Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Weyenberg over de TOZO
Vragen van het lid Van Weyenberg (D66) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de TOZO (ingezonden 15 december 2020).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 25 februari
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1398.
Vraag 1
Klopt het dat gemeenten maatwerk kunnen en moeten bieden in toekenning van de TOZO
wanneer iemand op basis van de letter van de wet buiten de regeling valt, maar op
basis van de geest van de wet niet?
Antwoord 1
Wie niet aan de voorwaarden voor ondersteuning op basis van de Tozo voldoet kan bij
een inkomen onder de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm eventueel een beroep
doen op bijstand op grond van de Participatiewet. Als sprake is van «zeer dringende
redenen» zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet, kan iemand
die in principe niet in aanmerking komt voor Tozo/bijstand toch bijstand toegekend
krijgen. Dit is ter beoordeling van het College van burgemeester en wethouders.
Vraag 2
Klopt het dat alleen ondernemers die op 17 maart 2020 ingeschreven staan in het handelsregister
van de Kamer van Koophandel een beroep kunnen doen op de TOZO?
Antwoord 2
Ja, op basis van artikel 2 van de Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers
(Tozo) is de kring van rechthebbende beperkt tot de zelfstandige die op 17 maart 2020
stond ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
Vraag 3
Bent u bekend met het gegeven dat ondernemers die niet voldoen aan de inschrijvingsverplichting
conform de Handelregisterwet in de regel door de Belastingdienst in de gelegenheid
worden gesteld om alsnog, met terugwerkende kracht aan deze verplichting te voldoen?
En bent u bekend met het gegeven dat deze fout doorgaans niet met een boete wordt
bestraft?
Antwoord 3
Als de Belastingdienst constateert dat een ondernemer die zich aanmeldt nog niet is
ingeschreven in het handelsregister terwijl dit wel had gemoeten, wordt deze ondernemer
door de Belastingdienst daarop geattendeerd. Door dit signaal wordt de ondernemer
in de gelegenheid gesteld om alsnog aan de inschrijvingsverplichting te voldoen. Het
is niet zo dat de Belastingdienst de ondernemer in de gelegenheid stelt om met terugwerkende
kracht aan deze inschrijvingsverplichting te voldoen. Zoals toegelicht in het antwoord
op vraag 4 is de wijze waarop een ondernemer wordt ingeschreven in het Handelsregister
de verantwoordelijkheid van de Kamer van Koophandel.
Een ondernemer dient het eigen bedrijf of zelfstandig beroep vanaf een week vóór tot
een week ná de start in te schrijven in het handelsregister van de Kamer van de Koophandel
(artikel 20 Handelsregisterwet 2007). Het niet voldoen aan de inschrijvingsverplichting
levert een economisch delict op (artikel 1 e.v. van de Wet op de economische delicten).
Inschrijving met terugwerkende kracht in de zin van artikel 20 Handelsregisterwet
2007 levert derhalve geen economisch delict op.
Vraag 4
Bent u bekend met het gegeven dat de Kamer van Koophandel als uitvoerende instantie
van de Handelregisterwet een ondernemer de mogelijkheid biedt om zich met terugwerkende
kracht in te schrijven in het handelsregister? En is het u bekend dat dit gebeurt
wanneer de ondernemer aannemelijk kan maken dat de onderneming eerder is gestart?
Antwoord 4
Het klopt dat inschrijvingen met terugwerkende kracht kunnen worden doorgegeven, dat
wil zeggen met een datum ingang in het verleden. Volgens de Handelsregisterwet moet
een ondernemer de eerste inschrijving van een onderneming doen binnen een periode
van twee weken, die begint een week vóór en eindigt een week ná de aanvang van de
bedrijfsuitoefening (art. 20 lid 1 Hrw).
De datum registratie wijkt dan af van de datum ingang van de aanvang van de bedrijfsuitoefening.
KVK kan om bewijs vragen bij inschrijvingen met terugwerkende kracht, maar dit is
situationeel te bepalen.
Vraag 5
Bent u het ermee eens dat voor ondernemers waarbij sprake is van een inschrijving
met terugwerkende kracht in het handelsregister op of voor 17 maart 2020 ook de TOZO
van toepassing zou moeten kunnen zijn, omdat deze ondernemer heeft kunnen aantonen
dat deze de onderneming al eerder is gestart? Klopt het dat dit op dit moment niet
het geval is?
Antwoord 5
Nee, blijkens de toelichting op artikel 2 is de zelfstandige die zich na 17 maart
2020 alsnog met terugwerkende kracht heeft ingeschreven in het handelsregister van
een beroep op de Tozo uitgesloten.
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat de toepassing van de inschrijvingsdatum 17 maart 2020 als
hard criterium voor de toekenning van de TOZO niet in lijn ligt met het gangbare overheidsbeleid
met betrekking tot de uitvoering van de Handelregisterwet zoals hierboven geschetst?
Bent u het ermee eens dat het stellen van deze datum als hard criterium niet in lijn
is met de bedoelde ruimhartige toepassing van de TOZO en dat ondernemers die met terugwerkende
kracht aan die verplichting voldoen ook de TOZO zouden moeten kunnen toepassen?
Antwoord 6
Het stellen van de datum van inschrijving als hard criterium voor toekenning van de
Tozo is in overeenstemming met de bedoelde toepassing van de Tozo. De bedoeling van
de Tozo is alleen zelfstandigen die op de dag van de aankondiging van de maatregel,
17 maart 2020, als zodanig werkzaam waren, in aanmerking te laten komen voor ondersteuning
op basis van de Tozo. Om eenvoudige verificatie mogelijk te maken is, dit criterium
geformaliseerd in de eis dat de zelfstandige op 17 maart 2020 ingeschreven moet staan
in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. In de toelichting op de regeling
is de mogelijkheid om een beroep te doen op de Tozo bij inschrijving bij de KvK met
terugwerkende kracht uitgesloten.
Vraag 7
Bent u het tevens ermee eens dat gemeenten juist maatwerk moeten leveren in toekenning
van de TOZO wanneer een ondernemer feitelijk nog niet op 17 maart stond ingeschreven
bij de Kamer van Koophandel, maar wel al voor die datum aantoonbaar aan het ondernemen
was?
Antwoord 7
Nee, een persoon die met zijn onderneming niet uiterlijk met ingang van 17 maart stond
ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel is naar de definitie
van de Tozo geen zelfstandige, omdat deze persoon niet heeft voldaan aan alle wettelijke
vereisten voor de uitoefening van een eigen bedrijf of zelfstandig beroep (artikel
1, onderdeel a, van de Tozo).
Een ondernemer dient het eigen bedrijf of zelfstandig beroep vanaf een week vóór tot
een week ná de start in te schrijven in het handelsregister van de Kamer van de Koophandel
(artikel 20 Handelsregisterwet 2007). Het niet voldoen aan de inschrijvingsverplichting
levert een economisch delict op (artikel 1 e.v. van de Wet op de economische delicten).
In de Tozo is voor de datum van 17 maart 2020 gekozen omdat daarmee de feitelijke
situatie eenvoudig verifieerbaar is voor gemeenten en het risico op misbruik en oneigenlijk
gebruik wordt verminderd. Een aanpassing van deze datum met als doel inschrijvingen
met terugwerkende kracht toe te staan, leidt tot uitvoeringsproblemen en verhoogt
het risico op misbruik van de Tozo uitkering.
Vraag 8
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat dat maatwerk geboden kan worden?
Antwoord 8
Zie de reactie bij antwoord 1.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.