Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Joseph en Omtzigt over uitingen van de AFM over verkeerde pensioenverwachtingen als gevolg van een ‘rentedip’ in de modelberekeningen
Vragen van de leden Joseph en Omtzigt (beiden Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over uitingen van de AFM over verkeerde pensioenverwachtingen als gevolg van een «rentedip» in de modelberekeningen (ingezonden 18 juli 2024).
Antwoord van Minister Van Hijum (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 29 augustus
2024)
Vraag 1
Bent u bekend met de uiting van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) «Communiceer
zorgvuldig aan bijna gepensioneerden over pensioenafwijking door «rentedip»»?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met deze uiting.
Vraag 2
Kunt u voor de eenjaars-, tienjaars- en de twintigjaarsrente in het eerste en tweede
kwartaal van 2024 de ontwikkeling van de rente in de eerste dertig jaar weergeven,
waarbij gekeken wordt naar de mediaan op basis van 20.000 scenario’s in de P-set?
Antwoord 2
Onderstaande grafiek geeft de ontwikkeling van de mediaan van rentes met verschillende
looptijden weer op basis van 20.000 scenario’s in de P-scenariosets van het eerste
en tweede kwartaal van 2024 (respectievelijk Q1 en Q2).
Vraag 3
Bent u het ermee eens dat de in de vorige vraag waargenomen rentedip na een jaar geen
realistische marktverwachting is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Ik herken de zorgen rondom de pensioenverwachtingenverwachtingen die aan deelnemers
één jaar voor pensionering worden verstrekt en die als gevolg van de rentedip afwijken
van de werkelijke pensioenuitkering. Dit heb ik daarom met De Nederlandsche (DNB)
besproken. DNB heeft aangegeven onderzoek te doen naar mogelijke aanpassingen om de
impact van de rentesprongen te beperken zonder hierbij afbreuk te doen aan de andere
belangrijke eigenschappen van de scenariosets. Als dit mogelijk is, zal DNB ernaar
streven om deze aanpassingen door te voeren in de eerstvolgende scenariosets (oktober
2024).
Voor de volledigheid wil ik daarbij het onderliggende vraagstuk duiden. In de P-scenario’s
wordt getracht om zo goed mogelijk aan te sluiten bij historische ontwikkelingen om
realistische prognoses van pensioenverwachtingen te maken. In de Q-scenario’s wordt
geprobeerd om zo goed mogelijk aan te sluiten bij in de markt geobserveerde prijzen
om onder andere de marktwaardes in de maatstaf netto profijt te kunnen bepalen. Hierbij
heeft de Commissie Parameters ervoor gekozen om beide scenariosets op elkaar aan te
laten sluiten om de maatstaven in samenhang te kunnen duiden. Dit laatste voorkomt
daarmee dat het mogelijk is om in de scenariosets een beleggingsbeleid te vinden,
waarmee men winst kan maken zonder dat daar een mogelijk verlies tegenover staat (dit
voorkomt in jargon arbitragemogelijkheden). Het combineren van de bovenstaande drie
elementen kan leiden tot rentesprongen in de P-sets. Deze typeren zich momenteel door
een abrupte daling in het eerste prognosejaar en aansluitend een abrupte stijging
in het tweede prognosejaar. Toekomstige scenariosets zouden ook andere rentepatronen,
bijvoorbeeld rentepieken, kunnen bevatten.
Een negatieve rentesprong in de prognoses kan resulteren in een lagere gecommuniceerde
pensioenuitkering voor de groep deelnemers die over één jaar met pensioen gaat, waardoor
die groep een minder rooskleurig beeld gecommuniceerd krijgt (oplopend tot zo’n -8%).
Er is geen impact op de daadwerkelijke pensioenuitkering van de deelnemers. De rentedip
heeft vrijwel geen impact op de pensioenverwachtingen van overige deelnemers, aangezien
de rente na het eerste prognosejaar weer stijgt en de impact daarmee uitmiddelt over
een langere horizon.
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat pensioenfondsen voor bijvoorbeeld herstelplannen een andere,
ook door de wet voorgeschreven methode om de rentetermijnstructuur voor de toekomst
te «voorspellen» gebruiken, namelijk door de toekomstige rentetermijnstructuur af
te leiden uit de actuele renterentetermijnstructuur op basis van de forwards?
Antwoord 4
Uitgangspunt voor de rentetermijnstructuur in het herstelplan is de door DNB gepubliceerde
rentetermijnstructuur. Hierin wordt de toekomstige rentetermijnstructuur inderdaad
afgeleid uit de actuele rentetermijnstructuur op basis van de forwardsystematiek.
Vraag 5
Kunt u de verwachte (mediane) rentetermijnstructuur na één jaar in de P-scenariosets
weergeven (wederom op basis van 20.000 scenario’s van het eerste en tweede kwartaal
van 2024 tot en met een looptijd van dertig jaar) en de verwachte rentetermijnstructuur
na één jaar afgeleid uit de actuele rentecurve op basis van de forwards (voor het
eerste en tweede kwartaal van 2024) in dezelfde grafiek neerzetten?
Antwoord 5
Onderstaande grafiek geeft zowel de rentetermijnstructuur na één jaar op basis van
de forwards als de mediane rentermijnstructuur na het eerste simulatiejaar weer op
basis van 20.000 scenario’s in de 2024 eerste en tweede kwartaal P-scenariosets (respectievelijk
Q1 en Q2).
Vraag 6
Hoe verklaart u de enorme verschillen tussen de verwachte rentetermijnstructuren na
één jaar in de vorige vraag? Deelt u de mening dat zo’n enorm verschil tussen marktverwachtingen
in de rentetermijnstructuren, die beiden voor verschillende wettelijke toepassingen
zijn voorgeschreven, opmerkelijk is en zal resulteren in totaal andere verwachte pensioenbedragen?
Antwoord 6
De twee genoemde rentetermijnstructuren zijn op verschillende methodieken gebaseerd
en worden voor verschillende toepassingen gebruikt. De P-scenarioset wordt gebruikt
voor toepassingen als de pensioenverwachting en de haalbaarheidstoets. In de P-scenarioset
speelt de rentedip, zoals beschreven in het antwoord op vraag 3. In het herstelplan
wordt juist weer gebruik gemaakt van de rentetermijnstructuur op basis van de forwardsystematiek.
De Commissie Parameters 20192 heeft opgemerkt dat het gebruik van forward rentes als voorspellers van toekomstige
rentes, zoals in herstelplannen, risicopremies negeert en daarmee toekomstige rentes
overschat.
Vraag 7
Verwacht u dat er op basis van de economische scenariosets, zoals in vraag 2, realistische
verwachte pensioenbedragen resulteren voor bijna-gepensioneerden? Zo ja, kunt u dat
toelichten?
Antwoord 7
Het tonen van verschillende uitkomsten van het ouderdomspensioen met behulp van scenariobedragen
in het uniform pensioenoverzicht (UPO), gebaseerd op het pessimistisch, verwacht en
optimistisch scenario, biedt deelnemers een zo realistisch mogelijk beeld en helpt
om de risico’s individueel inzichtelijk en voor de deelnemer relevant te maken. Zoals
beschreven staat in het antwoord op vraag 3 wordt in de P-scenario’s getracht om zo
goed mogelijk aan te sluiten bij historische ontwikkelingen om hiermee realistische
prognoses van pensioenverwachtingen te maken. Pensioenuitvoerders dienen daarbij de
juiste duiding en context mee te geven. Specifiek voor individuele transitie-informatie
heeft AFM enkele uitgangspunten geformuleerd: de ingezette communicatiemiddelen dienen
gericht te zijn op specifieke doelgroepen en de verschillende gebruikte informatielagen
moeten steeds evenwichtig zijn en zelfstandig leesbaar. Tegelijk moet de transitie-informatie
consistent zijn met andere informatie die deelnemers ontvangen van de uitvoerder.
Deelnemerspecifieke transitie-informatie moet zo vorm krijgen, dat het ontstaan van
onrealistische verwachtingen over het pensioen voorkomen wordt. Die informatie moet
correct, duidelijk en evenwichtig zijn en tijdig worden verstrekt, zoals beschreven
in artikel 48 van de Pensioenwet. Het is aan de uitvoerders om dit in de praktijk
te brengen.
DNB heeft aangegeven onderzoek te doen naar rentesprongen. Als het nodig blijkt om
wijzigingen aan te brengen in de scenariosets, dan zullen deze doorgevoerd worden.
Vraag 8
Realiseert u zich dat de pensioenbedragen zoals benoemd in de vorige vraag onderdeel
uitmaken van wettelijk verplichte pensioencommunicatie, waaronder het transitieoverzicht
waarin deelnemers inzicht krijgen in hun pensioen voor en na de transitie naar één
van de nieuwe pensioencontracten onder de Wet toekomst pensioenen?
Antwoord 8
Een zo realistisch mogelijke berekening van de te verwachten pensioenbedragen is inderdaad
onderdeel van de wettelijk verplichte informatie die aan deelnemers verstrekt moet
worden. Deze bedragen geven een inschatting hoe hoog het pensioen voor deze deelnemers
kan uitvallen. De AFM heeft pensioenuitvoerders erop gewezen dat zij in de communicatie
naar de desbetreffende deelnemers de situatie van de rentedip en het effect daarvan
kunnen toelichten.3
De impact op de pensioencommunicatie kan bij de groep deelnemers die over één jaar
met pensioen gaat materieel zijn. Bij het tonen van pensioenbedragen dienen pensioenuitvoerders
aanvullend de juiste duiding en context mee te geven. De impact van de rentedip bij
de overige deelnemers is vrijwel nul.
Vraag 9
Bent u ermee bekend dat het Actuarieel Genootschap en verschillende pensioenexperts
in position papers en in de media aangeven dat de inschatting van de pensioenuitkering
voor bijna-gepensioneerden in verwachting niet klopt en aangeven dat de pensioenuitkering
zomaar 8% verkeerd kan worden ingeschat?4
Antwoord 9
Ik ben ermee bekend dat als gevolg van de rentedip de inschatting van de pensioenuitkering
voor bijna-gepensioneerden die één jaar voor pensioendatum is, kan afwijken met de
werkelijke pensioenuitkering. Daarbij wordt ook de 8% afwijking herkend. DNB doet
onderzoek naar oplossingen om de impact van de rentesprongen te beperken zonder hierbij
afbreuk te doen aan de andere belangrijke eigenschappen van de scenariosets. Als dit
mogelijk blijkt, zal DNB de aanpassingen doorvoeren in nog te publiceren scenariosets.
Vraag 10
Bent u het ermee eens dat deze verkeerde verwachting in de komende jaren naar mogelijk
enkele honderdduizenden mensen gestuurd wordt indien er niets aan de huidige berekening
van de scenariosets gewijzigd wordt?
Antwoord 10
Elk jaar ontvangen deelnemers die pensioen opbouwen een uniform pensioenoverzicht
(UPO) waarin de pensioenverwachting in drie scenario’s wordt weergegeven: een optimistisch
scenario, een verwacht scenario en een pessimistisch scenario. De rentedip kan impact
hebben op de communicatie aan deelnemers die één jaar vóór pensioen zitten. Bij het
tonen van pensioenbedragen dienen pensioenuitvoerders de juiste duiding en context
mee te geven.
Het doel van pensioencommunicatie is dat de pensioendeelnemer weet hoeveel pensioen
de deelnemer kan verwachten, kan nagaan of dat voldoende is en zich bewust is van
de risico’s van de pensioenvoorziening. Ik vind het belangrijk dat de communicatie
van de te verwachte pensioenbedragen gebaseerd is op een zo realistisch mogelijke
berekening voor alle deelnemers en daarbij door pensioenuitvoerders een duidelijke
toelichting wordt gegeven zodat dit begrijpelijk is voor deelnemers. Zoals beschreven
staat in het antwoord op vraag 3 doet DNB onderzoek naar oplossingen om de impact
van de rentesprongen te beperken zonder hierbij afbreuk te doen aan de andere belangrijke
eigenschappen van de scenariosets. Als dit mogelijk blijkt, zal DNB de aanpassingen
doorvoeren in nog te publiceren scenariosets.
Vraag 11
Kunt u bevestigen dat de AFM schrijft «Uit signalen die wij hebben ontvangen blijkt
dat ook bijna-gepensioneerden mogelijk verkeerde verwachtingen kunnen krijgen door
de scenariobedragen» en «Mogelijk nemen deelnemers beslissingen op basis van de informatie
die aan hen is verstrekt via het transitieoverzicht, bijvoorbeeld over het uitstellen
van het pensioen»?
Antwoord 11
Ja, dat kan ik bevestigen.5 De impact op de pensioencommunicatie kan bij de groep deelnemers die over één jaar
met pensioen gaan materieel zijn. In hetzelfde artikel heeft de AFM pensioenuitvoerders
erop gewezen dat zij in de communicatie naar de desbetreffende deelnemers de situatie
van de rentedip en het effect daarvan kunnen toelichten. Andere deelnemers merken
in hun ontvangen pensioencommunicatie vrijwel niets van een rentesprong.
Vraag 12
Deelt u de zorgen van de AFM dat deelnemers mogelijk verkeerde verwachtingen kunnen
krijgen door de scenariobedragen? Zo ja, wat gaat u doen vanuit uw verantwoordelijkheid
om ervoor te zorgen dat deelnemers wel de juiste verwachtingen krijgen? En zo nee,
waarom niet?
Antwoord 12
Ik ben het met de AFM eens dat deelnemers informatie dienen te krijgen die hen in
staat stelt om een realistische verwachting van hun pensioen te vormen. Zoals beschreven
staat in het antwoord op vraag 3 doet DNB onderzoek naar oplossingen om de impact
van de rentesprongen te beperken zonder hierbij afbreuk te doen aan de andere belangrijke
eigenschappen van de scenariosets. Als dit mogelijk blijkt, zal DNB de aanpassingen
doorvoeren in nog te publiceren scenariosets.
Daarnaast heeft de AFM pensioenuitvoerders erop gewezen dat zij in de communicatie
naar de desbetreffende deelnemers de situatie van de rentedip en het effect daarvan
kunnen toelichten.6
Vraag 13
Deelt u de zorgen van pensioenexperts in de media dat deelnemers mogelijk verkeerde
beslissingen kunnen nemen op basis van de verkeerd voorgespiegelde pensioenverwachtingen?
Zo ja, wat gaat u doen vanuit uw verantwoordelijkheid om dit te voorkomen? En zo nee,
waarom niet?
Antwoord 13
Ik ben bekend met de uiting van AFM7 waarin de zorg wordt geuit dat deelnemers mogelijk beslissingen kunnen nemen op basis
van een transitieoverzicht of communicatie rond een waardeoverdracht of afkoop. Als
gevolg van de rentedip zouden bijna-gepensioneerden mogelijk verkeerde verwachtingen
kunnen krijgen door de pensioenverwachtingen die aan hun zijn gecommuniceerd.
Zoals beschreven staat in het antwoord op vraag 3 doet DNB onderzoek naar oplossingen
om de impact van de rentesprongen te beperken zonder hierbij afbreuk te doen aan de
andere belangrijke eigenschappen van de scenariosets. Als dit mogelijk blijkt, zal
DNB de aanpassingen doorvoeren in nog te publiceren scenariosets.
Daarnaast heeft de AFM pensioenuitvoerders erop gewezen dat zij in de communicatie
naar de desbetreffende deelnemers de situatie van de rentedip en het effect daarvan
kunnen toelichten.8
Ook zijn zorgen van AFM over onrealistische verwachtingen op basis van transitiecommunicatie
besproken tijdens het Platform Pensioentransitie van 7 maart jl. De sector heeft toen
aangegeven om afwijkende verwachtingen op te kunnen lossen door gelaagd te communiceren
en daarin toelichting te geven over de afwijking en de impact daarvan.
Vraag 14
Kunt u, gezien de AFM in haar uiting oproept om de communicatie aan bijna-gepensioneerden
zorgvuldig aan te pakken en te zorgen dat deelnemers realistische verwachtingen hebben,
een voorbeeld geven hoe deze zorgvuldige communicatie er uit zou kunnen zien waarbij
ook gebruik wordt gemaakt van voorgeschreven scenariobedragen die volgens experts
naar verwachting 8% verkeerd zijn ingeschat?
Antwoord 14
Gezien elk fonds een andere deelnemerspopulatie heeft, voor verschillende doeleinden
deelnemers hun pensioeninformatie verschaft en een ander (beleggings)beleid voert,
is het moeilijk om een specifiek voorbeeld te geven. Het is belangrijk dat pensioenuitvoerders
bij de communicatie met hun deelnemers ervoor zorgen dat zij realistische verwachtingen
hebben over hun pensioen. Dit kan onder andere gedaan worden door elke populatie te
voorzien van een toelichting die aan de kenmerken van deze groep is aangepast. Bijvoorbeeld
door bijna gepensioneerden op een voor hen toegankelijkere manier te informeren over
hun verwachte pensioen en de mogelijke impact van een rentedip.
Daarbij vind ik het belangrijk dat de communicatie van de te verwachte pensioenbedragen
gebaseerd is op een zo realistisch mogelijke berekening. Zoals beschreven staat in
het antwoord op vraag 3 doet DNB onderzoek naar oplossingen om de impact van de rentesprongen
te beperken zonder hierbij afbreuk te doen aan de andere belangrijke eigenschappen
van de scenariosets. Als dit mogelijk is, zal DNB deze aanpassingen doorvoeren in
nog te publiceren scenariosets.
Vraag 15
Bent u het ermee eens dat deze verkeerde pensioenverwachtingen kunnen leiden tot een
onnodig en ongewenst verlies in vertrouwen in het nieuwe pensioenstelsel?
Antwoord 15
Het is van belang dat deelnemers realistische verwachtingen hebben. Verreweg de meeste
deelnemers merken in hun ontvangen pensioencommunicatie vrijwel niets van een eventuele
rentesprong. Dat neemt uiteraard niet weg dat het belangrijk is dat alle deelnemers
een realistisch beeld van hun pensioen hebben.
DNB is zich bewust van de signalen en zoals beschreven staat in het antwoord op vraag
3, doet zij ook onderzoek naar oplossingen om de impact van de rentesprongen te beperken
zonder hierbij afbreuk te doen aan de andere belangrijke eigenschappen van de scenariosets.
Als dit mogelijk blijkt, zal DNB de aanpassingen doorvoeren in nog te publiceren scenariosets.
Hiernaast is er een rol voor pensioenuitvoerders weggelegd die primair verantwoordelijk
zijn voor de communicatie richting deelnemers. Het is essentieel dat zij ervoor zorgen
dat de deelnemers realistische verwachtingen hebben. Dit kan onder andere bereikt
worden door aanvullende toelichting te bieden voor bepaalde populaties, zodat zij
beter begrijpen wat zij van hun pensioen kunnen verwachten.
Vraag 16
Realiseert u zich dat de rentedip – naast invloed op pensioencommunicatie – ook invloed
heeft op alle transitieberekeningen die met de voorgeschreven economische scenariosets
worden gemaakt, waaronder de beoordeling van de evenwichtigheid en de bepaling van
en de toetsing van de risicohouding?
Antwoord 16
Pensioenfondsen kunnen verschillende maatstaven betrekken bij hun evenwichtigheidsafweging.
Pensioenfondsen zijn verplicht om het netto (of bruto) profijt en de pensioenverwachting
in verschillende scenario’s (goed weer, slecht weer, verwacht weer) inzichtelijk te
maken en te betrekken bij de besluitvorming. Bij beide maatstaven geldt dat de uitkomsten
van de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel worden vergeleken met de verwachte
uitkomsten onder het oude pensioenstelsel.
De netto (of bruto) profijtberekeningen zijn gebaseerd op doorrekeningen van de risiconeutrale
scenarioset. In deze set is geen sprake van de rentedip. De berekeningen voor de pensioenverwachtingen
in verschillende scenario’s is gebaseerd op de economische scenarioset. In deze set
zit een rentedip, waarbij de impact voor de meeste deelnemers in de regel beperkt
is. Bij transitieberekeningen wordt een vergelijking gemaakt tussen het oude en het
nieuwe contract. Aangezien in beide contracten met dezelfde rentesprongen wordt gerekend,
vallen de effecten grotendeels tegen elkaar weg. Daarnaast kijken pensioenuitvoerders
meestal naar uitkeringen over een langere periode, waardoor het effect op één moment
in de tijd beperkt is. Tot slot dienen bestuurders en sociale partners daarbij zelf
de juiste context en eventueel andere zaken die relevant zijn mee te nemen. De berekeningen
definiëren daarmee niet de evenwichtigheid en risicohouding zelf.
Vraag 17
Bent u ermee bekend dat de rentedip er volgens pensioenexperts in de praktijk voor
kan zorgen dat bijna gepensioneerden duizenden extra euro’s toezegging krijgen als
compensatie?9 Kunt u daarop reflecteren en aangeven in hoeverre u dit evenwichtig vindt?
Antwoord 17
Ik ben bekend met deze uiting. Het bepalen van adequate compensatie is een verplicht
onderdeel van de gehele evenwichtigheidsafweging. Pensioenfondsen zijn verplicht om
daarvoor in ieder geval het netto (of bruto) profijt en de pensioenverwachting in
verschillende scenario’s (goed weer, slecht weer, verwacht weer) inzichtelijk te maken
en te betrekken bij de besluitvorming. Bij beide maatstaven geldt dat de uitkomsten
van de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel worden vergeleken met de verwachte
uitkomsten onder het oude pensioenstelsel.
De netto (of bruto) profijtberekeningen zijn gebaseerd op doorrekeningen van de risiconeutrale
scenarioset. In deze set is geen sprake van de rentedip. De berekeningen voor de pensioenverwachtingen
in verschillende scenario’s is gebaseerd op de economische scenarioset. In deze set
zit een rentedip, waarbij de impact voor de meeste deelnemers in de regel beperkt
is. Bij transitieberekeningen wordt een vergelijking gemaakt tussen het oude en het
nieuwe contract. Aangezien in beide contracten met dezelfde rentesprongen wordt gerekend,
vallen de effecten grotendeels tegen elkaar weg. Overigens dienen de berekeningen
altijd ter ondersteuning aan de besluitvorming zelf. Sociale partners dienen bij de
besluitvorming over adequate compensatie zelf de juiste context en eventueel andere
zaken die relevant zijn mee te nemen.
Vraag 18
Bent u op de hoogte van de eerder geuite zorgen van de AFM dat scenariobedragen voor
jonge deelnemers mogelijk onrealistische verwachtingen kunnen wekken?10 Wat vindt u ervan dat er nu weer een nieuwe zorg met betrekking tot de scenariobedragen
bij is gekomen en welke gevolgen gaat u daaraan verbinden?
Antwoord 18
Ja, ik ben op de hoogte van deze uiting en mijn voorganger heeft uw eerdere vragen
hierover beantwoord.11 Met de AFM en met de koepels van pensioenuitvoerders zijn we continue in gesprek
over implementatie van de Wet toekomst pensioenen en uitdagingen die daarbij kunnen
ontstaan. Ook de informatieverplichtingen van uitvoerders jegens hun deelnemers komt
daarbij aan de orde. Het Platform Pensioentransitie bestaand uit AFM, DNB en de pensioenkoepels,
is ook een manier waarop dergelijk overleg georganiseerd wordt. Op de websites van
AFM en DNB zijn in de verslagen te zien waar het platform afgelopen jaar over gesproken
heeft. Het onderwerp genoemd in de vraag hoort daar ook bij. Met de genoemde instellingen
delen we de opvatting dat we gezamenlijk oplossingen kunnen vinden zodat pensioenuitvoerders
hun deelnemers goed kunnen meenemen in de transitie.
Vraag 19
Bent u ermee bekend dat het Actuarieel Genootschap op 12 juni 202412, naast de problemen met scenariobedragen voor jongere deelnemers en voor bijna gepensioneerden
ook aangeeft dat er met de economische scenariosets geen goede vergelijking kan worden
gemaakt tussen de huidige pensioen(uitkerings-)overeenkomsten en de nieuwe pensioen(premie-)overeenkomsten,
en kunt u hierop reflecteren en aangeven wat u hiermee vanuit uw verantwoordelijkheid
gaat doen?
Antwoord 19
Ja, ik ben bekend met deze uiting. Pensioenfondsen kunnen verschillende maatstaven
betrekken bij hun evenwichtigheidsafweging. Pensioenfondsen zijn minimaal verplicht
om het netto (of bruto) profijt en de pensioenverwachting in verschillende scenario’s
(goed weer, slecht weer, verwacht weer) inzichtelijk te maken en te betrekken bij
de besluitvorming. Bij beide maatstaven geldt dat de uitkomsten van de overgang naar
het nieuwe pensioenstelsel worden vergeleken met de verwachte uitkomsten onder het
oude pensioenstelsel. In de doorrekeningen van het oude stelsel wordt het zogenaamde
«genoeg-is-genoeg» principe gehanteerd, omdat pensioenfondsen op grond van de geldende
wet- en regelgeving in het FTK in beginsel (behoudens inhaalindexatie) niet meer dan
de inflatie kunnen indexeren.
Het is van belang om hierbij op te merken dat de beschreven maatstaven weliswaar inzicht
geven in de mate van herverdeling en consequenties voor de pensioenverwachting, maar
dat de beoordeling in hoeverre de transitie evenwichtig is, verder gaat. Die beoordeling
is niet terug te brengen tot alleen deze berekeningen. Deze beoordeling blijft aan
sociale partners en pensioenfondsbesturen, waarbij de juiste context dient te worden
meegenomen. Bij de beoordeling van evenwichtigheid kunnen ook andere maatstaven betrokken
worden. Het staat pensioenfondsen vrij om naast deze wettelijke maatstaven ook additionele
analyses te maken en te betrekken in de overwegingen.
Vraag 20
Bent u ermee bekend dat het Actuarieel Genootschap daarnaast aangeeft dat de rekentechnische
uitgangspunten in de uniforme pensioenoverzichten (UPO’s) van de huidige premieregelingen
ongeschikt zijn voor communicatie in de nieuwe regelingen en kunt u op deze constateringen
reflecteren en aangeven wat u hiermee vanuit uw verantwoordelijkheid gaat doen?
Antwoord 20
Ik heb gezien dat het Actuarieel Genootschap (AG) dit schrijft in haar position paper,
bedoeld voor het Rondetafelgesprek Pensioenen d.d. 20/6/2024. Ik zal het AG vragen
wat ze bedoelen met deze uitspraak en of ze concrete voorbeelden hiervan kunnen aanleveren.
Vraag 21
Bent u bereid om op korte termijn opnieuw naar de economische scenariosets en het
toepassingsbereik van deze economische scenariosets te kijken om daarmee onder meer
de bovengenoemde en andere bekende problemen op te lossen en zo eventuele schade zoveel
mogelijk te beperken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 21
Zoals beschreven staat in het antwoord op vraag 3 doet DNB onderzoek naar oplossingen
om de impact van de rentesprongen te beperken zonder hierbij afbreuk te doen aan de
andere belangrijke eigenschappen van de scenariosets. Als dit mogelijk is, zal DNB
deze aanpassingen doorvoeren in nog te publiceren scenariosets.
Vraag 22
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden, waarbij de antwoorden volledig zijn uitgeschreven
zodat een lezer ze kan begrijpen, zonder verwijzingen naar andere bronnen op te hoeven
zoeken?
Antwoord 22
Ja.
Vraag 23
Kunt u de vragen beantwoorden binnen drie weken?
Antwoord 23
Wegens het zomerreces was de beantwoording niet binnen de gebruikelijke termijn van
drie weken gereed.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.