Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Vijlbrief en Rooderkerk over de klimaataanpak van de minister
Vragen van de leden Vijlbrief en Rooderkerk (beiden D66) aan de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de klimaataanpak van de Minister (ingezonden 20 februari 2025).
Antwoord van Minister Keijzer (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) (ontvangen
24 maart 2025).
Vraag 1
Hoeveel CO2-equivalent stootte de sector gebouwde omgeving in 2024 uit? Hoeveel is dat verwijderd
van het restemissiedoel 11,2 megaton van 2030? Ligt u op koers om klimaatdoelen in
de gebouwde omgeving te halen?
Antwoord 1
De Klimaat- en Energieverkenning (KEV) 2024 laat zien dat de CO2-uitstoot in de gebouwde omgeving in 2023 is gedaald van 19,6 naar 17,3 megaton. Dit
komt door een forse besparing op aardgas in de afgelopen jaren, als gevolg van energiebesparende
maatregelen, zuinig stookgedrag en relatief warme winters. Voor 2024 moeten de CO2-emissiecijfers nog beschikbaar komen. De KEV2024 raamt de CO2-emissie van de gebouwde omgeving binnen een bandbreedte van 12,6 tot 18,2 Mton, inclusief
geagendeerd beleid is die bandbreedte 11,6 tot 17,3 MTon. Het gestelde doel in 2030
is 13,2 Mton restemissie.
Vraag 2
Kunt u een schatting geven van het gemiddelde verschil in energiekosten voor mensen
tussen een woning met energielabel A++++ ten opzichte van een woning met energielabel G?
Antwoord 2
Het energieverbruik per woning is afhankelijk van het type woning en het stookgedrag
van de bewoner. Op basis van gemiddeld gebruik is echter wel een beeld te geven wat
het verschil is tussen woningen met een verschillend energielabel. In onderstaande
tabel is in beeld gebracht wat het verschil is in energiekosten van een tussenwoning
met label A+++ en label G. Voor A++++ woningen is momenteel nog onvoldoende data beschikbaar
om te komen tot een betrouwbaar beeld van het werkelijke energieverbruik en daarmee
de energiekosten.
Voor de woning met het A+++ label is uitgegaan van elektrisch verwarmen met een warmtepomp.
Voor de woning met het G label is uitgegaan van verwarmen door middel van een cv-ketel.
Het verbruik (inclusief verwarming) per label is gebaseerd op voorlopige cijfers uit
2023 van het CBS.1 De leveringskosten, vaste kosten en energiebelasting voor gas en elektra zijn gebaseerd
op cijfers van CBS over de energietarieven van februari 2025.2
Verschuil jaarlijkse energiekosten tussenwoning label A+++ en label G
A+++
G
Gasverbruik (m3)
1.060
Elektraverbruik (kWh)
3.690
1.750
Variabele kosten gas
€ 0
€ 1.426
Waarvan:
Leveringskosten
€ 0
€ 684
Energiebelasting gas
€ 0
€ 742
Variabele kosten elektra
€ 1.038
€ 492
Waarvan:
Leveringskosten
€ 584
€ 277
Energiebelasting elektriciteit
€ 453
€ 215
Totaal variabel (G+E)
€ 1.038
€ 2.089
Netbeheerkosten gas
€ 0
€ 248
Leveringskosten gas
€ 0
€ 88
Netbeheerkosten elektriciteit
€ 467
€ 467
Leveringskosten elektriciteit
€ 106
€ 106
Totaal vast
€ 573
€ 909
Belastingvermindering
€ – 635
€ – 635
Totaal
€ 976
€ 2.191
Verschil label A+++
–
€ 1.215
Enkele aandachtspunten bij bovenstaande tabel
– Het aantal gasgestookte woningen met label G is significant groter dan A+++ met warmtepomp.
Dat betekent dat de kwaliteit van de informatie beperkter is
– De A+++ woningen zijn meer dan 20% groter dan de label G woningen. Dat betekent dat
het energieverbruik voor een woning van gelijke omvang met beide labels, voor een
label A+++ lager zal zijn dan bovenstaande rekening.
Vraag 3
Hoeveel mensen wonen in een woning met een energielabel onder B? Hoeveel scheelt dat
deze mensen in totaal per jaar aan kosten?
Antwoord 3
In 2024 was de labelverdeling voor de 8 miljoen woningen in de gebouwde omgeving als
in de volgende tabel verdeeld. Dit is een inschatting gebaseerd op cijfers van Kadaster
uit de Monitor Verduurzaming Gebouwde omgeving3.
Label
C
D
E
F
G
Aantal
2.080.000
880.000
560.000
400.000
400.000
Onderstaand overzicht geeft de verwachte energiekosten weer bij een gemiddeld gebruik
in tussenwoningen met een label B tot en met G. Voor de vergelijkbaarheid gaan we
uit van verwarming met een CV-ketel. Het verbruik per label is gebaseerd op voorlopige
cijfers uit 2023 van het CBS.4 De leveringskosten, vaste kosten en energiebelasting voor gas en elektra zijn gebaseerd
op cijfers van CBS over de energietarieven van februari 2025.5
Verschil jaarlijkse gemiddelde energiekosten
B
C
D
E
F
G
Gasverbruik (m3)
830
920
1.000
1.040
1.080
1.060
Elektraverbruik (kWh)
2.210
2.170
2.090
1.980
1.930
1.750
Variabele kosten gas
€ 1.116
€ 1.237
€ 1.345
€ 1.399
€ 1.453
€ 1.426
Waarvan:
Leveringskosten
€ 536
€ 594
€ 645
€ 671
€ 697
€ 684
Energiebelasting gas
€ 581
€ 644
€ 700
€ 728
€ 756
€ 742
Variabele kosten elektra
€ 622
€ 610
€ 588
€ 557
€ 543
€ 492
Waarvan:
Leveringskosten
€ 350
€ 344
€ 331
€ 314
€ 306
€ 277
Energiebelasting elektriciteit
€ 272
€ 267
€ 257
€ 243
€ 237
€ 215
Totaal variabel (G+E)
€ 1.738
€ 1.848
€ 1.933
€ 1.956
€ 1.995
€ 1.918
Netbeheerkosten gas
€ 248
€ 248
€ 248
€ 248
€ 248
€ 248
Leveringskosten gas
€ 88
€ 88
€ 88
€ 88
€ 88
€ 88
Netbeheerkosten elektriciteit
€ 467
€ 467
€ 467
€ 467
€ 467
€ 467
Leveringskosten elektriciteit
€ 106
€ 106
€ 106
€ 106
€ 106
€ 106
Totaal vast
€ 909
€ 909
€ 909
€ 909
€ 909
€ 909
Belastingvermindering
€ – 635
€ – 635
€ – 635
€ – 635
€ – 635
€ – 635
Totaal
€ 2.011
€ 2.121
€ 2.206
€ 2.229
€ 2.269
€ 2.191
Verschil label B
–
€ 110
€ 195
€ 218
€ 257
€ 180
N.B. Op basis van deze getallen lijkt een woning met een label F een hoger verbruik
te hebben dan een woning met een label G. Dit kan worden verklaard doordat dit cijfers
zijn van echte woningen, die niet gecorrigeerd zijn voor de verschillen in oppervlakte
tussen verschillende type woningen. Als het verbruik wel gecorrigeerd wordt voor de
totale oppervlakte, dan blijkt het verbruik van een woning met label G per m2 oppervlak hoger dan voor een woning met label F.
Vraag 4
Hoe staat het met de verduurzaming van publieke gebouwde omgeving, in ieder geval
de portefeuille van het Rijksvastgoedbedrijf, onderwijs, zorg, politie, provincies
en gemeenten? Hoeveel structurele energiebesparing is mogelijk bij verduurzaming?
Antwoord 4
De stand van zaken met betrekking tot energielabel C voor kantoren binnen het Rijk
is dat het gemiddelde ligt op een energielabel B. (zie ook de brief van 2 oktober
2024, Kamerstuk II 30 196, nr. 831).
Zorg, onderwijs, provincies en gemeenten zijn dus bezig om hun vastgoed te verduurzamen.
Vanuit het Rijk zijn verschillende instrumenten beschikbaar om ze hierbij te stimuleren
en te ondersteunen en zo invulling te geven aan de verduurzamingsopgave. Zo is er
onder andere subsidie beschikbaar via de Duurzaam Maatschappelijk Vastgoed (DUMAVA)
regeling waar de sectoren, gemeenten en provincies gebruik van kunnen maken.6 Daarnaast is er ook een ontzorgingsprogramma maatschappelijk vastgoed waarbij vanuit
de provincies met onder andere kleine gemeenten, schoolbesturen, zorgaanbieders, stichtingen
en culturele instellingen advies, kennis en expertise wordt geboden in hoe deze kleine
eigenaren van vastgoed hun vastgoed het beste kunnen verduurzamen.7
Op grond van de EPBD IV wordt gestuurd op verduurzaming van de gebouwde omgeving en
het terugdringen van de energievraag, ook in publieke gebouwen. De verschillende sectoren
in de publieke gebouwde omgeving hebben sectorale routekaarten opgesteld die inzicht
bieden in de opgave en handelingsperspectief bieden om tot zeer energiezuinige en
fossielvrije gebouwen in 2050 te komen. De sectorale routekaarten worden in elke sector
vertaald naar individuele portefeuille-routekaarten of Duurzaam Meerjaren Onderhoudsplannen
van vastgoedeigenaren. Er vindt nu een herijking plaats van de routekaarten. Als deze
herijking gereed is, zal uw Kamer hierover geïnformeerd worden. Specifiek voor de
verduurzaming van de portefeuille van het Rijksvastgoedbedrijf en Politie geldt dat
deze meedoen aan de portefeuilleaanpak. Dit is een aanpak met de looptijd tot eind
2026 waarbij een bedrijf of instelling 20 of meer gebouwen bezit in Nederland, verspreid
over minstens twee omgevingsdiensten. Met deze aanpak wordt gestimuleerd tot een bovenwettelijke
prestatie op het gebied van energiebesparing, namelijk een finale energiereductie
(14%) en fossiele energiereductie (22%) op portefeuilleniveau.
Voor de publieke gebouwde omgeving geldt bovendien de energiebesparingsplicht waarbij
bepaalde maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of korter genomen dienen
te worden zodat gebouwen verduurzaamd worden.8 De Minister van Klimaat en Groene Groei (KGG) werkt aan verbetering van deze plicht,
waarbij onder meer de Erkende Maatregelenlijst wordt geactualiseerd en de terugverdientijd
naar zeven jaar gaat. Daarnaast werkt het kabinet aan de implementatie van de Europese
Energie Efficiëntie Richtlijn (EED), waarbij specifiek twee doelstellingen gelden
voor overheidsinstanties. Ten eerste, een gezamenlijk een finale energiereductie van
1,9% per jaar ten opzichte van 2021. Ten tweede, een gezamenlijke, jaarlijkse renovatieverplichting
van 3% naar Bijna Energie Neutraal Gebouw (BENG). De Minister van KGG heeft uw Kamer
hier eerder over geïnformeerd en zal uw Kamer op de hoogte houden over de voortgang.
Vraag 5
Hoeveel bouwprojecten liggen op dit moment stil of zijn niet gerealiseerd door de
netcongestie? Hoeveel toekomstige woningen gaat dat over?
Antwoord 5
Netcongestie, ofwel drukte op het elektriciteitsnet, is in toenemende mate een uitdaging
voor de woningbouw. Mede daarom heb ik op de Woontop afspraken gemaakt met vertegenwoordigers
uit de woningbouw- en technieksector, netbeheerders en provincies om netbewust bouwen
te stimuleren. Ook werkt het kabinet via het Landelijk Actieprogramma Netcongestie
(LAN) samen met mede-overheden, netbeheerders en marktpartijen hard aan het zoveel
mogelijk beperken van netcongestie.
Er is op dit moment nog geen formele wachtrij voor kleinverbruikaansluitingen. Dit
betekent dat nieuwbouwwoningen met een kleinverbruikaansluiting in principe aangesloten
kunnen worden. Maar ook als er geen formele wachtrij is, kunnen projecten in de praktijk
al te maken krijgen met oplopende wachttijden. Bijvoorbeeld omdat er onvoldoende personeel
is om aansluitingen te realiseren, maar soms ook omdat partijen niet vroegtijdig de
netbeheerder in de planning hebben betrokken.
Voor grootverbruikaansluitingen geldt vrijwel overal in Nederland wel een wachtrij.
Het prioriteringskader van de ACM regelt dat grootverbruikaansluitingen die nodig
zijn voor collectieve voorzieningen die inherent verbonden zijn aan de woonvoorziening,
of functies in de plint van een wooncomplex die noodzakelijk zijn om de business case
sluitend te maken, voorrang kunnen krijgen. Dit speelt met name bij grootschalige
woningbouwlocaties.
Op de Woontop is afgesproken dat overheden, corporaties en marktpartijen een publiek
private monitor gaan gebruiken. Deze wordt momenteel ontwikkeld. De concrete impact
van netcongestie op de huidige woningbouwplannen is namelijk nu niet goed inzichtelijk.
In algemene zin geldt dat er veel factoren een rol spelen in hoe snel een woningbouwproject
gerealiseerd kan worden. Bij netcongestie zal soms een aansluiting in eerste instantie
niet mogelijk lijken, maar is dat het met een slimme aanpassing toch wel. Via de versnellingstafels
Woningbouw en op projectniveau houdt het Ministerie van VRO vinger aan de pols en
schakelt waar nodig experts in om tot oplossingen te komen.
Vraag 6
Hoeveel verduurzamingsprojecten liggen op dit moment stil door gebrek aan technisch
geschoold personeel voor de energietransitie?
Antwoord 6
In Nederland hebben we te maken met tekorten op de arbeidsmarkt. In het laatste kwartaal
van 2024 stonden er 404.000 onvervulde vacatures open (CBS). Dit heeft zijn weerslag
op alle sectoren, in sterke mate ook op het technisch geschoold personeel voor de
energietransitie. Uit een onderzoek van ABN Amro bleek eerder dat ongeveer 40 procent
van alle vacatures in de energietransitie niet vervuld konden worden. Hierin zit echter
wel een sterke regionale variatie, waardoor het betekent dat het in sommige regio’s
een groter probleem is dan in anderen. Het is aannemelijk om te zeggen dat dit ook
consequenties heeft voor een aantal duurzaamheidsprojecten. Echter zijn hier geen
verdiepende cijfers over bekend.
Echter bestaat er wel de verwachting dat de arbeidsproductiviteit lichtelijk zal stijgen
in de komende jaren. Technologische ontwikkelingen, processtandaardisatie en het door
ontwikkelen van HR-beleid bieden kansen om de mensen die we hebben efficiënter in
te zetten en minder uitval te bewerkstelligen. Aan arbeidsproductiviteitsverbetering
voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving werk ik gericht samen met brancheorganisaties
en marktpartijen. Dit doe ik onder meer via de programma’s «Mensen Maken de Transitie»
en «Verbouwstromen».
In het programma «Mensen Maken de Transitie» werken we vanuit de wijkaanpak aan technische
innovaties in de uitvoering en een effectievere samenwerking in de keten om te zorgen
dat de arbeidsproductiviteit wordt vergroot. Ook richt het programma zich op het realiseren
van passende opleidingsmogelijkheden voor het om- en bijscholen van vakmensen. Dit
doe ik samen met onder meer Techniek Nederland, Bouwend Nederland, Netbeheer Nederland
en de koepels van de onderwijsinstellingen.
Via het programma «Verbouwstromen» ondersteun ik opdrachtgevers, aanbieders en medeoverheden
bij de industriële en gestandaardiseerde verduurzaming van woningen. Het doel is om
samenwerkingsverbanden te laten groeien tot gezamenlijke renovatieprogramma’s waarbinnen
op efficiënte wijze grote aantallen woningen worden verduurzaamd.
Vraag 7
Hoeveel geld is er op uw beleidsterrein beschikbaar voor de verduurzamingsopgave in
de gebouwde omgeving?
Antwoord 7
De beschikbare middelen zijn niet goed in één getal te vatten, daar het een optelsom
is van middelen aan de uitgave kant van de begroting, fiscale stimulering en voor
ondersteuning van de uitvoering.
De budgetten aan de uitgavenkant bestaan uit Klimaatfondsmiddelen en reguliere begrotingsbudgetten.
Voor de klimaatfondsmiddelen is een overzicht beschikbaar in de meest recente Miljoenennota
https://www.rijksfinancien.nl/miljoenennota/2025/bijlage/3096307. Onderstaande Tabel bevat een beeld van het totaal van beschikbare subsidie- en ondersteuningsmiddelen
van 2025 t/m 2030 en hoe die zijn verdeeld.
In totaal is er voor de ondersteuning via subsidies en flankerend beleid nog circa
8,6 mld. beschikbaar, waarvan circa 2,1 mld. in het Klimaatfonds gereserveerd. Bij
voorjaarsnota wordt over vrijgave van deze middelen besloten. Dit betreft voor een
belangrijk deel de budgetten voor de ondersteuning van huishoudens tussen 2028 en
2030. Tevens worden duurzame warmtebronnen via de SDE gestimuleerd. Hiervoor zijn
zogenaamde «hekjes» opgenomen. In 2025 gaat het om circa 750 mln., een bedrag dat
jaar op jaar wordt vastgesteld.
Door de afschaffing van de verhuurderheffing is er bij corporaties meer ruimte voor
investeringen ontstaan ook voor de verduurzaming van woningen zoals de uitfasering
van woningen met slechte energielabels (EFG).
Tot slot zijn er uitvoeringsmiddelen via de CDOKE-gelden voor gemeenten beschikbaar,
waarvan een significant deel naar verwachting zal worden ingezet voor de verduurzaming
van de Gebouwde Omgeving. In totaal is hier nog circa 4.8 mld. voor beschikbaar van
2025 tot en met 2030.
Budget1 (afgrond, mln. Euro)
2025–2030
w.v. gereserveerd
ISDE subsidies (o.a. isolatie, (hybride) warmtepompen, VVE's)
3.250
1.450
Lokale aanpak Nationaal Isolatieprogramma (resterende middelen 2025)
450
SVOH (subsidie particuliere verhuurders)
145
Nationaal Warmtefonds (incl. middelen voor renteloze leningen)2
490
Warmtenetten (o.a. WIS, SAH2, financiering)
1.340
200
Maatschappelijk vastgoed (o.a. DuMaVa, flankerend beleid)
2.400
175
Biobased bouwen
180
100
Divers flankerend beleid (doe-het-zelf, ZonPV op gebouwen, vve's en innovatie)
320
150
Totaal (mln.)
8.575
2.075
X Noot
1
De middelen zijn verdeeld over de begroting van KGG en van VRO, waardoor deze getallen
niet direct herleidbaar zijn naar regels op een departementale begroting.
X Noot
2
Deze middelen zijn grotendeels beschikt
Vraag 8
Wat is het effect van de verlaging van de subsidie op warmtepompen op de maandelijkse
kosten van mensen? Hoeveel meer of minder warmtepompen worden er op dit moment geïnstalleerd
door de bezuiniging op deze subsidies? Welk alternatief beleid heeft u voor de uitrol
van warmtepompen?
Antwoord 8
De ISDE streeft naar een subsidiepercentage van gemiddeld 30% voor de aanschaf van
een warmtepomp. De wijziging van januari 2025 is bedoeld om overstimulering, waarbij
meer dan 30% subsidie wordt ontvangen, te voorkomen. Er is dus geen sprake van een
bezuiniging. Deze correctie heeft geen effect op de maandelijkse kosten van mensen,
enkel op de netto aanschafkosten (kosten minus subsidie). De aankondiging van de correctie
en de overgangsregeling zorgde eind 2024 voor een opleving van de verkoop van warmtepompen.
In november werden hierdoor 5% meer warmtepompen verkocht dan 2023 en in december
zelfs 30% meer dan een jaar eerder volgens cijfers van de Vereniging Warmtepompen.
Hierdoor zijn 10.000 meer warmtepompen verkocht in 2024 dan eerder werd geprognosticeerd.
Er is nog geen inzicht in het effect op de verkoop in 2025.
Vraag 9
Bent u bereid inzicht te geven welke maatregelen u heeft aangedragen voor het klimaatpakket
van de Minister van Klimaat en Groene Groei?
Antwoord 9
Binnen het kabinet wordt momenteel besluitvorming voorbereid op welke wijze de klimaatdoelen
te realiseren zijn, onder leiding van de Minister van Klimaat en Groene Groei samen
met alle vakministers voor de klimaatsectoren. tot een pakket maatregelen te komen.
Aangezien dit nu in voorbereiding is, kan ik hierop niet verder ingaan.
Vraag 10
Overweegt u om de verduurzamingsdoelen los te laten als dat in de uitvoering of financieel
lastig blijkt, of is dat geen optie voor u?
Antwoord 10
In aanvulling op het antwoord op vraag 9 geldt dat de verduurzamingsdoelen onderdeel
zijn van de bestaande afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma.
De Minister van KGG zal u hierover informeren nadat de besluitvorming, bij voorjaarsnota,
is afgerond.
Vraag 11
Zou u deze vragen kunnen beantwoorden voor het commissiedebat Klimaatakkoord gebouwde
omgeving van 5 maart aanstaande
Antwoord 11
Inmiddels is het commissiedebat klimaatakkoord gebouwde omgeving verplaatst naar 26 maart
2025. U heeft de antwoorden vóór het genoemde commissiedebat ontvangen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.