Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kwint over het bericht dat vele tienduizenden Nederlandse studenten maandenlang gemakkelijk te hacken zijn geweest
Vragen van het lid Kwint (SP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat vele tienduizenden Nederlandse studenten maandenlang gemakkelijk te hacken zijn geweest (ingezonden 16 december 2021).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 4 februari
2022) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1311.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht «Omstreden software studenten blijkt onveilig: Hackers
konden meegluren»?1
Antwoord 1
Sinds de coronacrisis is het voor onderwijsinstellingen lastiger om tentamens op locatie
te organiseren. In sommige gevallen is voor onderwijsinstellingen het gebruik van
proctoring software noodzakelijk om de studievoortgang van studenten te garanderen.
Indien de gebruikte software achteraf gezien onveilig bleek, dan beschouw ik dat als
onwenselijk. De onderwijsinstellingen dienen hierom het gesprek aan te gaan met de
softwareleverancier, zodat de software beter beveiligd wordt.
Vraag 2
Hoeveel studenten zijn de afgelopen maanden gemakkelijk te hacken geweest, omdat zij
verplicht werden onveilige software voor online proctoring te installeren? Om welke
instellingen en opleidingen gaat het?
Antwoord 2
Ik heb geen zicht op het aantal studenten dat gebruik heeft gemaakt van de software
van Proctorio. Ook de koepels Vereniging Hogescholen (VH) en Universiteiten van Nederland
(UNL) houden hier geen cijfers over bij. Wel hebben zij aangeven dat, zoals ik in
eerdere beantwoording van schriftelijke vragen heb aangegeven, met uitzondering van
de RUG alle universiteiten op enig moment online proctoring hebben gebruikt. Negen
universiteiten hebben op enig moment de software Proctorio gebruikt. Bij een eerdere
rondvraag van de VH onder 25 hogescholen gaf ongeveer de helft aan gebruik te maken
van online proctoring. Welk aandeel van deze hogescholen de software Proctorio gebruikt,
wordt niet actief gemonitord.
Vraag 3
Hoe wordt de veiligheid van studenten die deze onveilige software moeten gebruiken
gegarandeerd? Welke rol ziet u voor zichzelf bij het waarborgen van de privacy en
de bescherming van persoonsgegevens van studenten?
Antwoord 3
Zoals ik in mijn antwoord op de schriftelijke vragen van de leden Westerveld en Bouchallikht
(beiden GroenLinks) ook aangeef kan onderwijsinnovatie met ICT bijdragen aan kwalitatief
goed en flexibeler onderwijs. Maar digitalisering brengt ook uitdagingen met zich
mee. Onderwijsinstellingen kunnen online kwetsbaar zijn. Gegevens van bijvoorbeeld
studenten en medewerkers dienen goed beschermd te zijn.
Onderwijsinstellingen en commerciële aanbieders van software dienen zich altijd te
houden aan privacyregelgeving en zijn verantwoordelijk voor de privacy van studenten
en medewerkers. Daar krijgen onderwijsinstellingen ondersteuning bij van SURF. De
Autoriteit Persoonsgegevens (AP) houdt toezicht op de naleving van privacyregelgeving.
OCW is en blijft in gesprek met de koepels over het thema privacy. In specifieke gevallen
kan OCW optreden zoals gebeurde in de gezamenlijke Data Protection Impact Assessment(DPIA) inzake Google.
Vraag 4
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Kwint/Wassenberg?2 Onder welke uitzonderlijke voorwaarden kan online proctoring worden ingezet?
Antwoord 4
Zoals ik in mijn antwoord op de schriftelijke vragen van de leden Westerveld en Bouchallikht
(beiden GroenLinks) ook aangeef, ga ik niet over de inzet van software die samenhangt
met didactische keuzes die de onderwijsinstelling maakt. Dit is aan de docenten en
examencommissies, in samenspraak met de medezeggenschap. Wel kan ik eisen stellen
aan het gebruik van proctoring. Naast de privacyregelgeving, heb ik mede op aandringen
van uw Kamer in samenspraak met de hoger onderwijsinstellingen in het servicedocument3 afspraken gemaakt over de inzet van proctoring software. In het servicedocument is
onder andere afgesproken dat de inzet van proctoring alleen een geschikte optie kan
zijn om een tentamen af te leggen als er geen goed alternatief is. Daarnaast: «voor
het juiste gebruik van online surveillance en proctoring dienen instellingen gebruik
te maken van de handreikingen van de AP4 en SURF5».
Momenteel vindt de evaluatie van de coronamaatregelen in het mbo en hoger onderwijs
plaats, waarbij ook aandacht is voor afstandsonderwijs. Zoals aangegeven tijdens de
afgelopen begrotingsbehandeling van het onderwijs, ben ik voornemens om na de evaluatie,
samen met het onderwijs een visie te ontwikkelen hoe digitalisering doordacht ingezet
kan worden. De motie van de leden Kwint en Wassenberg6 neem ik mee in deze visie.
Vraag 5
Op welke wijze is het afschalen van online proctoring, zoals de motie-Futselaar vroeg7, ingezet?
Vraag 6
Bent u bereid om software voor online proctoring op onderwijsinstellingen zo snel
mogelijk af te schalen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5, 6
Zoals ik reeds heb aangegeven ga ik niet over de inzet van software die samenhangt
met didactische keuzes die de onderwijsinstelling maakt. Dit is aan de docenten en
examencommissies, in samenspraak met de medezeggenschap. Wel kan ik eisen stellen
aan het gebruik van proctoring. Zoals mijn ambtsvoorganger heeft aangegeven in het
servicedocument hoger onderwijs, dient een instelling alleen proctoring software te
gebruiken als er geen alternatieven beschikbaar zijn. Instellingen moeten voortdurend
verkennen of er geen alternatieve vormen van toetsing te bedenken/maken zijn waarbij
de inzet van proctoring software niet nodig is. Indien een instelling een tentamen
kan laten afleggen op een fraudebestendige manier die minder inbreuk maakt op de privacy
van studenten, dan dient de instelling voor die alternatieve toetsingsvorm te kiezen.
Daarnaast is het binnen de huidige coronamaatregelen voor onderwijsinstellingen mogelijk
om tentamens op locatie te organiseren. Met bovenstaande uitgangspunten zet ik in,
conform de motie van het lid Futselaar, op het afschalen van het gebruik van proctoring
software.
Vraag 7
Deelt u de mening dat er strengere regels moeten komen voor het gebruik van software
voor online proctoring? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Nee. Bestaande privacyregelgeving, op zowel Europees als nationaal niveau, biedt voldoende
mogelijkheden en duidelijkheid om de privacy van studenten te borgen. Ter verduidelijk
heeft de Autoriteit Persoonsgegevens speciaal voor het thema online proctoring verheldering
gegeven in haar aanbevelingen. Ook SURF biedt onderwijsinstellingen handvatten voor
het gebruik van online proctoring conform privacyregelgeving.
Vraag 8
Op welke wijze ondersteunt u instellingen bij het garanderen van de privacy en bescherming
van persoonsgegevens van studenten? Bent u bereid om in gesprek te gaan met instellingen
om te inventariseren waar zij mee geholpen zijn bij het waarborgen van de online veiligheid
en privacy van studenten?
Antwoord 8
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Westerveld
en Bouchallikht (beiden GroenLinks), ingezonden 15 december 2021 (Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2021–2022, nr. 1572).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.