Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kathmann, Lahlah en Mutluer over gezichtsherkenning bij de politie
Vragen van de leden Kathmann, Lahlah en Mutluer (allen GroenLinks-PvdA) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretarissen van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over gezichtsherkenning bij de politie (ingezonden 23 oktober 2024).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 9 december 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met de briefing «In beeld bij de politie: camerasurveillance bij vreedzaam
protest in Nederland» van Amnesty International?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u dit rapport zo spoedig mogelijk voorzien van een appreciatie? Kunt u daarbij
expliciet reageren op de afzonderlijke aanbevelingen?
Antwoord 2
Mijn reactie op de aanbevelingen van Amnesty International volgt in het eerstvolgende
halfjaarbericht politie van december 2024.
Vraag 3
Bent u het eens met de mening dat u uiterst terughoudend dient te zijn met de inzet
van camerasurveillance en gezichtsherkenning bij vreedzame demonstraties?
Antwoord 3
Allereerst wil ik benadrukken dat de politie geen realtime gezichtsherkenningstechnologie
inzet bij demonstraties om demonstranten te identificeren. Enkel wanneer sprake is
van strafbare feiten kan door de politie achteraf gezichtsherkenningstechnologie worden
ingezet om verdachten te identificeren.
Ik ben me er goed van bewust dat het gebruik van camera’s een inbreuk vormt op de
privacy van de burger en dus voorzien moet zijn bij wet, een legitiem doel moet dienen
en noodzakelijk moet zijn in een democratische samenleving. Gelet op die inbreuk wordt
de inzet goed overwogen. Voorafgaand aan een demonstratie wordt in de lokale driehoek
een risicoafweging gemaakt op basis waarvan de politie-inzet wordt bepaald. Daarin
wordt onder andere gekeken naar de complexiteit van een demonstratie en het risico
op ongeregeldheden.
Cameratoezicht wordt ingezet om voldoende zicht te hebben op de demonstratie om zo
te kunnen zorgen voor een ordelijk en veilig verloop ervan. Denk aan het voorkomen
van onveilige (verkeers)situaties en het tijdig in kunnen grijpen als een groep/groepen
de demonstratie willen verstoren. De inzet van camera’s is zeker niet standaard en
vindt bij een klein deel van alle demonstraties plaats. Voor de goede orde: de politie
doet niet aan biometrische surveillance.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het inzetten van camerasurveillance bij vreedzame demonstraties
een onwenselijk afschrikkend effect kan hebben voor het uitoefenen van dit grondrecht?
Antwoord 4
Ik ben me ervan bewust dat mensen het niet prettig kunnen vinden om gefilmd te worden.
Mogelijk passen zij zelfs hun gedrag aan, bijvoorbeeld door af te zien van deelname
aan een demonstratie. Dit zogenaamde «chilling effect» wordt niet licht bezien, en
wordt meegewogen in het besluit om camera’s al dan niet in te zetten. Voor de goede
orde: de politie doet niet aan biometrische surveillance.
Vraag 5
Vindt u ook dat adequaat toezicht op het gebruik van camerasurveillance en gezichtsherkenningstechnologie
een randvoorwaarde is om het te mogen gebruiken? Kunt u onderbouwen dat de Autoriteit
Persoonsgegevens voldoende is uitgerust om hierop toe te zien?
Antwoord 5
In de brief van 30 september jl. naar aanleiding van de motie van het lid Kathmann
over het gebruik van gezichtsherkenningstechnologie heeft het kabinet de onderliggende
zorgen van de motie onderschreven en aangegeven dat er heldere wettelijke kaders noodzakelijk
zijn bij de inzet van gezichtsherkenning, toezicht en controle daarop.2
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft voldoende expertise en middelen om toezicht
te houden op het gebruik van cameratoezicht en gezichtsherkenningstechnologie. De
wijze waarop de AP de middelen die hen ter beschikking worden gesteld verdeelt over
de afzonderlijke taken is uitsluitend aan de AP, als onafhankelijke toezichthouder.
Vraag 6
In wat voor situaties vindt u het gerechtvaardigd dat de politie gezichtsherkenning
gebruikt om demonstranten te identificeren? Binnen welke wettelijke kaders is dit
toegestaan?
Antwoord 6
Enkel wanneer er strafbare feiten zijn gepleegd door demonstranten kan de politie
achteraf proberen de identiteit van de verdachten te achterhalen door middel van gezichtsherkenningstechnologie.
Dit doet de politie door afbeeldingen van de verdachten geautomatiseerd te vergelijken
met afbeeldingen van veroordeelden en aangehouden verdachten van een strafbaar feit
waar minimaal 4 jaar gevangenisstraf voor staat.
De gelaatsafbeelding van een verdachte kan afkomstig zijn van een tijdelijke politiecamera
of een bodycam (beide op grond van artikel 3 Politiewet 2012), een gemeentelijke camera
(artikel 151c Gemeentewet) of van een particuliere camera (gevorderd op grond van
artikel 126nd Wetboek van Strafvordering). Ook kan het zo zijn dat beeldmateriaal
door burgers of bedrijven aan de politie wordt verstrekt op grond van de AVG.
De gegevens worden gelet op artikel 3 Wet Politiegegevens (Wpg) slechts verwerkt voor
zover dit noodzakelijk is voor de bij of krachtens de Wpg geformuleerde doeleinden.
Het omzetten van een gelaatsafbeelding in biometrische kenmerken moet dan ook altijd
noodzakelijk zijn voor een van de doeleinden in de Wpg. Bijvoorbeeld voor de uitvoering
van de dagelijkse politietaak (artikel 8 Wpg). Met het extraheren van biometrische
kenmerken uit een gelaatsafbeelding worden gegevens gecreëerd die die moeten worden
aangemerkt als een bijzondere categorie van politiegegevens in de zin van artikel 5
van de Wpg. Dergelijke politiegegevens mogen alleen worden verwerkt voor zover dat
onvermijdelijk is voor het doel van de verwerking en in aanvulling op andere politiegegevens.
Dit vereist dan ook een extra zware noodzakelijkheidstoets. Ook moeten de gegevens
afdoende worden beveiligd.
Politiegegevens kunnen geautomatiseerd vergeleken worden op grond van artikel 8, lid
2 en artikel 11, lid 1 en 2 Wpg. Vergelijking van gelaatsafbeeldingen aan de hand
van biometrische kenmerken is daarvan niet uitgesloten.
Er is geen sprake van inzet van gezichtsherkenningstechnologie voor het identificeren
van demonstranten. Daarnaast wordt geen gebruik gemaakt van realtime gezichtsherkenningstechnologie.
Vraag 7
Kunt u alle relevante interne protocollen en afwegingskaders voor het inzetten van
gezichtsherkenning door de overheid delen met de Kamer?
Antwoord 7
In februari 2023 is de Kamer geïnformeerd over het inzetkader gezichtsherkenningstechnologie
dat de politie heeft ontwikkeld.3 In het tweede halfjaarbericht politie 2023 is de Kamer geïnformeerd over de eerste
ervaringen met dit inzetkader.4
Vraag 8 en 9
Op welke termijn verwacht u moderne wet- en regelgeving aan de Kamer aan te bieden
over de strikte inzet van gezichtsherkenning en geautomatiseerde besluitvorming van
de overheid, zoals aangekondigd in het regeerprogramma?5
Op welke manieren moet de aangekondigde wet- en regelgeving de bestaande praktijk
aanvullen? Waarin schiet wet- en regelgeving momenteel tekort en hoe gaat u deze gebreken
nader invullen?
Antwoord 8 en 9
Het voornemen in het regeerprogramma om te zorgen voor passende, moderne wet- en regelgeving
op het gebied van gezichtsherkenning wordt uitgewerkt in het kader van de implementatie
van de Europese Verordening Kunstmatige Intelligentie (AI-verordening).
De AI-verordening is in augustus 2024 van kracht geworden. Deze verordening verbiedt
de inzet van realtime gezichtsherkenningstechnologie in de openbare ruimte met het
oog op de rechtshandhaving. Uitzonderingen op dat verbod zijn mogelijk als daar nationale
wetgeving voor wordt gecreëerd. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid onderzoekt
nu of dat wenselijk en noodzakelijk is. Als onderdeel van dat traject wordt ook gekeken
naar het steviger wettelijk borgen van de huidige toepassing van deze technologie
(niet real time) door de politie. Dit traject bevindt zich in een verkennende fase.
In het kader van geautomatiseerde besluitvorming door de overheid is een reflectiedocument
«Algoritmische besluitvorming en de Awb» in internetconsultatie gegeven waarop tot
en met 31 juli jl. 53 openbare reacties zijn ontvangen. Tijdens de plenaire behandeling
van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
is toegezegd dat de Kamer uiterlijk in het eerste kwartaal van 2025 een brief ontvangt
waarin een analyse is opgenomen van de consultatiereacties op het reflectiedocument.
In die brief zal nader worden ingegaan op de vraag waarin de wet- en regelgeving momenteel
tekortschiet en binnen welke termijn een wetsvoorstel kan worden verwacht.
Vraag 10
Welke technologie(ën) gebruikt Nederland momenteel voor gezichtsherkenning? Kunt u
per toepassing aangeven of deze gebruikmaken van een algoritme of kunstmatige intelligentie
(AI)? In het geval van AI-toepassingen: kunt u aangeven op welke datasets de modellen
getraind zijn?
Antwoord 10
Ik lees uw vraag in de context van het rapport van Amnesty International. Ik beperk
me in mijn antwoord tot het gebruik van gezichtsherkenningstechnologie door de politie.
De politie maakt gebruikt van het systeem CATCH. Daarnaast zijn er twee databases:
CATCH-strafrecht en CATCH-vreemdelingen. De laatste is de Vreemdelingendatabase die
onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Asiel en Migratie valt. In de Kamerbrief
van november 2019 worden de juridische kaders en waarborgen rondom het gebruik van
gezichtsherkenningstechnologie door de politie beschreven en wordt er dieper ingegaan
op het gebruik van CATCH-strafrecht.5 In maart 2023 is in antwoord op schriftelijke
vragen over CATCH-vreemdelingen uitleg gegeven over de wettelijke grondslag.6 De algoritmes die CATCH gebruikt zijn niet door de politie getraind. Ze zijn getraind
aangekocht.
Momenteel is de politie bezig met het inrichten van een nadere kwaliteitstoets op
algoritmen. De aanleiding hiervoor is de AI-verordening. In artikel 6 van deze verordening
zijn verplichtingen opgenomen voor hoog-risico AI-systemen. CATCH is in het huidige
gebruik door de politie zeer waarschijnlijk aan te merken als een hoog-risico systeem.
De verplichtingen en verantwoordelijkheden die hier mee samenhangen treden op 1 augustus
2026 in werking. Dit behelst, ten behoeve van de verscherping en nadere toetsing op
de juridische en technische kwaliteit, ook een uitvoeriger bestudering van de initiële
datasets waar het model op is gerealiseerd.
Vraag 11
Met welke toepassingen van gezichtsherkenning wordt er momenteel geëxperimenteerd,
zoals aangegeven door de vorige Minister van Justitie en Veiligheid in haar antwoorden
op vragen van het lid Sneller?7
Antwoord 11
In haar antwoord op vragen van het lid Sneller geeft mijn ambtsvoorganger aan dat
eventuele experimenten plaats vinden binnen de daarvoor geldende wettelijke bepalingen.
Bij het Centrum voor Biometrie van de politie vinden geen experimenten plaats. Bij
de toetsingscommissie gezichtsherkenningstechnologie van de politie is geen experiment
bekend.
Vraag 12
Deelt u de mening van uw ambtsvoorganger dat nieuwe experimenten met gezichtsherkenning
zonder expliciete wettelijke grondslag moeten worden toegestaan? Acht u dit in lijn
met de aangenomen motie-Kathmann (Kamerstuk 26 643, nr. 1172), die vraagt om toepassingen altijd van een expliciete grondslag te voorzien en anders
te beëindigen?
Antwoord 12
Ik hecht eraan om de mening van mijn ambtsvoorganger in context te lezen. Het ontbreken
van een expliciete wettelijke grondslag betekent niet dat er geen wettelijke grondslag
bestaat voor de toepassing van een technologie door de politie. Voor de uitleg van
die wettelijke grondslag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 6. Als de politie
binnen de kaders van onze wetgeving handelt en de voorgeschreven waarborgen treft,
zoals het uitvoeren van een gegevensbeschermingseffeceoordeling, dan zie ik geen bezwaren.
In dat opzicht deel ik de mening van mijn ambtsvoorganger.
De motie waar u naar verwijst is op verzoek van de indiener aangehouden.8 Ik verwijs u voor een reactie op de aangenomen motie 1171 naar de brief van de Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid van 9 oktober 2024.9
Vraag 13 en 14
Klopt het dat er momenteel geen centraal overzicht is van de plekken en manieren waarop
de overheid gezichtsherkenning toepast? Waarom is dit nog niet inzichtelijk gemaakt?10
Kunt u met een tijdlijn aangeven hoe u zo snel mogelijk gaat voldoen aan de registratieverplichting
van hoogrisico AI-systemen, die per 2026 geldt? Deelt u de mening dat Nederland transparant
dient te zijn en hierin vooruit moet lopen op de deadline uit de Europese AI-verordening?
Antwoord 13 en 14
De AI-verordening verplicht de registratie van hoog risico AI-systemen door aanbieders
en gebruiksverantwoordelijken van deze systemen in een EU-databank. Deze verplichting
geldt per 2 augustus 2026 voor nieuwe hoog risico AI-systemen. Voor hoog risico AI-systemen
op het gebied van rechtshandhaving, migratie, asiel en grenstoezichtbeheer vindt registratie
plaats in een niet openbaar gedeelte van de databank, die wel toegankelijk is voor
toezichthouders. Het kabinet onderschrijft de noodzaak van transparantie over het
gebruik van AI-systemen door de overheid. Op nationaal niveau wordt daarom aanvullend
invulling gegeven aan deze transparantie middels het algoritmeregister. Met uw Kamer
is afgesproken dat voor zover het de Rijksoverheid betreft, ten minste alle hoog risico
AI-systemen eind 2025 in het register zijn gepubliceerd. Voor registratie in het algoritmeregister
geldt dat publicatie in het register begrensd kan worden door wettelijke of gerechtvaardigde
uitzonderingen die van toepassing zijn in het kader van bijvoorbeeld opsporing, rechtshandhaving,
defensie of inlichtingenverzameling.
Vraag 15
Welke toetsen gaan vooraf aan het besluit om camerasurveillance bij vreedzame demonstraties
in te zetten? Met welke organisaties moeten deze gedeeld worden?
Antwoord 15
Ik wil hier benadrukken dat iedere demonstratie uniek is en een unieke afweging vraagt.
Voorafgaand aan een demonstratie wordt binnen de lokale driehoek een risicoafweging
gemaakt op basis waarvan de politie-inzet wordt bepaald. Daarin wordt onder andere
gekeken naar de complexiteit van een demonstratie en het risico op ongeregeldheden.
Onderdeel van die afweging is dat er geen onnodige inbreuk op de privacy van burgers
wordt gemaakt en dat de veiligheid van demonstranten en omstanders wordt gewaarborgd.
Cameratoezicht wordt ingezet om voldoende zicht te hebben op de demonstratie om zo
te kunnen zorgen voor een ordelijk en veilig verloop ervan. Denk aan het voorkomen
van onveilige (verkeers)situaties en het tijdig in kunnen grijpen als een groep/groepen
de demonstratie willen verstoren. De inzet van camera’s is zeker niet standaard en
vindt bij een klein deel van alle demonstraties plaats. Er wordt niet geregistreerd
hoe vaak cameratoezicht wordt toegewezen.
Vraag 16
Worden alle relevante rapportages en stukken die de toezichthouders nodig hebben om
de inzet van gezichtsherkenning te toetsen altijd in volledigheid met hen gedeeld?
Kunt u deze vraag ter bevestiging aan de relevante toezichthouder(s) voorleggen en,
indien hier niet aan wordt voldaan, alsnog alle stukken met hen delen?
Antwoord 16
Ja. Uit de terugkoppeling die ik heb ontvangen van de politie blijkt niets anders
dan volledige medewerking.
Vraag 17
In hoeveel gevallen is de inzet van camerasurveillance bij vreedzame demonstraties,
al dan niet in combinatie met gezichtsherkenning, vooraf óf achteraf afgekeurd? Om
welke redenen is dit gebeurd?
Antwoord 17
De politie inzet bij demonstraties wordt bepaald door een risicoafweging in de lokale
driehoek. Zoals uiteengezet wordt de inzet van cameratoezicht niet licht bezien gelet
op die potentiële inbreuk op de privacy van burgers of het zogenaamde «chilling effect»
dat kan optreden. Vanzelfsprekend kan een risicoafweging ook leiden tot een negatief
besluit over de inzet van camera’s. Bijvoorbeeld omdat het voorziene veiligheidsrisico
niet opweegt tegen de beschreven inbreuk. Bij de meeste demonstraties wordt dan ook
geen gebruik gemaakt van cameratoezicht. Daarnaast kan gezichtsherkenningstechnologie
enkel achteraf toegepast worden voor de identificatie van verdachten van strafbare
feiten. Bij een vreedzame demonstratie zal dit in de regel niet aan de orde zijn.
Er wordt niet geregistreerd hoe vaak cameratoezicht wordt toe- of afgewezen.
Vraag 18
Welke toetsen gaan vooraf aan het besluit om gezichtsherkenning ter identificatie
in te zetten in politieonderzoek? Met welke organisaties moeten deze gedeeld worden?
Antwoord 18
De politie maakt op dit moment alleen gebruik van het systeem CATCH. Ieder voornemen
voor een andere toepassing van gezichtsherkenningstechnologie dan CATCH moet worden
getoetst door de toetsingscommissie gezichtsherkenningstechnologie van de politie.
Die commissie doet dit aan de hand van het inzetkader gezichtsherkenning. Een positief
advies van de toetsingscommissie moet voorafgaand aan de operationele inzet worden
bekrachtigd door de korpschef.
Indien de politie in het kader van een opsporingszaak beschikt over een gelaatsafbeelding
van de verdachte, dan kan de politie trachten de identiteit te achterhalen met behulp
van gezichtsherkenningstechnologie. Voor zowel de verkrijging van de verdachtenfoto
als voor de verdere verwerking is een wettelijke grondslag nodig. Voor de toepassing
van CATCH-Strafrecht voert de betrokken opsporingsambtenaar deze toets uit. In bijzondere
gevallen kan als laatste redmiddel gebruik worden gemaakt van de Vreemdelingendatabase
(CATCH-vreemdelingen) in het kader van de opsporing. Hiervoor moet de officier van
justitie een schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris hebben alvorens hij
deze informatie kan vorderen, zie voor de eisen artikel 107 zesde lid, Vreemdelingenwet
2000.
Vraag 19
Hoeveel verdachten worden jaarlijks succesvol herkend door het gebruik van gezichtsherkenning?
Hoeveel mensen worden jaarlijks aangehouden of ondervraagd op basis van een foutieve
match?
Antwoord 19
In 2023 zijn er 1693 gezichtsafbeeldingen van Nederlandse opsporingsonderzoeken aangeboden
voor vergelijking. Hiervan bleken 660 gezichtsafbeeldingen niet geschikt voor verdere
verwerking. Van de 1033 geschikt bevonden gezichtsafbeeldingen, leidden 424 gezichtsafbeeldingen
tot een herkenning. De overige 609 werden niet herkend.
Een herkenning door middel van de inzet van deze technologie én de beoordeling van
biometrie-experts levert ondersteunend bewijs op in het onderzoek naar verdachten.
Vraag 20
Welke foutmarges kennen de systemen voor gezichtsherkenning die nu in gebruik zijn?
Zijn deze gelijk voor alle huidskleuren en geslachten? Kunt u in een percentage uitdrukken
welke foutmarge volgens u acceptabel is?
Antwoord 20
De gebruikte gezichtsherkenningstechnologie genereert een «shortlist» van personen
die een zekere mate van gelijkenis vertonen met de persoon op de verdachtenfoto. De
uiteindelijke beoordeling wordt uitgevoerd door meerdere, onafhankelijk van elkaar
werkende, biometrie-experts. Door dit principe van «human-in-the-loop» is er altijd
sprake van menselijke interactie.
De politie is bezig een intern proces op te zetten om, naast de staande processen,
een aanvullende kwaliteitstoets op algoritmen te implementeren. Nu kan er nog geen
uitspraak worden gedaan naar wat acceptabel is.
Rondom de initiële inzet van CATCH is gekeken naar de daartoe beschikbare externe
kwaliteitsrapportages. In dit geval van het Amerikaanse National Institute of Standards
and Technology (NIST). CATCH is gebaseerd op een model van IDEMIA waar het NIST een
evaluatie op heeft uitgevoerd.11
Vraag 21
Welke middelen, zoals bodycams en videosurveillanceauto's, mag de politie gebruiken
voor camerasurveillance? Met welke regelmaat worden de beelden gebruikt om met gezichtsherkenningstechnologie
mensen te identificeren?
Antwoord 21
Camerasurveillance, of cameratoezicht in het Nederlands, is een breed begrip. Daaronder
vallen o.a. de volgende vormen: bodycams, drones en helikopters die zijn uitgerust
met een camera, videosurveillancewagens, tijdelijke camera’s, of vast bevestigde tijdelijke
camera’s (om tijdelijk een bepaald gebied of bepaalde locatie te monitoren). Ook kan
de politie beschikken over de beelden van Openbare orde camera’s (op grond van artikel 151c
Gemeentewet). ANPR-camera’s zijn, hoewel specifiek gericht op het herkennen van voertuigen,
ook een vorm van cameratoezicht.
Voor het tweede deel van deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 19.
Vraag 22
Welke eisen stelt u aan de camera's die voor opsporing en handhaving worden ingezet?
Kunt u garanderen dat Nederland geen gebruik maakt van hardware of software die ontwikkeld
is in landen met offensieve cyberprogramma's tegen ons land?
Antwoord 22
De politie is bij de aanschaf van technologische middelen gehouden aan de Europese
en nationale aanbestedingsregels, zoals de Aanbestedingswet 2012. Het uitgangspunt
is dat het gebruik van apparatuur en programmatuur veilig moet zijn en dat eventuele
risico’s beperkt en/of gemonitord worden. Het risicobeleid ten aanzien van nationale
veiligheid bij inkoop en aanbesteding is constant in ontwikkeling en heeft blijvende
aandacht van de politie.
Bij de aanschaf en implementatie van apparatuur of programmatuur waarbij risico’s
optreden voor de nationale veiligheid wordt geanticipeerd op zowel algemene risico’s
in relatie tot leveranciers, als op specifiekere risico’s met betrekking tot het concrete
gebruik van de systemen, bijvoorbeeld als het gaat om fysieke of digitale toegang
door derden. Per praktijksituatie moet worden bezien of en zo ja, hoe eventuele risico’s
voor de nationale veiligheid beheersbaar kunnen worden gemaakt. Een belangrijk uitgangspunt
hierbij is dat maatregelen die hiertoe genomen worden proportioneel zijn. Er kunnen
bijvoorbeeld technische beveiligings- of organisatorische maatregelen worden getroffen
binnen de eigen organisatie. Ook kunnen strenge eisen gesteld worden aan de beveiliging
van producten en diensten en kunnen ondernemers gevestigd in bepaalde landen uitgesloten
worden van aanbestedingsprocedures.
De politie kan niet garanderen dat er geen gebruik wordt gemaakt van hardware of software
die ontwikkeld is in landen met offensieve cyberprogramma's tegen ons land. Dat komt
deels omdat de politie niet alle camera’s zelf aanschaft. Deels stond de Aanbestedingswet
2012 tot voor kort het niet toe om bepaalde aanbieders uit te sluiten.
Vraag 23
Welke databronnen worden gebruikt als referentiemateriaal bij gezichtsherkenning?
Kunt u expliciet maken welke open en gesloten bronnen hiervoor gebruikt mogen worden
of mogen worden opgevraagd?
Antwoord 23
De politie maakt voor gezichtsherkenning gebruik van het eerder genoemde systeem CATCH.
CATCH kan een gezichtsvergelijking uitvoeren door een verdachtenfoto te vergelijken
met referentiemateriaal. Dat referentiemateriaal is opgeslagen in twee bestanden:
één met gelaatsafbeeldingen van aangehouden verdachten van een strafbaar feit waarvoor
minimaal 4 jaar celstraf staat en van veroordeelden (CATCH Strafrecht) en één met
gelaatsafbeeldingen van vreemdelingen (CATCH Vreemdelingen). Slechts in zeer uitzonderlijke
gevallen (enkele keren per jaar) kan er worden gekeken of de verdachte voorkomt in
de Vreemdelingendatabank. Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 18.
De grondslag voor het verkrijgen van het referentiemateriaal is artikel 55c Wetboek
van strafrecht voor de afbeeldingen van verdachten en veroordeelden. En artikel 107,
vijfde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voor de gelaatsafbeeldingen van vreemdelingen.
De politie maakt geen gebruik van open of andere gesloten bronnen bij de operationele
inzet van de genoemde CATCH varianten.
Vraag 24
Worden opgeslagen beelden van vreedzame demonstraties gebruikt als referentiemateriaal
om verdachten op te sporen, ook als hun vermeende misdrijf niks met de demonstratie
te maken heeft?
Antwoord 24
Zoals omschreven in reactie op vraag 23 wordt in de huidige toepassing van gezichtsherkenningstechnologie
door de politie geen gebruik gemaakt van beelden van vreedzame demonstraties als referentiemateriaal.
Wel kan het voorkomen dat op beeldmateriaal van een demonstratie een strafbaar feit
zichtbaar is. In dat geval kan dat beeldmateriaal worden gebruikt als bewijsmateriaal
en voor de identificatie van de verdachte. Het maakt hierbij geen verschil of de verdachte
wel of niet als demonstrant wordt aangemerkt.
Vraag 25
Welke bewaartermijn hanteert de politie voor beelden van vreedzame demonstraties?
Hoe wordt erop toegezien dat de beelden na deze termijn daadwerkelijk worden verwijderd?
Heeft de politie op dit moment beelden van vreedzame demonstraties bewaard die reeds
vernietigd hadden moeten worden?
Antwoord 25
De Wet politiegegevens (Wpg) en de Gemeentewet regelen de bewaartermijnen. Afgeleid
van artikel 151c Gemeentewet bewaart de politie camerabeelden maximaal 28 dagen. Beelden
waarop een strafbaar feit zichtbaar is, mogen worden bewaard zolang het opsporingsonderzoek
loopt.
Jaarlijks wordt er een interne privacyaudit uitgevoerd (de zogenaamde Wpg-audit).
Eens in de 4 jaar wordt er een externe privacyaudit uitgevoerd.
Op uw vraag of de politie op dit moment beelden van vreedzame demonstraties bewaart
die reeds vernietigd hadden moeten worden, kan de politie in zijn algemeenheid geen
uitspraak doen. De procedure is zodanig dat de camerabeelden binnen 28 moeten zijn
beoordeeld en er een besluit moet zijn genomen.
Vraag 26
Worden politiebeelden waarvan blijkt dat ze achteraf onrechtmatig verkregen zijn altijd
op tijd verwijderd? Waaruit blijkt dit?
Antwoord 26
De betrokken officier van justitie maakt de afweging welk belang het zwaarst weegt:
het belang van waarheidsvinding of het belang van de rechten van de op de politiebeelden
zichtbare personen. Als blijkt dat de politiebeelden onrechtmatig zijn verkregen,
dan kan een rechter besluiten dit niet als bewijs toe te laten. Bij een onrechtmatige
inbreuk op de persoonlijke levenssfeer kan dit worden meegewogen in de strafmaat.
Vraag 27
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en zo snel mogelijk beantwoorden?
Antwoord 27
Deze vragen zijn zo goed mogelijk beantwoord, waarvoor het in gevallen wenselijk is
ze gezamenlijk te behandelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.