Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bontenbal en Grinwis over internationale koolstofmarkten
Vragen van de leden Bontenbal (CDA) en Grinwis (ChristenUnie) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei over internationale carbon credits (ingezonden 7 januari 2025).
Antwoord van Minister Hermans (Klimaat en Groene Groei) (ontvangen 27 januari 2025).
Vraag 1
Kunt u toelichten wat er tijdens de internationale klimaatconferentie in Bakoe, de
COP29, is bereikt en afgesproken t.a.v. de normen voor koolstofkredieten onder Artikel 6.4
van het Klimaatakkoord van Parijs? Op welke manier versterkt deze afspraak de internationale
koolstofmarkten?
Antwoord 1
Op COP29 is een akkoord bereikt over samenwerking via internationale koolstofmarkten,
op basis van artikel 6 van de Overeenkomst van Parijs. Met dit besluit zijn de laatste
regels afgerond, zodat een wereldwijde, VN-gereguleerde markt in werking kan treden.
Twee vormen van internationale samenwerking via internationale koolstofmarkten staan
centraal binnen artikel 6:
– Artikel 6.2: samenwerking op basis van een overeenkomst tussen landen, zoals het koppelen
van emissiehandelssystemen om rechten uit deze systemen onderling te kunnen verhandelen,
en
– Artikel 6.4: oprichting van het Paris Agreement Crediting Mechanism (of artikel 6.4
mechanisme), dat zal functioneren als een wereldwijde marktplaats voor mitigatie (emissiereductie
en emissieverwijdering), met een toezichthoudend orgaan. Deze is ook direct toegankelijk
voor bedrijven.
De nieuwe besluiten omvatten onder andere een raamwerk voor transparantie voor samenwerking
tussen landen onder artikel 6.2 en nieuwe kwaliteitsstandaarden voor koolstofkredieten
onder artikel 6.4.
Er zijn twee standaarden aangenomen voor artikel 6.4. De standaarden voor emissieverwijderingsprojecten
gaan onder andere over passende monitoring, rapportage, accounting, het aanpakken
van reversals (wat er gebeurt als de gerealiseerde emissieverwijdering door bewuste actie of overmacht
teniet wordt gedaan), het vermijden van lekkage en het vermijden van andere negatieve
gevolgen voor het milieu en de maatschappij, waaronder waarborgen voor mensenrechten.
Daarnaast zijn standaarden aangenomen voor de ontwikkeling en beoordeling van artikel 6.4
methodologieën (dus criteria waaraan rekenmethoden voor mitigatie moeten voldoen).
De EU heeft zich succesvol ingezet om vooruitgang te bereiken op het gebied van kwaliteit,
transparantie vooraf en verantwoording achteraf. Deze afspraken moeten er onder andere
voor zorgen dat de internationale handel effectief wordt gemonitord, de kwaliteit
wordt gewaarborgd en dubbeltelling wordt voorkomen, zodat vertrouwen in deze internationale
koolstofmarkten kan ontstaan. Vertrouwen is van groot belang om het potentieel van
deze markten ten volste te benutten.
Vraag 2
Op welke wijze kunnen deze afspraken over, en het gebruik maken van internationale
koolstofmarkten het beperken van klimaatverandering wereldwijd goedkoper maken en
daarmee de klimaattransitie bespoedigen, zoals in de verklaring van de United Nations
Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) staat; «These agreements will help
countries deliver their climate plans more quickly and cheaply, and make faster progress
in halving global emissions this decade, as required by science»?1
Antwoord 2
Koolstofmarkten bieden de mogelijkheid om mitigatie te realiseren waar het meeste
potentieel is en waar mitigatie relatief kosten-efficiënt is. Dit is een manier om
de mondiale klimaattransitie te versnellen.
Waar robuuste en ambitieuze koolstofmarkten worden geïmplementeerd, kunnen ze daarnaast
ook de klimaattransitie versnellen door gedrags- en technologische veranderingen in
gang te zetten, terwijl landen met de gegenereerde opbrengsten verdere klimaatactie
kunnen financieren en kwetsbare gemeenschappen en gebieden kunnen ondersteunen bij
de transitie. Zo kan met hetzelfde geld, op relatief korte termijn, wereldwijd méér
klimaatactie gerealiseerd worden.
Een van de vereisten voor artikel 6 is wel dat de koolstofkredieten staan voor additionele
mitigatie. Dit betekent onder andere dat bewezen moet worden dat zonder de financiering
via internationale koolstofmarkten de mitigatie niet gerealiseerd had kunnen worden.
Tenslotte wordt 2% van de verkochte 6.4 kredieten geannuleerd voor «overall mitigation
in global emissions» (OMGE). Dit betekent dat deze kredieten niet voor doelen van
een land of bedrijf gebruikt kunnen worden en dat een land of bedrijf voor dit deel
dus extra klimaatactie moet ondernemen. Daarnaast gaat 5% van de verkochte 6.4 kredieten
– beter gezegd: de opbrengsten van die handel – naar het Adaptatiefonds voor ontwikkelingslanden.
Voor handel via artikel 6.2 is het annuleren van kredieten en afdragen van een percentage
aan het adaptatiefonds vrijwillig.
Uit de Europese klimaatwet volgt dat de EU-doelen van klimaatneutraliteit in 2050
en tenminste 55% reductie van broeikasgasemissies in 2030 ten opzichte van 1990 binnen
de Europese Unie worden gerealiseerd. Dit betekent dat voor het realiseren van deze
doelen geen artikel 6 kredieten gebruikt kunnen worden.
Vraag 3
Wanneer verwacht de Minister dat deze «Paris Agreement Crediting Mechanism» (PACM)
operationeel zal worden? Wat is daar nog voor nodig?
Antwoord 3
Onder artikel 6.2 zijn enkele landen al begonnen met het opzetten van samenwerkingsverbanden,
zie ook het antwoord op vraag 5.
Het toezichthoudend orgaan voor artikel 6.4 zal de komende maanden met hulp van een
expertpanel de methodologieën vaststellen op grond waarvan koolstofkredieten kunnen
worden afgegeven. Deze methodologieën moeten voldoen aan de bovengenoemde standaarden.
Op dit moment is de verwachting is dat halverwege 2025 de eerste 6.4-kredieten kunnen
worden afgegeven.
Vraag 4
Op welke wijze kunnen bedrijven gebruik gaan maken van het PACM? Klopt het dat het
mogelijk wordt voor bedrijven om emissiereductieprojecten van andere bedrijven te
kopen om daarmee de eigen klimaatdoelstellingen te realiseren; «For example, through
this mechanism a company in one country can reduce emissions in that country and have
those reductions credited, so that it can sell them to another company in another
country. That second company may use them for complying with its own emission reduction
obligations or to help it meet net-zero targets»?2
Antwoord 4
Bedrijven kunnen, net als landen, direct koolstofkredieten gaan kopen via artikel 6.4
(PACM). Er bestaan twee soorten koolstofkredieten onder artikel 6.4: Mitigatie contributie
units (MCUs) of geautoriseerde 6.4 kredieten. Bij MCUs telt de mitigatie mee voor
de klimaatdoelen (NDC) van het land waar het project gevestigd is. Een MCU is dus
een bijdrage aan de klimaatdoelen van dat land. Bij geautoriseerde 6.4 kredieten telt
de mitigatie niet mee voor de NDC van het land waar het project gevestigd is. Het
land geeft hier toestemming (autorisatie) voor. Dit geeft de koper een unieke claim
op de gerealiseerde mitigatie.
Bedrijven kunnen op basis van MCUs of geautoriseerde artikel 6.4 kredieten vervolgens
vrijwillige klimaatclaims doen. Artikel 6 koolstofkredieten kunnen niet gebruikt worden
in het EU ETS of om aan nationale verplichtingen te voldoen.
Nederland heeft samen met een groep EU-landen een gemeenschappelijke positie op vrijwillige
klimaatclaims ontwikkeld en aanbevelingen voor kopers gepubliceerd tijdens de VN-klimaattop
in Dubai in 2023.3 In hoofdstuk 3 van deze aanbevelingen wordt uiteengezet welke geloofwaardige claims
bedrijven kunnen doen met verschillende soorten koolstofkredieten.
Vraag 5
Klopt het dat landen onder het Klimaatakkoord van Parijs, artikel 6.2, op vrijwillige
basis kunnen samenwerken om emissiereducties te realiseren die meetellen met de Nationally
Determined Contributions (NDCs), via de zogenoemde «Internationally Transferred Mitigation
Outcomes» (ITMOs)? Hoe gaat dat in z’n werk?
Antwoord 5
Dit klopt. Op grond van artikel 6.2 kunnen landen rechtstreeks met elkaar samenwerken
(een samenwerkingsverband aangaan), in plaats van via de «marktplaats» onder artikel 6.4
handelen.
Landen maken van tevoren afspraken met elkaar over hoe deze samenwerking eruit gaat
zien en rapporteren over de samenwerking aan de VN.
Hoewel er geen toezichthoudend orgaan is voor samenwerkingsactiviteiten via artikel 6.2,
zijn er uitgebreide rapportage- en boekhoudkundige vereisten afgesproken tijdens COP29.
Er zijn al landen die begonnen zijn met het opzetten van deze samenwerkingsverbanden,
bijvoorbeeld Zwitserland met Ghana, Thailand en Vanuatu.4
Een ander voorbeeld van mogelijke samenwerking onder artikel 6.2 is het koppelen van
emissiehandelssystemen. Het koppelen van emissiehandelssystemen creëert een grotere
koolstofmarkt, die de deelnemende regio’s kostenefficiëntere opties kan bieden om
hun emissies te verminderen. De EU zal hier mogelijk gebruik van maken in de toekomst.
Het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS) is reeds gekoppeld aan het Zwitserse ETS,
en de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk
(VK) voorziet in de mogelijkheid om in de toekomst het VK ETS te koppelen aan het
EU ETS.
Vraag 6
Op welke wijze gaat Nederland gebruik maken van het PACM en de ITMOs? Gaat het kabinet
deze instrumenten inzetten om haar klimaatdoelen te realiseren?
Antwoord 6
Uit artikel 2 en 4 van de Europese klimaatwet volgt dat de EU-doelen van klimaatneutraliteit
in 2050 en tenminste 55% reductie van broeikasgasemissies in 2030 t.o.v. 1990 binnen
de Europese Unie worden gerealiseerd. Dit betekent dat voor het realiseren van de
Europese klimaatdoelen voor 2030 en 2050 geen artikel 6 kredieten gebruikt kunnen
worden, omdat het daarbij gaat om reductie van broeikasgasemissies buiten de EU.
In de Nederlandse Klimaatwet is voor 2030 een streefdoel opgenomen om de emissies
van broeikasgassen binnen Nederland met 55% te reduceren ten opzichte van 1990 (artikel 2,
tweede lid). Voor 2050 is opgenomen dat Nederland overeenkomstig de Europese klimaatwet
de netto-uitstoot van broeikasgassen uiterlijk in 2050 tot nul reduceert (artikel 2,
eerste lid). Voor het realiseren van dit 2050-doel zou Nederland gebruik kunnen maken
van eventuele toekomstige mogelijkheden in de Europese wetgeving om bijdragen aan
klimaatneutraliteit te salderen tussen lidstaten, indien deze worden gecreëerd.
Omdat het bij artikel 6 kredieten echter gaat om mitigatie die plaatsvindt buiten
Nederland en buiten de EU kunnen deze kredieten niet bijdragen aan het realiseren
van bovengenoemde doelen. Het kabinet is daarom momenteel niet voornemens om gebruik
te maken van de mogelijkheden die artikel 6 biedt.
In Europees verband wordt mogelijk in de toekomst wel gebruik gemaakt van artikel
6 voor het linken van ETS, zie daarvoor het antwoord op vraag 5.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.