Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Madlener over het bericht 'STAF: Provincie creëert zelf piekbelasters in stikstof'
Vragen van het lid Madlener (PVV) aan de Minister van Landbouw Natuur en Voedselveiligheid over het bericht «STAF: Provincie creëert zelf piekbelasters in stikstof» (ingezonden 22 januari 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 22 februari
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1718.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «STAF: Provincie creëert zelf piekbelasters in stikstof»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is het correct dat er nu tot het boerenerf stikstofgevoelige natuur wordt ingetekend
in situaties waarbij de rand van het natuurgebied loopt tot aan het boerenerf en dat
er vroeger sprake was van een bufferzone (natuur die niet stikstofgevoelig is) aan
de buitenrand van een natuurgebied? Wordt het «stikstofprobleem» zo niet enorm vergroot
op veel plaatsen, bijvoorbeeld bij de Rijntakken, waar het natuurgebied en het agrarische
gebied gescheiden worden door een smalle doorgaande weg?
Antwoord 2
De rand van een natuurgebied is niet bepalend voor het in kaart brengen van stikstofgevoelig
gebied. De bedoeling is dat alleen de feitelijke stikstofgevoeligheid daarvoor bepalend
is. In de huidige versie van AERIUS zitten echter ook locaties waar stikstofgevoeligheid
is aangenomen in afwachting van nader onderzoek.
\Er kan bij gebrek aan dat nadere onderzoek niet worden geconcludeerd dat van stikstofgevoeligheid
geen sprake is. Tegelijk is het belangrijk dat dat nadere onderzoek wel spoedig plaatsvindt,
om niet onnodig lang gebruik te hoeven maken van aannames, gezien de consequenties
voor de vergunningverlening.
Dit is onderdeel van de uitvoering van de motie-Geurts/Harbers (Kamerstuk 35 600, nr. 31).
Van een bufferzone (natuur die niet stikstofgevoelig is) aan de buitenrand van een
natuurgebied is overigens nooit sprake geweest. En daarmee ook niet van het vergroten
van een probleem.
Vraag 3
Waarom is er geen bufferzone meer aan de rand van het natuurgebied, zodat er in geval
van het voorbeeld in vraag 2 enige afstand zit tussen een boerenerf en stikstofgevoelige
natuur?
Antwoord 3
Als er feitelijk sprake is van stikstofgevoelige natuur vlakbij een boerenerf, dan
is dat een gegeven waar bij vergunningverlening rekening mee moet worden gehouden.
Het is niet mogelijk om binnen de begrenzing van een Natura 2000-gebied een zone aan
te houden waar op voorhand niet wordt getoetst op stikstof.
Vraag 4
Wat is de status van «zoekgebieden» binnen het stikstofbeleid? Zijn de nieuwe nog
te realiseren stikstofgevoelige habitats op de randen van natuurgebieden in te zien
in de zogeheten AERIUS-Monitor?
Antwoord 4
Nieuwe, nog te realiseren stikstofgevoelige habitats op de randen van natuurgebieden
staan niet in AERIUS, omdat alleen de reeds aanwezige natuurwaarden in AERIUS zijn
opgenomen. Pas als zich een habitat daadwerkelijk heeft ontwikkeld, wordt dat habitat
gekarteerd en in AERIUS opgenomen. De zoekgebieden hebben hier geen betrekking op.
Onder zoekgebied wordt bij de habitatkaarten en in AERIUS verstaan: een locatie waarvan
onduidelijk is of een bepaald habitattype of leefgebied daadwerkelijk aanwezig is
of niet. De reden voor het onderscheiden van deze categorie is dat een habitat in
principe in het hele gebied waar het voor is aangewezen beschermd is. Inperking van
die bescherming kan alleen als zeker is dat het habitat in bepaalde delen van een
gebied afwezig is. In de praktijk betekent dit dat in beeld wordt gebracht waar een
habitat met zekerheid aanwezig is en met zekerheid afwezig is, met als restcategorie
een zoekgebied. Bij habitattypen is het aandeel zoekgebied vrij klein, omdat de karteringen
van vegetaties in het algemeen voldoende duidelijkheid bieden. Bij leefgebieden van
soorten is dat aandeel groter, omdat daar gelet moet worden op zowel fysieke kenmerken
(met name vegetatie) als op de aanwezigheid van een soort. Want leefgebied is pas
relevant als een soort er ook daadwerkelijk gebruik van maakt. Bij het maken van de
kaarten voor leefgebieden is geconcludeerd dat het lastig is om met zekerheid te stellen
dat een geschikt leefgebied níet «bezet» is. Dat een soort recent niet is gezien op
een locatie kán veroorzaakt zijn door een te geringe waarnemingsinspanning. Vandaar
dat er een relatief groot areaal te boek staat als «mogelijk bezet leefgebied», wat
in AERIUS wordt aangeduid als zoekgebied.
Vraag 5
Is er een gedetailleerde kaart van de nieuw te realiseren natuur, zijnde stikstofgevoelige
zoekgebieden, zichtbaar en eenvoudig toegankelijk voor het publiek?
Antwoord 5
Zoals uit het antwoord op vraag 4 blijkt, hebben zoekgebieden hier geen betrekking
op en is er geen landelijk (via AERIUS ontsloten) kaartbestand beschikbaar waar beoogde
habitats op staan ingetekend.
Vraag 6
Waarom worden de kaarten waarop nieuwe natuur (stikstofgevoelige habitats) zichtbaar
is, niet openbaar gemaakt in PDF met hoge resolutie?
Antwoord 6
Zie het antwoord op vraag 5 voor zover het gaat om nieuwe natuur. De locaties van
de habitattypen en leefgebieden zijn in AERIUS gedetailleerd zichtbaar in een webapplicatie.
Er is niet gekozen voor pdf's, onder andere omdat er soms meerdere habitats in één
kaartvlak kunnen voorkomen (zogenoemde complexen). Dat is met een pdf niet goed zichtbaar
te maken, maar wel met een webapplicatie waarin op habitat kan worden geselecteerd
en ingezoomd.
Vraag 7
Is de onderbouwing van de vegetatiekarteringen openbaar? Zo ja, waar kan de onderbouwing
gevonden worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Vegetatiekarteringen zijn een bouwsteen voor de habitatkaarten op basis waarvan in
AERIUS wordt geconcludeerd of er sprake is van (mogelijke) stikstofgevoeligheid. De
onderbouwing kan worden opgevraagd bij de zogenoemde voortouwnemer per Natura 2000-gebied.
Op de website https://www.bij12.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/natura-2000-beheer… kan per gebied worden nagegaan welke organisatie voortouwnemer is (een provincie,
het Ministerie van I&W of het Ministerie van Defensie) en welke contactpersoon kan
worden geraadpleegd.
Vraag 8
Kan de Minister aangeven wat de belangrijkste route is voor de aanvoer van stikstof
in uiterwaarden (de rivier of depositie via de lucht), gelet op het feit dat er in
de uiterwaarden van de rivieren (Rijntakken) op veel plekken nieuwe stikstofgevoelige
zoekgebieden en leefgebieden zijn ingetekend, terwijl rivieren erom bekendstaan dat
zij buiten hun oevers treden en veel nutriënten, waaronder stikstofverbindingen, aanvoeren,
en uiterwaarden erom bekendstaan dat zij daarom voedselrijk zijn?
Antwoord 8
Op de vraag wat de belangrijkste route is, kan geen algemeen geldend antwoord worden
gegeven, omdat het per locatie verschilt.
Het water dat door incidentele overstroming in de uiterwaarden komt, is als zodanig
geen belangrijke bron van stikstof. Niet het stikstofgehalte van het water is belangrijk,
maar de stikstofvracht die via slib op de bodem komt. De belangrijkste route hangt
dus af van de locatie in de uiterwaarden. Op locaties waar voedselrijk slib kan bezinken
na een overstroming, kan dat slib (aangevoerd door de rivier) een belangrijker bron
zijn dan stikstofdepositie uit de lucht. Van nature relatief voedselarme locaties
zijn betrekkelijk zeldzaam in de uiterwaarden, maar ze kunnen zelfs voorkomen op locaties
die overstroomd worden, als er ter plekke maar geen slib achterblijft. In zulke situatie
is stikstofdepositie uit de lucht (die het hele jaar door plaatsvindt) wél de belangrijkste
bron van stikstof.
Vraag 9
Is er een procedure voor het intekenen van nieuwe natuur (zijnde stikstofgevoelige
habitats, leefgebieden en zoekgebieden)? Zo ja, waar is deze te vinden? Zo nee, lijkt
het er dan niet op dat boeren zijn overgeleverd aan een vorm van willekeur?
Antwoord 9
Zie het antwoord op vraag 5 voor zover het gaat om nieuwe natuur. Over de algemene
procedure voor het samenstellen van de kaarten in AERIUS, zie de op 23 november 2020
gegeven antwoorden op soortelijke vragen (met name: kenmerk 2020D47807). Kort gezegd komt het erop neer dat de voortouwnemers de relevante gegevens inwinnen,
daar habitatkaarten van (laten) maken en die vaststellen en publiceren. Vervolgens
worden die doorgeleverd aan BIJ12 voor verwerking in AERIUS, waar op basis van de
habitatkaarten conclusies worden getrokken over stikstofgevoeligheid.
Vraag 10
Klopt het dat bedrijven worden aangemerkt als «piekbelaster» op natuur die nog niet
aantoonbaar aanwezig is en derhalve nog niet is gekarteerd?
Antwoord 10
Nee. Uit het antwoord op vraag 5 blijkt dat nog niet aanwezige natuur niet in AERIUS
is opgenomen. Dus kan evenmin worden geconcludeerd dat een bedrijf een piekbelaster
is voor locaties met nog niet aanwezige natuur.
Vraag 11
Is de berekeningsmethode van de AERIUS-aankoopcalculator openbaar? Zo ja, waar is
deze te vinden?
Antwoord 11
Een toelichting op de rekenmethodiek is te vinden op https://aankoopcalculator.aerius.nl.
Vraag 12
Bent u zich ervan bewust dat het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof in juni
2020 uitgesproken heeft dat berekeningen op hexagoonniveau met AERIUS niet doelgeschikt
zijn vanwege veel te grote onzekerheid? Waarom wordt stikstofbeleid gekoppeld aan
een systeem dat niet doelgeschikt is?2
Antwoord 12
De adviezen van het college worden ter harte genomen, zie daarvoor de kabinetsreactie
op het advies van het Adviescollege (Kamerstuk 35 334, nr. 132).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.