Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Peters over de uitvoering van het jeugdstrafrecht en het (op tijd) ontbreken van de juiste hulp voor jongeren
Vragen van het lid Peters (CDA) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de uitvoering van het jeugdstrafrecht en het (op tijd) ontbreken van de juiste hulp voor jongeren (ingezonden 8 juni 2022).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming), mede namens de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 8 juli 2022). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3309.
Vraag 1
Kent u het bericht van kinderrechters dat steeds vaker geen tijdige of juiste hulp
wordt geboden aan jongeren die delicten plegen en dat daardoor de kans toeneemt op
herhaling van soms ernstige delicten?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat door de jeugdrechter opgelegde behandelingen steeds langer op zich laten
wachten? Zo ja, kunt u aangeven wat hiervan de gevolgen zijn voor de jongeren zelf
en voor de samenleving?
Antwoord 2
Ik herken de signalen uit de praktijk. De problematiek rond de niet tijdige beschikbaarheid
van gespecialiseerde jeugdhulp, die door de rechter wordt opgelegd aan jeugddelinquenten
is urgent. We hebben het hier over een probleem met grote risico’s voor jonge daders
en de maatschappij. Deze jongeren moeten hulp krijgen om hun gedrag te verbeteren
en niet opnieuw de fout in te gaan.
Vraag 3
Kunt u aangeven hoeveel jongeren er (soms onnodig) lang in voorarrest zitten? Hoe
groot zijn de aantallen in de afgelopen jaren, sinds de decentralisatie van de jeugdzorg
in 2015? Is er sprake van een stijgende lijn?
Antwoord 3
Er zijn geen cijfers beschikbaar over het aantal jongeren dat in detentie wacht op
een behandeling. Deze specifieke informatie wordt niet opgeslagen in een (landelijk)
systeem.
Vraag 4
Kunt u aangeven of en in hoeveel gevallen er in de afgelopen jaren sprake was van
recidive?
Antwoord 4
De Recidivemonitor van het WODC bevat informatie over recidive. Op basis van deze
informatie is geen koppeling te maken tussen niet (tijdige) beschikbaarheid van opgelegde
jeugdhulp en recidive. Uw Kamer is overigens op 10 maart 2022 nog geïnformeerd over
de meest recente ontwikkelingen in de recidivetrends onder jeugdigen.2 Daaruit blijkt dat de recidive onder jeugdigen na een lichte toename van enkele jaren
geleden weer is gedaald tot het niveau van voor die stijging.
Vraag 5
Wat zijn volgens u precies de oorzaken van de steeds langere wachttijden?
Antwoord 5
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Jeugdwet en daarmee voor
het organiseren van passende hulp voor jeugdigen. We zien wachttijden bij vrijwillige
hulp en hulp in gedwongen kader. Het is een symptoom van achterliggende oorzaken elders
in de keten. Door het decentrale karakter van de Jeugdwet kunnen deze oorzaken regionaal
verschillen. In de publicatie «Een functionele kijk op wachttijden»3 van het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) wordt dit nader toegelicht.
In gesprekken met de ketenpartners in het jeugdstrafrecht horen we terug dat specialistische
jeugdhulp die wordt opgelegd in strafrechtelijk kader niet altijd blijkt te zijn ingekocht
door gemeenten of beschikbaar is. De (poli)klinische aanbieders geven aan dat het
voor hen lastig werken is met verschillende contracten in individuele gemeenten. Daarnaast
zijn er in sommige regio’s geen of onvoldoende specialistische forensische aanbieders
(meer) aanwezig. Tenslotte zijn er vaak wachtlijsten bij de hoog specialistische jeugd-GGZ.
Vraag 6
Wat vindt u van de stelling van het Openbaar Ministerie dat «de Raad voor de Kinderbescherming
vanwege het gebrek aan behandelcapaciteit soms lichtere behandelingen adviseert dan
eigenlijk nodig is», waardoor «jongeren dus niet altijd de best passende hulp» krijgen?
Antwoord 6
Ik vind dit ongewenst. Uitgangspunt moet zijn dat de Raad voor de Kinderbescherming
vanuit haar expertise en risicotaxatie de behandeling adviseert die nodig is gelet
op de achterliggende problematiek. Echter, door de tekorten aan passend aanbod adviseert
de Raad voor de Kinderbescherming daarnaast in sommige gevallen een second best behandeling.
Deze pragmatische keuze wordt soms gemaakt in het belang van de jongere, zodat de
jongere sneller hulp kan ontvangen.
Vraag 7
Waarom is het voornemen van het ministerie om jongeren die door een kinderrechter
opgelegde zorg krijgen, voorrang te geven op wachtlijsten voor jeugdzorg nog niet
gerealiseerd?
Antwoord 7
Er is geen voornemen om jongeren die door kinderrechter opgelegde zorg krijgen voorrang
te geven op wachtlijsten. Bij de jeugdhulp in strafrechtelijk kader gaat het vaak
om hoog specialistische jeugdhulp, die specifiek voor die doelgroep is ontwikkeld.
Op de wachtlijsten voor die hulp staan vooral dezelfde soort jongeren, namelijk die
in gedwongen kader deze hulp opgelegd krijgen.
Vraag 8
Welke maatregelen gaat u nemen om dit voornemen zo spoedig mogelijk te realiseren
en de jongeren tijdig de best passende behandeling te geven?
Antwoord 8
Een dergelijk voornemen is er, zoals hiervoor weergegeven, niet.
Wel zijn er verschillende andere acties ingezet, deels samen met mijn collega van
VWS. Het wetsvoorstel «Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen» (die in
het najaar richting uw Kamer komt) verplicht gemeenten tot regionale samenwerking
bij de inkoop en organisatie van bepaalde vormen van (specialistische) jeugdhulp,
waaronder specialistische jeugdhulp in het strafrechtelijk kader. Ook is er sinds
2020 een ondersteuningsprogramma voor gemeenten: «Inkoop Jeugdhulp in het strafrechtelijk
kader» dat in 2022 doorloopt en dat door mij wordt gefinancierd. Ik wil daarnaast
inzicht krijgen in de specifieke vormen van de (hoog) gespecialiseerde jeugdhulp waar
het om gaat, in de aantallen en kosten. Zo kunnen we gericht en effectief actie ondernemen.
Samen met de ketenpartners en aanbieders zijn we bezig om dit beeld helder te krijgen.
Deze informatie wordt ook gebruikt in het gesprek dat de Staatssecretaris van VWS
en ik voeren met de VNG over de doorontwikkeling van het Landelijk Transitie Arrangement.
Dit moet leiden tot een goede borging van meer centrale inkoop van hoog specialistische
jeugdhulp in strafrechtelijk kader.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.