebben meer nodig. Dat leidt tot twee regelingen, om het maar zo te zeggen, namelijk het normale kilometerbudget en het hoge kilometerbudget. Ik heb al eerder gezegd dat ik er niet aan hoef te verdienen als het gebruik anders is. Dat is ook de reden dat ik van 450 kilometer naar 600 kilometer ben gegaan, toen bleek dat het budget mogelijk een onderschrijding zou krijgen. Toen heb ik het onmiddellijk verdeeld en het persoonlijke kilometerbudget opgehoogd.

Het laten vervallen van de kilometergrenzen zou leiden tot een situatie waarin we elke keer moeten bekijken of het wordt overschreden. Dan zouden we in de loop van het jaar naar oneerlijke verdelingen gaan, want als je in het begin veel rijdt, heb je later niets. Daarmee komt de houdbaarheid van de regeling ter discussie te staan. Ik had mevrouw Agema en de Kamer al toegezegd om te blijven bekijken hoe wij de indicatiescherpte kunnen verbeteren, ook in overleg met de gemeenten, zodat het bezit van een vervoerspas niet automatisch toegang geeft tot de Valys. Ik heb de Kamer er ook op gewezen dat tot nu toe niet uit onderzoek is gebleken hoe wij dat precies kunnen doen, maar dat ik op zoek blijf naar manieren hoe wij dat verder kunnen verbeteren. In deze fase het kilometerbudget laten vervallen leidt tot een onbeheersbare regeling die op den duur juist niet in het voordeel van de betrokkenen uitwerkt. Om die reden wil ik de motie ontraden.

Mevrouw Agema (PVV):
Ik had gevraagd hoeveel kilometers de staatssecretaris per jaar rijdt.

Staatssecretaris Van Rijn:
Ik heb geen flauw idee.

Mevrouw Agema (PVV):
Het zullen er wel wat meer dan 600 zijn. Uit het antwoord van de staatssecretaris blijkt niet alleen dat het allemaal nogal technisch is; het is bovenal niet eerlijk. Als je in een rolstoel zit of als je blind bent, betaal je na 600 kilometer of 2.200 kilometer vijf keer zoveel als iemand die gezond is, terwijl maar een heel klein deel van de mensen daadwerkelijk meer wil reizen. Is de staatssecretaris bereid om de strekking van de motie te onderzoeken? Als hij dat toezegt, kan ik de motie aanhouden.

Staatssecretaris Van Rijn:
Ik heb al gezegd dat ik blijf zoeken of de methode nog verder verfijnd kan worden door een scherpere indicatie, zodat er nog beter kan worden aangesloten bij de behoeften van mensen die behoefte hebben aan meer of minder kilometers. Ik moet echter ook eerlijk blijven voor iedereen. Aan de ene kant hebben we echt financiële beheersing nodig en aan de andere kant wil ik ervoor zorgen dat het budget zo goed mogelijk wordt benut. Ik heb dus al gezegd dat ik dit blijf onderzoeken. Volgens mij — dat zeg ik uit mijn hoofd — heb ik daar ook een brief over toegezegd. Die toezegging handhaaf ik. Als ik mevrouw Agema beloof dat ik in die brief ook aandacht besteed aan de mogelijkheden en onmogelijkheden en aangeef waar we nog naar kijken om te bezien of we de regeling nog verder kunnen verfijnen, is dat misschien een tegemoetkoming op basis waarvan zij de motie kan aanhouden.

Mevrouw Agema (PVV):
De staatssecretaris zegt dus toe dat hij terugkomt op de strekking van de motie in die brief. Dan houd ik de motie natuurlijk aan.

Staatssecretaris Van Rijn:
Nu gaat u iets te ver. Ik zou zeggen: don't push it. Ik ben namelijk niet voor het verzoek aan de regering om de kilometergrens en de registratie van kilometers op te heffen, want dat leidt tot een onbeheersbare regeling die op den duur ook niet geschikt is voor de betrokkenen. Ik heb gezegd dat ik bereid ben om te bekijken of het indicatiesysteem en het aansluiten bij de wensen van betrokkenen nog kunnen worden aangescherpt. Tot nu toe is dat niet gelukt en ik heb mij bereid verklaard om dat te blijven onderzoeken, maar dat gaat er niet toe leiden dat we nu eventjes kunnen zeggen dat we de kilometergrens en de registratie opheffen.

De voorzitter:
Mevrouw Agema, tot slot.

Mevrouw Agema (PVV):
Mijn vraag was of de staatssecretaris bereid is om de optie van het opheffen van de kilometergrens en de registratie, gekoppeld aan de onderschrijding, te onderzoeken. Zegt hij dat toe? Komt hij daarop terug in de brief? Dan houd ik de motie natuurlijk aan. Als de staatssecretaris nu echter op voorhand zegt dat dat niet gaat gebeuren en dat hij daar ook niet op terugkomt in zijn brief, vraag ik een Kameruitspraak.

Staatssecretaris Van Rijn:
Als u verwacht dat dit ertoe gaat leiden dat wij de kilometergrens en daarmee ook de budgettaire beheersbaarheid opheffen, wil ik dat verwachtingspatroon wegnemen. Ik heb toegezegd om te kijken naar een nog beter indicatiesysteem. Dat gaat er niet toe leiden dat wij die persoonlijke kilometerbudgetten opheffen, tenzij we nog iets heel moois verzinnen. Die verwachting wil ik in dit geval dus niet wekken. Als u de motie handhaaft, moet ik de motie dus ontraden.

Ik herhaal mijn toezegging aan mevrouw Bergkamp dat ik naar de mogelijkheden van tariefdifferentiatie wil kijken. Ik bevestig ook dat ik de Kamer daar in het eerste kwartaal van 2014 over wil informeren.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris voor zijn aanwezigheid. De stemming over de motie zal dinsdag plaatsvinden.

De vergadering wordt van 11.33 uur tot 11.40 uur geschorst.

Wet op de dierproeven

Wet op de dierproeven

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de dierproeven in verband met implementatie van richtlijn 2010/63/EU (33692).


Termijn inbreng

(Zie vergadering van 14-11-2013.)

De voorzitter:
Dit is een heropening. De heer Heerema van de VVD-fractie ziet af van zijn spreektijd. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Ouwehand van de fractie van de Partij voor de Dieren.

De algemene beraadslaging wordt heropend.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Ik dank de collega's, die de gelegenheid hebben gegeven om het debat kort te heropenen. Dit is wel van belang. Er is hard gewerkt aan de wet voor de implementatie van de gewijzigde Europese richtlijn, maar tijdens het debat daarover waren er nog wat onduidelijkheden over de ruimte die de richtlijn biedt om onze wet verder aan te scherpen. We hebben daarover een brief van de staatssecretaris gekregen. Veel dank daarvoor. Op basis van die brief wil ik over een aantal van de door mij ingediende amendementen nog iets zeggen. Daarbij stel ik vast dat er in de Kamer een breed gedragen wens leeft om duidelijkheid te krijgen over de mogelijkheden om met de implementatie van de richtlijn nu — en met hopelijk een spoedige wijziging, als we daarvoor in Europees verband steun krijgen, ook tussentijds — te bekijken welke ruimte we als nationaal parlement hebben om proefdieren beter te beschermen, ook als Europa nog niet met ons mee wil.

Ik ga eerst in op de amendementen waarvan de staatssecretaris heeft gezegd dat ze strijdig met de richtlijn zijn. Ze heeft in de brief duidelijk gemaakt dat dat ook tot procedures kan leiden. De Partij voor de Dieren is het wat een aantal punten betreft met haar eens dat we dat risico niet moeten willen lopen. Daar schieten de dieren niets mee op. Het gaat om de amendementen op stuk nrs. 20, 26 en 27. Deze amendementen gaan respectievelijk over het verder inperken van de voorwaarden voor het gebruik van apen in onderzoek, het aanscherpen van de wettelijke doelen waarvoor proefdieronderzoek is toegestaan en het gelijktrekken van de voorwaarden voor het gebruik van bedreigde dieren in dierproeven. Dat laatste is eigenlijk verboden volgens de richtlijn, maar het mag onder voorwaarden toch. Die voorwaarden zijn soepeler dan de voorwaarden voor het gebruik van verwilderde dieren in dierproeven. Met mijn amendement op stuk nr. 27 wilde ik dat gelijktrekken. Volgens de staatssecretaris levert dat gedoe op. Ik trek dus de amendementen op stuk nrs. 20, 26 en 27 in. Ik heb moties om de ambities die in die amendementen tot uitdrukking zijn gebracht, niet te laten varen.

De voorzitter:
De amendementen-Ouwehand (stuk nrs. ) zijn ingetrokken.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik heb die amendementen omgezet in moties, die ik nu zal voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat dierproeven op apen zo snel als mogelijk moeten worden uitgefaseerd;

constaterende dat het gebruik van niet-menselijke primaten in de gewijzigde Europese richtlijn (2010/63/EU) verboden wordt, tenzij aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, maar dat deze voorwaarden nog steeds het gebruik van apen toestaan voor proeven die niet gericht zijn op ernstige ziekten bij de mens;

verzoekt de regering, zich in te zetten voor een verdere aanscherping van de voorwaarden voor het uitvoeren van experimenten op niet-menselijke primaten, zodanig dat er geen dierproeven meer op niet-menselijke primaten mogen worden uitgevoerd als die niet zijn gericht op gezondheidsondermijnende of mogelijk levensbedreigende ziekten bij de mens,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52 (33692).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De volgende motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat dierproeven ten behoeve van levensmiddelen of andere stoffen die niet zijn gericht op de gezondheid van mens of dier, ethisch ontoelaatbaar zijn;

verzoekt de regering, de wettelijke doelen waarvoor dierproeven zijn toegestaan, te beperken tot die proeven die gericht zijn op het belang van de gezondheid van mens of dier,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53 (33692).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De staatssecretaris mag die motie zo lezen dat als het nodig is om daarvoor ook de richtlijn aan te passen, ze haar op die manier interpreteert. Dan horen we graag wat daarvoor de procedures zijn.

De laatste motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Europese dierproevenrichtlijn (2010/63/EU) het gebruik van bedreigde dieren, zwerfdieren en verwilderde exemplaren van huisdieren in dierproeven verboden is, waarop uitzonderingen kunnen worden gemaakt als aan een aantal voorwaarden is voldaan;

constaterende dat de voorwaarden voor een ontheffing op het verbod op het gebruik van zwerfdieren strenger zijn dan die voor een ontheffing op het gebruik van bedreigde dieren;

verzoekt de regering, zich in te zetten voor een aanscherping van de voorwaarden voor het uitvoeren van experimenten op bedreigde dieren, zodanig dat er, net als voor zwerfdieren en verwilderde exemplaren van huisdieren geldt, geen dierproeven mogen worden verricht op bedreigde dieren als er geen essentiële behoefte aan deze dierproeven bestaat op het terrein van de gezondheid en het welzijn van deze dieren of op het terrein van ernstige bedreigingen voor het milieu of de gezondheid van mens en dier,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54 (33692).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Een laatste amendement waarvan de staatssecretaris heeft gezegd dat het strijdig is met de richtlijn, is het amendement op stuk nr. 11. De Partij voor de Dieren deelt het oordeel van de staatssecretaris over dit amendement niet. Wij sluiten ons aan bij de Raad van State, die stelt dat je geen proeven mag doen voor doelen die niet in de richtlijn zijn geformuleerd. In de oude Wet op de dierproeven staat nog de bevoegdheid voor de minister om daarvan af te wijken. Die is blijven staan met deze wetswijziging. Dus ofwel het artikel is overbodig, waar de Raad van State ons op heeft gewezen, ofwel de staatssecretaris houdt voor zichzelf de mogelijkheid om buiten de doelen die volgens de richtlijn geldig zijn, toch nog ander proefdieronderzoek toe te staan. Dat lijkt mij niet kunnen, dus ik handhaaf het amendement op stuk nr. 11 ondanks het verschil van mening met de staatssecretaris op dit punt. In onze optiek is dit amendement niet in strijd met de richtlijn. Wij volgen de Raad van State op dit punt.

Tot slot. De staatssecretaris heeft wel aangegeven waarin de strijdigheid met de richtlijn zit, maar zij heeft in de brief nog onvoldoende duidelijk gemaakt waar voor de komende jaren de mogelijkheden liggen voor dit parlement of voor haarzelf om de wet aan te passen als we dat mogelijk en wenselijk vinden. Het lijkt de Partij voor de Dieren van belang dat we goed weten op welke manier dat kan. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat met de wijziging van de Wet op de dierproeven de gewijzigde Europese dierproevenrichtlijn (2010/63/EU) wordt geïmplementeerd;

overwegende dat het wenselijk kan zijn de Nederlandse wet voor de bescherming van proefdieren in de loop der tijd aan te passen;

verzoekt de regering, de Kamer te informeren over de mogelijkheden tot tussentijdse wijzigingen van de Wet op de dierproeven en de daartoe te volgen procedures in verband met de richtlijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 55 (33692).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, hartelijk dank. Dan is wat mij betreft mijn derde termijn voorbij. Ik kijk uit naar een voortzetting van de vruchtbare samenwerking en naar het plan van aanpak om het aantal dierproeven terug te dringen. Ik hoop dat we met het aannemen van dit wetsvoorstel weer een goede stap hebben gezet.

De voorzitter:
Bestaat er bij de andere aanwezigen behoefte om nog iets te zeggen? Ik kijk naar de heren Van Gerven, Schouw, Graus en Leenders. Dat is niet het geval. De staatssecretaris heeft behoefte aan vijf minuten bedenktijd.

De vergadering wordt van 11.46 uur tot 11.52 uur geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. Ik dank mevrouw Ouwehand voor haar bijdrage. Ik wil eerst iets zeggen over wat er nodig is om de richtlijn te wijzigen en wat we daarmee kunnen. Vervolgens ga ik in op de moties die mevrouw Ouwehand heeft ingediend. Ik zou haast willen zeggen dat deze dienen ter vervanging van een aantal amendementen die zij heeft ingetrokken, waarvoor ik haar dank. Ten slotte kom ik terug op haar commentaar op het amendement op stuk nr. 11. Ik moet helaas vaststellen dat ons verschil van mening hierover blijft.

Op grond van artikel 58 van de richtlijn wordt deze uiterlijk op 10-11-2017 geëvalueerd. Dan kan de Europese Commissie voorstellen doen voor de aanpassing van de richtlijn. Uiteraard wil ik voorafgaand aan dat proces met de Kamer bespreken wat de Nederlandse inzet zal zijn. Een aantal van de moties van mevrouw Ouwehand beschouw ik als daarop vooruitlopend.

In haar eerste motie, op stuk nr. 52, verzoekt zij de regering om zich in te zetten voor een verdere aanscherping van de voorwaarden voor het uitvoeren van experimenten op niet-menselijke primaten. Ik ben bereid om mij daarvoor op Europees niveau in te zetten. Ik laat het oordeel over de motie dus aan de Kamer. Ik denk dat het goed is om daarbij te zeggen dat dit, als we dat doen, geen nieuwe nationale kop met zich zal brengen. Het zou namelijk betekenen dat we dan gaan voor een aanscherping van de richtlijn die voor alle lidstaten zou gelden. Misschien is dit hier en daar een geruststelling.

De motie op stuk nr. 53 verzoekt de regering om de wettelijke doelen waarvoor dierproeven zijn toegestaan te beperken tot de proeven die gericht zijn op het belang van de gezondheid van mens of dier. In mijn brief over het amendement heb ik uitgelegd dat het in strijd met de richtlijn zou zijn als ik dit nu in de wet zou vastleggen; de wet wordt dan strenger dan op 9 november 2010, wat de richtlijn niet toestaat. Ik vraag mevrouw Ouwehand om deze motie aan te houden. Ik zeg haar toe dat ik bereid ben om uit te zoeken of een dergelijke inzet voor het wijzigen van de richtlijn sowieso haalbaar zou zijn. Ik kan dit nu niet overzien. Ik wil dit dus onderzoeken, maar dan verzoek ik mevrouw Ouwehand om de motie aan te houden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dat is een redelijke reactie van de staatssecretaris. Ik houd de motie aan.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar motie (33692, nr. 53) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Dijksma:
In haar motie op stuk nr. 54 vraagt mevrouw Ouwehand om een aanscherping van de voorwaarden voor het uitvoeren van experimenten op bedreigde dieren, zodanig dat er een gelijke situatie ontstaat als die voor zwerfdieren. Ook daarmee vraagt zij mij feitelijk om een inzet te kiezen voor het aanscherpen van de richtlijn. Met een dergelijke inzet voor 2017 zouden we eigenlijk op jacht gaan naar een gelijk Europees speelveld; het zou immers voor alle lidstaten moeten gelden. Om die reden kan ik het oordeel aan de Kamer laten. Ik vind dat de Kamer moet bepalen of zij dat een goede inzet zou vinden.

De motie op stuk nr. 55 verzoekt de regering de Kamer te informeren over de mogelijkheid van tussentijdse wijzigingen. Net heb ik in twee à drie zinnen al uitgelegd wat er mogelijk is. Ik ben van harte bereid om de Kamer dit in de loop van volgend jaar op schrift te doen toekomen. Ik beschouw deze motie daarom als ondersteuning van het beleid en kan het oordeel aan de Kamer laten. Feitelijk wordt mij gevraagd om informatie die de Kamer nodig heeft op weg naar de wijziging van de richtlijn. Dan kom ik te spreken over het amendement op stuk nr. 11. Ik heb zo-even al vastgesteld dat we daarover van mening blijven verschillen. Ik denk namelijk dat er echt sprake is van een misverstand. Ik kan nooit dierproeven toestaan buiten de doeleinden van de richtlijn. We hebben in Nederland een extra beperking ten aanzien van de doeleinden die de richtlijn toestaan. Binnen die doeleinden mogen dierproeven worden verricht die gericht zijn op voeding of gezondheid van mens of dier. Alleen daarop kan ik een uitzondering in uitzonderlijke gevallen maken, maar wel altijd binnen de doeleinden die de richtlijn mij toestaat. Om die reden handhaaf ik mijn oordeel over het amendement.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Onderschrijft de staatssecretaris dan niet de opvatting van de Raad van State over dit specifieke artikel? Stel dat de staatssecretaris gebruikmaakt van die bevoegdheid en ze een vergunning verleent voor proeven die in haar optiek dan wel vallen binnen de limitatieve opsomming van de doelen die de richtlijn stelt. Dan zouden er procedures over kunnen volgen en dan moeten mensen helemaal tot aan het Europese Hof gaan procederen. Het lijkt mij beter om die duidelijkheid nu al in de richting van de instellingen te verschaffen en dit lege artikel — je mag geen proeven doen als die niet binnen de opsomming van de richtlijn vallen — te laten vervallen. Het lijkt mij helderder voor de wet. Ik begrijp zomaar dat de staatssecretaris niet die bevoegdheid uit de kast gaat trekken en die voor allerlei doelen gaat inzetten. Daar vertrouw ik haar wel op.

Staatssecretaris Dijksma:
Dat ga ik ook helemaal niet doen. Dat ben ik niet van plan. Daarnaast wil ik mij precies houden aan de tekst zoals ik die zo-even heb weergegeven en handhaaf ik dus mijn oordeel over uw amendement. Ik kan buiten de richtlijn namelijk geen uitzonderingen toestaan. Bovendien ben ik niet van plan om dat binnen de richtlijn te gaan doen. De betekenis van het artikel is zoals ik u zo-even heb aangegeven.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Aanstaande dinsdag zal er gestemd worden over het wetsvoorstel, de amendementen en de moties.

Visserijraad

Visserijraad

Aan de orde is het VAO Visserijraad (AO d.d. 28/11).


Termijn inbreng

De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Ik heb één motie. Het is een vrij lange en ook een nogal technische. Dus ik ga maar snel van start.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Noordzeequotum tong in economische zin de belangrijkste vissoort is voor de Nederlandse kottervloot en dat Nederland grootaandeelhouder is met een aandeel van 75% in de Noordzee-TAC;

overwegende dat Noordzeetong beheerd wordt in een beheerplan waarbij een vacuüm is ontstaan omdat de EU verzuimd heeft om de volgende fase van dit plan in te vullen;

overwegende dat het afgelopen jaar de TAC voor tong verlaagd is van 16.200 ton naar 14.000 ton en het voorstel er ligt om de TAC voor volgend jaar te verlagen naar 11.900 ton;

overwegende dat deze daling onevenredig negatieve gevolgen heeft voor de Nederlandse kottervloot;

overwegende dat de ICES-adviezen positief zijn en het paaibestand van tong sedert 2011 gestegen is van 35.000 ton tot over de 50.000 ton in 2013, het hoogste niveau sinds 1995;

overwegende dat de visserijsterfte van tong de afgelopen jaren spectaculair gedaald is tot een historisch laag niveau sinds de jaren zestig van de vorige eeuw;

overwegende dat daardoor een verdere verlaging van de TAC niet dringend gewenst is;

overwegende dat de EU de afgelopen twee jaar rond de vaststelling van de TAC van kabeljauw sociaaleconomische motieven een zware rol heeft laten spelen;

overwegende dat zulks thans ook van groot belang is voor de Nederlandse kottervloot waar het gaat om de vangstmogelijkheden voor tong in 2014;

verzoekt de regering, de roll-over van de tong-TAC tot prioriteit te maken en om in samenwerking met andere lidstaten te komen tot vaststelling van een TAC voor tong in 2014 op hetzelfde niveau als de TAC 2013,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Graus, Slob en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 165 (29675).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Er zijn bedroevend weinig vissenbeschermers in deze zaal. Ik zie dat er alleen conservatieve partijen aanwezig zijn, maar ik doe wat ik kan. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de huidige visserijdruk in het IJsselmeer en het Markermeer een bedreiging vormt voor snoekbaars, baars, blankvoorn en brasem;

constaterende dat IMARES vangstadviezen heeft afgegeven waarmee een verdere achteruitgang van deze populaties kan worden voorkomen;

constaterende dat verdergaande vangstreducties nodig zijn voor het herstel van de vispopulaties;

verzoekt de regering, zich in te zetten voor het herstel van de vispopulaties in het IJsselmeer en het Markermeer en deze inzet als uitgangspunt te nemen bij het beoordelen van vangstadviezen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 166 (29675).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik beveel de rechterkant van de zaal deze motie warm aan, voorzitter!

De heer Bosman (VVD):
Voorzitter. Voor de VVD is het tongquotum van belang, zoals ik in het algemeen overleg duidelijk heb aangegeven. Ik heb echter ook goed naar de staatssecretaris geluisterd. Zij heeft volgens mij een heel duidelijke toezegging gedaan. Zij gaat er serieus naar kijken, zij gaat er nog eens goed over nadenken en zij stelt de getallen beschikbaar aan de Kamer. Daarom vindt de VVD-fractie de motie van de heer Geurts wat voorbarig, hoewel zij de strekking ervan natuurlijk steunt. De VVD-fractie wacht de antwoorden van de staatssecretaris af.

De voorzitter:
Mevrouw Dikkers, die als volgende had moeten spreken, is niet aanwezig. We gaan luisteren naar de laatste spreker van de zijde van de Kamer; de heer Van Gerven van de fractie van de SP.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Ik dien een drietal moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het "paling over de dijk"-project een belangrijke bijdrage levert aan de overleving van de paling;

verzoekt de regering, de financiering van het "paling over de dijk"-project structureel te maken, in lijn met de commissie-Remkes,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 167 (29675).

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. De volgende twee moties dien ik in mede namens collega Ouwehand van de Partij voor de Dieren.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, te onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om vissersschepen die overtredingen hebben gemaakt zoals highgrading of het dood overboord gooien van vis om duurdere vis te kunnen vangen, te verplichten om camera's aan boord te hangen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 168 (29675).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, financiering beschikbaar te stellen voor de verdere ontwikkeling van bedwelmingsmethoden per vissoort,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 169 (29675).

De voorzitter:
De staatssecretaris beschikt nog niet over de teksten van alle moties. Daarom schors ik een paar minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. Ik zal in rap tempo de ingediende moties van een oordeel voorzien. Allereerst de motie op stuk nr. 165 over de tong-TAC. Ik heb inderdaad geprobeerd om de Kamer tijdens het algemeen overleg daarvoor een procesvoorstel te doen. Ik heb voorgesteld dat de Kamer van mij de inzet van het kabinet voor de Raad in december ontvangt en dat ik de Kamer ook nog de wetenschappelijke adviezen zou doen toesturen op basis waarvan ik mijn inzet natuurlijk zou moeten kiezen. Dat betekent dat ik om te beginnen aan de heer Geurts wil vragen of hij die motie niet gewoon kan aanhouden want het is voortijdig om hier nu over te stemmen omdat wij überhaupt het debat nog niet met elkaar gevoerd hebben.

De voorzitter:
Een ja of een nee.

De heer Geurts (CDA):
Ja, voorzitter.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Geurts stel ik voor, zijn motie (29675, nr. 165) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Dijksma:
Dan zou ik hetzelfde willen vragen aan mevrouw Ouwehand voor haar motie op stuk nr. 166 over de vangstadviezen en de vispopulaties in het IJsselmeer en het Markermeer. Ik zal haar mijn inzet sturen en op het moment dat zij denkt dat dat niet goed genoeg is, dan treffen wij elkaar uiteraard weer in deze Kamer.

De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, trekt u de motie in?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik hoop van harte dat de staatssecretaris het herstel van de vispopulaties als uitgangspunt neemt en ik houd de motie voorlopig even aan, als u dat goedvindt.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar motie (29675, nr. 166) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Dijksma:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 167 van de heer Van Gerven. Hij verzoekt mij de financiering van het project "Paling over de Dijk" structureel te maken. Hij vertelt er echter niet bij waar ik het geld vandaan moet halen. Ik moet deze motie dus ontraden. Het was in principe steeds een tijdelijke impuls. Ook de waterbeheerders hebben een verantwoordelijkheid en ik wil dit best bezien in het kader van het Europees Visserijfonds, maar ik kan niet nu zomaar een soort ongedekte cheque weggeven. De heer Van Gerven kan de motie dus aanhouden. Anders moet ik haar ontraden.

De heer Van Gerven (SP):
Weet de staatssecretaris om hoeveel geld het gaat?

Staatssecretaris Dijksma:
Uiteraard, maar elke euro moet altijd afgewogen worden. Dat is nu eenmaal het lot als je op deze plek staat.

De heer Van Gerven (SP):
Waar een wil is, is een weg. Het gaat om ruim €100.000. Dus waar hebben wij het over? Is de staatssecretaris toch niet bereid om linksom of rechtsom te kijken of het mogelijk is, bijvoorbeeld uit innovatiegelden, om maar wat te noemen?

Staatssecretaris Dijksma:
Nogmaals, natuurlijk zullen wij straks goed gaan bekijken hoe wij de middelen van het Europees Visserijfonds gaan inzetten, maar dat is een afweging die wij in totaliteit gaan maken en ik ga niet op voorhand een reservering doen, of het nu een ton is of een miljoen. Ik vind eerlijk gezegd ook dat de heer Van Gerven moet aangeven waar het geld vandaan moet komen, als hij dat wil. Dat doet hij niet. Het is ongedekte cheque, dus deze motie moet gewoon worden ontraden. Ik vind het prima als hij haar zou willen aanhouden en afwachten of ik misschien ergens een gaatje vind. Ik hoop dat de Kamer anders laat zien dat je geen ongedekte cheques kunt indienen. Dan ga ik naar motie op stuk nr. 169.

De voorzitter:
Nee, wij zijn toe aan de motie op stuk nr. 168.

Staatssecretaris Dijksma:
Excuses, ik sloeg motie op stuk nr. 168 over het cameratoezicht over. Wij bezien die optie in het kader van de aanlandplicht en wij doen nu een proef. Ik ga niet op dit moment out of the blue beslissen dat elke boot een camera krijgt. Die motie moet ik echt ontraden. Dat neemt niet weg dat wij er op dit moment naar kijken, maar de heer Van Gerven loopt vooruit op de uitkomst van dat onderzoek en dat lijkt mij niet verstandig.

De heer Van Gerven (SP):
Als de staatssecretaris de motie goed leest, dan staat er dat de regering gevraagd wordt om een onderzoek.

Staatssecretaris Dijksma:
Dan is de motie overbodig, want dat doen wij al.

De heer Van Gerven (SP):
Mag ik daaruit concluderen dat de staatssecretaris zich gaat inzetten om dit mogelijk te maken.

Staatssecretaris Dijksma:
Nee, wij onderzoeken nu of het verstandig is om het te doen. Ik beslis op basis van de uitkomst van het onderzoek. Ik ontraad de motie.

Ik kom op de motie op stuk nr. 169. Daarin wordt de regering verzocht om financiering beschikbaar te stellen voor de verdere ontwikkeling van bedwelmingsmethoden per vissoort. Wij hebben natuurlijk een aantal onderzoeken lopen, waar ook rijksbijdragen bij zitten. Wij financieren daarin mee. In alle oprechtheid begrijp ik niet wat de heer Van Gerven meer dan dat vraagt. Is opgeschreven wat wij al doen? Dan hoeft die motie niet te worden ingediend. Wordt om meer geld gevraagd? Dan moet ik de motie ontraden, want meer geld heb ik niet.

De heer Van Gerven (SP):
De staatssecretaris herinnert zich ongetwijfeld het debat over Ecofish. Wij willen meer middelen om verder onderzoek te doen. Dit voorstel behelst ook een uitbreiding naar andere vissoorten. Ik kan het mij niet voorstellen dat de staatssecretaris dat debat vergeten is.

Staatssecretaris Dijksma:
Nee, maar ik heb tijdens dat debat wel een boekje uitgereikt met duurzame koplopers. Als ik het mij goed herinner, zat dit project er ook in. Wij financieren dus al mee. De heer Van Gerven zegt in feite: u geeft daar al geld aan, maar ik wil nog meer. Als dat zo is, moet hij dat opschrijven. En dan zeg ik dat ik de motie ontraad.

De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris voor haar inbreng in beide debatten. Wij stemmen op 10 december.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 12.14 uur tot 14.00 uur geschorst.

Voorzitter: Van Miltenburg

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Ik stel voor, vanmiddag ook te stemmen over de aangehouden motie-Van Veldhoven/Dik-Faber (33750-A, nr. 33) en over de aangehouden motie-Dik-Faber (33750-XII, nr. 44).

Voorts stel ik voor om dinsdag aanstaande te stemmen over de aangehouden motie-Ouwehand (29675, nr. 154).

Op verzoek van de aanvragers stel ik voor om het VSO Aanpak huiselijk geweld en Dierenwelzijn (28345, nr. 127) en het VAO Nationaal Techniekpact 2020 (AO d.d. 5 september) van de agenda af te voeren. Tevens stel ik op verzoek van de aanvrager voor om het debat over het bericht dat het IMF toegeeft, fouten te hebben gemaakt bij de redding van Griekenland, en over de nieuwe financiële steun van de lijst af te voeren, waarvoor dank.

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda:

  • het VAO Wetenschapsbeleid, naar aanleiding van het algemeen overleg gehouden op 4 december met als eerste spreker de heer Jasper van Dijk van de SP;
  • het VAO Duurzaam hout, naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 4 december met als eerste spreker mevrouw Van Tongeren van GroenLinks;
  • VAO Woningcorporaties naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 4 december met als eerste spreker de heer Fritsma van de PVV.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Ik deel mee dat ingevolge artikel 69, tweede lid, van het Reglement van Orde de volgende aangehouden moties zijn vervallen: 30195-36;33279-7;33632-11;31996-54;19637-1713;19637-1719;31996-63;21501-32-672;33047-17; 32336-16;32336-17.

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Gesthuizen van de SP.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. Ik had dinsdag al aangekondigd dat u mij weer terug zou zien. Ik herhaal bij dezen mijn verzoek tot het voeren van een debat met de minister van Economische Zaken en in ieder geval de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de wijze waarop bedrijven in Nederland, naar aanleiding van het voorbeeld van Google, met persoonsgegevens omgaan. Ik meen dat ik met de D66-fractie had afgesproken dat ik mijn verzoek ook namens die fractie mocht doen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Steun voor het houden van een debat.

De heer De Liefde (VVD):
Geen steun voor het houden van een debat. De brief die we vanochtend hebben ontvangen, is vrij helder. Er komt een stuk aan en naar aanleiding van dat stuk kunnen we later een volwaardig debat houden. Nu dus geen debat.

De voorzitter:
Op dit moment geen steun. Er melden zich verder geen sprekers. Het debat is ook namens u aangevraagd, mijnheer Verhoeven. Hebt u een opmerking?

De heer Verhoeven (D66):
Eerder een vraag. Ik ben heel benieuwd wat de PvdA van dit voorstel vindt. Dat is niet onbelangrijk, vanwege het feit dat we dan een meerderheid zouden kunnen hebben voor dit zo belangrijke debat. Ik zie dat een aantal PvdA-leden aanwezig zijn en hoop dat zij hun mening kunnen geven.

De voorzitter:
Ik heb u niet het woord gegeven om op te roepen tot een debat.

De heer Verhoeven (D66):
Excuses, voorzitter.

De voorzitter:
Het is over het algemeen zo dat als mensen zich niet melden, zij ook geen steun uitspreken. Ik moet dus vaststellen dat u niet de steun van een meerderheid hebt, mevrouw Gesthuizen, voor het houden van een debat hierover op dit moment.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik kijk heel even de zaal in, omdat ik dan eigenlijk wel van de collega's zou willen weten of zij mijn verzoek steunen als ik er een dertigledendebat van maak, met die slag om de arm dat een debat in de commissie zeker onze voorkeur heeft, als we dat sneller kunnen plannen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Met die laatste kanttekening zijn wij het eens. Laten we het op de agenda zetten en kijken of we het niet eerder in de commissie kunnen doen, met wat meer spreektijd.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Misschien heeft de heer Verhoeven hier een mening over?

De voorzitter:
U hebt voldoende steun voor het houden van een dertigledendebat. De voorkeur voor het houden van een algemeen overleg is ook uitgesproken, dus ik hoop dat u in de procedurevergadering in een uitgebreide discussie met uw collega's tot iets kunt komen. Het dertigledendebat wordt toegevoegd aan de lijst, met spreektijden van drie minuten per fractie. Ik span mij in om dat zo snel mogelijk te gaan plannen. Hartelijk dank.

Dan geef ik het woord aan mevrouw Van Toorenburg van het CDA.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Wij hebben wetten aangenomen in de Kamer die het mogelijk maken dat mensen anoniem aangifte doen wanneer ze echt een reëel gevaar voelen. In de praktijk blijkt echter dat hulpverleners op een muur van onwetendheid. Wij willen daar graag een debat over, want wij vinden het zorgelijk dat mensen uiteindelijk niet het recht kunnen gebruiken dat wij ze als Kamer hebben gegeven.

De voorzitter:
Het verzoek is steun voor het houden van een debat over de werking van de wet over het anoniem aangifte doen.

Mevrouw Helder (PVV):
Ik heb hier meermalen vragen over gesteld aan de minister van Veiligheid en Justitie. Volgens hem was het allemaal prima. Blijkbaar is dat niet het geval, dus steun voor een debat.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik steun ook het verzoek om een debat. Ik denk echter dat het niet zo lang moet wachten, dus als het te lang gaat duren dan zou ik toch in overweging willen geven om er een algemeen overleg van te maken.

De voorzitter:
Maar u steunt in elk geval het verzoek om het houden van een debat?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ja, als wij dat halen in de Kamer wel.

De voorzitter:
U zegt dat het niet te lang moet duren en u kent de lijst met aangevraagde debatten.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik zeg: steun voor het debat, maar …

De heer Marcouch (PvdA):
Het is evident dat hulpverleners en dienstverleners die te maken hebben met geweld anoniem aangifte moeten kunnen doen. Daar zijn wij het met elkaar over eens. Ik begrijp dat de minister binnenkort met een evaluatie van de anonieme aangifte komt. Ik vraag mevrouw Van Toorenburg om die af te wachten en intussen de minister een brief te vragen met een reactie op wat er vandaag in de pers is verschenen over dat het niet mogelijk is om anoniem aangifte te doen.

De voorzitter:
Dus geen steun voor het houden van een debat op dit moment.

De heer Dijkhoff (VVD):
Ik kan mij vinden in de redenering van de heer Marcouch en die volg ik dus.

De voorzitter:
Geen steun voor het houden van een debat, maar wel graag een brief over de recente berichten in de media.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Steun voor het debat. Ik kan mij echter wel voorstellen dat wij dat debat pas houden nadat de evaluatie de Kamer heeft bereikt.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik heb van mijn collega te horen gekregen dat het haar voorkeur heeft om het in algemeen overleg te bespreken, omdat het dan veel sneller zal kunnen. Wel steun voor het verzoek om een brief.

De voorzitter:
Geen steun voor een debat, wel steun voor een brief.

Mevrouw Van Toorenburg, u hebt geen steun van een meerderheid voor houden van een debat. Wel heeft een aantal fracties uitgesproken behoefte te hebben aan een brief met opheldering over de berichten die vandaag in de media zijn verschenen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Het mooie van dit onderwerp is dat het geen politieke lading heeft, want de Kamer is het hier breed over eens. Wat mij wel zorgen baart, is dat in de media staat dat de evaluatie over een aantal maanden komt en dat er een plan wordt gemaakt voor het eind van volgend jaar. Ik neem aan dat het stenogram wordt doorgeleid naar het kabinet, daarom spreek ik mijn hoop uit dat wij erop kunnen vertrouwen dat het sneller gaat zodat wij het snel kunnen bespreken in een algemeen overleg.

De voorzitter:
Het stenogram van dit deel van de vergadering, inclusief alle opmerkingen die hierover zijn gemaakt, zal ik doorgeleiden naar het kabinet.

Het woord is aan de heer Van Bommel.

De heer Van Bommel (SP):
Voorzitter. Er was gisteren een bijzonder overleg op het ministerie van Algemene Zaken waaraan werd deelgenomen door politici afkomstig uit België, Nederland en Luxemburg. Uit dat overleg kwam naar voren dat de politici die daaraan deelnamen, onder wie premier Rutte, een voorkeur uitspraken voor de Belg Guy Verhofstadt als volgende voorzitter van de Europese Commissie. Daar moet nog over worden besloten. Er moeten nog Europese verkiezingen worden gehouden en er is een procedure afgesproken in het Verdrag van Lissabon over hoe wij aan de volgende voorzitter van de Europese Commissie komen. De uitslag van de verkiezingen weegt daarin mee, maar uiteindelijk moet de Europese Raad met een voordracht komen. In die Europese Raad zit dan vermoedelijk ook nog premier Rutte. Mijn vraag is of met deze stellingname de Nederlandse regering — ik ga uit van eenheid van regeringsbeleid — het standpunt heeft ingenomen dat de Belg Guy Verhofstadt, de voorstander van de verenigde staten van Europa, voorzitter van de Europese Commissie moet worden. Om te kunnen vaststellen of dat beeld dat gisteren is ontstaan juist is, zou ik graag een debat willen voeren met de minister-president over dit onderwerp. Hij heeft immers aan dat overleg deelgenomen en het was bij hem thuis op het ministerie van Algemene Zaken.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Van harte steun voor dit verzoek.

De heer Madlener (PVV):
Het is te gek voor woorden wat hier aan het gebeuren is. Natuurlijk steunen wij een debat op dit punt.

De heer Klaver (GroenLinks):
Wij kunnen in elk geval constateren dat er onduidelijkheid is. Dat alleen al is een goede reden om een debat over voeren, zodat er helderheid komt over de positie van de regering op dit dossier.

De heer Segers (ChristenUnie):
Er is sprake van een opmerkelijk advies en een interessante dubbelrol van onze minister-president. Daarom steunt mijn fractie het verzoek van de SP.

De heer Klein (50PLUS):
Ook de fractie van 50PLUS is erg geïnteresseerd in de dubbelrol van de minister-president in dezen. Daarom steunt zij het verzoek om een debat.

De heer Verheijen (VVD):
Volgens mij is dit op dit moment geen zaak voor de Kamer. Mijn fractie heeft geen behoefte aan het houden van een debat hierover. Dit is in de eerste plaats een partijpolitieke aangelegenheid. De zaak waar ook de heer Van Bommel naar verwijst, komt pas in een veel later stadium aan de orde. Mijn fractie steunt het verzoek om een debat daarom niet.

Mevrouw Maij (PvdA):
Het is heel goed dat Europese partijen overleggen welke kandidaat zij willen steunen. Laten wij dat vooral bij de Europese partijen laten. De heer Van Bommel kan dit, als hij dat wil, straks tijdens het debat over de Europese top aan de minister-president vragen. Ik vind niet dat dit een reden is om een debat te voeren.

De voorzitter:
Dat debat wordt overigens volgende week gehouden.

Mijnheer Van Bommel, er is op dit moment geen meerderheid voor het houden van een debat over dit onderwerp.

De heer Van Bommel (SP):
In de beoordeling van zowel de VVD als van de Partij van de Arbeid hoor ik de veronderstelling dat er op het ministerie van Algemene Zaken een afdelingsvergadering van de lokale VVD is gehouden, een afdeling waar de heer Rutte ongetwijfeld lid van is. Daarvan heb ik helemaal geen kennis. Ik heb alleen maar kennis van het bericht dat de politici die aan die afdelingsvergadering, of wat het ook is geweest, hebben deelgenomen, een voorkeur hebben uitgesproken voor Guy Verhofstadt als de volgende voorzitter van de Europese Commissie. Dat is wel degelijk een aangelegenheid die de Tweede Kamer aangaat.

De voorzitter:
Mijnheer Van Bommel, een Kamermeerderheid wenst over dit onderwerp op dit moment geen debat te voeren. U hebt wel de steun van meer dan 30 leden, dus we kunnen dit onderwerp toevoegen aan de lijst van dertigledendebatten, als u daarop prijs stelt.

De heer Van Bommel (SP):
Hier ontstaat toch een rare situatie, voorzitter, want …

De voorzitter:
Nee, mijnheer Van Bommel …

De heer Van Bommel (SP):
Ik wil iets constateren, voorzitter. U gaat af op de woorden van de woordvoerders van de twee regeringspartijen. Zij hebben kennelijk meer kennis van die bijeenkomst. Laten wij dus op z'n minst om schriftelijke opheldering vragen. Laten wij vragen om een brief van de minister-president waarin hij ingaat op de aard van die bijeenkomst. Er wordt hier zomaar gesuggereerd door de woordvoerders van de regeringsfracties dat het ging om een afdelingsvergadering van de VVD die heeft plaatsgevonden in het ministerie van Algemene Zaken.

De voorzitter:
De heer Van Bommel doet een nieuw verzoek. Hij wenst nu een brief te ontvangen waarin de minister-president opheldering geeft over de bijeenkomst die gisteren blijkbaar heeft plaatsgevonden op de plek waar hij kantoor houdt.

De heer Van Bommel (SP):
Daarin moet ook zijn rol als premier daarbij aan de orde komen, voorzitter.

De heer Klaver (GroenLinks):
Volgens mij kunnen we best een debat houden, voorzitter, want mijnheer Van Bommel heeft zijn inbreng al gedaan. Ik steun echter het verzoek om een brief.

De heer Madlener (PVV):
Zo'n brief lijkt mij een heel goed idee.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. Ik dank u wel, mijnheer Van Bommel.

De heer Van Bommel (SP):
Kunnen wij die brief nog vóór de kerst ontvangen, voorzitter?

De voorzitter:
Zullen we vragen of de minister-president ons die brief voor de Europese top wil sturen? Op die manier kunnen we de inhoud eventueel betrekken bij het debat over die top.

De heer Van Bommel (SP):
Maar niet later dan voor de kerst, stel ik voor.

De voorzitter:
Dank u wel.

Ik verzoek de leden die dat nog niet hebben gedaan, de presentielijst te tekenen. Ik verzoek alle leden die dat al wel hebben gedaan om hun plaats in te nemen zodat we kunnen gaan stemmen. Als wij dat snel doen, kunnen wij daarna overgaan tot andere dingen die op 5 december soms belangrijk zijn.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die namens het kabinet aanwezig is bij de stemmingen, van harte welkom, evenals de mensen op de publieke tribune.

Er is een aantal wijzigingen van de stemmingslijst. Ik geef hiertoe eerst het woord aan de heer Ulenbelt.

De heer Ulenbelt (SP):
Voorzitter. Ik wil een motie aanhouden. Het gaat om de motie op stuk nr. 22 onder het eerste punt van de stemmingslijst.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Ulenbelt stel ik voor, zijn motie (33750-XV, nr. 22) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Het amendement op stuk nr. 50 bij de stemmingen onder 24 over de begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wil ik intrekken.

De voorzitter:
Het amendement-Voordewind (stuk nr. 50) is ingetrokken.

Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik wil de motie op stuk nr. 44 onder het eerste punt van de stemmingslijst aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Schouten stel ik voor, haar motie (33750-XV, nr. 44) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen moties Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2014,

te weten:

  • de motie-Karabulut/Van Weyenberg over verbeteren van de klachtenprocedure arbeidsdiscriminatie (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Karabulut over de uitwerking van de huishoudentoeslag (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Karabulut/Heerma over categoriale bijzondere bijstand voor huishoudens met schoolgaande kinderen (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Karabulut over de maatschappelijke tegenprestatie in de bijstand (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Ulenbelt over reguleren van de instroom van arbeidsmigranten uit Europese lidstaten (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Ulenbelt over handhaven van de arbeidsvoorwaarden voor starters op de arbeidsmarkt (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Ulenbelt over meetellen van stakingsdagen voor de WW-uitkering (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Ulenbelt over uitzonderen van mensen met VUT of prepensioen van de verhoging van de AOW-leeftijd (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Van Nieuwenhuizen-Wijbenga over vereenvoudiging van het grote aantal inkomensregelingen (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Van Nieuwenhuizen-Wijbenga/Hamer over duidelijkheid over het begrip "normale arbeidsduur" (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Van Nieuwenhuizen-Wijbenga/Van Weyenberg over duurzame inzetbaarheid van werknemers (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Van Nieuwenhuizen-Wijbenga/Heerma over werkgelegenheidsbevorderende initiatieven (33750-XV, nr. ;
  • de motie-De Graaf over in stand houden van de tewerkstellingsvergunning voor Roemenen en Bulgaren (33750-XV, nr. ;
  • de motie-De Graaf over niet tornen aan hoogte en duur van de WW-uitkering (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Madlener over schrappen van de bezuiniging op de AOW-partnertoeslag (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Madlener over in stand houden van de MKOB (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Van Klaveren over aanpakken van de criminaliteit als gevolg van de massa-immigratie (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Van Klaveren/Wilders over uitbannen van de islam uit Nederland (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Van Klaveren over wetgeving voor administratieve detentie (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Hamer/Kerstens over spelregels om verdringing van reguliere banen tegen te gaan (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Hamer over aandacht voor flexwerkers in het actieplan voor psychosociale arbeidsbelasting (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Hamer over bestrijding van armoede onder werkenden (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Heerma over een exportverbod van kinderbijslag in de EU (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Van Weyenberg c.s. over geen maximumtermijn van drie jaar voor jobcoaching in de Wajong (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Van Weyenberg c.s. over regulier onderzoek naar discriminatie op de arbeidsmarkt (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Van Weyenberg c.s. over ruimte voor maatwerk bij gemeenten (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Van Weyenberg/Van Nieuwenhuizen-Wijbenga over modernisering van het avv-beleid (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Van Weyenberg over geen afbreuk aan het vrij verkeer van werknemers in de EU (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Schouten c.s. over begeleiding voor nabestaanden (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Schouten over een kinderbijslagregeling op de BES-eilanden (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Van Ojik over dichten van de inkomenskloof (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Van Ojik over bijverdienen naast een bijstandsuitkering (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Klein over een flexibel opneembare AOW (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Klein over het in stand houden van de MKOB (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Klein over een verkenning naar een sociaal basisbudget (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Klein over scholingsvouchers voor 50-plussers (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Klein over scholingsvouchers uitsluitend gebruiken voor mensen die nog geen zicht op een baan hebben (33750-XV, nr. ;
  • de motie-Klein over specifiek beleid voor oudere werklozen in de bijstand (33750-XV, nr. .

(Zie vergadering van 4 december 2013.)

De voorzitter:
De motie-Van Nieuwenhuizen-Wijbenga/Van Weyenberg (33750-XV, nr. is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De voorzitter:
De motie-Schouten (33750-XV, nr. is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. In de motie op stuk nr. 28 van de heer De Graaf van de Partij voor de Vrijheid wordt gevraagd om de tewerkstellingsvergunning voor mensen afkomstig uit Roemenië en Bulgarije te handhaven en een tewerkstellingsvergunning voor Poolse werknemers opnieuw in te voeren. Deze motie is wat ons betreft erg eenzijdig geformuleerd, als zou het alleen gaan om de belangen van Nederlandse werknemers. De Partij voor de Dieren meent dat elke vorm van uitbuiting van arbeiders voorkomen moet worden, ook als zij afkomstig zijn uit andere landen. Het reguleren van de instroom en het handhaven van fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden zijn de enige manieren om zorgvuldig om te gaan met arbeidsmigratie.

Vanwege de politieke miscalculaties uit het verleden met betrekking tot de toestroom van Poolse werknemers en vanwege de dreigende verschraling van de arbeidsomstandigheden op de Nederlandse arbeidsmarkt, zal mijn fractie ondanks de eenzijdige formulering voor de motie stemmen.

In stemming komt de motie-Karabulut/Van Weyenberg (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Karabulut (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Karabulut/Heerma (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Karabulut (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ulenbelt (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ulenbelt (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ulenbelt (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Nieuwenhuizen-Wijbenga/Hamer (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Nieuwenhuizen-Wijbenga/Van Weyenberg (33750-XV, nr. was nr. 26).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Nieuwenhuizen-Wijbenga/Heerma (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Graaf (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Graaf (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Madlener (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, het CDA, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Madlener (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Klaveren (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en Bontes voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Klaveren/Wilders (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en Bontes voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Klaveren (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en Bontes voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Hamer/Kerstens (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Hamer (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Hamer (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Heerma (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Heerma (CDA):
Voorzitter. Nu mijn motie op stuk nr. 38 is aangenomen, zou ik graag een brief ontvangen van de regering waarin zij aangeeft hoe zij de motie gaat uitvoeren.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

In stemming komt de motie-Van Weyenberg c.s. (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Weyenberg c.s. (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Weyenberg c.s. (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Weyenberg/Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de VVD en D66 voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Mijnheer Van Weyenberg, u liep al heel vroeg naar de interruptiemicrofoon.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Ik keek om mij heen. Nu deze motie is aangenomen, zou ik graag een brief van het kabinet ontvangen waarin staat hoe het deze motie gaat uitvoeren.

De voorzitter:
Ook dit gedeelte van het stenogram zal ik doorgeleiden naar het kabinet.

In stemming komt de motie-Van Weyenberg (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66 en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Schouten c.s. (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Schouten (33750-XV, nr. was nr. 46).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Ojik (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Ojik (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klein (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Klein (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, 50PLUS en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klein (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klein (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, 50PLUS, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klein (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klein (33750-XV, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Begroting Algemene Zaken

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2014,

te weten:

  • de motie-Pechtold c.s. over een onderzoek door de CTIVD (33750-III, nr. ;
  • de motie-Thieme over openstellen van het Kroondomein Het Loo gedurende het gehele jaar (33750-III, nr. .

(Zie vergadering van 4 december 2013.)

In stemming komt de motie-Pechtold c.s. (33750-III, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Thieme (33750-III, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Begroting van de Koning

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2014 (33750-I).

(Zie vergadering van 4 december 2013.)

In stemming komt het amendement-Thieme (stuk nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begroting Staten-Generaal

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Staten-Generaal (IIA) voor het jaar 2014 (33750-IIA).

(Zie vergadering van 28 november 2013.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begroting overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs (IIB) voor het jaar 2014 (33750-IIB).

(Zie vergadering van 28 november 2013.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begroting Algemene Zaken

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2014 (33750-III).

(Zie vergadering van 4 december 2013.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begroting Koninkrijksrelaties

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2014 (33750-IV).

(Zie vergadering van 28 november 2013.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen Begroting BES-fonds

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het BES-fonds voor het jaar 2014 (33750-H).

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen Begroting Buitenlandse Zaken

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2014 (33750-V).

(Zie vergadering van 27 november 2013.)

In stemming komt het gewijzigde amendement-Ten Broeke/Servaes (stuk nr. 39, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 39 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Sjoerdsma (stuk nr. 40).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Jasper van Dijk (stuk nr. 37).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, 50PLUS, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Sjoerdsma c.s. (stuk nr. 16, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de ChristenUnie ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 16 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Omtzigt/Sjoerdsma (stuk nr. 44, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 44 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de gewijzigde amendementen-Ten Broeke/Servaes (stuk nrs. 39, I en II) en de amendementen-Sjoerdsma c.s. (stuk nrs. 16, I en II).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begroting Veiligheid en Justitie

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2014 (33750-VI).

(Zie vergadering van 21 november 2013.)

In stemming komt het amendement-Segers (stuk nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Oskam (stuk nr. 32).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP en het CDA voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Schouw (stuk nr. 39, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 39 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Berndsen-Jansen (stuk nr. 41, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 41 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het tweede nader gewijzigde amendement-Van Tongeren (stuk nr. 91, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit tweede nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit tweede nader gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 91 voorkomende tweede nader gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komen de amendementen-Schouw (stuk nrs. 40, I en II).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze amendementen hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij zijn verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van deze amendementen het andere op stuk nr. 40 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Segers/Van der Staaij (stuk nr. 30).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Oskam (stuk nr. 34).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP en het CDA voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van Hijum (stuk nr. 33).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA en 50PLUS voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Voorzitter. Het Openbaar Ministerie is de verbindende schakel in de strafrechtketen. Als de prestaties beter moeten worden, is het erg onverstandig om op deze cruciale schakel te bezuinigen. Door deze bezuiniging zal het OM uiteindelijk een kwart van zijn budget verliezen. Via een amendement heeft mijn fractie getracht deze bezuiniging enigszins te verzachten. De minister wil hier niet aan en daarom heeft D66 besloten tegen dit onderdeel van de begroting van Veiligheid en Justitie te stemmen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begroting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2014 (33750-VII).

(Zie vergadering van 28 november 2013.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begroting Gemeentefonds

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2014 (33750-B).

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begroting Provinciefonds

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2014 (33750-C).

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2014 (33750-VIII).

(Zie vergadering van 31 oktober 2013.)

In stemming komt het amendement-Bergkamp/Monasch (stuk nr. 51).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Bergkamp/Sjoerdsma (stuk nr. 70).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Bergkamp/Monasch (stuk nr. 51).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begroting Financiën en Nationale Schuld

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2014 (33750-IX).

(Zie vergadering van 17 oktober 2013.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begroting Defensie

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2014 (33750-X).

(Zie vergadering van 14 november 2013.)

In stemming komt het amendement-Knops/Van Hijum (stuk nr. 14, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van het CDA voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 14 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Hachchi/Sjoerdsma (stuk nr. 35).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdA voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen Begroting Infrastructuur en Milieu

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (XII) voor het jaar 2014 (33750-XII).

(Zie vergadering van 6 november 2013.)

De voorzitter:
Het amendement-Van Veldhoven (stuk nr. 18) is ingetrokken.

Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

In stemming komt het amendement-De Graaf (stuk nr. 15, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en Bontes voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 15 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van Tongeren (stuk nr. 53, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, 50PLUS, GroenLinks en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 53 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Remco Dijkstra (stuk nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de VVD en de PvdA voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Van Hijum/De Rouwe (stuk nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van het CDA voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Remco Dijkstra (stuk nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begroting Infrastructuurfonds

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2014 (33750-A).

In stemming komt het amendement-Van Hijum/De Rouwe (stuk nr. 16, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van het CDA voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 16 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van Veldhoven/Dik-Faber (stuk nr. 18, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 18 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Dik-Faber/Smaling (stuk nr. 50).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Dik-Faber/De Rouwe (stuk nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-De Rouwe/Dik-Faber (stuk nr. 21).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begroting Deltafonds

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2014 (33750-J).

(Zie wetgevingsoverleg van 18 november 2013.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begroting Economische Zaken

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2014 (33750-XIII).

(Zie vergadering van 7 november 2013.)

In stemming komt het amendement-Gesthuizen (stuk nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Gesthuizen c.s. (stuk nr. 106).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van Veldhoven (stuk nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Thieme (stuk nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen Begroting Diergezondheidsfonds

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Diergezondheidsfonds voor het jaar 2014 (33750-F).

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2014 (33750-XV).

(Zie vergadering van 3 december 2013.)

In stemming komt het amendement-Van Hijum/De Rouwe (stuk nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van het CDA voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Heerma (stuk nr. 14, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, het CDA, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 14 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Heerma (stuk nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, het CDA, 50PLUS, GroenLinks en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Oskam/Van Hijum (stuk nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP en het CDA voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2014 (33750-XVI).

(Zie vergadering van 30 oktober 2013.)

In stemming komt het amendement-Keijzer (stuk nr. 16, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, het CDA, 50PLUS en GroenLinks voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 16 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Bruins Slot (stuk nr. 74, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 74 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Keijzer (stuk nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, het CDA en 50PLUS voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van der Staaij c.s. (stuk nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Voortman (stuk nr. 71).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Van der Staaij c.s. (stuk nr. 17) en het amendement-Voortman (stuk nr. 71).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2014 (33750-XVII).

(Zie vergadering van 28 november 2013.)

In stemming komt het amendement-Agnes Mulder/Omtzigt (stuk nr. 51) tot het invoegen van artikel 3a.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komen de amendementen-Voordewind c.s. (stuk nrs. 49, I en II).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze amendementen hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij zijn aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van deze amendementen de overige op stuk nr. 49 voorkomende amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Jasper van Dijk (stuk nr. 19, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 19 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-De Caluwé (stuk nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD en 50PLUS voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Jasper van Dijk (stuk nr. 21, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 21 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Knops/Van Hijum (stuk nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van het CDA voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter. 2014 is een dieptepunt in de geschiedenis van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. Voor het eerst sinds 40 jaar voldoet ons land niet langer aan de afspraak om 0,7% van ons nationaal inkomen te investeren in armoedebestrijding. "Het kan niet meer uit", zegt het kabinet, "in deze crisis moet iedereen een steentje bijdragen, ook de allerarmsten". Op een budget van ruim 5 miljard is in drie jaar tijd 2 miljard weggesneden. Waarom is dit zo treurig? Natuurlijk omdat we een afspraak breken die we zelf hebben gemaakt. En ook omdat we, doordat we ons aan die afspraak hielden, overal op de wereld een naam hebben opgebouwd, waar onze handelsmissies en investeerders nu de vruchten van plukken. Maar vooral omdat de mensen om wie het altijd is gegaan, die miljard armsten op de wereld, nog altijd voor een deel op onze hulp zijn aangewezen. Onderwijs en gezondheidszorg vergen investeringen die niet door de markt en het bedrijfsleven worden gedaan. Daar zijn publieke inkomensoverdrachten voor nodig, uit nationale middelen maar ook uit de begrotingen van rijke landen. Met de nieuwe bezuinigingen op het budget voor ontwikkelingssamenwerking en het loslaten van de norm van 0,7 cent van elke verdiende euro, zijn we door een bodem gezakt. Daarom zal GroenLinks voor het eerst in de geschiedenis van de partij tegen de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking stemmen.

De heer Zijlstra (VVD):
Voorzitter. Ik wil u verzoeken om de stemverklaringen echt stemverklaringen te laten zijn.

De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Van Ojik. Ik neem aan dat u klaar was.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voor zover ik weet, staat …

De voorzitter:
Nee, we gaan nu geen debat voeren. U hebt uw stemverklaring afgegeven. De heer Zijlstra heeft een opmerking tegen mij gemaakt.

De heer Pechtold (D66):
Voorzitter. Dan een punt van orde van mijn kant. Ik vind dat de heer Zijlstra dan moet verklaren waarom hij die opmerking maakt. Ik heb geen politieke opmerkingen gehoord. Er werd geen partij genoemd, er werd niets gedaan. Dan wil ik ook horen waarom hij die opmerking maakt. Anders wek je de suggestie alsof hier iets is gedaan wat niet kan.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
En als ik daarop wil antwoorden, mag dat niet.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Dat is bij een punt van orde niet gebruikelijk. Vandaar dat u daar niet op kunt antwoorden.

De heer Zijlstra (VVD):
Ik leg graag uit waarom ik die opmerking hebben gemaakt. Wij hebben in het Reglement van Orde afgesproken dat een stemverklaring kort en krachtig is, en geen herhaling van het debat. Daar riekte dit toch wel degelijk naar.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter. Als u het niet zegt, dan zeg ik het. Ik heb het Reglement van Orde erop nagekeken. Er staat voor een stemverklaring twee minuten. Ik heb me keurig aan die twee minuten gehouden. Ik heb er geen partijpolitiek verhaal van gemaakt. Als u dat niet tegen de heer Zijlstra zegt, dan zeg ik dat. Ik heb me keurig gehouden aan het Reglement van Orde van de Kamer.

(Geroffel op de bankjes)

De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. D66 is ervan overtuigd dat ontwikkelingssamenwerking en buitenlandse handel hand in hand kunnen gaan. Wij zijn niet overtuigd van het Dutch Good Growth Fund. Het is een fonds van 700 miljoen euro, waarvan onduidelijk blijft voor welk probleem het een oplossing is, waarvan de meerwaarde niet is aangetoond en waarvan mijn fractie vreest dat het weggegooid geld zal blijken te zijn. Via zes moties heeft mijn fractie geprobeerd dat fonds aan te passen. Ze werden helaas genegeerd door de minister. Daarom stemt D66 tegen dit deel van de begroting.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. Een miljard minder uitgeven aan de allerarmsten op deze planeet. Daarmee overschrijdt deze begroting de fatsoensgrens. De Partij voor de Dieren zal daarom tegen de begroting van het ministerie van hulp is handel stemmen.

De heer Van Klaveren (PVV):
Voorzitter. Het is ongehoord dat er miljarden worden uitgegeven aan de meest corrupte dictaturen in de wereld, terwijl in Nederland de belastingen worden verhoogd en er zelfs verzorgingstehuizen worden gesloten. Dat is een schande. De PVV zal daarom tegen deze begroting stemmen.

(Geroffel op de bankjes)

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Zojuist is ons amendement verworpen om niet ongezien 150 miljoen schuld van Sudan kwijt te schelden. Daarmee ligt een begroting voor, inclusief 150 miljoen voor Sudan. Het regime in Sudan moordt zijn burgers uit in Darfur, in het Nubagebergte en in zuid-Kordofan. De president, Al-Bashir, wordt gezocht voor genocide door het Internationaal Strafhof. Hij koopt nieuwe bommenwerpers. Poliovaccinaties kunnen niet doorgaan vanwege de bombardementen. Aan zo'n regime scheld je geen schuld kwijt. Daarom wil de CDA-fractie de aantekening dat wij tegen deze kwijtschelding zijn. Met die voor ons zeer belangrijke aantekening stemmen wij toch in met de begroting.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. De ChristenUnie is en blijft voorstander van het besteden van minimaal 0,7% van ons bbp aan de allerarmsten. Helaas is er een ruime meerderheid om wel voor bezuinigingen op Ontwikkelingssamenwerking te stemmen. Gelukkig steunt wel een meerderheid het amendement van de ChristenUnie om 50 miljoen te besteden aan het tegengaan van kinderarbeid, aan het tegengaan van kinderprostitutie, aan aidsbestrijding en aan noodhulp voor Syrië. Tegen de begroting stemmen zou ook betekenen dat de ChristenUnie tegen het overgebleven deel van het budget, 0,6%, zou stemmen en dus tegen dat deel van de armoedebestrijding. Wij zullen daarom voor de overgebleven uitgaven voor Ontwikkelingssamenwerking stemmen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de amendementen-Voordewind c.s. (stuk nrs. 49, I tot en met V).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, de PvdA en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen Begroting Wonen en Rijksdienst

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van Wonen en Rijksdienst (XVIII) voor het jaar 2014 (33750-XVIII).

(Zie vergadering van 20 november 2013.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Elektriciteitswet

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 (volumecorrectie nettarieven voor de energie-intensieve industrie) (33777).

(Zie wetgevingsoverleg van 2 december 2013.)

In stemming komt het amendement-Van Tongeren (stuk nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van Tongeren (stuk nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Tongeren/Van Veldhoven (stuk nr. 19, I) tot het invoegen van artikel IIa.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, D66, GroenLinks en de PvdD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 19 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Dit wetsvoorstel regelt dat de grootste stroomverbruikers in Nederland 21 miljoen euro korting per jaar krijgen. Dat geld wordt weggehaald bij het midden- en kleinbedrijf en bij gewone consumenten. GroenLinks heeft moties en amendementen ingediend om ervoor te zorgen dat dit wetsvoorstel in ieder geval geen rem is op de ontwikkeling van schone energie. Deze amendementen en moties zijn zojuist allemaal weggestemd. Dat geldt zelfs voor een amendement om over vier jaar eens te bezien of deze crisisbonus voor de zware industrie in Nederland dan nog steeds nodig is. Ook dit voorstel voor een evaluatie over vier jaar kon geen meerderheid krijgen in deze Kamer. GroenLinks stemt tegen dit wetsvoorstel.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, de PvdA en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen moties Elektriciteitswet

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998,

te weten:

  • de motie-Van Tongeren over het verbruik van fossiele energie (33777, nr. ;
  • de motie-Paulus Jansen over een analyse van de bestaande kostenstructuur van de Nederlandse elektriciteits- en gasnetwerken (33777, nr. ;
  • de motie-Van Veldhoven over een evaluatie van de gevolgen van de wetgeving met betrekking tot de volumecorrectie (33777, nr. ;
  • de motie-Van Veldhoven/Leegte over een gemeenschappelijk referentiekader voor het vaststellen van een nettarief (33777, nr. ;
  • de motie-Van Veldhoven over een korting op de transporttarieven (33777, nr. ;
  • de motie-Klever over het compenseren van de lastenverzwaring als gevolg van de wetgeving (33777, nr. .

(Zie wetgevingsoverleg van 2 december 2013.)

De voorzitter:
De motie-Van Veldhoven (33777, nr. 14) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van Veldhoven, Jan Vos en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22, was nr. 14 (33777).

De motie-Paulus Jansen (33777, nr. is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

In stemming komt de motie-Van Tongeren (33777, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Paulus Jansen (33777, nr. was nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Veldhoven c.s. (33777, nr. was nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Veldhoven/Leegte (33777, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Veldhoven (33777, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klever (33777, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en Bontes voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Pensioenonderwerpen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Pensioenonderwerpen,

te weten:

  • de motie-Ulenbelt/Klein over een opbouwpercentage van ten minste 2% (32043, nr. ;
  • de motie-Madlener over geen pensioenkortingen in 2014 (32043, nr. ;
  • de motie-Lodders over meer flexibiliteit bij de aankoop van het pensioen (32043, nr. .

(Zie vergadering van 3 december 2013.)

De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

De heer Madlener (PVV):
Voorzitter. In de motie-Ulenbelt/Klein op stuk nr. 181 van de SP en 50PLUS staat dat een goed pensioen ten minste 2% opbouw vereist. Dat klinkt sympathiek en het is beter dan wat het kabinet doet, maar het is nog steeds een enorme verslechtering ten opzichte van de huidige situatie. Dat is de reden waarom de fractie van de PVV tegen deze motie zal stemmen.

In stemming komt de motie-Ulenbelt/Klein (32043, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Madlener (32043, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, 50PLUS en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Lodders (32043, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de ChristenUnie ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties The Economics of Ecosystems and Biodiversity (TEEB)

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO The Economics of Ecosystems and Biodiversity (TEEB),

te weten:

  • de motie-Thieme/Ouwehand over de economische waarde van natuur niet leidend laten zijn (26407, nr. ;
  • de motie-Thieme/Ouwehand over uitdragen van de nadelen van de TEEB-methode (26407, nr. .

(Zie vergadering van 4 december 2013.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Thieme stel ik voor, haar motie (26407, nr. 88) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Thieme/Ouwehand (26407, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Armoede- en schuldenbeleid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Armoede-en schuldenbeleid,

te weten:

  • de motie-Kuzu over instrumenten voor bestrijding van armoede onder kinderen (24515, nr. ;
  • de motie-Schouten over privacyproblemen bij het vroegtijdig signaleren van schulden (24515, nr. ;
  • de motie-Schouten over de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten (24515, nr. ;
  • de motie-Karabulut over aanwenden van de boete van 30% voor het aflossen van betalingsachterstanden (24515, nr. .

(Zie vergadering van 4 december 2013.)

De voorzitter:
De motie-Schouten (24515, nr. is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

In stemming komt de motie-Kuzu (24515, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Schouten (24515, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Schouten (24515, nr. was nr. 274).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Karabulut (24515, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2014,

te weten:

  • de motie-Sjoerdsma over het niet toepassen van gebonden hulp (33750-XVII, nr. .

(Zie vergadering van 28 november 2013.)

In stemming komt de motie-Sjoerdsma (33750-XVII, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Kredietverlening

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Kredietverlening,

te weten:

  • de motie-Aukje de Vries over geen ministeriële regeling theoretisch solvabiliteitscriterium levensverzekeraars Wft (32013, nr. ;
  • de motie-Van Ojik/Klaver over de gevolgen van ongelijke fiscale behandeling voor kredietverlening (32637, nr. ;
  • de motie-Tony van Dijck over afzien van verdere aanscherping van kredietregels (32637, nr. .

(Zie vergadering van 4 december 2013.)

In stemming komt de motie-Aukje de Vries (32013, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de VVD en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Ojik/Klaver (32637, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Tony van Dijck (32637, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en Bontes voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Ecofin

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Ecofin,

te weten:

  • de motie-Harbers c.s. over de vormgeving van het Single Resolution Mechanism (21501-07, nr. ;
  • de motie-Klaver/Merkies over een Europese norm voor werkloosheid of werkgelegenheid (21501-07, nr. .

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Harbers c.s. (21501-07, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Klaver/Merkies (21501-07, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De heer Van Hijum (CDA):
Voorzitter. Als mede-indiener van de aangenomen motie op stuk nr. 1100 zou ik graag een reactie willen van de minister van Financiën. Ik wil graag een brief waarin hij aangeeft wat de aanneming van deze motie betekent voor zijn inzet bij de komende onderhandelingen tijdens de Ecofin-Raad.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.


Stemming motie MIRT

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over het MIRT,

te weten:

  • de motie-Van Veldhoven/Dik-Faber over MKBA-systematiek moderniseren bij herziening OEI-richtlijnen (33750-A, nr. .

(Zie notaoverleg van 25 november 2013.)

De voorzitter:
De motie-Van Veldhoven/Dik-Faber (33750-A, nr. is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Veldhoven/Dik-Faber (33750-A, nr. was nr. 33).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie Begroting Infrastructuur en Milieu

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (XII) voor het jaar 2014,

te weten:

  • de motie-Dik-Faber over een landelijk meetnet voor roet (33750-XII, nr. .

(Zie vergadering van 6 november 2013.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Dik-Faber stel ik voor, haar motie (33750-XII, nr. 44) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.


33819 stemmingen Maatregelen woningmarkt 2014

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Invoering van een verhuurderheffing over 2014 en volgende jaren alsmede wijziging van enige wetten met betrekking tot de nadere herziening van de fiscale behandeling van de eigen woning (Wet maatregelen woningmarkt 2014 II) (33819).

(Zie vergadering van 7 november 2013.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, de VVD, D66, de PvdA en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

De heer Roemer (SP):
Voorzitter. Even voor de duidelijkheid: de SP heeft tegen de verhuurdersheffingswet gestemd.

De voorzitter:
De wet blijft aangenomen.

Hiermee is er een einde gekomen aan de stemmingen.

Sluiting

Sluiting 15.09 uur.