Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over de stand van zaken derogatie van de Nitraatrichtlijn (Kamerstuk 33037-450)
33 037 Mestbeleid
Nr. 454
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 19 september 2022
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief
van 5 september 2022 inzake de stand van zaken derogatie van de Nitraatrichtlijn (Kamerstuk
33 037, nr. 450)).
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit a.i. heeft deze vragen beantwoord
bij brief van 12 september 2022. Vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding,
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Geurts
De adjunct-griffier van de commissie, Dekker
Inleiding
Hierbij doe ik uw Kamer de beantwoording van de feitelijke vragen over de afbouw van
de derogatie van de Nitraatrichtlijn toekomen. Alvorens ik de vragen beantwoord, ga
ik in op vertrouwelijkheid van de conceptderogatiebeschikking en de gevolgen die deze
vertrouwelijkheid heeft voor de beantwoording van de feitelijke vragen.
De gedetailleerde inhoud van de conceptderogatiebeschikking is vertrouwelijk totdat
de Europese Commissie (hierna: EC) de beschikking heeft vastgesteld en bekendgemaakt.
Dat betekent dat de inhoud nu niet voor een ieder openbaar kan worden. De EC is van
mening dat openbaarmaking het besluitvormingsproces van de EC ernstig zou ondermijnen
(artikel 4, derde lid, Eurowob).
In een dergelijk geval kan openbaarmaking alleen als een hoger openbaar belang openbaarmaking
gebiedt. De toepasselijkheid van die uitzonderingsgrond is hier echter weinig aannemelijk,
omdat de gevolgen van de conceptbeschikking voor 2022 zijn geduid met de brief van
5 september 2022 (Kamerstuk 33 037, nr. 450) en de conceptbeschikking bij een positief advies van het Nitraatcomité binnen enkele
weken wordt vastgesteld en de gevolgen van de conceptbeschikking voor 2023 en volgende
jaren dan alsnog openbaar worden. In afwijking van eerdere jaren zijn de hoofdlijnen
van de conceptderogatiebeschikking reeds vóór de stemming in het Nitraatcomité met
uw Kamer gedeeld, omdat daarmee de gevolgen voor het lopende jaar 2022 zo snel als
mogelijk openbaar konden worden gemaakt.
Zolang de conceptbeschikking nog een vertrouwelijk karakter heeft, kan ik in deze
beantwoording niet verder ingaan op inhoud van de beschikking dan ik heb gedaan in
de voornoemde brief van 5 september jl.; daarom kan ik bij een deel van de feitelijke
vragen nu geen inhoudelijk antwoord geven en ben ik genoodzaakt naar de eerdere brief
te verwijzen.
1
Welke gevolgen heeft het vervallen van de derogatie naar verwachting voor de stikstofuitstoot
van de agrarische sector en de depositie op stikstofgevoelige natuur?
Antwoord
De Commissie Deskundigen Meststoffenwet (hierna: CDM) heeft eerder aangegeven dat
de ammoniakemissie bij geen derogatie zeer waarschijnlijk lager zal worden omdat i)
er minder eiwit gevoerd wordt aan koeien (dit leidt tot een lagere stikstof uitscheiding
en daardoor minder ammoniakemissie uit zowel stallen als bij mesttoediening), ii)
minder mest aan grasland en meer mest aan bouwland wordt toegediend (de ammoniakemissie
uit mest toegediend aan bouwland is lager dan die toegediend aan grasland), iii) er
mogelijk minder koeien en/of jongvee worden gehouden en iv) een deel van de mest die
wordt toegediend aan landbouwgronden wordt vervangen door kunstmest en mogelijk mineralenconcentraten.
De ammoniakemissie uit mestbewerking en -verwerking zal waarschijnlijk toenemen, maar
dit effect is naar verwachting relatief klein. De ammoniakemissie daalt mogelijk meer
als geen derogatie leidt tot een krimp van het aantal varkens en/of overig rundvee.
2
Kunt u uitleggen waarom de verwachte stikstofexcretie over 2022 door het CBS aan het
einde van het tweede kwartaal naar boven is bijgesteld voor de sectoren varkens, pluimvee
en overig? Komt dit door een stijging van het aantal dieren of door de voersamenstelling?
Als het laatste het geval is, wat is er dan veranderd aan de voersamenstelling?
Antwoord
Het Centraal Bureau voor de Statistiek publiceert elk kwartaal de mestproductiecijfers
en geeft een prognose af over de mestproductie over het gehele jaar. In de gepubliceerde
tweede kwartaalcijfers over 2022 zijn door het CBS ook de voersamenstellingen en voerverbruik
meegenomen op basis van de definitieve jaarcijfers 2021 (CBS, Dierlijke Mest en Mineralen
2021) die recent zijn verschenen. Bijstellingen zijn het gevolg van een combinatie
van factoren en verschillen per sector. In dit CBS-rapport wordt dit nader toegelicht
per sector.
3
Welk effect zal het verdwijnen van de derogatie concreet hebben op de waterkwaliteit?
Antwoord
Als boeren niet meer deelnemen aan derogatie vervalt voor hen de eis van 80% grasland.
Daardoor kan het aandeel grasland gaan krimpen. Daarmee is er risico dat uitspoelingsgevoelige
teelten toegepast worden met hogere nitraatconcentraties in het grondwater tot gevolg.
Tevens kan door een verhoogde druk op de mestmarkt het frauderisico gaan toenemen,
wat ook een verslechtering van de waterkwaliteit tot gevolg kan hebben. Zoals aangegeven
in mijn brief van 5 september jl. wil het kabinet stimuleren dat bedrijven de komende
jaren een derogatievergunning blijven aanvragen, omdat hiervoor de verplichting geldt
dat van het beschikbare areaal van deze bedrijven 80% grasland is. Ook na de afbouw
van de derogatie is behoud van grasland noodzakelijk om te voorkomen dat de waterkwaliteit
en de natuur achteruit gaan. Het kabinet gaat onderzoeken op welke wijze in de periode
tussen de afloop van de derogatie en de invoering van de wettelijke verplichting voor
een aandeel permanent grasland in het kader van grondgebonden melkveehouderij, het
behoud van grasland kan worden geborgd.
4
Wanneer zijn de effecten op waterkwaliteit meetbaar?
Antwoord
De snelheid waarmee effecten van de landbouwpraktijk en weersomstandigheden in de
waterkwaliteit meetbaar zijn verschillen per grondsoort. Op veen en kleigrond is dit
in de winter al zichtbaar in het water wat uit de wortelzone spoelt. In het zand gebied
is dit na 1 jaar en in het lössgebied na ca 1,5 jaar.
5
Wat is de benodigde waterkwaliteit?
Antwoord
Ik ga er van uit dat u doelt op de benodigde waterkwaliteit bezien vanuit de Nitraatrichtlijn.
De Nitraatrichtlijn heeft tot doel de waterverontreiniging die wordt veroorzaakt of
teweeggebracht door nitraten uit agrarische bronnen te verminderen en verdere verontreiniging
van dien aard te voorkomen. Voorts moet een Goede Landbouwpraktijk worden gestimuleerd
en eutrofiëring van oppervlaktewater worden tegen gegaan. Een lidstaat stelt vast
welke gebieden kwetsbaar zijn en welke maatregelen genomen moeten worden om aan de
doelen te gaan voldoen, overeenkomstig de criteria uit bijlage 1 van de Nitraatrichtlijn
met betrekking tot onder andere zoet oppervlaktewater en de streefwaarde van 50 mg
nitraatconcentratie per liter in het grondwater.
Overigens heeft ook de Kaderrichtlijn Water (KRW) een goede waterkwaliteit tot doel.
De beoogde waterkwaliteit is vastgelegd in de stroomgebiedbeheerplannen 2022–2027
(bijlage bij Kamerstuk 35 325, nr. 5). De KRW bepaalt dat in 2027 alle maatregelen moeten zijn genomen die resulteren
in chemisch schoon en ecologisch gezond water. Naast belasting door nutriënten uit
de landbouw, zorgen ook andere bronnen voor watervervuiling. Vanuit de KRW ligt er
dan ook een opgave voor deze bronnen welke in de stroomgebiedbeheerplannen worden
opgepakt.
6
Welke financiële gevolgen zal de afbouw van derogatie concreet hebben op (agrarisch)
bedrijfsniveau, inclusief misgelopen inkomsten, extra kosten voor afzet en extra kosten
voor het kopen van kunstmest?
Antwoord
In de conceptderogatiebeschikking worden door de Europese Commissie voorwaarden gesteld
aan het verlenen van een derogatie op de Nitraatrichtlijn. Het gaat om voorwaarden
waar Nederland, indien het Nitraatcomité positief adviseert en de Europese Commissie
de derogatiebeschikking vaststelt, aan moet voldoen. De verwachting is dat deze voorwaarden
voor agrarische bedrijven grote gevolgen hebben. Dit leidt voor ondernemers, ook jonge
boeren en tuinders, tot extra vraagstukken over de toekomst van het bedrijf.
Voor derogatiedeelnemers betekent het afbouwpad van de derogatie dat zij in de komende
jaren minder stikstof uit dierlijke mest kunnen afzetten op eigen grond en daarvoor
een andere afzetmogelijkheid nodig is. Daarnaast zal, indien een bedrijf de stikstofgift
op gelijke hoogte wil houden, meer stikstof uit kunstmest nodig zijn, waarmee kosten
gepaard gaan.
Daarnaast kan er ook sprake zijn van indirecte gevolgen voor agrarische ondernemers
die geen gebruik maken van derogatie. De mestmarkt zal zich in de komende jaren opnieuw
moeten gaan zetten, en daarbij spelen meer factoren een rol; in het bijzonder de totale
mestproductie en de nutriënten in de mest, naast de mest afzetmogelijkheden. Naar
verwachting heeft de afname van de mestplaatsingsruimte voor stikstof in dierlijke
mest ten gevolge van de derogatievoorwaarden indirect gevolgen voor de afzet van andere
dierlijke mest zoals varkensmest. Het is gezien de andere factoren die hier ook een
belangrijke rol in hebben moeilijk een inschatting te geven van de mate waarin. Hogere
mestafzetkosten voor de veehouderij betekenen voor een akkerbouwer mogelijk goedkopere
beschikbare nutriënten, en daarmee lagere kosten.
7
Welke financiële gevolgen zal de afbouw van derogatie hebben voor het totale agrocomplex?
Antwoord
Voor het gehele agrocomplex zullen de financiële gevolgen naar verwachting negatief
zijn. Over de gevolgen van geen derogatie heb ik de Kamer geïnformeerd in mijn brief
van 26 april jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 439).
8
Hoe heeft men de bron vastgesteld van stoffen/nutriënten in het oppervlaktewater?
Antwoord
In hoofdstuk 4 van de stroomgebiedbeheerplannen 2022–2027 (bijlage bij Kamerstuk 35 325, nr. 5) is uitgebreid beschreven hoe de bron is vastgesteld van nutriënten en andere stoffen,
die worden aangetroffen in het oppervlaktewater. De bronnen worden zoveel mogelijk
in beeld gebracht voor ieder waterlichaam en zijn daarmee ook beschikbaar per stroomgebied.
Daarbij is gebruik gemaakt van de landelijke emissie registratie (https://www.emissieregistratie.nl/) in combinatie met verschillende aanvullende regionale studies.
9
Hoeveel procent van het rioolwater kan het Nederlandse waterzuiveringssysteem aan?
Antwoord
Volgens de Bedrijfsvergelijking Zuiveringsbeheer wordt ongeveer 97% van het rioolwater
gezuiverd (https://www.waterschapsspiegel.nl/wp-content/uploads/2019/09/Bedrijfsve…).
10
Klopt het dat veel watermeetpunten in steden liggen en de daar gemeten waterkwaliteit
wordt toegerekend aan de landbouw?
Antwoord
De watermeetpunten liggen verspreid over het land om een representatief beeld te geven
van de waterkwaliteit en de verschillende bronnen. Zie ook hoofdstuk 3 van de stroomgebiedbeheerplannen
2022–2027 (bijlage bij Kamerstuk 35 325, nr. 5).
11
Welke rol ziet u concreet voor de keten in het opvangen van de klap van het verlies
van de derogatie?
Antwoord
Ik vind dat de keten boeren in staat moet stellen om de slag te maken naar duurzaam
produceren tegen een eerlijke prijs. Over de rol die ik wil dat de keten op zich neemt
in de landbouwtransitie zal ik de Kamer nader informeren in de Kamerbrief over de
toekomst van de landbouw.
12
Hoe gaat u het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) toepassen om verder te voorkomen
dat grasland zal worden omgezet in bouwland?
Antwoord
Het Nationaal Strategisch Plan (NSP) voor het nieuwe GLB bevat in dit kader een aantal
voorwaarden, conditionaliteiten genoemd. Deze voorwaarden betreffen met name de goede
landbouwpraktijken en milieucondities 1 en 9, ten aanzien van het behoud van het aandeel
blijvend grasland in Nederland en een ploeg- en omzetverbod voor aangewezen ecologisch
kwetsbaar blijvend grasland in Natura2000-gebieden. Daarnaast stimuleer ik blijvend
grasland met de ecoregeling.
13
Kunt u schetsen hoe u het afbouwpad van de derogatie gaat laten samenhangen met de
gebiedsplannen uit het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG)?
Antwoord
In voornoemde brief van 5 september 2022 (Kamerstuk 33 037, nr. 450) aan de Tweede Kamer is aangegeven dat voor de realisatie van de doelen van het Nationaal
Programma Landelijk Gebied (hierna: NPLG) tot 2030 de tijd is. Het afbouwpad van de
derogatie zorgt ervoor dat de derogatiedeelnemers al sneller voor een transitieopgave
staan. Bezien zal worden of en hoe dit in de gebiedsprocessen en in de gebiedsprogramma’s
nader zou kunnen worden geconcretiseerd zodat er maatwerk per gebied kan worden geleverd.
In de brief over de toekomst van de landbouw zal ik verder ingaan op de toekomst voor
de agrarische sectoren en de rol die de overheid daarin heeft.
14
Hoe wordt voorkomen dat boeren verantwoordelijk worden gehouden voor stoffen die via
water uit het buitenland Nederland binnenkomen?
Antwoord
Nederlandse boeren worden niet verantwoordelijk gehouden voor stoffen die via water
uit het buitenland Nederland binnenkomen. Er is een goed beeld van het aandeel dat
via rivieren ons land binnenstroomt. Dat is onder meer beschreven in hoofdstuk 4.3.2
van de stroomgebiedbeheerplannen 2022–2027 (bijlage bij Kamerstuk 35 325, nr. 5).
15
Kunt u een opsomming geven van wat de voordelen zouden zijn van het aanpassen van
de stikstofgebruiksnormen in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet zodat er niet meer
kunstmest wordt gebruikt?
Antwoord
De stikstofgebruiksnormen, zoals benoemd in bijlage A, tabel 1, van de Uitvoeringsregeling
Meststoffenwet zijn de Nederlandse uitwerking van de code voor goede landbouwpraktijk
voor stikstofbemesting zoals benoemd in Artikel 4 van de Nitraatrichtlijn. Deze normen
zijn gedifferentieerd naar gewas, grondsoort van het perceel en zijn gebaseerd op
wetenschappelijk onderzoek. Een aanpassing van de stikstofgebruiksnormen, zodat er
niet meer kunstmest wordt gebruikt, beperkt de plantenvoeding die voor een teelt optimaal
is. Een beperking kan het risico op uitspoeling verminderen, en mogelijk de efficiëntie
van de toegepaste meststoffen verhogen.
16
Overweegt u om de stikstofgebruiksnormen in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet
aan te passen zodat er niet meer kunstmest wordt gebruikt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Ik overweeg op dit moment niet om de stikstofgebruiksnormen aan te passen zodat er
niet meer kunstmest wordt gebruikt. In het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn
is wel een evaluatie van de stikstofgebruiksnormen voorzien en in door nutriënten
verontreinigde gebieden wordt een verlaging van de stikstofgebruiksnormen door de
Europese Commissie verplicht. De aangepaste normen die hiervan het gevolg zijn, zullen
een wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet vergen.
17
Kunt u een indicatie geven van de extra kosten waar de gemiddelde derogatiehouder
door het verlies van de derogatie mee wordt geconfronteerd?
Antwoord
In de kamerbrief van 26 april 2022 (Kamerstuk 33 037, nr. 439) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de mogelijke financiële gevolgen bij verlies van
de derogatie. Bij het verlies van derogatie zullen de financiële gevolgen per bedrijf
verschillen. Voor individuele graasdierhouders die in de afgelopen jaren gebruik maakten
van derogatie zal op bedrijfsniveau de plaatsingsruimte voor dierlijke mest afnemen,
wat bij een ongewijzigde bedrijfsvoering zal leiden tot hogere kosten voor de afvoer
van dierlijke mest. Daarnaast zal, indien een bedrijf de stikstofgift op gelijke hoogte
wil houden, meer stikstof uit kunstmest nodig zijn waarmee kosten gepaard gaan.
18
Kunt u uiteenzetten wat de potentiële negatieve gevolgen zijn van meer kunstmestgebruik
op het gebied van de waterkwaliteit, het klimaat en het milieu?
Antwoord
De lachgasemissie kan mogelijk toenemen als er meer kunstmest op grasland wordt gebruikt.
De productie van kunstmest vraagt gebruik van fossiele energie. Naar oordeel van de
CDM zal het effect op nitraatuitspoeling van toegenomen kunstmestgebruik ten opzichte
van (runder)drijfmest beperkt zijn. Daarnaast verwacht zij mogelijk een kleine verbetering
van de oppervlaktewaterkwaliteit vanwege toegenomen precisiebemesting met kunstmest.
19
Hoe gaat u voorkomen dat het verlies van de derogatie gaat leiden tot het gebruik
van meer kunstmest?
Antwoord
De hoogte van de totaalgebruiksnormen voor stikstof en fosfaat bepalen de mogelijkheden
die een landbouwer heeft in het toepassen van kunstmest. Deze normen mogen niet overschreden
worden. In het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn is een evaluatie van de stikstofgebruiksnormen
voorzien en in door nutriënten verontreinigde gebieden wordt een verlaging van de
stikstofgebruiksnormen door de Europese Commissie verplicht vanaf 2025. Daarnaast
is het zo dat derogatiebedrijven onder vorige derogaties geen fosfaatkunstmest mochten
gebruiken. De inhoud van de conceptbeschikking met betrekking tot dit punt is op dit
moment nog vertrouwelijk en ik verwijs naar de toelichting hierover voorafgaand aan
de beantwoording van deze feitelijke vragen.
20
Klopt het dat de waterkwaliteit meestal in de zomer gemeten wordt, wanneer door de
droogte eventuele vervuiling extra geconcentreerd is, zo ja, waarom is dat?
Antwoord
De chemische stoffen van de Kaderrichtlijn Water worden het hele jaar gemeten en beoordeeld
op zowel het jaargemiddelde als maximale waarden. Dit sluit aan bij de effecten die
chemische stoffen kunnen hebben op gezondheid en het ecosysteem. De parameters die
ondersteunend zijn aan de ecologische toestand van het zoete water worden veelal in
de zomer gemeten, omdat dit voor flora en fauna vooral in de zomerperiode relevant
is. Metingen voor grondwaterkwaliteit van het water dat uit de wortelzone spoelt,
vinden plaats om het effect van het voorgaande groeiseizoen in beeld te brengen. Op
kleigrond is dat sneller dan op zandgrond. Daarom vinden deze grondwatermetingen plaats
op kleigrond in de winter en op zandgrond in de zomer.
21
Hoe vergelijkt kunstmest met organische mest als het aankomt op uitspoelingsgevoeligheid
en milieu en klimaateffecten?
Antwoord
Beide producten hebben een verschillend milieu en klimaat impact. Anorganische meststoffen
leveren direct beschikbare nutriënten, waarbij organische meststoffen eerst in de
bodem omgezet moeten worden, en dus niet direct opneembaar zijn door de plant. Als
deze nutriënten vrij komen in een periode dat er geen plantengroei is, vergroot dit
het risico op uitspoeling. De organische stof uit dierlijke mest kan wel bijdrage
aan de bodemkwaliteit door de organische stof die in de bodem wordt gebracht. Voor
de productie van kunstmest is veel aardgas nodig als grondstof en er ontstaat CO2. Beide producten kunnen tot lachgas emissie leiden. Beide type meststoffen zorgen
echter ook voor de vastlegging van CO2 in gewassen en de bodem.
22
Hoe gaat u er precies voor zorgen dat de steunregeling voor de derogatiehouders rijmt
met staatssteunregels?
Antwoord
De voorziene tijdelijke transitietegemoetkomingsregeling zal worden gebaseerd op de
de-minimis verordening voor de landbouwsector ((EU) 1408/2013). Daarbij zullen de
daarvoor geldende procedures worden gevolgd. Genoemde de-minimisverordening geeft
aan dat steun die conform de de-minimisverordening wordt verleend en onder de betreffende
de-minimisplafonds blijft, niet aan alle staatssteuncriteria hoeft te voldoen en vormt
daarom geen staatssteun. Dat betekent dat de voorgenomen steunmaatregel niet voor
goedkeuring door de Europese Commissie behoeft te worden gemeld bij de Europese Commissie.
23
Hoe denkt u in de periode tussen 2026, wanneer de derogatie afloopt, en 2032, wanneer
er wettelijke eisen voor grondgebondenheid zullen worden gesteld, te borgen dat grasland
niet wordt omgezet in bouwland? Hoe zet u hiervoor het NLPG specifiek in?
Antwoord
Zoals in voornoemde brief van 5 september jl. is aangegeven, gaat het kabinet onderzoeken
op welke wijze in de periode tussen de afloop van de derogatie en de invoering van
de wettelijke verplichting voor een aandeel grasland in het kader van een grondgebonden
melkveehouderij, het behoud van grasland kan worden geborgd.
24
Hoe voorziet u ervoor te zorgen dat derogatiehouders die in verontreinigde gebieden
zitten en waar dus mogelijk al eerder de derogatie zal worden afgebouwd, hun grasland
niet zullen omzetten in bouwland?
Antwoord
Met de transitietegemoetkomingsregeling wil ik deelname aan derogatie stimuleren en
voorkomen dat grasland door bedrijven wordt omgezet in bouwland. Zoals aangegeven
in voornoemde brief van 5 september jl. voorziet de conceptbeschikking vanaf 2023
in een stapsgewijze, jaarlijkse afbouw van de derogatie, ook buiten door nutriënten
verontreinigde gebieden. De tijdelijke transitietegemoetkomingsregeling wordt opgezet
voor alle deelnemers aan derogatie die ook in 2021 deelnamen. Deze tegemoetkoming
ziet op een gedeelte van de extra kosten die deze derogatiedeelnemers moeten maken
vanwege de afbouw van de derogatie, om zeker te stellen dat zij grasland behouden.
In de tegemoetkoming wordt rekening gehouden met de mate van afbouw van de derogatie
en de daarmee gemoeide extra kosten die deze bedrijven in verontreinigde gebieden
door een snellere afbouw van derogatie moeten maken voor mestafvoer.
25
Zoekt Nederland per stroomgebied de bronnen van de vervuiling op zoals dat ook in
Vlaanderen wordt gedaan, zo nee, waarom niet?
Antwoord
Hiervoor verwijs ik naar het antwoord op vraag 8. Daarnaast is het PBL in de Nationale
Analyse Waterkwaliteit ingegaan op de verschillen per gebied (https://www.pbl.nl/sites/default/files/downloads/pbl-2020-nationale-ana…).
26
Om wat voor aanvullende eisen gaat het voor de verontreinigde gebieden precies, of
waar wordt aan gedacht?
Antwoord
Het gaat in ieder geval om de toepassing van de laagste derogatienorm die wordt afgebouwd
volgens het schema 2023: 220 kg; 2024: 210 kg en 2025: 190 kg. Vanaf 2026 is geen
derogatie meer mogelijk. Na een positief advies van het Nitraatcomité zal de Europese
Commissie de conceptbeschikking vaststellen en kan ik de volledige beschikking naar
de Kamer zenden. Hierin staan alle voorwaarden voor derogatieverlening uitgewerkt.
27
Wat bedoelt u precies met verontreinigde gebieden?
Antwoord
Nederland dient deze gebieden aan te wijzen in lijn met een uitspraak van het Europees
Hof van Justitie over Duitsland. De verdere inhoud hierover in de conceptbeschikking
is op dit moment nog vertrouwelijk en ik verwijs naar de toelichting over de vertrouwelijkheid
voorafgaand aan de beantwoording van deze feitelijke vragen.
28
Kunt u een indicatie geven van welke verontreinigde gebieden Nederland zal aanwijzen
waar de derogatie sneller zal worden moeten afgebouwd en aanvullende eisen zullen
worden gesteld?
Antwoord
Zoals vermeld in voornoemde brief van 5 september jl. kan ik u slechts aangeven dat
het in 2022 gaat om het centrale en zuidelijke zandgebied en het lössgebied overeenkomstig
de voorgaande aan Nederland verleende derogatiebeschikkingen. De verdere inhoud hierover
in de conceptbeschikking is op dit moment nog vertrouwelijk en ik verwijs naar de
toelichting over de vertrouwelijkheid voorafgaand aan de beantwoording van deze feitelijke
vragen.
29
Welke van de voorwaarden voor de conceptbeschikking zullen ook gaan gelden voor boeren
die geen gebruik maken van de derogatie?
Antwoord
De inhoud van de conceptbeschikking is op dit moment nog vertrouwelijk en ik verwijs
naar de toelichting over de vertrouwelijkheid voorafgaand aan de beantwoording van
deze feitelijke vragen.
30
Kunt u nader toelichten hoe de regelgeving ten aanzien van bufferstroken precies zal
worden aangepast als voorwaarde voor de conceptbeschikking? Indien dit niet precies
kan worden gecommuniceerd, kunt u een indicatie geven?
Antwoord
Zoals vermeld in voornoemde brief van 5 september jl. kan ik u slechts aangeven dat
de regelgeving ten aanzien van bufferstroken meer in lijn zal worden gebracht met
de voorwaarden die gelden voor het nieuwe GLB. De verdere inhoud hierover is op dit
moment nog vertrouwelijk en ik verwijs naar de toelichting over de vertrouwelijkheid
voorafgaand aan de beantwoording van deze feitelijke vragen.
31
Kunt u nader toelichten hoe de mestproductieplafonds precies zullen worden bijgesteld
als voorwaarde voor de conceptbeschikking? Indien dit niet precies kan worden gecommuniceerd,
kunt u een indicatie geven?
Antwoord
Zoals vermeld in voornoemde brief van 5 september jl. kan ik u slechts aangeven dat
de mestproductieplafonds zullen worden bijgesteld in lijn met de verwachte resultaten
van de maatregelen uit het 7e AP en het addendum. De verdere inhoud hierover is op
dit moment nog vertrouwelijk en ik verwijs naar de toelichting over de vertrouwelijkheid
voorafgaand aan de beantwoording van deze feitelijke vragen. Ik zal de Tweede Kamer
zo snel als ik kan hierover verder informeren.
32
Klopt het dat de Nederlandse overheid de agrarische sector maatregelen oplegt, zoals
de Bestuurlijk Overleg Open Teelt en Veehouderij lijst (BOOT-lijst), waarvan de effectiviteit
niet bewezen is?
Antwoord
De BOOT-lijst bestaat uit 85 bovenwettelijke landbouwkundige maatregelen om de waterkwaliteit,
waterkwantiteit en bodemkwaliteit te verbeteren. Overgrote deel van de maatregelen
is gekoppeld aan een wetenschappelijke publicatie of onderzoeksgegevens uit praktijkonderzoek
(o.a. Groenendijk, Van Gerven, Van Boekel en Schipper, «Maatregelen op en rond landbouwpercelen
ter vermindering van de nutriëntenbelasting van water. Achtergrondinformatie effectiviteit
landbouwmaatregelen ten behoeve van de Nationale Analyse Waterkwaliteit», KIWK rapport
2021–54). Deze maatregelen worden in bijvoorbeeld het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer
gebruikt als mogelijke maatregelen om tot verbetering te komen – deze zijn zoals gezegd
bovenwettelijk en worden niet verplicht opgelegd.
33
Klopt het dat de natuurbeheerders aan veel minder strenge normen hoeven te voldoen
bij stikstofemissies dan boeren? Zo ja, waarom is dat?
Antwoord
Voor natuurgronden is een maximum gesteld aan de hoeveelheid fosfaat die mag worden
opgebracht met dierlijke mest. Deze norm is daardoor beperkend voor de ruimte om stikstof
uit dierlijke mest toe te passen. Voor deze gronden gelden vaak beheerovereenkomsten
waarin gebruiksnormen voor mest zijn opgenomen ten behoeve van natuurdoelen. Dat betekent
in de praktijk op natuurgronden vaak dat minder dierlijke mest en kunstmest wordt
toegediend dan op landbouwgronden. Regulering met strenge normstelling is vanwege
de verschillen in gebruik van de gronden niet nodig. Dat blijkt ook uit gegevens over
gemiddelde jaarlijkse nitraatconcentratie in het grondwater in Nederland. Op gronden
met functie natuur is de nitraatconcentratie op een diepte van 5–15 meter onder het
maaiveld gemiddeld ongeveer 10 mg/l lager dan op gronden met functie landbouw (Bron:
Fraters B. et al, 2020. Landbouwpraktijk en waterkwaliteit in Nederland; toestand
(2016–2019) en trend (1992–2019), RIVM).
Voor de uitrijmethode van mest op natuurgrond gelden dezelfde voorschriften als op
landbouwgrond. De mest moet dus zo emissiearm mogelijk uitgereden worden en voldoen
aan de eisen uit het Besluit gebruik meststoffen.
34
Klopt het dat er in Nederland 500% meer ganzen zijn dan bij de vaststelling van de
ecologische draagkracht van de Natura-2000 gebieden zijn vastgelegd, zo ja, hoe wordt
hier rekening mee gehouden?
Antwoord
Bij sommige ganzensoorten zijn de aantallen in Nederland toegenomen. Waar de Natura2000
doelen ruim zijn bereikt, zijn lokale afnames geen probleem.
35
Waarop is de tijdelijke transitietegemoetkoming van 10.000 euro per bedrijf gebaseerd?
Hoeveel bedrijven hebben genoeg aan een transitietegemoetkoming van 10.000 euro en
hoeveel bedrijven komen tekort?
Antwoord
De tijdelijke transitietegemoetkomingsregeling voorziet in een tegemoetkoming voor
bedrijven die in 2021 een derogatievergunning hadden en een nieuwe derogatievergunning
aanvragen en verkrijgen, en ziet op een gedeelte van de extra kosten die deze derogatiedeelnemers
moeten maken vanwege de afbouw van derogatie. Voor deelnemers aan de derogatie betekenen
de voorwaarden van deze beschikking dat zij in de komende jaren minder stikstof uit
dierlijke mest kunnen afzetten op eigen grond en daardoor bij ongewijzigde bedrijfsvoering
meer mest moeten afvoeren van hun bedrijf.
De transitietegemoetkominsgregeling moet komende periode nog worden uitgewerkt. In
de tegemoetkoming zal rekening worden gehouden met de mate van afbouw van de derogatie
en de daarmee gemoeide extra kosten die deze bedrijven maken voor mestafvoer. Ik denk
aan een tegemoetkoming per hectare landbouwgrond van het bedrijf. Dit verschilt per
bedrijf, waardoor de tegemoetkoming per bedrijf verschillend zal zijn.
36
Welk effect heeft het afbouwpad voor boeren die niet deelnemen aan de derogatie?
Antwoord
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 6.
37
In hoeverre kunnen niet-derogatie bedrijven ook aanspraak maken op de transitievergoeding?
Antwoord
De transitietegemoetkomingsregeling voorziet alleen in een tegemoetkoming aan landbouwers
die in 2021 een derogatievergunning hadden en een nieuwe derogatievergunning aanvragen
en verkrijgen.,
38
Wat betekent deze afbouwderogatie voor de (financiële) uitgangspositie van jonge boeren
en tuinders? Op welke manier worden zij geholpen?
Antwoord
Voor ondernemers, ook jonge boeren en tuinders, leidt het afbouwpad van de derogatie
tot extra vraagstukken over de toekomst van het bedrijf. Ik verwijs daarbij ook naar
het antwoord op vraag 6. Ik wil boeren, en zeker ook jonge boeren en tuinders, ondersteunen
bij de transitie. Hierover zal ik u informeren in de Kamerbrief over de toekomst van
de landbouw.
39
Wat betekent dit afbouwpad voor de financierbaarheid van agrarische bedrijven door
banken de komende tijd?
Antwoord
In algemene zin is het aan de financier om te beoordelen of bedrijven financierbaar
zijn. Het afbouwpad stelt bedrijven die op dit moment gebruik maken van derogatie
voor vraagstukken in de komende jaren, die sterk verschillen per bedrijf. Die vraagstukken
op het individuele bedrijf zijn ook voor mij een grote zorg en daarom wil ik bijdragen
aan een goede transitie. In de gesprekken die ik voer met de banken en financiële
instellingen over hun rol in de transitie, zal ook de financierbaarheid van de sector
aan de orde blijven komen. Daarnaast ben ik gekomen met een tijdelijke transitietegemoetkoming
voor derogatiebedrijven.
40
Wordt er bij de transitievergoeding rekening gehouden met hoe intensief een bedrijf
is?
Antwoord
Gedacht wordt aan een tijdelijke transitieregeling die tegemoetkoming geeft aan derogatiebedrijven
naar gelang de hectares, en daarmee de instandhouding van de hectares grasland, en
de met die hectares gemoeide extra kosten die zij moeten maken voor mestafvoer.
41
Is het mogelijk dat het vervallen van de derogatie intensivering in de hand zal werken?
Antwoord
Ik neem aan dat u met intensivering doelt op een toename van de mestproductie in Nederland.
De hoogte van de mestproductieplafonds, uitgedrukt in kilogrammen stikstof en fosfaat,
is vastgelegd in de Meststoffenwet. Deze komen op dit moment overeen met de productie
van 2002. Via de productierechtenstelsels wordt gewaarborgd dat de mestproductie de
mestproductieplafonds niet overschrijdt. Na een positief advies van het Nitraatcomité
zal de Europese Commissie de conceptbeschikking vaststellen en kan ik de volledige
beschikking naar de Kamer zenden. Hierin staan alle voorwaarden voor derogatieverlening,
waaronder de details over de bijstelling van de mestproductieplafonds, uitgewerkt.
42
Is er genoeg kunstmest beschikbaar om de afbouw van dierlijke mest te kunnen compenseren?
Antwoord
De afbouw van de bemestingsnorm voor stikstof uit dierlijke mest is in de conceptderogatiebeschikking
in de eerste jaren (2023 en 2024) beperkt. De extra behoefte aan stikstofkunstmest
zal daarom ook beperkt zijn. De kwantitatieve beschikbaarheid van kunstmest in Nederland
wordt niet publiek gemonitord. Er zijn in Nederland een paar grote kunstmestproducenten,
zoals Yara Sluiskil en OCI-Nitrogen in Geleen, die stikstofkunstmest produceren voor
de Noord-West Europese markt. Op dit moment hebben zij de productie in verband met
de hoge gasprijs afgeschaald. Zij geven aan dat er momenteel nog wel meststoffen worden
geleverd, maar dat er in het winterseizoen minder meststoffen gevraagd worden. Als
de gasprijs voor langere tijd hoog blijft zal de beschikbaarheid van kunstmest onder
druk kunnen komen staan.
43
Wat is de stand van zaken rondom een derogatie voor kunstmestvervangers van dierlijke
oorsprong, welke voldoen aan de RENURE-criteria (Recovered Nitrogen form Manure-criteria)
van het Joint Research Centra (JRC)?
Antwoord
Nederland heeft in april 2022 een aanvraag voor een landen-specifieke oplossing voor
het gebruik van deze RENURE-producten ingediend bij de Europese Commissie, mede naar
aanleiding van de gewijzigde motie van het lid Van der Plas, c.s. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1403). Dit maakte deel uit van de besprekingen met de Europese Commissie over de derogatie
voor graasdiermest. De EC beschouwt kunstmestvervanging echter als een separaat traject.
Ik zal mij intensief blijven inzetten voor kunstmestvervanging door dierlijke mest
in Europees verband in nauwe samenwerking met andere lidstaten.
44
Hoe wordt de transitie naar kunstmestvervangers vormgegeven? Is hier al een concreet
plan voor en op welke manier wordt dit gefinancierd?
Antwoord
Een transitie naar het gebruik van kunstmestvervangers kan worden ingezet als er duidelijkheid
is van de Europese Commissie onder welke voorwaarden dierlijke mest verwerkt moet
worden om het in te zetten als een kunstmestvervanger. Nederland heeft een verzoek
bij de Europese Commissie ingediend dat uitgaat van de RENURE-criteria die ontwikkeld
zijn door het Joint Research Centre (JRC). Nederland heeft 48 miljoen euro gereserveerd
om mest verwerkende bedrijven te stimuleren dierlijke mest hoogwaardig te verwerken.
Op dit moment wordt de subsidieregeling hoogwaardige mestverwerking vormgegeven, waarbij
ook de RENURE-criteria leidend zullen zijn. Naar verwachting wordt deze in het vierde
kwartaal van 2022 opengesteld.
45
Hoe wordt ervoor gezorgd dat per 1 januari 2023, of zoveel eerder als mogelijk, de
inzet van kunstmestvervangers van dierlijke oorsprong (welke voldoen aan de RENURE-criteria
van het Joint Research Centra (JRC) boven op de stikstofgebruiksnorm voor dierlijke
mest in Nederland mogelijk is?
Antwoord
Nederland heeft een verzoek bij de Europese Commissie, DG Milieu ingediend voor een
landen-specifieke oplossing. Gevraagd is het gebruik van deze RENURE-producten voor
de gebruiksnormen niet langer te mogen beschouwen als het gebruik van dierlijke mest,
maar van kunstmest. Nederland zal zich ervoor inspannen de gesprekken over dit dossier
na het vaststellen van de beschikking door het Nitraatcomité te vervolgen. Mocht dit
niet leiden tot een oplossing voor 31 december 2022, dan zal gestreefd worden naar
verlenging van de huidige pilots mineralenconcentraat en Kunstmestvrije Achterhoek.
46
Hoe staat het afbouwen van derogatie in verhouding tot de ambitie om als land minder
afhankelijk te zijn van gas?
Antwoord
Deze derogatie bevat een afbouwpad voor het gebruik van stikstof uit dierlijke mest.
Daarnaast worden er in nutriënt verontreinigde gebieden aanvullende eisen gesteld,
zoals een verlaging van de stikstofgebruiksnormen vanaf 2025, wat het totale gebruik
van stikstof (dierlijke mest en kunstmest) zal verlagen. Wat het effect is op het
totale gasgebruik is niet bekend. Ik zal mij blijven inspannen om de gesprekken met
de Europese Commissie over het gebruik van RENURE-producten te vervolgen. Het gebruik
van deze producten kan bijdragen aan het verminderen van gasgebruik.
47
In hoeverre is dit plan praktisch uitvoerbaar voor de agrarische sector?
Antwoord
De afbouw en het verdwijnen van de derogatie gaat een grote inspanning vergen van
de agrarische sector, zeker in combinatie met de andere opgaven waar de sector mee
geconfronteerd wordt. Ik zal met de sector in gesprek gaan zodra de beschikking is
vastgesteld en openbaar is.
48
Kan de ambitie op het gebied van grondgebondenheid nog gehaald worden wanneer er een
afbouwplan voor derogatie komt?
Antwoord
Ik ben momenteel bezig met de nadere uitwerking van grondgebondenheid. Hierbij betrek
ik de gevolgen van de afbouw van de derogatie.
49
Zijn de gewenste Grootvee-eenheidnormen (GvE-normen) nog haalbaar wanneer derogatie
wordt afgebouwd?
Antwoord
Zoals in het antwoord op de vorige vraag aangegeven, ben ik momenteel bezig met de
nadere uitwerking van grondgebondenheid, waarbij ik de gevolgen van de afbouw van
de derogatie betrek.
50
Welk effect heeft het verdwijnen van derogatie op de bodemvruchtbaarheid?
Antwoord
Als er geen derogatie wordt verleend zal de hoeveelheid dierlijke mest die wordt toegepast
worden beperkt. In veel gevallen zal dit gaan over runderdrijfmest en varkensdrijfmest.
Deze mestsoorten bevatten wel organische stof, maar niet veel. Hierdoor kan het organische
stof gehalte van de bodem wat gaan afnemen. Echter is het wel zo dat door toepassen
van vanggewassen, rustgewassen en compost een grote verbetering van de bodemkwaliteit
kan worden gerealiseerd. Deze maatregelen kunnen buiten de normen voor dierlijke mest
worden toegepast.
51
Klopt het dat de Maatwerkaanpak als alternatief op het generieke 7e Actieprogramma
nu voor veel boeren geen alternatief meer is, wanneer de bufferstroken verplicht generiek
verbreed worden? Wat zijn hiervan de consequenties op het Nationaal Strategisch Programma
(NSP) van het GLB?
Antwoord
Voor het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
zullen dezelfde teeltvrije zones gaan gelden, waarbij de zones gelden voor zowel mest
als gewasbeschermingsmiddelen. Daarbij worden de teeltvrije zones (bufferstroken onder
het GLB) in de conditionaliteit opgenomen en zijn daarmee een voorwaarde om aan het
GLB te kunnen meedoen. Het gezamenlijke traject om te komen tot een handhaafbare,
uitvoerbare, controleerbare en betaalbare aanpak die tot een gelijkwaardig of grotere
waterkwaliteitsverbetering zal leiden als een deel van de maatregelen uit het 7e actieprogramma
Nitraatrichtlijn, loopt momenteel nog. Ik wil hier niet op vooruitlopen op de uitkomsten
van dit traject.
52
Is het waarschijnlijk dat akkerbouwers eerder zullen kiezen voor melkveemest in plaats
van varkensmest wanneer derogatie wordt afgebouwd? Zo ja, hoe wordt de markt voor
varkensmest opgevangen?
Antwoord
De akkerbouwer maakt een afweging in kosten en opbrengsten, en de nutriënten en organische
stof in de mest. Daarbij is rundveemest vaak gunstiger qua nutriëntenverhouding en
gehalte organische stof. De mestmarkt zal zich in de komende jaren moeten gaan zetten
naar de nieuwe situatie, en daarbij spelen er meerdere factoren een rol zoals bijvoorbeeld
de totale mestproductie, de nutriënten in de mest en de mest afzetmogelijkheden. Naar
verwachting heeft de afname van de mestplaatsingsruimte voor stikstof in dierlijke
mest ten gevolge van de conceptderogatiebeschikking indirect gevolgen voor de afzet
van varkensmest. Het is gezien de andere factoren die hier ook een belangrijke rol
in hebben moeilijk te voorspellen in hoeverre. De verwerking en daarmee plaatsing
buiten de Nederlandse landbouw van een deel van het fosfaatoverschot is gereguleerd.
53
Hoe wordt omgegaan met de waarschijnlijke wijziging van het bouwplan van melkveehouders,
aangezien het aantrekkelijker zal worden om af te wijken van de 80/20 regel wat uiteindelijk
ook effect heeft op de waterkwaliteit?
Antwoord
Ik zet mij omwille van de waterkwaliteit in voor het op peil houden van het areaal
grasland in Nederland, onder andere door met de tijdelijke transitietegemoetkomingsregeling
deelname aan derogatie te stimuleren en hiermee het aandeel grasland op peil te houden.
In voornoemde brief van 5 september jl. is aangegeven dat het kabinet gaat onderzoeken
op welke wijze in de periode tussen de afloop van de derogatie en de invoering van
de wettelijke verplichting voor een aandeel grasland in het kader van grondgebonden
melkveehouderij, het behoud van grasland kan worden geborgd.
54
Klopt het dat alle dierlijke mest van graasdierbedrijven al op het land is uitgereden
en er nog geen duidelijkheid is over wat nu wel en niet is toegestaan?
Antwoord
In voornoemde brief van 5 september 2022 is de Tweede Kamer geïnformeerd dat de derogatienormen
in 2022 gelijk zijn aan die in de voorgaande beschikking. De inzet is er steeds op
gericht geweest gedurende het uitrijdseizoen duidelijkheid te kunnen geven over de
inhoud van de derogatie. Ik besef goed dat het voor boeren tot onzekerheid heeft geleid
dat deze duidelijkheid pas na het mest-uitrijdseizoen is gekomen.
55
Hoe worden bedrijven tegemoetgekomen die nu te veel mest voor een verhoogde prijs
hebben afgezet of in opslag hebben?
Antwoord
Er is geen tegemoetkoming voorzien voor bedrijven die nu meer mest hebben afgevoerd.
56
Klopt het dat de extra eisen die worden opgelegd om een derogatie toegewezen te krijgen
zeer streng zijn, waardoor boeren met percelen in de 34 meest kwetsbare Grondwaterbeschermingsgebieden
uitgesloten worden van derogatie terwijl zij al jaren werken aan de waterkwaliteit?
Antwoord
De inhoud van de conceptbeschikking hierover is op dit moment nog vertrouwelijk en
ik verwijs naar de toelichting over de vertrouwelijkheid voorafgaand aan de beantwoording
van deze feitelijke vragen.
57
Wat zijn de voordelen van het verdwijnen van derogatie?
Antwoord
De ammoniakemissie zal afnemen omdat minder eiwit gevoerd wordt aan koeien (lagere
excretie van ammoniakaal stikstof), minder mest toegediend wordt aan grasland en meer
aan bouwland (mesttoediening aan bouwland leidt tot een lagere emissie dan op grasland),
mogelijk minder koeien en/of jongvee worden gehouden, en een deel van de mest wordt
vervangen door kunstmest. Als er geen derogatie wordt verleend, zal dit mogelijk leiden
tot een krimp van het aantal varkens en/of overig rundvee, wat een daling van de ammoniakemissie
tot gevolg heeft. Daardoor zal de stikstofdepositie op natuur afnemen en het negatieve
effect van stikstof op biodiversiteit worden verkleind.
58
Wat zijn de nadelen van het verdwijnen van derogatie?
Antwoord
Afbouw van derogatie betekent dat in Nederland voor alle landbouwgronden uitgegaan
moet worden van de stikstofgebruiksnorm voor dierlijke meststoffen van 170 kilogram
per hectare, zoals in de Nitraatrichtlijn is bepaald. Dit zal, op korte termijn, gevolgen
hebben voor de mestmarkt in Nederland, waarbij naar verwachting melkveehouders de
mest, die op het eigen bedrijf geproduceerd wordt niet langer volledig op het eigen
bedrijf kunnen plaatsen, waardoor mest van het bedrijf naar elders zal moeten worden
afgezet. De behoefte aan stikstof zal worden ingevuld met andersoortige meststoffen
dan dierlijke mest, bijvoorbeeld door kunstmest. De akkerbouw zal naar verwachting
minder mest uit de varkenshouderij toepassen en meer gebruik gaan maken van de mest
uit de melkveehouderij. Tenslotte zal de afzet van mest naar buiten Nederland toenemen
evenals het belang van mestverwerking. Als gevolg van deze veranderingen zullen de
mestafzetkosten voor de veehouderijbedrijven sterk stijgen en voor melkveehouderijbedrijven
zullen de kosten voor kunstmest toenemen.
Voor wat betreft het milieu zullen de ammoniakemissies uit mestbewerking en -verwerking
waarschijnlijk toenemen. Wanneer grasland wordt omgezet in maisland zal de nitraatuitspoeling
waarschijnlijk toenemen, en zal de agro-biodiversiteit en koolstofopslag waarschijnlijk
afnemen. Ik zet mij echter in om het areaal grasland, ook na derogatie, op peil te
houden en zo deze negatieve effecten te minimaliseren.
Ik verwijs u tevens naar eerdere brieven van mijn ambtsvoorganger (Kamerstuk 33 037, nrs. 439 en 446).
59
Wegen de voordelen van het verdwijnen van derogatie op tegen de nadelen?
Antwoord
De Commissie Deskundigen Meststoffenwet heeft in 2020 advies uitgebracht over welke
milieueffecten optreden door derogatie van de Nitraatrichtlijn (Kamerstuk 33 037, nr. 369). Hieruit blijkt dat de derogatie positieve effecten heeft op de waterkwaliteit,
het klimaat en de agrobiodiversiteit, vooral vanwege de eis die is gesteld aan het
areaal grasland. Daar staat tegenover dat een derogatie kan leiden tot een hogere
ammoniakemissie vanwege de hogere toegestane dierlijke mestgift. Daarbij heb ik de
Tweede Kamer meermaals geïnformeerd over de consequenties van geen derogatie (o.a.
Kamerstuk 33 037, nr. 404). Gegeven bovenstaande is steeds ingezet op het verleend krijgen van derogatie voor
de periode 2022–2025.
60
Welke impact heeft een afbouwpad voor derogatie op de nog te ontwikkelen en uit te
voeren gebiedsgerichte aanpak?
Antwoord
Ik verwijs u voor de beantwoording naar het antwoord op vraag 13.
61
Op welke wijze is uitvoering gegeven aan motie van het lid Bisschop c.s. (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1266) waarin de regering onder andere verzocht werd de Kamer zo veel als mogelijk te informeren
over de verschillende stappen en contactmomenten bij de derogatieonderhandelingen
met betrekking tot de aanvullende voorwaarden, de opstelling van het ministerie daarbij
en de wijze waarop de sector betrokken is geweest? Hoe ziet, in dat kader, de tijdlijn
van het afgelopen jaar eruit?
Antwoord
De betreffende motie ziet op de onderhandelingen over de derogatieverlening voor de
jaren 2020 en 2021. Ik heb de Tweede Kamer hierover in verband met de vertrouwelijkheid
van onderhandelingen tot op heden nog niet geïnformeerd en zal dit zo spoedig mogelijk
doen. Ik zal de correspondentie met de Europese Commissie over de derogatieonderhandelingen
eveneens zo spoedig met de Tweede Kamer te delen. Ik kan echter hierover nog niet
precies aangeven wanneer dit dat zal zijn, omdat hierover ook afstemming met de Europese
Commissie nodig is en dit er mogelijk toe kan leiden dat informatie niet verstrekt
kan worden.
Ten aanzien van de tijdlijn kan ik de Tweede Kamer het volgende informeren. De gesprekken
over verlening van derogatie kunnen niet los worden gezien van de gesprekken met de
Europese Commissie over de totstandkoming van het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn
(hierna: 7e AP) en het addendum daarop. Dit is gelegen in het feit dat een actieprogramma
ten grondslag ligt aan verlening van derogatie. In onderstaande tijdlijn zijn de belangrijkste
overleggen en contactmomenten van de Minister van LNV en het Ministerie van LNV met
de diensten van de Europese Commissie (hierna: EC) over de besluitvormingsprocedure
naar derogatie weergegeven. Bij deze gesprekken is in bijna alle gevallen de Permanente
Vertegenwoordiging van Nederland bij de EU (PV-EU) aanwezig geweest evenals een ambtelijke
vertegenwoordiging van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Gedurende
deze periode is er ook op verschillende momenten en bij/en marge van verschillende
bijeenkomsten contact geweest tussen de Minister van LNV en de Europees Commissaris
voor Milieu en van de Minister-President en de voorzitter van de Europese Commissie.
Hierbij dient te worden opgemerkt dat dit geen uitputtende lijst is. De sector is
op gezette tijden op verschillende niveaus geïnformeerd over de stand van zaken ten
aanzien van derogatie.
Eerste helft 2021
Begin 2021 heeft een ambtelijk overleg plaatsgevonden tussen de EC en LNV over het
traject van het 7e AP en het traject naar derogatieverlening. Als gevolg van het controversieel
verklaard zijn van het mestbeleid door de Kamer in de eerste helft van 2021, was het
niet mogelijk in de eerste helft van 2021 inhoudelijke gesprekken te voeren met de
EC over de inhoud van het 7e AP.
In mei 2021 is overleg geweest van de Europees Commissaris voor Milieu met de Minister
van LNV over de stand van zaken met betrekking tot het 7e AP in verband met de politieke
context in Nederland. In juni 2021 is hierover hoogambtelijk contact geweest tussen
de EC en LNV.
In de zomer van 2021 zijn ambtelijke contacten tussen de EC en LNV geweest over agendering
van Nederland in het Nitraatcomité van september 2021 ten behoeve van het geven van
de eerste presentatie in het kader van de besluitvormingsprocedure naar derogatieverlening.
Op 15 september 2021 heeft Nederland in dit verband de 1e presentatie in het Nitraatcomité
gegeven.
Tweede helft 2021
Medio september 2021 heeft ambtelijk overleg tussen de EC en LNV plaatsgevonden over
de inhoud van het ontwerp 7e AP. Eind september 2021 heeft de EC gereageerd op het
ontwerp 7e AP. In november 2021 hebben diverse ambtelijke contacten plaatsgevonden
tussen de EC en LNV. In november 2021 heeft hoogambtelijk overleg plaatsgevonden tussen
de EC en LNV over agendering van Nederland in het Nitraatcomité van 15 december 2021
ten behoeve van het geven van de tweede presentatie in het kader van de besluitvormingsprocedure
naar derogatieverlening. In november 2021 is overleg geweest van de Europees Commissaris
voor Milieu met de Minister van LNV over agendering van Nederland in het Nitraatcomité
van december 2021. In december 2021 is overleg geweest van Europees Commissaris voor
Milieu met de Minister van LNV over agendering van Nederland in het Nitraatcomité
van 15 december 2021. Nederland heeft in het Nitraatcomité van 15 december 2021 niet
de 2e presentatie in het Nitraatcomité gegeven in het kader van de besluitvormingsprocedure
naar derogatieverlening (Kamerstuk 33 037, nr. 433). In deze periode is ambtelijk contact geweest van de PV-EU met de kabinetten van
de Voorzitter van de Europese Commissie, de vicevoorzitter van de Europese Commissie
en de Europees Commissaris voor Milieu.
1e kwartaal 2022
In januari 2022 is overleg geweest van de Europees Commissaris voor Milieu met de
Minister van LNV over de inhoud van het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) in relatie tot het 7e AP en de mogelijkheid van het geven van de 2e presentatie
in het Nitraatcomité, zodat derogatie in zicht bleef. In de tweede helft van januari
2022 is hoogambtelijk contact geweest tussen LNV en de EC. In februari heeft ambtelijk
overleg plaatsgevonden tussen LNV en de EC over de inhoud van het coalitieakkoord
en het addendum op het 7e AP. In februari 2022 hebben ambtelijk contacten tussen de
EC en LNV plaatsgevonden over de inhoud van het addendum op het 7e AP. Eind februari
2022 is overleg geweest tussen de Europees Commissaris voor Milieu en de Minister
van LNV over agendering van Nederland in het Nitraatcomité van 17 maart 2022. Nederland
heeft in het Nitraatcomité van 17 maart 2022 de 2e presentatie in het Nitraatcomité
gegeven in het kader van de besluitvormingsprocedure naar derogatieverlening. In maart
2022 is ambtelijk overleg geweest tussen LNV en de EC over de inhoud en voorwaarden
van een derogatie.
April – 9 september 2022
In de periode april 2022 tot en met juni 2022 hebben ambtelijke overleggen en ambtelijke
contacten plaatsgevonden tussen de EC en LNV over de inhoud en voorwaarden van een
derogatie. Op 15 juni 2022 heeft Nederland in het Nitraatcomité de 3e presentatie
in het Nitraatcomité gegeven in het kader van de besluitvormingsprocedure naar derogatieverlening.
In juli 2022 zijn hoogambtelijke en ambtelijke overleggen en contacten geweest tussen
de EC en LNV over de inhoud en voorwaarden van een derogatie. In juli 2022 heeft overleg
plaatsgevonden met de vicevoorzitter van de Europees Commissie en de Minister van
LNV, en de Europees Commissaris voor Milieu en de Minister van LNV. In deze periode
zijn contacten van de Minister-President geweest met de voorzitter van de Europese
Commissie. In augustus en september 2022 hebben ambtelijke contacten plaatsgevonden
tussen de EC en LNV. Op 15 september 2022 is stemming in het Nitraatcomité over de
conceptderogatiebeschikking voorzien. Op 5 september 2022 (Kamerstuk 33 037, nr. 450) heeft de Minister van LNV de hoofdlijnen van de conceptderogatiebeschikking met
het parlement gedeeld.
62
Wordt er (volledig) uitvoering gegeven aan het te verwachten besluit van de Europese
Nitraatcomité?
Antwoord
Ja. Nederland is een lidstaat van de Europese Unie (EU) en als zodanig gehouden uitvoering
te geven aan Europese richtlijnen. Ditzelfde geldt voor uitvoeringsbesluiten, zoals
een derogatie van de Nitraatrichtlijn, die door de Europese Commissie wordt verleend,
nadat deze daartoe positief is geadviseerd door het Nitraatcomité dat met gekwalificeerde
meerderheid van stemmen besluit.
63
Bestaat er een kans dat de EU een infractieprocedure wil opstarten jegens Nederland
wanneer deze derogatie niet geaccepteerd wordt? Zo ja, op welke gronden?
Antwoord
Indien deze derogatiebeschikking niet wordt goedgekeurd en Nederland in strijd handelt
met de in die situatie vigerende normen met bijvoorbeeld de norm van 170 kg nitraat
per hectare per jaar, is de Europese Commissie bevoegd een infractieprocedure te starten.
64
Hoe lopen de meststromen in Nederland? Hoeveel mest blijft er nu op het eigen bedrijf,
hoeveel mest wordt afgevoerd naar het buitenland en hoeveel mest gaat naar een agrarisch
bedrijf in de buurt en hoeveel mest wordt verwerkt tot alternatief product?
Antwoord
Het CBS houdt deze gegevens bij onder in hun tabel Dierlijke mest: productie, transport
en gebruik, kerncijfers. De laatste complete cijfers zijn van het jaar 2020.
Stikstof
Fosfaat
Mestproductie
489
151
Stikstofverliezen in stal en wei
66
–
Gebruik op eigen bedrijf
251
73
Aanvoer naar agrarisch bedrijf
94
34
Export
43
29
Verwerkte mest (excl export)
18
8
65
Waarom krijgt Ierland wel derogatie toegekend en Nederland niet?
Antwoord
Op dit moment is de besluitvormingsprocedure voor derogatieverlening van de Nitraatrichtlijn
aan Nederland nog niet afgerond en daarom kan nu niet gesteld worden dat aan Nederland
geen derogatie is verleend. Op basis van de door Ierland verstrekte gegevens over
de waterkwaliteit heeft de Europese Commissie een conceptderogatiebeschikking voor
Ierland opgesteld. De lidstaten hebben een positief advies gegeven over de conceptderogatiebeschikking
aan Ierland. In het afgelopen voorjaar is derogatie verleend. De Ierse situatie is
op veel manieren anders dan de Nederlandse. 92% van de Ierse landbouwgrond bestaat
uit grasland. Zo voldoet praktisch het hele grondgebied (98%) aan de maximale nitraatconcentratie
in het grondwater van <50 mg/L. Ook de oppervlaktewaterkwaliteit is beduidend beter
dan de Nederlandse. Desalniettemin laat de waterkwaliteit de afgelopen jaren ook in
Ierland op veel fronten een verslechterende trend zien. Om deze reden heeft de Europese
Commissie ook aan Ierland strenge eisen opgelegd in hun derogatiebeschikking. Zo zal
na 2 jaar een review moeten worden uitgevoerd. Als deze review geen verbetering van
de waterkwaliteit laat zien, zal de hoogte van de derogatie vanaf 2024 in de desbetreffende
terugvallen van 250 naar 220 kg N/ha.
66
Wat is de inhoudelijke reactie van de Europese Commissie op het argument dat het wegvallen
van de derogatie eerder zal leiden tot verslechtering van de waterkwaliteit dan tot
verbetering?
Antwoord
Op dit moment kan ik niet ingaan op een inhoudelijke reactie van de Europese Commissie
opdat het wegvallen van derogatie eerder zou leiden tot verslechtering van de waterkwaliteit
dan tot verbetering. De reden hiervoor is in de aanbieding bij deze beantwoording
toegelicht. Wel kan ik aangeven dat in eerdere brieven aan de Tweede Kamer is toegelicht
dat er een waterkwaliteitsopgave voor Nederland is en dat de Europese Commissie de
waterkwaliteit specifiek en de milieusituatie in den breedte nauwgezet volgt (Kamerstuk
33 037, nr. 369 en Kamerstuk 33 037 nr. 434). Bij een positief advies van de lidstaten in het geplande Nitraatcomité van 15 september
2022 zal de Europese Commissie de verlening van derogatie vervolgen en zijn bij de
publicatie van de definitieve derogatiebeschikking de overwegingen bij die beschikking
bekend.
67
Wat is de inhoudelijke reactie van de Europese Commissie op het argument dat het wegvallen
van de derogatie zal leiden tot extra gebruik van kunstmest met bijbehorende gasgebruik
en CO2-emissies?
Antwoord
De derogatie betreft het gebruik van stikstof uit dierlijke mest, wat bovenop de gebruiksnorm
van 170 kg nitraat uit dierlijke mest per hectare per jaar wordt toegestaan. De inhoud
van de conceptbeschikking en dus ook de overwegingen van de Europese Commissie zijn
op dit moment nog vertrouwelijk en ik verwijs naar de toelichting hierover voorafgaand
aan de beantwoording van deze feitelijke vragen.
68
Wordt ontlasting van huishoudens ook weleens gezuiverd via Individuele Behandeling
van Afvalwater (IBA)? Zo ja, hoeveel stikstof komt hierbij vrij en in de natuur terecht?
Antwoord
In Nederland was in 2013 99,7% van de huishoudens aangesloten op een afvalwatersysteem,
de hoogste aansluitingsgraad in de Europese Unie. Op dat moment was 0,3% (ongeveer
23.000) van de Nederlandse huishoudens aangesloten op decentrale voorzieningen, IBA’s.
Er bestaan verschillende soorten IBA-systemen, maar ze hebben als gemeenschappelijk
kenmerk dat ze huishoudelijk afvalwater kleinschalig zuiveren, waar geen aansluiting
is op de riolering. Er zijn drie klassen IBA's, waarbij klasse 3A en 3B zijn ingericht
om schadelijke stoffen voor het milieu als stikstof en fosfaat uit het afvalwater
te halen. De stikstof die hierbij vrijkomt is verwaarloosbaar.
69
Kunt u nader aangeven om welke inhoudelijke redenen de Europese Commissie afbouw van
de derogatie afdwingt? Waarom is de Europese Commissie de mening toegedaan dat de
derogatie afbreuk zou doen aan de het bereiken van de doelstellingen in artikel 1
van de Nitraatrichtlijn en dat de motivering van de derogatie op basis van de criteria
genoemd in bijlage III van de Nitraatrichtlijn onvoldoende zou zijn?
Antwoord
De afgelopen jaren is, ook onder derogatiebedrijven, de waterkwaliteit op veel plaatsen
verslechterd (Kamerstuk 33 037, nr. 445). Daarnaast betrekt de Europese Commissie, meer dan bij eerdere derogaties, de milieutoestand
in Nederland in den brede. Zo heeft ook de toestand van Natura 2000-gebieden een rol
gespeeld bij de uiteindelijke afwegingen van de Europese Commissie.
70
Wat is de juridische basis om in de derogatiebeschikking (aanvullende) voorwaarden
op te nemen die ook van toepassing zijn voor niet-derogatiebedrijven?
Antwoord
Ik verwijs naar de beantwoording van vraag 67 waarin is aangegeven dat in eerdere
brieven aan de Tweede Kamer is toegelicht dat er een waterkwaliteitsopgave voor Nederland
is en dat de Europese Commissie de Nederlandse waterkwaliteit specifiek en de milieusituatie
in den brede nauwgezet volgt (Kamerstuk 33 037, nr. 369 en Kamerstuk 33 037, nr. 434).
In voornoemde brief van 5 september 2022 is toegelicht dat de Europese Commissie deze
derogatieverlening ziet als ondersteuning van de in Nederland benodigde transitie
van de landbouw waaronder de waterkwaliteit en de impact daarvan op het landelijk
gebied door het Nationaal Programma Landelijk gebied.
71
Kunt u de conceptbeschikking voor het commissiedebat Mestbeleid (al dan niet vertrouwelijk)
delen met de Kamer?
Antwoord
Voorafgaand aan de beantwoording van deze feitelijke vragen heb ik de vertrouwelijkheid
van de inhoud van de conceptderogatiebeschikking toegelicht, waar ik hiernaar verwijs.
In algemene zin is het mogelijk om een document vertrouwelijk bij de Tweede Kamer
ter inzage te leggen en een besloten commissiedebat te houden. Daarover moet de Europese
Commissie dan wel van te voren geïnformeerd worden. Het houden van een besloten Commissiedebat
is uiteraard een keuze van de Kamer.
72
Welke gebieden in Nederland vallen buiten drinkwaterwingebieden?
Antwoord
Drinkwaterwingebieden zijn zones in Nederland waar water wordt opgepompt om drinkwater
van te maken. Op https://www.atlasleefomgeving.nl/grondwaterbeschermingskaart-rondom-bro… is de grondwaterbeschermingskaart te vinden rondom bronnen voor drinkwater. Het overige
deel van Nederland valt hier dus buiten.
73
Hoeveel extra kunstmest is er nodig om dezelfde stikstofbemesting te handhaven zonder
derogatie?
Antwoord
Wanneer geen sprake meer is van de derogatie, kan een landbouwer 170 kg N per hectare
opbrengen, waar hij met een derogatie in het maximale geval 250 kg N per hectare kan
opbrengen. Hij kan dan dus maximaal 80 kg N/hectare in de vorm van drijfmest van graasdieren
minder plaatsen. Wil hij echter hetzelfde bemestingsniveau aanhouden, dan zal hij
36 kg N per hectare in de vorm van kunstmest moeten aanvoeren als hij beweidt (werkingscoëfficiënt
45%) en 48 kg N per hectare als hij geen beweiding toepast (werkingscoëfficiënt 60%).
In totaal is er in Nederland in 2021 753.338 hectare voor derogatie aangemeld. Dat
zou beteken dat er in het uiterste geval tussen de 27 en 36 miljoen kg N in de vorm
van kunstmest nodig is om de stikstofbemesting op hetzelfde peil te houden.
74
Hoeveel gas is er nodig om de extra kunstmest te produceren om dezelfde stikstofbemesting
te handhaven zonder derogatie?
Antwoord
Dat is afhankelijk van welke kunstmest er gebruikt wordt. Meststoffen Nederland geeft
aan dat de Nederlandse kunstmestproducenten ongeveer 1.000 m3 aardgas nodig hebben om 1 ton NH3 te produceren.
75
Hoeveel extra vervoersbewegingen worden er verwacht door meer mestafvoer en kunstmesttoevoer?
Antwoord
Het aantal vervoersbewegingen zal toenemen, met name omdat er meer mest moet worden
afgevoerd. Een exacte kwantificering is moeilijk te geven, aangezien dit sterk afhankelijk
is van de keuzes die de boer maakt in de bedrijfsvoering met betrekking tot teeltplan,
bemestingsniveau en waar mest afgezet gaat worden in de situatie dat de derogatie
verdwijnt.
76
Wat is de berekende toename aan brandstofverbruik door de verwachte extra mestafvoer
en kunstmesttoevoer?
Antwoord
Het aantal vervoersbewegingen en daarmee het brandstofverbruik zal toenemen, met name
omdat er meer mest moet worden afgevoerd. Een exacte kwantificering is moeilijk te
geven, aangezien dit sterk afhankelijk is van de keuzes die de boer maakt in de bedrijfsvoering
maakt met betrekking tot teeltplan, bemestingsniveau en waar mest afgezet gaat worden
in de situatie dat de derogatie verdwijnt.
77
Waarom is het mestprobleem niet in de jaren ’60 opgelost, toen er voor het eerst voor
is gewaarschuwd?
Antwoord
Regulering van het mestbeleid vindt sinds de jaren tachtig plaats en vanaf de jaren
negentig wordt het kader gevormd door de Nitraatrichtlijn. Sindsdien worden elke vier
jaar actieprogramma’s Nitraatrichtlijn opgesteld door middel waarvan uitvoering aan
het Nederlandse mestbeleid is gegeven. Met de Europese Commissie is steeds overeenstemming
over de inhoud van deze actieprogramma’s bereikt ten behoeve van verbetering van de
waterkwaliteit.
78
Leidt het uitstel voor het beëindigen van de derogatie tot vertraging voor het bereiken
van de kritische depositiewaarde? Zo ja, hoeveel?
Antwoord
Bedoeld wordt waarschijnlijk de doelstelling van het kabinet om in 2030 74% van de
Natura2000-gebieden onder de Kritische Depositie Waarde (KDW) te krijgen. Dat doel
is onafhankelijk van het wel of niet verkrijgen van derogatie vastgesteld. Rijk en
provincies zullen met onder andere het Nationaal Programma Landelijk Gebied de benodigde
maatregelen treffen om deze doelstelling te realiseren. Daartoe zullen in het NPLG
onder meer ruimtelijke structurerende keuzes worden gemaakt die doorwerking hebben
in de door provincies op te stellen gebiedsprogramma’s. De gevolgen van de afbouw
van de derogatie zullen daarin meegenomen worden.
79
Is er een wetenschappelijk rapport dat gedeeld kan worden dat onderbouwt dat afschaffen
van de derogatie bijdraagt aan de doelen van de nitraatrichtlijn?
Antwoord
Aan de doelen van de Nitraatrichtlijn dient te worden voldaan ongeacht de mogelijkheid
die de Nitraatrichtlijn biedt om een hogere gebruiksnorm voor stikstof uit dierlijke
mest dan 170 kg per hectare toe te passen, de zogenaamde derogatie.
80
Welke extra maatregelen moeten genomen worden om de kritische depositiewaarde te behalen,
nu er langer teveel mest mag worden uitgereden?
Antwoord
Bedoeld wordt waarschijnlijk de doelstelling van het kabinet om in 2030 74% van de
Natura2000-gebieden onder de Kritische Depositie Waarde te krijgen. Het maatregelenpakket
voor het realiseren van de doelen van de integrale aanpak wordt nog nader uitgewerkt
in gebiedsprogramma’s onder leiding van provincies en verder in generiek beleid vanuit
het Rijk. Bij het vaststellen van het NPLG in medio 2023 zullen ook de maatregelen
worden vastgesteld waarmee de verschillende doelen van de integrale aanpak zullen
worden gehaald. De doelstellingen van het kabinet voor wat betreft stikstofemissie
-en depositie passen binnen het tijdspad voor de afbouw van de derogatie.
81
Om hoeveel bedrijven gaat het (die nu derogatie hebben, verliezen en/of compensatie
krijgen)?
Antwoord
In 2021 is aan 16.528 bedrijven een derogatievergunning verleend.
82
Om hoeveel ton mest (extra over de periode tot 2026) gaat het?
Antwoord
Voor individuele graasdierhouders, die in de afgelopen jaren gebruik maakten van derogatie,
zal op bedrijfsniveau de plaatsingsruimte voor dierlijke mest afnemen, wat bij een
ongewijzigde bedrijfsvoering zal leiden tot meer afvoer van dierlijke mest. Bij een
ongewijzigde bedrijfsvoering neemt de gebruiksruimte voor stikstof uit dierlijke mest
in 2023 af met 7.086.000 kg N, in 2024 af met 14.001.940 KG N en in 2025 met 34.584.800
kg N.
De hoeveelheid dierlijke mest die extra van een derogatiebedrijf moet worden afgevoerd
als gevolg van de afbouw van derogatie verschilt per bedrijf en is in totaliteit niet
te kwantificeren omdat dit afhankelijk is van meerdere factoren, zoals bijvoorbeeld
de mestproductie, de verhouding van de nutriënten in de mest, fosfaatruimte op een
bedrijf en de bedrijfsvoering van een bedrijf en mogelijke aanpassingen hierin.
83
Hoe gaat voorkomen worden dat het gebruik van kunstmest toeneemt?
Antwoord
De hoogte van de totaalgebruiksnormen voor stikstof en fosfaat bepalen de mogelijkheden
die een landbouwer heeft in het toepassen van kunstmest. Deze normen mogen niet overschreden
worden. In het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn is een evaluatie van de stikstofgebruiksnormen
voorzien en in door nutriënten verontreinigde gebieden wordt een verlaging van de
stikstofgebruiksnormen door de Europese Commissie verplicht vanaf 2025. Daarnaast
is het zo dat derogatiebedrijven onder vorige derogaties geen fosfaatkunstmest mochten
gebruiken. De inhoud van de conceptbeschikking met betrekking tot dit punt is op dit
moment nog vertrouwelijk en ik verwijs naar de toelichting hierover voorafgaand aan
de beantwoording van deze feitelijke vragen. Verder verwijs ik naar het antwoord op
vraag 45 en 46 waarin ik heb aangegeven dat ik mij ervoor zal blijven inspannen de
gesprekken met de Europese Commissie over het gebruik van RENURE-producten te vervolgen.
84
Hoeveel bedrijven hebben nu geen derogatie en wat zijn daar de belangrijkste redenen
voor? Kunt u dat specificeren voor regio, grondsoort en type bedrijf (aantallen en
soorten vee, mate van grondgebondenheid, aantallen dieren per hectare, etc.)
Antwoord
Ik kan uw vraag nu niet beantwoorden, omdat aan Nederland voor 2022 nog geen derogatie
is verleend. In 2021 is aan 16.528 bedrijven een derogatievergunning verleend.
85
Klopt het dat boeren meer compensatie krijgen, naarmate de afname van de derogatie
oploopt? Als dat zo is, is dan de schok na afloop van de derogatie én compensatie
niet veel groter? Wat daarna?
Antwoord
Ja. Gedacht wordt aan een tegemoetkoming die bedrijven ontvangen naar gelang de hectares
en daarmee de gemoeide extra kosten die zij moeten maken voor mestafvoer. Het gaat
om een tijdelijke transitietegemoetkomingsregeling, gericht op het behoud van het
areaal grasland op deze bedrijven. Dit biedt deze bedrijven tevens de gelegenheid
te bieden om deze periode te benutten om op basis van de veranderende situatie en
de toekomstige kaders de juiste afwegingen te kunnen maken voor hun bedrijf. Ik zal
boeren ondersteunen bij deze transitie. Hierover zal ik u informeren in de Kamerbrief
over de toekomst van de landbouw.
86
Moet de compensatie van 130 miljoen euro niet vooral doelgericht zijn naar omschakeling?
Is het niet effectiever om boeren die eerder omschakelen extra te belonen of te compenseren?
Antwoord
De tijdelijke transitietegemoetkomingsregeling is voor de bedrijven die een nieuwe
derogatievergunning krijgen en in 2021 ook al een derogatievergunning hadden en is
gericht op het behoud van het areaal grasland. Het afbouwpad van de derogatie zorgt
ervoor dat de derogatiedeelnemers al sneller voor een transitieopgave staan. We bekijken
of en hoe dit in de gebiedsprocessen en in de gebiedsprogramma’s nader kan worden
geconcretiseerd zodat er maatwerk per gebied kan worden geleverd. In de brief over
de toekomst van de landbouw zal ik verder ingaan op de toekomst voor de agrarische
sectoren en de rol die de overheid daarin heeft.
87
Kunt u toelichtten hoe op beleidsniveau en bedrijfsniveau de samenhang tussen de vermindering
van het uitrijden van mest en de emissies van stikstof wordt vormgegeven? Hoe gaan
die elkaar versterken?
Antwoord
Diverse onderzoeks- en innovatieprogramma’s, waarbij mijn ministerie betrokken is,
werken aan deze koppeling tussen het uitrijden van mest en de emissie van stikstof.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan het programma Bemest op z’n Best.
88
Wat is de prijs (maatschappelijk, voor de overheid en voor boeren bedrijven) van het
oplossen van derogatie en stikstofproblemen als dit met extensivering wordt bereikt
versus technische maatregelen?
Antwoord
Het afbouwen van de derogatie betekent dat het gebruik van dierlijke mest per hectare
moet worden beperkt en het stikstofvraagstuk vereist het beperken van de stikstofemissie
naar de lucht. De bedrijven staan voor de opgave om hun bedrijfsvoering daarop aan
te passen. Vanuit de overheid zal voor het realiseren van de benodigde transitie van
de landbouw en het landelijk gebied een mix van maatregelen worden ingezet, waaronder
technische maatregelen (mits bewezen effectief) en extensivering. Het exacte maatregelenpakket
wordt voor een groot deel nog nader uitgewerkt in gebiedsprogramma’s onder leiding
van provincies. Daarbij wordt er per gebiedsplan een sociaaleconomische impactanalyse
gemaakt waarbij de hele gebiedsgerichte aanpak wordt geanalyseerd. Ik kan niet vooruitlopen
op de gebiedsplannen en hoe de mix van maatregelen eruit zal zien. Ik kan met dat
gegeven dus ook geen inschatting maken van de «prijs» die dit met zich meebrengt.
89
Welke maatregelen (naast incentives als compensatie) gaat u nemen om omzetting van
grasland te voorkomen?
Antwoord
Zoals in voornoemde brief van 5 september jl. is aangegeven, gaat het kabinet onderzoeken
op welke wijze in de periode tussen de afloop van de derogatie en de invoering van
de wettelijke verplichting voor een aandeel grasland in het kader van een grondgebonden
melkveehouderij, het behoud van grasland kan worden geborgd.
90
Welke mogelijk effectieve maatregelen gaat u niet nemen en waarom niet?
Antwoord
Bij overheidsingrijpen worden rechtmatigheid, doeltreffendheid, doelmatigheid en uitvoerbaarheid
van beleid of regelgeving afgewogen naast de gevolgen van nieuw beleid of regelgeving
voor betrokkenen en mogelijke neveneffecten.
91
Is er een «stikstofbalans» voor Nederland (import in de vorm van uitlaatgassen, kunstmest
en veevoer versus uitvoer in de vorm van landbouwproducten, uitspoeling en verwaaien
naar het buitenland)? Als dit bestaat kunt u die delen? Als dit niet bestaat, kunt
u die maken?
Antwoord
Het compendium van de leefomgeving (CLO) geeft een stroomschema voor stikstof en fosfaatstromen
in de Nederland. Stroomschema voor stikstof en fosfor in de landbouw, 2020 | Compendium
voor de Leefomgeving (clo.nl).
92
Is de afbouw van een gedoogregeling als de derogatie een ondernemersrisico waar de
(Rijks)overheid niet voor hoeft te compenseren?
Antwoord
Derogatie is geen gedoogregeling. Een juridische verplichting tot nadeelcompensatie
voor de afbouw van derogatie is niet aannemelijk. Een derogatie is immers niet iets
waar een lidstaat recht op heeft, maar een uitzondering die door de Europese Commissie
onder voorwaarden kan worden toegestaan. Voorzienbaar was daarbij voor bedrijven dat
Nederland niet tot in lengte van jaren over een derogatie zou beschikken. Het is dan
ook niet aannemelijk dat het bij de extra kosten die bedrijven moeten maken als gevolg
van de afbouw van de derogatie gaat om een buiten het normaal maatschappelijk risico
vallende schade. Ook is de mate van vertrouwen die een bedrijf over het algemeen aan
een tijdelijke vergunning, zoals de jaarlijks aan te vragen derogatievergunning, kan
ontlenen gering. De tijdelijke transitietegemoetkomingsregeling is dan ook geen nadeelcompensatieregeling,
maar een transitietegemoetkomingsregeling voor een deel van de extra kosten, gericht
op behoud van het areaal grasland, voor bedrijven die een nieuwe derogatievergunning
krijgen en in 2021 ook al een derogatievergunning hadden.
93
Waarom «knelt de timing» voor de transitie van bedrijven op gebied van stikstof klimaat
en water, zoals de brief stelt, als de derogatie voor de meeste betrokken bedrijven
over dezelfde onderwerpen gaat en met dezelfde middelen bereikt kan worden? In hoeverre
zijn de maatregelen nodig voor de afbouw van de derogatie anders dan een eerste stap
in de richting van de doelen voor stikstof klimaat en water?
Antwoord
In voornoemde brief van 5 september 2022 aan de Tweede Kamer is aangegeven dat de
richting van de ontwikkelingen van de afbouw van de derogatie en de transitie overeenkomsten
kent, maar de timing knelt. Hierbij is aangegeven dat voor de realisatie van de doelen
van het NPLG tot 2030 de tijd is, terwijl daarentegen het afbouwpad van de derogatie
al in de komende jaren tot een extra opgave leidt voor de derogatiedeelnemers. In
de brief over de toekomst van de landbouw zal ik verder ingaan op de toekomst voor
de agrarische sectoren en de rol die de overheid daarin heeft.
94
Wiens timing zat het meeste mis, gelet op het gegeven dat er al heel lang (sinds voor
het verlenen van de derogatie) kennis is dat er teveel mest wordt geproduceerd, en
ook al decennia bekend is dat er teveel stikstof wordt uitgestoot en al decennia niet
voldaan wordt aan de normen voor waterkwaliteit, luchtkwaliteit en natuurkwaliteit?
Antwoord
Er is sprake van knelling in de timing, omdat het afbouwen van de derogatie boeren
voor een extra opgave stelt. Het afbouwpad van de derogatie zorgt ervoor dat de derogatiedeelnemers
al sneller voor een transitieopgave staan. Bezien zal worden of en hoe dit in de gebiedsprocessen
en in de gebiedsprogramma’s nader zou kunnen worden geconcretiseerd zodat er maatwerk
per gebied kan worden geleverd. In de brief over de toekomst van de landbouw zal ik
verder ingaan op de toekomst voor de agrarische sectoren en de rol die de overheid
daarin heeft.
95
Waarom is gekozen voor 80% grasland?
Antwoord
Dit was een voorwaarde in de vorige derogatiebeschikking. In de eerste derogatiebeschikking
was het percentage grasland waarover een bedrijf met derogatie diende te beschikken
70%, sinds 2014 is dat aandeel verhoogd naar 80%. Deze derogatievoorwaarde hangt nauw
samen met de onderbouwing van de Nederlandse derogatie voor graasdiermest op graasdierbedrijven,
te weten de hoge stikstofopname en het lange groeiseizoen van grasland.
96
Wat zijn de gevolgen voor bedrijven (en landschappen) met relatief weinig grasland?
Antwoord
De gevolgen kunnen verschillend zijn per bedrijf. Ik kan daarom geen algemene duiding
geven van de effecten voor de bedrijven met relatief grasland.
97
Wat is de samenhang tussen de doelen voor de compensatieregeling derogatie en regelingen
in het GLB?
Antwoord
Het GLB heeft onder andere tot doel bij te dragen aan het milieu en het behoud van
landschap en biodiversiteit. De tijdelijke transitietegemoetkoming heeft eveneens
tot doel het aandeel grasland in Nederland te behouden en daarmee emissies naar het
aquatisch milieu te voorkomen.
98
Welke doelen zijn gediend bij het afschaffen van derogatie op de Nitraatrichtlijn?
Antwoord
Voor wat betreft het milieu is vooral de biodiversiteit in Natura2000-gebieden gediend
bij het sec afschaffen van de derogatie. Ik verwijs u tevens naar eerdere brieven
van mijn voorganger (Kamerstuk 33 037, nrs. 439 en 446).
99
Bent u voornemens het voorstel om graasdierbedrijven verplicht grondgebonden te maken
uit het actieprogramma voor de Nitraatrichtlijn te halen nu het met het verlies van
de derogatie nog lastiger wordt om deze opgave te realiseren?
Antwoord
Ik ben momenteel bezig met de nadere uitwerking van grondgebondenheid. In het addendum
op het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn heeft mijn ambtsvoorganger aangekondigd
nog dit jaar een wetsvoorstel voor een grondgebonden melk- en rundveehouderij in consultatie
te brengen. Ik zal bij de uitwerking van grondgebondenheid de gevolgen van de afbouw
van de derogatie betrekken.
100
Waarom is er niet op voor gekozen om de derogatie te behouden in gebieden waar weinig
problemen zijn met de waterkwaliteit?
Antwoord
Zoals in voornoemde brief van 5 september 2022 is aangegeven betreft dit de laatste
derogatie voor graasdiermest aan Nederland. Het verder voortzetten daarvan, ook voor
een kleiner gebied, is daarom geen optie.
101
Ziet u mogelijkheden om Nederland wat betreft de Nitraatrichtlijn in verschillende
gebieden op te knippen en opnieuw derogatie aan te vragen voor gebieden waar weinig
problemen zijn met de waterkwaliteit in relatie tot bemesting?
Antwoord
Nee, ik zie hiertoe geen mogelijkheden. De conceptderogatiebeschikking betreft een
document van de Europese Commissie waarop geen aanpassingen meer zijn door te voeren.
Zoals in voornoemde brief van 5 september 2022 is aangegeven, betreft dit de laatste
derogatie voor graasdiermest aan Nederland. Het verder voortzetten daarvan, ook voor
een kleiner gebied, is daarom geen optie.
102
Ziet u mogelijkheden om de pilots voor een bedrijfseigen stikstofnorm verder op te
schalen?
Antwoord
De ruimte voor pilots is opgenomen in het vastgestelde 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn.
Hierbij is tevens opgenomen dat de BES-pilot in 2022 geëvalueerd wordt om te bepalen
hoe verder gegaan zal worden met bedrijfsspecifieke stikstofbemesting in het 7e AP.
Hierbij is ook afstemming met de Europese Commissie benodigd, maar ik zie hiervoor
op dit moment geen mogelijkheden. Een verruiming hiervan kan met de totstandkoming
van het 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn weer gespreksonderwerp zijn met de Europese
Commissie.
103
Komt u voor volgend jaar met een tijdelijke vrijstelling voor het gebruik van ammoniumsulfaat
als kunstmestvervanger?
Antwoord
Nee, ik wil aansluiten bij bestaande mogelijkheden voor spuiwaters op de bijlage Aa
van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet waarin o.a. stoffen die als meststof kunnen
worden gebruikt, zijn aangeduid. Voor overige producten wil ik aansluiten bij het
RENURE traject.
104
Klopt het dat het doel van de tegemoetkomingsregeling is om derogatiebedrijven te
stimuleren om tot en met 2025 van de derogatie gebruik te laten blijven maken? Zo
nee, wat is dan het doel?
Antwoord
Ja, dit klopt. Deze regeling is erop gericht via deelname aan de derogatie de komende
jaren het areaal grasland van deze bedrijven in de toekomst te behouden en daarmee
te voorkomen dat de waterkwaliteit in Nederland achteruitgaat. Het is een transitietegemoetkomingsregeling
voor een deel van de extra kosten, gericht op behoud van het areaal grasland, voor
bedrijven die een nieuwe derogatievergunning krijgen en in 2021 ook al een derogatievergunning
hadden.
105
Moeten melkveehouders die in 2022 hebben bemest volgens de derogatienormen, nu nog
de derogatie aanvragen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voor 2022?
Antwoord
Ja, deze bedrijven dienen voor 2022 nog een derogatievergunning aan te vragen. Hiervoor
zal dit jaar nog een openstelling plaatsvinden.
106
Kunt u een schatting maken van de hoeveelheid stikstof uit kunstmest die derogatiebedrijven
momenteel gebruiken, dus aanvullend op de 230 of 250 kg/ha uit dierlijke mest? Klopt
het dat het ook mogelijk is om grasland en maïs te telen volgens de stikstofnorm van
170 kg/ha, zonder de hoeveelheid kunstmest te verhogen? Kunt u een schatting maken
van het opbrengstverlies dat dat oplevert?
Antwoord
De stikstoftoediening uit kunstmest was gemiddeld 133 kg per hectare op derogatiebedrijven
in 2020 (RIVM-rapport Landbouwpraktijk en waterkwaliteit, bijlage bij Kamerstuk 33 037, nr. 445). Het is mogelijk om grasland en maïs te telen volgens de stikstofnorm van 170 kg/ha,
zonder de hoeveelheid kunstmest te verhogen. Het verwachte opbrengstverlies hiervan
is niet in beeld, omdat deze afhankelijk is van verschillende factoren.
107
Is het voor een lidstaat mogelijk en/of toegestaan om, na het verlies van derogatie,
ook de totale bemestingsnorm voor stikstof te verlagen, om hiermee te voorkomen dat
de inperking van het gebruik van dierlijke mest wordt opgevuld met kunstmest? Zo ja,
op welke manier zou dit wettelijk vastgelegd kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Een lidstaat kan de totale bemestingsnorm voor stikstof verlagen. In door nutriënten
verontreinigde gebieden wordt een verlaging van de stikstofgebruiksnormen door de
Europese Commissie verplicht in 2025. Het vaststellen van nieuwe codes van goede landbouwpraktijk
zal worden gebaseerd op wetenschappelijk advies, dat rekening houdt met de actuele
landbouwpraktijk. Dit betrek ik bij een evaluatie van de stikstofgebruiksnormen dat
in het zevende Nitraatactieprogramma is aangekondigd.
108
Wanneer zult u de «verontreinigde gebieden» aanwijzen?
Antwoord
In voornoemde brief van 5 september 2022 is aangegeven dat Nederland vanaf 2023 verontreinigde
gebieden dient aan te wijzen. Aangezien de gebruiksnormen op een geheel kalenderjaar
betrekking hebben, zal deze aanwijzing per 1 januari 2023 plaats moeten vinden.
109
Hoe groot zullen de bemestingsvrije bufferstroken langs waterwegen worden? Klopt het
dat dit nu in lijn gebracht zal worden met de voorwaarden uit het nieuwe GLB, in plaats
van dat u het GLB-NSP aanpast aan het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn, wat u eerder
van plan was?
Antwoord
Ik verwijs u voor een antwoord op deze vraag naar de beantwoording van vraag 30.
110
Worden de bufferzones langs waterwegen alleen bemestings- en spuitvrije zones, of
ook teeltvrije zones? Klopt het dat het in principe mogelijk is om gewassen te telen
zonder (kunst)mest en pesticiden? Wordt dit wel toegestaan in de bufferzones? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, hoe wordt hierop gecontroleerd?
Antwoord
Ik verwijs u voor een antwoord op deze vraag naar de beantwoording van vraag 30.
111
Wat zijn de argumenten voor en tegen het zo snel mogelijk instellen van een wettelijke
verplichting voor zoveel mogelijk permanent grasland? Wat zijn de redenen om in 2030
of 2032 pas met een wetstraject hiervoor te beginnen?
Antwoord
Zoals eerder door mijn ambtsvoorganger aan de Kamer is aangegeven, ben ik momenteel
bezig met de nadere uitwerking van de definitie voor grondgebondenheid en ben ik voornemens
in lijn met het addendum op het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn dit jaar een wetsvoorstel
voor een grondgebonden melk- en rundveehouderij in het jaar 2032 in consultatie te
brengen. Ik zal de Kamer dit najaar informeren over de uitwerking van de definitie
van grondgebondenheid. Het behoud van grasland zal ik in dit voorstel betrekken. In
de brief van 5 september jl. is aangegeven dat het kabinet gaat onderzoeken op welke
wijze in de periode tussen de afloop van der derogatie en de invoering van de wettelijke
verplichting voor een aandeel permanent grasland in het kader van grondgebonden melkveehouderij,
het behoud van grasland kan worden geborgd.
112
Wat zijn de verwachte effecten op het graslandareaal als derogatie verdwijnt?
Antwoord
Ik zet mij omwille van de waterkwaliteit in voor het op peil houden van het areaal
grasland in Nederland, onder andere door met de tijdelijke transitietegemoetkomingsregeling
deelname aan derogatie te stimuleren en zo het aandeel grasland te behouden. Zoals
in de brief van 5 september jl. aangegeven gaat het kabinet onderzoeken op welke wijze
in de periode tussen de afloop van de derogatie en de invoering van de wettelijke
verplichting voor een aandeel grasland in het kader van grondgebonden melkveehouderij,
het behoud van grasland kan worden geborgd.
De gevolgen van het verlies van derogatie voor het areaal grasland is niet te kwantificeren,
omdat dit afhankelijk is van meerdere factoren zoals bijvoorbeeld de grondsoort waarop
de percelen van het bedrijf gelegen zijn en de bedrijfsvoering van een bedrijf.
113
Wat is de verhouding van het percentage bedrijven dat aan de nitraatnorm voldoet tussen
niet derogatiebedrijven en derogatiebedrijven naar regio?
Antwoord
Het percentage derogatiebedrijven dat in 2020 een nitraatconcentratie in het uitspoelingswater
had dat hoger was dan de nitraatnorm verschilt per regio. Het RIVM geeft aan dat dit
in de veenregio 8 procent was. In de kleiregio was dit 23 procent, in Zand 250 was
dit 12 procent, in Zand 230 was dit 55 procent en in de lössregio was dit 68 procent
(zie tabel 3.9 van het RIVM rapport Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven
aangemeld voor derogatie in 2020 (overheid.nl)).
De nitraatrichtlijnrapportage geeft voor de periode 2016–2019 aan dat het percentage
bedrijven dat niet aan de nitraatnorm voldeed 3 procent was op veen, 18 procent was
op klei, 37 procent was op zand en 51 procent was op löss (zie Tabel 4.5b van het
RIVM rapport Landbouwpraktijk en waterkwaliteit in Nederland; toestand (2016–2019)
en trend (1992–2019) (rivm.nl)).
De derogatierapportage en de nitraatrichtlijnrapportage zijn echter gebaseerd op verschillende
meetnetten met verschillende typen bedrijven (derogatierapportage: derogatiemeet,
nitraatrichtlijnrapportage: basismeetnet) waardoor bovengenoemde percentages niet
goed met elkaar vergelijkbaar zijn per grondsoort. Het derogatiemeetnet is immers
specifiek gericht op het monitoren van landbouwbedrijven met derogatie en het basismeetnet
bestaat uit een combinatie van derogatie- en niet-derogatiebedrijven. Ook is het zo
dat niet alle bedrijven in het derogatiemeetnet voldoen aan de voorwaarden om te worden
meegenomen voor het basismeetnet. Voor meer details over de samenstelling van de meetnetten
verwijs ik naar bovenstaande rapporten.
114
Welke wet of regeling zou gewijzigd moeten worden om melkveehouders te verplichten
om minimaal 80% van hun grond als permanent grasland te houden?
Antwoord
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 111.
115
Kunt u een doorrekening overleggen waaruit blijkt dat verlies van derogatie bijdraagt
aan de doelen van de nitraatrichtlijn?
Antwoord
Nee, ik kan hierover geen doorrekening overleggen. Ik wil hierbij opmerken dat ongeacht
een verlening van een derogatie een lidstaat aan de doelen van de Nitraatrichtlijn
zal moeten voldoen.
116
Wat houdt de begrotingsreserve apurement in en waarvoor is deze bedoeld?
Antwoord
De begrotingsreserve Apurement heeft betrekking op correcties die de Europese Commissie
kan opleggen vanwege een niet EU-conforme uitvoering van regelingen waar EU middelen
bij betrokken zijn. Door middel van een begrotingsreservesystematiek worden deze incidentele
tegenvallers op de LNV begroting gedekt.
117
Welke precieze redenen draagt de Europese Commissie aan in de conceptderogatiebeschikking?
Antwoord
De conceptderogatiebeschikking is op dit moment nog vertrouwelijk en daarom verwijs
ik naar de toelichting hierover voorafgaand aan de beantwoording van deze feitelijke
vragen.
118
In welke andere landen ziet de Europese Commissie, gelet op uw uitspraak in de Kamerbrief
«De EC ziet deze derogatieverlening uitdrukkelijk als ondersteuning van de in Nederland
benodigde transitie van de landbouw (o.a. op het gebied van waterkwaliteit) en de
impact daarvan op het landelijk gebied door het Nationaal Programma Landelijk Gebied»,
derogatieverlening nog wel als ondersteuning van de transitie van de landbouw?
Antwoord
Ik kan deze vraag niet beantwoorden, omdat hier gevraagd wordt naar het standpunt
van de Europese Commissie.
119
Hoeveel meer kunstmest zal naar verwachting meer worden gebruikt door de beëindiging
van derogatie in de Nederlandse landbouw, en wat zijn de effecten hiervan op klimaat
en water-, lucht- en bodemkwaliteit?
Antwoord
De hoeveelheid kunstmest, die na beëindiging van de derogatie meer gebruikt zal worden,
is afhankelijk van de gewaskeuzes die de landbouwer maakt, de mogelijkheid om kunstmestvervangers
uit dierlijke mest te kunnen gebruiken en de economische afweging die de boer maakt
bij de aanschaf en gebruik van extra kunstmest ten opzichte van meeropbrengsten die
deze kunstmest oplevert. Daarbij is de landbouwer gehouden aan de totaalgebruiksnorm(en)
voor stikstof en fosfaat die op grond van de Meststoffenwet gelden.
120
Wanneer zijn de komende beslismomenten in het Europese kunstmestvervangingstraject,
en waar gaan die concreet over?
Antwoord
Beslismomenten zijn niet gepland. Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 45
en 46 waarin ik heb aangegeven dat ik mij ervoor zal inspannen de gesprekken met de
Europese Commissie over het gebruik van RENURE-producten te vervolgen.
121
Welke maatregelen zijn mogelijk om te voorkomen dat dierlijke mest wordt vervangen
door kunstmest?
Antwoord
De hoogte van de totaalgebruiksnormen voor stikstof en fosfaat bepalen de mogelijkheden
die een landbouwer heeft in het toepassen van kunstmest. Deze normen mogen niet overschreden
worden. De inhoud van de conceptbeschikking met betrekking tot dit punt is op dit
moment nog vertrouwelijk en ik verwijs naar de toelichting hierover voorafgaand aan
de beantwoording van deze feitelijke vragen.
122
Leidt de afbouw van derogatie naar verwachting tot een mestoverschot, en zo ja hoe
groot, en wat zal dit naar verwachting doen met de prijs?
Antwoord
De afbouw van de derogatie leidt naar verwachting tot een hoger mestoverschot. Naar
verwachting heeft de afname van de mestplaatsingsruimte voor stikstof in dierlijke
mest ten gevolge van de afbouw van de derogatie indirect gevolgen voor de afzet van
dierlijke mest. Het is gezien de verschillende factoren die hier van invloed op zijn
moeilijk een inschatting te geven van de mate waarin en het effect op de mestafzetprijzen.
123
Is de veronderstelling juist dat de aanvullende voorwaarden met betrekking tot het
tijdig realiseren van doelbereik voor de waterkwaliteitsopgave juridisch gezien thuishoren
in het actieprogramma en niet in de derogatiebeschikking?
Antwoord
Zoals in de beantwoording op vraag 67 is aangegeven is in eerdere brieven aan de Tweede
Kamer toegelicht dat er een waterkwaliteitsopgave voor Nederland is en dat de Europese
Commissie de Nederlandse waterkwaliteit specifiek en de milieusituatie in den brede
nauwgezet volgt (Kamerstuk 33 037, nrs. 369 en 434). De Europese Commissie betrekt deze bij een aanvraag voor derogatie door een lidstaat.
Dat heeft er nu en ook bij verlening van eerdere derogatiebeschikkingen toe geleid
dat aanvullende voorwaarden zijn opgenomen in de derogatiebeschikking die breder gelden.
Ik verwijs hiervoor bijvoorbeeld naar de aanvullende eis in de derogatiebeschikking
voor de jaren 2020 en 2021 die ziet op de totale hoeveelheid geproduceerde dierlijke
mest.
124
Wat bedoelt u met de zinssnede dat de regelgeving ten aanzien van bufferstroken aangepast
wordt in lijn met het nieuwe GLB? Is de veronderstelling juist dat het gaat om bufferstroken
van twee meter, zoals op de website van RVO bij conditionaliteiten wordt aangegeven,
en niet om bufferstroken van drie meter?
Antwoord
Met deze passage bedoel ik dat de regelgeving ten aanzien van bufferstroken tussen
het mestbeleid en het GLB niet zullen verschillen. De inhoud van de conceptbeschikking
met betrekking tot de bufferstroken is op dit moment nog vertrouwelijk en ik verwijs
naar de toelichting hierover voorafgaand aan de beantwoording van deze feitelijke
vragen.
125
Wat betekent het concreet dat, gelet op uw uitspraak in de Kamerbrief «Ook zullen
de mestproductieplafonds worden bijgesteld in lijn met de verwachte resultaten van
de maatregelen uit het 7e AP en het Addendum» en op welk moment gaat de Kamer hier
nader over geïnformeerd worden?
Antwoord
De inhoud van de conceptbeschikking met betrekking tot de mestproductieplafonds is
op dit moment nog vertrouwelijk en ik verwijs naar de toelichting hierover voorafgaand
aan de beantwoording van deze feitelijke vragen. Ik zal de Tweede Kamer zo snel als
ik kan hierover verder informeren.
126
Wat betekent uw uitspraak in de Kamerbrief «Zoals een verlaging van de stikstofgebruiksnormen
vanaf 2025» concreet en op welk moment gaat de Kamer hier nader over geïnformeerd
worden?
Antwoord
De inhoud van de conceptbeschikking met betrekking tot de stikstofgebruiksnormen is
op dit moment nog vertrouwelijk en ik verwijs naar de toelichting hierover voorafgaand
aan de beantwoording van deze feitelijke vragen. Ik zal de Tweede Kamer zo snel als
ik kan hierover verder informeren.
127
Wat betekent uw uitspraak in de Kamerbrief «Tevens wordt de regelgeving ten aanzien
van bufferstroken aangepast in lijn met het nieuwe GLB», concreet en op welk moment
gaat de Kamer hier nader over geïnformeerd worden?
Antwoord
Ik verwijs hiervoor naar de beantwoording van het antwoord 124.
128
Wat zijn, gelet op uw uitspraak in de Kamerbrief «De Europese Commissie beschouwt
kunstmestvervanging echter als een separaat traject, waarin ik mij intensief zal blijven
inzetten voor kunstmestvervanging door dierlijke mest in Europees verband en ook met
andere lidstaten», op dit moment de bezwaren in Brussel tegen kunstmestvervangers?
Op welke wijze denk het kabinet snel te komen tot Europese toestemming voor kunstmestvervangers?
Antwoord
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 46.
129
Waarop is de 130 miljoen euro gebaseerd, die het kabinet beschikbaar stelt voor compensatie?
Antwoord
Dit is gebaseerd op een inschatting van het benodigde budget voor de tegemoetkoming
van derogatiebedrijven voor een gedeelte van de extra kosten die zij moeten maken
vanwege de afbouw van derogatie en de uitvoeringskosten van deze regeling.
130
Hoe groot is het verwachte productieverlies, en wat betekent dat voor het winstverlies
van een boer?
Antwoord
Het verwachte productieverlies voor derogatiebedrijven is niet in beeld, omdat deze
afhankelijk is van de bedrijfsvoering van individuele bedrijven. Een landbouwbedrijf
heeft de keuze om extra stikstofkunstmest of ander organische meststoffen gebruiken.
131
Kan de 130 miljoen ook geoormerkt worden voor specifieke maatregelen, zoals extensivering,
en waarom wel of niet?
Antwoord
Het kabinet heeft 130 miljoen euro beschikbaar gesteld om een tijdelijke regeling
vorm te geven die voorziet in een transitietegemoetkoming aan landbouwers die in 2021
een derogatievergunning hadden en opnieuw een derogatievergunning verkrijgen. De regeling
ziet op een tegemoetkoming van een gedeelte van de extra kosten die deze derogatiedeelnemers
moeten maken vanwege de afbouw van derogatie en is erop gericht het areaal grasland
van deze bedrijven te behouden.
132
Kan er worden gegarandeerd dat bedrijven die compensatie ontvangen niet meer kunstmest
mogen gebruiken?
Antwoord
Nee. De tijdelijke transitietegemoetkomingsregeling is bedoeld voor bedrijven die
een nieuwe derogatievergunning krijgen en in 2021 ook al een derogatievergunning hadden.
Deze bedrijven zijn verplicht te voldoen aan de in het kader van de nieuwe derogatie
gestelde voorwaarden en voorschriften. De regeling voorziet in een tegemoetkoming
voor een deel van de extra kosten die de derogatiedeelnemers moeten maken vanwege
de afbouw van de derogatie en is gericht op behoud van het areaal grasland.
133
Hoe groot, gelet op uw uitspraak in de Kamerbrief «De transitieregeling wordt in 2023
gedekt vanuit de «begrotingsreserve apurement», is de begrotingspost «apurement» en
voor welk bedrag wordt er komend jaar geld overgeheveld naar de transitieregeling?
Antwoord
De stand per 1/1/2023 van de begrotingsreserve Apurement zal volgens huidige inzichten
70,7 miljoen euro zijn. De uitgaven van transitieregeling inclusief uitvoeringskosten
met betrekking tot het jaar 2023 worden geraamd op circa 21 miljoen euro. De daadwerkelijke
uitgaven zijn echter sterk afhankelijk van de wijze waarop en de snelheid waarmee
een concrete transitieregeling is vormgegeven. Het exacte bedrag dat ten laste van
Apurement wordt gebracht, zal in een later stadium bepaald worden. Deze onttrekking
zorgt er wel voor dat de reserve fors vermindert en daarmee wordt het vermogen om
toekomstige door de Europese Commissie opgelegde correcties op te vangen lager.
134
Wat bedoelt de Minister met de niet-vrijblijvende bijdrage die hij van de gehele keten
verwacht aan de landbouwtransitie?
Antwoord
Over de rol van de keten in de landbouwtransitie zal ik uw Kamer verder informeren
in de Kamerbrief over de toekomst van de landbouw.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
J.L. Geurts, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
S.L. Dekker, adjunct-griffier