Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Diederik van Dijk over het bericht ‘Samidoun-kopstuk naar Amsterdam: club riep op ’Europa te verslaan met kalasjnikovs, raketten en kogels’’
Vragen van het lid Diederik van Dijk (SGP) aan de Minister en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Samidoun-kopstuk naar Amsterdam: club riep op «Europa te verslaan met kalasjnikovs, raketten en kogels»» (ingezonden 14 maart 2024).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid), mede namens de Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid (ontvangen 15 maart 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Samidoun-kopstuk naar Amsterdam: club riep op «Europa
te verslaan met kalasjnikovs, raketten en kogels»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3, 4, 5 en 10
Deelt u de zorg dat hier sprake kan gaan zijn van extremistische uitingen die ondermijnend
zijn aan de democratische rechtsorde en daarom een bedreiging kunnen vormen voor de
openbare orde en/of nationale veiligheid?
Klopt het dat het betreffende lid van de verboden terroristische organisatie Volksfront
voor de Bevrijding van Palestina (PFLP) visumvrij door Europa reist? Klopt het dat
er nog geen inreisverbod is opgelegd? Waarom niet?
Hoe verhoudt het verschaffen van toegang voor deze man zich tot de brief van 25 oktober
jongstleden die zag op het versterken van de aanpak van extremistische sprekers en
de positie van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV)
hierin, en tot de aangenomen motie van het lid Diederik van Dijk en de mogelijkheid
om haat- en angstzaaiers te weren?2, 3
Heeft u mogelijkheden om de het PFLP-lid een inreisverbod op te leggen? Zo ja, gaat
u dat doen?
Welke maatregelen neemt u om het inreizen van leden van terroristische organisaties
in de toekomst te beletten? Kunt u hierbij onderscheid maken tussen visumplichtig
en visumvrij reizen?
Antwoord 2, 3, 4, 5 en 10
Het kabinet hecht eraan te benadrukken dat er in onze open samenleving geen ruimte
en tolerantie is voor extremistische uitingen, zoals haatzaaien opruiing en aanzetten
tot geweld. Deze uitingen zijn ondermijnend aan de democratische rechtsorde en kunnen
een bedreiging vormen voor de openbare orde en/of nationale veiligheid.
De IND baseert zich bij de beoordeling of een vreemdeling een gevaar voor de openbare
orde of nationale veiligheid is, op de beschikbare informatie, zoals een duiding van
de NCTV, een ambtsbericht van de AIVD of een oordeel over de openbare orde door politie
en/of de lokale driehoek. Op basis van de beschikbare informatie is er in deze zaak
onvoldoende grond om te concluderen dat het persoonlijk gedrag van betrokkene een
werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang
van de samenleving vormt.
In algemene zin geldt dat waar personen naar Nederland komen om hier extremistisch
gedachtengoed te verspreiden het kabinet er alles aangelegen is om deze personen te
weren. Zo is uw Kamer op 25 oktober 2023 geïnformeerd over het versterken van de maatregel
om extremistische vreemdelingen uit Nederland te weren.4 Het weren uit Nederland kan plaatsvinden door een visum voor kort verblijf te weigeren
als een vreemdeling visumplichtig is. Niet-visumplichtige derdelanders kunnen ook
geweerd worden, bijvoorbeeld door hen te signaleren in het Schengeninformatiesysteem
(SIS II) of door een ongewenstverklaring op te leggen, bijvoorbeeld als zij een gevaar
vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Bij EU-burgers en vreemdelingen
die langdurig ingezetene zijn van een lidstaat geldt dat het weren pas mogelijk is
als het persoonlijk gedrag van de betrokkene een werkelijke, actuele en voldoende
ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt.
Waar grenzen in ons land worden overschreden, treedt de overheid op. Aanjagers die
anderen aanzetten tot geweld, bewust extremistische boodschappen verspreiden en tot
doel hebben deze te normaliseren, worden aangepakt. Zo zijn gemeenten en andere lokale
professionals getraind in het herkennen van signalen van mogelijke radicalisering
en kunnen gerichte interventies worden ingezet. Indien er sprake is van strafbare
feiten, wordt er door politie, onder gezag van het Openbaar Ministerie, indien opportuun,
opgetreden.
Vraag 6, 7 en 8
Indien dit niet mogelijk is, ziet u andere mogelijkheden – zoals bijvoorbeeld een
gebiedsverbod – om te voorkomen dat het betreffende Samidoun-kopstuk vrijdag kan opereren
en treedt u hiertoe ook in overleg met de burgemeester van Amsterdam? Hoe wordt daarnaast
voorkomen dat dit Samidoun-kopstuk ook op andere plekken in Nederland opereert?
Bent u bereid een klemmend beroep te doen op het Dokhuis in Amsterdam om dit evenement
niet door te laten gaan?
Welke regelgeving is van toepassing voor de stichting die dit organiseert?
Antwoord 6, 7 en 8
Naar aanleiding van de berichtgeving is er nauw contact geweest tussen het Ministerie
van Justitie en Veiligheid, de gemeente en veiligheidsdiensten om de mogelijke risico’s
van de komst van deze spreker en handelingsperspectieven in kaart te brengen. Vooropstaat
dat er zowel in Amsterdam als op andere plekken in Nederland absoluut geen plaats
is voor extremisme dan wel antisemitisme. De gemeente Amsterdam heeft zorgen uitgesproken
over de komst van spreker richting de NCTV en beheerder van de locatie waar de bijeenkomst
plaatsvindt. Gelet op de beschikbare informatie waar de beslissing van de IND op is
gebaseerd, de bijeenkomst besloten en binnen is en lokale driehoek op dit moment geen
informatie heeft die direcnte aanleiding geeft tot een vrees voor wanordelijkheden,
maakt dat lokaal op grond van de openbare orde en veiligheid geen maatregelen ten
aanzien van de bijeenkomst en spreker, zoals het opleggen van een gebiedsverbod, kunnen
worden genomen. Gezien de actualiteiten zal de lokale driehoek vanzelfsprekend alert
zijn op eventuele wanordelijkheden bij deze bijeenkomst.
Vraag 9
Bent u bereid om de in Duitsland verboden beweging Samidoun, welke een mantelorganisatie
is van de op de EU-terreurlijst geplaatste PFLP, te verbieden?
Antwoord 9
In Nederland kan een verzoek tot verbodenverklaring op grond van artikel 2:20 BW worden
gedaan door het Openbaar Ministerie aan de rechtbank. Hierbij moet het gaan om een
organisatie waarvan het doel in strijd is met de openbare orde en is het vereist dat
de organisatie een rechtspersoon is naar Nederlands recht. Of dit het geval is, is
het kabinet niet bekend. Het is aan het Openbaar Ministerie, niet aan het kabinet,
om zich uit te spreken over de vraag of er in casu aanleiding bestaat om een dergelijk
verzoek te doen.
Vraag 11
Kunt u deze vragen uiterlijk donderdag 14 maart 2024 beantwoorden?
Antwoord 11
Het kabinet heeft de genoemde vragen zo spoedig mogelijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.