Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Geurts over het bericht ‘Column: Democratische vraagtekens over bijplussen stikstofnatuur’
Vragen van het lid Geurts (CDA) aan de Minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Column: Democratische vraagtekens over bijplussen stikstofnatuur» (ingezonden 18 november 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 23 november
2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het onderzoeksrapport «Veel stikstofgevoelige hexagonen bijgetekend
in Aerius» van Stichting AgriFacts (STAF)?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Klopt het dat er stikstofgevoelige natuur is ingetekend op locaties die privaat eigendom
zijn en dat daarvoor geen (openbare) bestuurlijke procedure is doorlopen? Zo ja, kunt
u aangeven welke locaties het betreft en wanneer dit heeft plaatsgevonden?
Welke partij of welk bestuursorgaan is verantwoordelijk voor het vaststellen van de
stikstofgevoelige locaties en welke partijen hebben de mogelijkheid om de kaart met
stikstofgevoelige gebieden aan te passen?
Antwoord 2 en 3
Stikstofgevoelige natuur wordt in AERIUS zichtbaar gemaakt overal waar het is gekarteerd
onder verantwoordelijkheid van de bevoegde instanties. Dat betreft dus ook voor een
belangrijk deel privaat eigendom. Dat is noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de
wettelijke verplichting om passende en instandhoudingsmaatregelen te treffen en om
significante effecten uit te sluiten, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van
elk Natura 2000-gebied.
Het zichtbaar maken van stikstofgevoelige natuur in AERIUS gebeurt concreet door per
hectare te vermelden welke habitattypen en (overige stikstofgevoelige) leefgebieden
van soorten voorkomen en wat daarvan de kritische depositiewaarden zijn. Deze informatie
wordt aangeleverd door de bevoegde instanties.
Een habitatkaart maakt alleen zichtbaar waar de habitattypen en (overige, stikstofgevoelige)
leefgebieden, die op grond van het aanwijzingsbesluit zijn beschermd, zich concreet
bevinden – en waar niet. Dat gebeurt op een objectieve, wetenschappelijk-technische
manier. Het is dus geen juridische of beleidsmatige beslissing, maar een weergave
van de feitelijke situatie. De openbaarmaking van habitatkaarten kent dan ook geen
aanwijzingsprocedure. Overal waar een reeds aangewezen habitat voorkomt, is dat al
beschermd via het aanwijzingsbesluit, met bijbehorende inspraak- en beroepsprocedure.
Uiteraard kan een ieder het bevoegde gezag wijzen op mogelijke fouten op een habitatkaart.
Daarnaast is het mogelijk om hierop te wijzen in een bezwaar- en beroepsprocedure
waar van de kaart gebruik wordt gemaakt, zoals bij vergunningverlening in het kader
van de Wet natuurbescherming. Specifiek voor het gebruik van AERIUS bij het PAS is
de mogelijkheid geboden om in te spreken bij bijvoorbeeld de partiële herziening van
het Programma Aanpak Stikstof (zomer 2017), waarbij expliciet is gewezen op het feit
dat naast habitattypen ook leefgebieden van soorten relevant waren geworden. Daar
zijn ook inspraakreacties op gekomen, waarin door de insprekers werd gewezen op de
gevolgen voor de vergunningverlening.
Van nieuwe versies van AERIUS wordt steeds melding gemaakt op www.aerius.nl. Dus elke keer als de locaties met stikstofgevoelige natuur zijn aangepast, is dat
gemeld en verduidelijkt in zogenoemde «release notes». Daarnaast is bijvoorbeeld ook
(sinds 2012) veelvuldig gebruik gemaakt van nieuwsbrieven.
Voorafgaand aan de actualiseringen van AERIUS maken de bevoegde instanties op verschillende
wijzen bekend of er nieuwe habitatkaarten zijn. Grondeigenaren worden op wisselende
wijze betrokken bij de totstandkoming van de kaarten, maar voorop staat dat de kaarten
op basis van objectieve gegevens worden gemaakt. Als de kaarten geen juiste weergave
zouden zijn van de feitelijke situatie, zullen ze moeten worden gecorrigeerd.
Vraag 4
Klopt de veronderstelling dat natuurorganisaties zelf de mogelijkheid hebben om de
natuurkaart in AERIUS te actualiseren? Zo ja, wat vindt u daarvan?
Antwoord 4
Nee, terreinbeherende of andere natuurorganisaties hebben deze mogelijkheid niet.
Het actualiseren kan alleen door de bevoegde instanties gebeuren.
Vraag 5
Op basis waarvan wordt bepaald welke locaties worden aangewezen als «stikstofgevoelig»
en hoe nauwkeurig kan dit worden bepaald?
Antwoord 5
Van aanwijzing is in juridische zin geen sprake (zie het antwoord op vragen 2 en 3).
Het gaat om het zichtbaar maken van waar stikstofgevoelige natuur feitelijk voorkomt.
In AERIUS gebeurt dat door per hectare te vermelden welke habitattypen en (overige
stikstofgevoelige) leefgebieden van soorten voorkomen en wat daarvan de kritische
depositiewaarden zijn.
De basis daarvoor zijn de habitattypenkaarten en de (aanvullende) kartering van stikstofgevoelige
leefgebieden. Aan de habitattypen en de leefgebieden worden kritische depositiewaarden
gekoppeld, zoals gepubliceerd in Van Dobben e.a. (2012). De nauwkeurigheid van de
kartering van habitattypen komt gemiddeld genomen overeen met een schaal 1:10.000.
De kartering van leefgebieden is vaak nog afhankelijk van gegevens die op een wat
grover schaalniveau zijn verzameld. Per provincie is er in verschillende mate al een
verfijningsslag gemaakt.
De reden voor het zo precies mogelijk inzichtelijk maken van de stikstofgevoelige
locaties is dat op deze manier wordt vermeden dat getoetst moet worden op locaties
waar zich geen beschermde habitats bevinden. Aanvankelijk (in de jaren voorafgaand
aan de ingebruikname van AERIUS) werd er met AAgro-Stacks eenvoudigweg getoetst op
het hele gebied, waarbij de dichtstbijzijnde rand van het natuurgebied bepalend was
en waarbij de laagste KDW werd aangehouden. Juist de inperking tot de locaties met
het feitelijk voorkomen van de habitats én het gebruik van verschillende KDW'n (afhankelijk
van wat in een relevant hexagoon voorkomt) hebben geleid tot een minder stringente
toetsing.
Vraag 6
Wordt bij het aanwijzen van de stikstofgevoelige locaties ook fysieke controle gedaan
op de desbetreffende locatie?
Antwoord 6
De bronbestanden met habitattypen en leefgebieden zijn gebaseerd op feitelijke gebiedsinformatie.
Voor habitattypen zijn dat met name vegetatiekaarten, die op basis van veldonderzoek
(in combinatie met luchtfoto's) worden gemaakt. De leefgebiedkaarten zijn volgens
een andere methode gemaakt, die beschreven staat in het rapport «Leefgebiedenkaarten
van de Natura 2000-gebieden en PAS-gebieden» uit 2016 2. Naast veldgegevens hebben daar ook bewerkingen van verschillende kaartbestanden
een rol gespeeld. In 2017 heeft in verschillende mate een verfijningsslag plaatsgevonden.
In de fase van verwerking van de bronbestanden in AERIUS (met een koppeling aan kritische
depositiewaarden) wordt niet alsnog fysiek gecontroleerd.
Vraag 7 en 8
Hoe wordt de eigenaar van de grond ervan op de hoogte gesteld dat zijn grond het label
«stikstofgevoelig» krijgt en heeft de grondeigenaar of eigenaar van een perceel in
de omgeving mogelijkheid tot inzage en inspraak? Is het juridisch te verantwoorden
dat private grond een bepaalde status krijgt toegewezen zonder akkoord van de grondeigenaar?
Indien het klopt dat de grondeigenaren (in de omgeving) van stikstofgevoelige percelen
geen inspraakmogelijkheid hebben gehad, waarom is dit niet gebeurd en hoe wordt ervoor
gezorgd dat zij deze mogelijkheid alsnog krijgen?
Antwoord 7 en 8
Zie de antwoorden op vragen 2 en 3.
Vraag 9
Kunt u aangeven wat de status «stikstofgevoelig» concreet inhoudt, wat voor directe
of indirecte gevolgen deze heeft of in de toekomst gaat hebben voor de eigenaar/gebruiker
van de grond en wat de gevolgen zijn voor grondeigenaren in de omgeving van stikstofgevoelige
grond?
Antwoord 9
Ecologisch gezien, betekent stikstofgevoelig dat een habitattype of leefgebied in
kwaliteit en oppervlak kan afnemen als gevolg van stikstofdepositie.
De status «stikstofgevoelig» betekent concreet dat op de betreffende locatie rekening
moet worden gehouden met mogelijke negatieve effecten van stikstof, zowel bij het
treffen van passende en instandhoudingsmaatregelen als bij de toetsing in het kader
van toestemmingsverlening. Ook telt het oppervlak mee bij de doelstelling zoals opgenomen
in het wetsvoorstel Stikstofreductie en natuurverbetering.
Vraag 10 en 11
Wat zijn de plannen voor de komende jaren met betrekking tot het toekennen van stikstofgevoelige
statussen en hoe zien de bestuurlijke procedures eruit?
Op welke manier worden belanghebbenden op de hoogte gesteld van het voornemen om een
stikstofgevoelige status toe te kennen en op welke manier krijgen zij de mogelijkheid
om te reageren?
Antwoord 10 en 11
De werkwijze van de bevoegde instanties zal, voor zover nu bekend, niet anders zijn
dan zoals geschetst bij de antwoorden op de vragen 2 tot en met 8.
Het al dan niet als stikstofgevoelig aanmerken van specifieke locaties in AERIUS vloeit
voort uit aanpassingen van habitattypenkaarten en leefgebiedkaarten. Het voornemen
tot aanpassing van de kaart in AERIUS valt daar dus al (vroegtijdig) uit af te leiden.
Vraag 12
Bent u bekend met de voorbeelden van locaties waar in de afgelopen jaren ongezien
stikstofgevoelige gebieden zijn toegevoegd op stukken grond die eigendom zijn van
agrarische bedrijven en ook als zodanig gebruikt worden? Kunt u per toegestuurd voorbeeld
antwoord geven op de vraag wanneer deze «toevoeging» heeft plaatsgevonden en welke
procedure hier gevolgd is? Kunt u ook per voorbeeld aangeven wat de grondslag geweest
is en wat de reden is dat deze percelen opeens als stikstofgevoelig zijn bestempeld?
Was de provincie bij elke locatie op de hoogte van het voornemen om een stikstofgevoelige
status toe te kennen en is er vanuit de provincie goedkeuring gegeven? Kunt u ook
per locatie aangeven of de grondeigenaren op de hoogte zijn gebracht en of er een
bestuurlijke procedure doorlopen is?3
Antwoord 12
Agrarisch gebruik is als zodanig geen criterium om te bepalen of een habitat stikstofgevoelig
is. Het is de vegetatie (en het gebruik daarvan door een beschermde soort) die bepaalt
of er sprake is van stikstofgevoeligheid. Wel is het zo dat bij het bemestingsniveau
dat gebruikelijk is bij regulier agrarisch gebruik, geen vegetaties voorkomen die
stikstofgevoelig zijn. Bij extensiever beheer (bijvoorbeeld vanwege weidevogels) kan
dat anders liggen.
In de beschikbare tijd was het niet mogelijk om per locatie met zekerheid vast te
stellen wanneer voor het eerst in AERIUS is vermeld dat de locatie stikstofgevoelig
is. Voor zover het locaties met leefgebied betreft, is het aannemelijk dat dit heeft
plaatsgevonden op 1 september 2017 (ingebruikneming van AERIUS-16L). In Overijssel
heeft in 2017 nog een verfijningsslag plaatsgevonden.
De betreffende percelen zijn door de provincies bestempeld als stikstofgevoelig met
de methode zoals vermeld in antwoord 6. De grondeigenaren zijn daar niet rechtstreeks
van op de hoogte gebracht (zie echter de antwoorden op vragen 2 en 3).
Het voorbeeld in Drenthe betreft een gebied dat in beheer is bij de Vereniging Natuurmonumenten
(Mantingerzand); dit is geen gebied dat in agrarisch gebruik is. Het genoemde voormalige
munitiedepot maakt geen deel uit van het Natura 2000-gebied.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.