Schriftelijke vragen : De gevolgen van de Luanda Leaks voor Nederlandse bedrijven en beleid
Vragen van de leden Sneller en Groothuizen (beiden D66) aan de Ministers van Financiën en van Justitie en Veiligheid over de gevolgen van de Luanda Leaks voor Nederlandse bedrijven en beleid (ingezonden 19 maart 2020).
Vraag 1
Herinnert u zich uw eerdere antwoorden op de schriftelijke vragen over hoe Nederlandse
bedrijven een mogelijk zeer schadelijke rol spelen bij uitbuiten van Angola?1
Vraag 2
Kunt u, uiteraard zonder inhoudelijke uitspraken te doen over lopende onderzoeken,
vertellen of er ondertussen onderzoeken zijn gestart naar Nederlandse natuurlijke
personen ofwel Nederlandse rechtspersonen door de Fiscale Inlichtingen en OpsporingsDienst
(FIOD), het Openbaar Ministerie (OM) of andere toezichthouders, dan wel rechtshandhavers
in relatie tot de onthulling uit de Luanda Leaks?2
Vraag 3
Kunt u bevestigen dan wel ontkrachten dat, ondanks dat het niet de bedoeling is dat
strenge regelgeving in Nederland ertoe leidt dat de activiteiten worden verplaatst
naar de illegaliteit en dat aanbieders van trustdiensten zich onttrekken aan het toezicht,
Nederlandse brievenbusmaatschappijen toch voor miljoenen euro’s onttrokken hebben
aan de Angolese staatskas in de casus van de Luanda Leaks?
Vraag 4
Bedoelt u met uw antwoord op de eerder gestelde vraag 4, namelijk het «niet langer
door een trustkantoor beheerd worden», dat op enig moment wel Nederlandse trustkantoren
betrokken waren bij de Luanda Leaks?
Vraag 5
Betekent het ontbreken van toezicht op het zelfstandige beheer van de bv’s, waaraan
u refereert in antwoord op de eerder gestelde vraag 4, dat er een eenvoudige uitweg
voor kwaadwillenden is om onder toezicht uit te komen? Zo ja, hoe kan deze ruimte
gedicht worden?
Vraag 6
Kunt u toelichten wat u bedoelt met de passage: «in de regel», refererend aan het
in aanraking komen met poortwachters van het financiële stelsel? Klopt het dat een
Nederlands bedrijf ook niet altijd per se in aanraking hoeft te komen met een Nederlandse
poortwachter van het financiële stelstel, zoals banken, advocaten en notarissen?
Vraag 7
Kunt u uitleggen hoe het feit dat «het aandeel van Nederland in de wereldexport relatief
hoog is», zoals u antwoord op de eerder gestelde vraag 10, een verklaring zou zijn
voor de Nederlandse positie op de Exporting Corruption Index van Transparancy International?3
Vraag 8
Kunt u bevestigen dat de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland in
diezelfde Exporting Corruption Index een hoger aandeel hadden in de wereldexport en
tevens allemaal de handhavingscategorie «Actief» kregen?
Vraag 9
Kunt u toelichten hoe de argumentatie «onze belangrijkste handelspartners zijn landen
met relatief beperkte corruptierisico’s» niet van toepassing zouden zijn op Duitsland
en het Verenigd Koninkrijk?
Vraag 10
Deelt u de mening dat het hoge aandeel van Nederland in de wereldexport juist zou
moeten leiden tot vergroting van de Nederlandse inspanningen om omkoping in het buitenland
te bestrijden? Zo ja, hoe gaat u hier concreet extra werk van maken?
Vraag 11
Deelt u de mening dat ondanks dat consultancykantoren wellicht niet volgens de wet
verplicht zijn om due dilligence-processen uit te voeren een zekere know your customer
(KYC) procedure wel uitermate wenselijk is?
Vraag 12
Hoe beoordeelt u, gegeven hun mogelijke rol in de Luanda Leaks, het feit dat de drie
betrokken consultancykantoren, zijnde de Boston Consulting Group, McKinsey & Company
en PwC, wel allemaal adviezen geven over het goed uitvoeren van due dilligence-processen?4
Vraag 13
Denkt u, gegeven hun mogelijke rol in de Luanda Leaks, dat de drie mogelijk betrokken
consultancykantoren, zoals u zelf in antwoord op de eerder gestelde vraag 12 schreef,
«hun best hebben gedaan om hun klanten te leren kennen zodat zij in staat zijn om
dienstverlening aan niet-integere klanten zoveel mogelijk te voorkomen»?
Vraag 14
Klopt het dat wanneer u schrijft dat «de risico’s op witwassen en financieren van
terrorisme bij adviesdienstverlening laag zijn» hiermee enkel de primaire risico’s,
zijnde de uitvoering van het daadwerkelijke «witwassen en financieren van terrorisme»,
bedoeld worden?
Vraag 15
Denkt u dat mevrouw Dos Santos zelf op het idee was gekomen om Sonangol, de Angolese
oliemaatschappij, op een dusdanige wijze te herstructureren dat zij in staat werd
gesteld hier persoonlijk miljoenen uit te halen? Of denkt u dat zij hierbij van advies
is voorzien door derden? Wat zegt dat volgens u over de integriteit van de bedrijfsvoering
van deze derden?
Vraag 16
Deelt u de mening dat, ondanks dat consultancykantoren wellicht niet direct witwassen
of terrorisme financieren, zij door hun advies over hoe bedrijven zo in elkaar gezet
kunnen worden dat geld kan verdwijnen, wel een adviserende rol hierin kunnen hebben?
Vraag 17
Deelt u de mening dat consultancykantoren gegeven hun adviserende rol wel kunnen bijdragen
aan witwassen en de financiering van terrorisme en derhalve wel degelijk een risicosector
kunnen zijn? Zo nee, kunt u gedragen motiveren waarom, gegeven de rol van consultancykantoren
in de recente witwas schandalen zoals de Luanda Leaks en de «State Capture» in Zuid
Afrika5, deze geen risicosector zijn? Zo ja, wat kunt u doen om consultancykantoren meer
integer te laten opereren, eventueel kijkend naar dwingendere maatregelen in het kader
van de nationale risicoanalyse (NRA) of supranationale risicoanalyse (SNRA)?
Vraag 18
Gegeven het verbeterprogramma, waarnaar u verwijst in antwoord op de eerder gestelde
vraag 18, bent u bereid om de inkoopmacht van de overheid te gebruiken om verbeteringen
in dienstverlening aangaande corruptie, zowel in binnen- en buitenland, af te dwingen?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 19
Kunt u deze vragen apart beantwoorden?
Indieners
-
Gericht aan
W.B. Hoekstra, minister van Financiën -
Gericht aan
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Indiener
Joost Sneller, Kamerlid -
Medeindiener
M. Groothuizen, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.