Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden De Roon, Beertema en Fritsma over het bericht dat tientallen Chinese onderzoekers in Delft banden hadden met het Chinese leger
Vragen van de leden De Roon, Beertema en Fritsma (allen PVV) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat tientallen Chinese onderzoekers in Delft banden hadden met het Chinese leger (ingezonden 29 maart 2021).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens
de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie, van Justitie en Veiligheid en de
Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (ingezonden 3 mei 2021). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2412.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Tientallen onderzoekers in Delft hadden band met leger»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat 29 promovendi en gastonderzoekers van de National University
of Defense Technology (NUDT) uit China, onderzoek deden aan de TU Delft op deels militair
technologische vakgebieden?
Antwoord 2
De TU Delft laat desgevraagd weten dat van de in totaal circa 3.000 in maart 2021
aan de TU Delft verbonden promovendi 10 personen een masterdiploma hebben behaald
bij de National University of Defense Technology.
Wat de vakgebieden betreft, is het onderscheid tussen gebieden die wel/niet militair
relevant zijn, niet altijd duidelijk te maken. Universitair onderzoek heeft doorgaans
een fundamenteel karakter. Onderzoeken uit dit soort vakgebieden worden gebruikt voor
de ontwikkeling van technologie met een meer toegepast niveau, op allerhande terreinen
en op manieren die veelal niet van te voren werden voorzien, ook militair.
Zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 27 november 2020, wordt door het kabinet een
inventarisatie gedaan om scherper in beeld te krijgen welke vakgebieden bescherming
behoeven in het licht van nationale veiligheid. Deze inventarisatie maakt onderdeel
uit van het proces om te komen tot een bindend toetsingskader op risicovakgebieden
om ongewenste kennis- en technologieoverdracht tegen te gaan. Uw Kamer zal zo snel
mogelijk, maar uiterlijk najaar 2021 opnieuw worden geïnformeerd over de voortgang
op dit traject.2
Vraag 3
Hoeveel van deze promovendi en onderzoekers zijn volgens uw informatie direct of indirect
verbonden aan het Chinese Volksbevrijdingsleger (PLA)?
Antwoord 3
Over het algemeen geldt dat spionage door China een punt van zorg is. De inlichtingendiensten
doen in het openbaar geen uitspraken over hun kennisniveau.
Directe of indirecte verbondenheid van promovendi en onderzoekers aan het Chinese
Volksbevrijdingsleger is volgens de Nederlandse wet niet strafbaar, maar kan wel risico’s
voor de nationale veiligheid opleveren. Het kabinet werkt aan een landenneutraal pakket
maatregelen dat samengenomen een handelingsperspectief biedt aan zowel de kennisinstellingen
als de rijksoverheid om ongewenste kennisoverdracht tegen te gaan, zie hiervoor ook
mijn antwoord op vraag twee.
Vraag 4
Is het volgens u aannemelijk, of zelfs door onze eigen diensten bewezen, dat er als
gevolg van deze Chinese invasie op de TU Delft kennis/technologie naar het PLA is
gevloeid?
Antwoord 4
Verscheidene openbare onderzoeksinstituten, waaronder het Australian
Strategic Policy Institute (ASPI), wijzen op de banden van sommige Chinese studenten
met het PLA en het feit dat sommige Chinese studenten na terugkeer naar China benaderd
worden om informatie te delen. Hoewel hiermee niet concreet voor deze casus gezegd
is dat kennis en technologie van de TU Delft naar de PLA is gevloeid, laat het wel
zien dat er risico’s zijn dat ook in Nederland academische samenwerking met China
in bepaalde gevallen kan hebben geleid tot ongewenste technologieoverdracht. AIVD
en MIVD doen in het openbaar geen uitspraken over hun kennisniveau.
Onderzoek van ASPI laat bijvoorbeeld zien dat diverse Chinese kennisinstellingen banden
hebben met het leger en dat promovendi en onderzoekers in bepaalde gevallen in het
buitenland worden ingezet om kennis te vergaren voor het Chinese leger. Daarom is
het essentieel dat we kennis en bewustzijn bij kennisinstellingen over de risico’s
van ongewenste kennisoverdracht bij internationale samenwerking vergroten. Ter versterking
van de kennisveiligheid, heeft het kabinet een pakket aan maatregelen aangekondigd
in de op 27 november jl. aan uw Kamer gestuurde brief Kennisveiligheid hoger onderwijs
en wetenschap. Het doel van dit pakket is o.a. de kennisveiligheid te vergroten door
ongewenste kennisoverdracht en ongewenste beïnvloeding tegen te gaan.
Vraag 5
Deelt u de mening van hoogleraar Alexander Verbraeck dat we niet naïef moeten zijn
en dat er ook kennis naar het PLA vloeit als wordt samengewerkt met niet-militaire
universiteiten? Zo ja, hoe monitort u dergelijke samenwerkingsverbanden?
Antwoord 5
Ik ben van mening dat álle vormen van ongewenste kennisoverdracht zoals ik die beschreven
heb in de Kamerbrief over kennisveiligheid, moeten worden tegengegaan. Het Nederlands
hoger onderwijsstelsel wordt gekenmerkt door een hoge mate van autonomie voor de hogescholen
en universiteiten. Deze is wettelijk geborgd in de Wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek (WHW). Het aangaan van een (internationale) samenwerking, is dan ook de
verantwoordelijkheid van een instelling zelf. Dat betekent dat een universiteit bij
elke samenwerking, nationaal en internationaal, een gedegen afweging dient te maken
van de kansen en risico’s die een samenwerking oplevert.
Het is hierbij belangrijk om het veiligheidsbeleid binnen de instellingen nadrukkelijk
te verankeren en duidelijkheid te krijgen over de rollen en verantwoordelijkheden
van alle betrokkenen. Samen met de koepels, universiteiten en onderzoeksinstituten
zullen de ministeries van OCW en EZK daarom werken aan bestuurlijke afspraken. Het
doel ervan is commitment te organiseren en borgen, en te werken aan een gezamenlijke
visie op kennisveiligheid. Het streven is de bestuurlijke afspraken tweede helft 2021
gereed te hebben.
Zoals ik in het antwoord op vraag twee al aangaf, wordt ook gewerkt aan een toetsingskader
op risicovakgebieden. Onderdeel hiervan is om deze risicovakgebieden, in samenwerking
met de kennisinstellingen, te bezien welke elementen van samenwerkingsovereenkomsten
met buitenlandse partners een risico vormen op ongewenste kennisoverdracht. Het in
december jl. verschenen rapport van RVO, waarin onder andere 183 Memoranda of Understanding
(MoU’s) van de zes aan het onderzoek deelnemende Nederlandse universiteiten met Chinese
kennisinstellingen zijn bestudeerd, is hierbij een goede eerste stap om het benodigde
inzicht te verkrijgen.3
Tot slot herhaal ik hier mijn oproep uit de Kamerbrief Samenwerking met China op het
gebied van onderzoek en wetenschap aan alle Nederlandse kennisinstellingen om bestaande
samenwerkingsovereenkomsten met buitenlandse kennisinstellingen tegen het licht te
houden en te onderzoeken of de nationale veiligheid hierin voldoende geborgd is. Waar
dat niet het geval is, zou het wenselijk zijn dat afspraken op dit punt door de betrokken
instellingen worden herzien.4
Vraag 6
Kunt u cijfermatig weergeven hoeveel Chinese promovendi en onderzoekers de afgelopen
tien jaar aan Nederlandse universiteiten en kennisinstellingen werkten of onderzoek
deden, en hoeveel Chinezen het momenteel betreft?
Antwoord 6
Nee, over deze cijfers beschik ik niet, aangezien er in Nederland geen centraal register
bestaat waarin de nationaliteit van onderzoekers en promovendi die onderzoek doen
aan Nederlandse kennisinstellingen wordt bijgehouden.
Het RVO rapport beveelt onder andere aan om afzonderlijke registratiesystemen van
universiteiten voor promovendi te koppelen en kennis te delen tussen instellingen
rond de werving van PhD’s. Aan een aantal van deze concrete aanbevelingen wordt al
opvolging gegeven. Zo onderzoeken universiteiten in VSNU-verband de haalbaarheid van
een landelijk systeem voor registratie van PhD’s. Dit systeem kan inzichtelijk maken
welke arbeidsrelatie een promovendus heeft met de instelling en op welk kennisgebied
er een PhD-relatie is. Het systeem zal echter geen inzicht geven in nationaliteit
of land van herkomst van de promovendi, mede in het licht van privacywetgeving.
Vraag 7
Wat heeft u gedaan met de gezamenlijke waarschuwing van de inlichtingendiensten MIVD
en AIVD en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) in
het «dreigingsbeeld statelijke actoren» dat «Spionageactiviteiten van China met name
gericht zijn op Nederlandse topsectoren en kennisinstellingen»?5
Antwoord 7
Het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren biedt inzicht in de activiteiten van statelijke
actoren die onze nationale veiligheid kunnen schaden, waarbij ook Nederlandse kennisinstellingen
en bedrijfsleven, in het bijzonder de topsectoren doelwit zijn.6 Uw Kamer is eerder geïnformeerd via de Kamerbrief «Tegengaan statelijke dreigingen»
over de kabinetsbrede, geïntegreerde aanpak van statelijke dreigingen, waarin ook
onderwerpen als de investeringstoets, exportcontrole, cyberveiligheid en (economische)
spionage aan bod komen.7
Uw Kamer is geïnformeerd via de brief Kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap
over de maatregelen die het kabinet samen met het Nederlandse kennisveld neemt ter
versterking van de kennisveiligheid.8 De inlichtingen- en veiligheidsdiensten zijn ook nauw betrokken bij de uitwerking
van deze maatregelen.
Vraag 8
Screenen de Nederlandse inlichtingendiensten Chinese onderzoekers standaard als zij
aan Nederlandse universiteiten of kennisinstellingen komen werken? Zo ja, in hoeveel
gevallen heeft dit geleid tot het weren van Chinezen? Zo nee, bent u bereid alle toekomstige
plus reeds aanwezige Chinese onderzoekers individueel door de AIVD en MIVD te laten
screenen?
Antwoord 8
Internationale uitwisseling en kennisoverdracht zijn essentieel om het hoger onderwijs
en het (toegepaste) onderzoek in Nederland op peil te houden en wordt daarom gestimuleerd.
Met en vanuit elk land kan gewenste kennisoverdracht plaatsvinden. Tegelijkertijd
moet ongewenste overdracht van (sensitieve) kennis en technologie, met negatieve gevolgen
voor de nationale veiligheid van ons land en aantasting van de Nederlandse innovatiekracht
voorkomen worden. Daarnaast gaat het ook om heimelijke beïnvloeding van hoger onderwijs
en wetenschap door statelijke actoren, die o.a. kan leiden tot vormen van (zelf)censuur
met aantasting van de academische vrijheid tot gevolg. Zoals ook benadrukt in de brief
Kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap, kiest het kabinet hierbij voor een
aanpak die landenneutraal van aard is.
De Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten voeren niet standaard een naslag
of een veiligheidsonderzoek uit naar Chinese onderzoekers als zij aan Nederlandse
universiteiten of kennisinstellingen komen werken. De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
2017 (Wiv 2017) biedt daartoe geen basis en bovendien zou dit in strijd zijn met het
non-discriminatiebeginsel. Er wordt wel gewerkt aan een landenneutraal toetsingskader
voor risicovakgebieden, waarnaar ik eerder verwees in mijn antwoord op vraag twee.
Vraag 9
Deelt u de constatering van het Australian Strategic Policy Institute (ASPI) dat samenwerking
met Chinese «Seven Sons of National Defence» universiteiten een uitermate hoog veiligheidsrisico
met zich meebrengt?9
Antwoord 9
Ja, die deel ik. Over China’s Seven Sons of National Defence universiteiten kan gezegd
worden dat zij banden hebben met China’s militaire en defensie-industrie. Wanneer
er vanuit Nederland wordt samengewerkt met deze universiteiten bestaat het risico
op technologieoverdracht, zeker op gebieden waar de kenniskloof met Nederland groot
is. Dergelijke technologieoverdracht kan leiden tot ongewenst eindgebruik, bijvoorbeeld
in militaire of surveillance toepassingen. Ook kan technologieoverdracht op termijn
het Nederlandse verdienvermogen aantasten of leiden tot (gedeeltelijke) technologische
afhankelijkheid van China.
Vraag 10
Is het vanuit het oogpunt van onze nationale veiligheid en vanuit het oogpunt van
ongewenste kennisoverdracht nog wel verantwoord dat de TU Delft samenwerkt met universiteiten
van de «Seven Sons» groep? Graag een uitvoerige toelichting.
Antwoord 10
In vervolg op mijn antwoord op vraag 9 en in lijn met de brief «Kennisveiligheid hoger
onderwijs en wetenschap», raad ik kennisinstellingen aan zich zeer grondig te verdiepen
in de risico’s die met een dergelijke samenwerking samenhangen en waar nodig robuuste
mitigerende maatregelen te treffen.
Internationale samenwerking brengt kansen maar ook risico’s met zich mee. Zoals het
risico op kennisoverdracht die vanuit het oogpunt van de nationale veiligheid onwenselijk
is. Daarom moeten universiteiten weerbaar zijn, door voorafgaande aan het aangaan
van een samenwerking ook het nationale veiligheidsperspectief mee te nemen in de afweging.
Het is daarbij van belang om voorafgaand (met welke andere universiteit of bedrijf
ook) aan de hand van een risicoanalyse in kaart te brengen wat de te beschermen belangen
zijn, welke dreiging er bestaat tegen deze belangen en in hoeverre deze risico´s beheersbaar
zijn (door al getroffen maatregelen) of beheersbaar kunnen worden gemaakt (door het
nemen van nieuwe maatregelen).
Het kabinet werkt bovendien aan maatregelen om ongewenste kennisoverdracht tegen te
gaan, waarnaar eerder werd verwezen bij het antwoord op vragen vier en vijf.
Vraag 11
Kunt u aangeven welke Nederlandse universiteiten en kennisinstellingen nog meer samenwerken
met één of meer universiteiten van de «Seven Sons» groep? Klopt het dat het in ieder
geval de Erasmus Universiteit Rotterdam, de Technische Universiteit Eindhoven, de
Wageningen University, de Universiteit Twente en de Rijksuniversiteit Groningen betreft?
Antwoord 11
Nee, daarover kan ik geen uitsluitsel geven omdat er geen landelijk register van samenwerkingsverbanden
bestaat. In mijn opdracht heeft RVO een verkenning uitgevoerd bij zes Nederlandse
universiteiten waaruit blijkt dat een aantal universiteiten inderdaad een overeenkomst
(Memorandum of Understanding) heeft afgesloten met een van de universiteiten die tot
de «Seven Sons of National Defense» worden gerekend. Dit zijn de Rijksuniversiteit
Groningen, TU Eindhoven, TU Delft en de Universiteit Twente.
Vraag 12
Hoe staat het met de gesprekken van de TU Delft met «drie ministeries om met een gezamenlijk
antwoord te komen op de China-kwestie»? Hebben deze gesprekken inmiddels tot maatregelen
geleid?
Antwoord 12
Er wordt gedoeld op het gesprek dat is gevoerd in het kader van de kennisveiligheidsdialoog.
Dat is de gespreksronde die het kabinet voert met besturen van alle individuele universiteiten,
onderzoeksinstituten en hogescholen om beelden over de situatie rond kennisveiligheid
bij de instellingen uit te wisselen en aan de hand van concrete casuïstiek mogelijke
handelingsperspectieven te bespreken. De insteek van deze gesprekken is landenneutraal
en dus nadrukkelijk niet gericht op één specifiek land.
De opbrengsten van de kennisveiligheidsdialoog zijn tweeledig. Enerzijds draagt de
dialoog binnen de instellingen bij aan een verdere versterking van het bewustzijn
rond statelijke dreigingen en aan bekendheid met reeds bestaande instrumenten om op
een verantwoorde manier eigen afwegingen te maken. Anderzijds levert de gesprekkenreeks
voor het kabinet waardevolle inzichten op, die zijn meegenomen in de totstandkoming
van de maatregelen rondom kennisveiligheid in hoger onderwijs en wetenschap. De maatregelen
uit die brief worden op dit moment geoperationaliseerd door het Rijk, waarbij ook
de kennissector (VSNU, TO2’s, KNAW,VH, NWO, NFU) betrokken is.
Vraag 13
Bent u bereid een zwarte lijst op te stellen van Chinese universiteiten en onderzoeksinstellingen
waar Nederlandse universiteiten en instellingen vanwege veiligheidsrisico’s en ongewenste
kennisoverdracht bij voorbaat niet mee moeten samenwerken?
Antwoord 13
Zoals gezegd in eerdere antwoorden wordt gewerkt aan een (landenneutraal) toetsingskader
om ongewenste kennis- en technologieoverdracht tegen te gaan. Om een beeld te krijgen
van de mogelijke reikwijdte van een dergelijke toets wordt een inventarisatie gedaan
van risicovakgebieden die bescherming behoeven in het licht van nationale veiligheid
uitgevoerd.10 De te beschermen Nederlandse belangen vormen het uitgangspunt voor de getroffen beleidsmaatregelen
in de brief Kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap. Het gaat daarbij om een
combinatie van bewustwording en zelfregulering binnen het kennisveld en een bindend
toetsingskader op risicovakgebieden.
Daarbij geldt dat academische kernwaarden als academische vrijheid, wetenschappelijke
integriteit, openheid, toegankelijkheid en institutionele autonomie steeds de toetsstenen
van ons handelen zijn. De academische kernwaarden zijn immers integraal onderdeel
van onze te beschermen belangen. Internationale uitwisseling en kennisoverdracht zijn
daarbij onontbeerlijk om hoger onderwijs en het (toegepaste) onderzoek in Nederland
op peil te houden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.