Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over opzeggen Vluchtelingenverdrag
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Minister-President over opzeggen Vluchtelingenverdrag (ingezonden 25 juli 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van der Burg (Justitie en Veiligheid), mede namens de
Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
(ontvangen 9 september 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022,
nr. 3689.
Vraag 1
Deelt u de mening dat de asielcrisis onbeheersbaar is geworden en Nederland haar absorptievermogen
heeft bereikt?
Antwoord 1
De druk op de asielketen is erg hoog met name in de asielopvang. De situatie is, voor
zowel mensen die asiel willen aanvragen als voor medewerkers met name in Ter Apel
nog nauwelijks houdbaar. Het is duidelijk dat veel extra inzet benodigd is om de opvang
adequaat te organiseren en weer tot normalisatie te komen. Dat betekent echter niet
dat de situatie onbeheersbaar is geworden.
Ten behoeve van de beheersing van deze crisis is zoals uw Kamer bekend de structuur
voor nationale crisisbesluitvorming geactiveerd en wordt gesproken met medeoverheden
over maatregelen voor de korte termijn en plannen voor de middellange en lange termijn.1 Het blijft onverminderd van kracht dat eenieder die heeft moeten vluchten voor zijn
of haar eigen veiligheid bescherming moet worden geboden.
Het kabinet wil wel meer grip krijgen op migratie en tijdig kunnen anticiperen. Zoals
tevens in de Staat van Migratie2 opgenomen werkt de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken3 (hierna: ACVZ) aan een advies over in hoeverre en op welke wijze beleidsmatige richtgetallen
bij kunnen dragen aan sturing van asiel- en reguliere migratie naar Nederland.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het VN-Vluchtelingenverdrag uit 1951 een aanzuigende werking
heeft op de komst van asielzoekers, waaronder ook veel derde- en veiligelanders, waardoor
Nederland verplicht is vluchtelingen toe te laten tot de asielprocedure?
Antwoord 2
In het regeerakkoord van kabinet Rutte III («Vertrouwen in de Toekomst») is afgesproken
om onafhankelijk onderzoek te doen of en zo ja op welke wijze het Vluchtelingenverdrag
bij de tijd moet worden gebracht om een duurzaam juridisch kader te kunnen bieden
voor het internationale asielbeleid van de toekomst. Dat resulteerde in april 2020
in de verkenning «Terechte vraag, verkeerd aanknopingspunt» van mr. J.P.H. Donner
en mr. dr. M. den Heijer.4
In de samenvattende conclusie van dit rapport valt te lezen: Mensen vluchten niet vanwege het Vluchtelingenverdrag, maar uit vrees voor oorlog
of vervolging. Die realiteit is onveranderd gebleven. Opzegging of aanpassing van
het verdrag zal het vluchtelingenvraagstuk niet doen verdwijnen. Ik onderschrijf deze uitkomst van de verkenning en deel uw mening dan ook niet dat
het Vluchtelingenverdrag een aanzuigende werking heeft.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het u door u bewierookte belangrijke principe van opvang in
de regio echt kan worden waargemaakt door het opzeggen van het VN-Vluchtelingenverdrag?
Zo ja, wilt u, zeker gezien de huidige situatie, per direct daartoe overgaan? Kunt
u een gedetailleerd antwoord hierop geven?
Antwoord 3
Nee, deze mening wordt niet gedeeld. Het overgrote deel van de personen die vluchten
voor oorlog of vervolging wordt momenteel reeds opgevangen in de regio, in veelal
lage- en middeninkomens landen. In 2021 werd 72 procent van alle vluchtelingen opgevangen
door een buurland van hun land van herkomst.5 Opvang in de regio wordt dus al waargemaakt.
Daarnaast stipt de hiervoor genoemde verkenning van Donner en Den Heijer aan dat de
juridische verplichtingen van Nederland jegens asielzoekers en vluchtelingen niet
alleen voortvloeien uit het Vluchtelingenverdrag, maar ook uit het Europees Verdrag
voor de Rechten van de Mens (EVRM) en EU-regelgeving. Het opzeggen van het Vluchtelingenverdrag
zal de verplichtingen van Nederland dan ook niet wezenlijk veranderen.
Dit kabinet heeft als doel om migratie zoveel mogelijk gestructureerd te laten verlopen,
ongewenste migratiebewegingen zoveel mogelijk te beperken en het draagvlak voor migratie
in onze samenleving te behouden en te versterken. Dit conform internationale verdragen
en EU-regelgeving, waaronder het VN-Vluchtelingenverdrag. Het kabinet zet zich daar
continu voor in, onder meer door in te zetten op een fundamentele herziening van het
gezamenlijke Europese asielsysteem, afspraken te maken met derde landen in brede partnerschappen,
te investeren in opvang in de regio en het aanpakken van grondoorzaken van migratie.
Allerlaatst deel ik u graag nog mede dat uw Kamer aan het einde van dit jaar een brief
toe komt over opvang in de regio en migratiesamenwerking zoals reeds aan gekondigd
in de brief over de Staat van Migratie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.