Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Moorlag, Beckerman en Agnes Mulder over het rapport van de Noordelijke Rekenkamer ‘Herverdeling onder Hoogspanning, een onderzoek naar de verdeling naar de kosten en baten rondom wind- en zonneparken’
Vragen van de leden Moorlag (PvdA), Beckerman (SP) en AgnesMulder (CDA) aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties over het rapport van de Noordelijke Rekenkamer «Herverdeling onder Hoogspanning, een onderzoek naar de verdeling naar de kosten en baten rondom wind- en zonneparken» (ingezonden 12 maart 2020).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 8 april 2020).
Vraag 1
Kent u het rapport «Herverdeling onder Hoogspanning, een onderzoek naar de verdeling
van kosten en baten rondom wind- en zonneparken, provincie Groningen» van de Noordelijke
Rekenkamer?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3
Deelt u de mening dat bovenwettelijke compensatie van omwonenden bij de aanleg van
wind- of zonneparken nodig kan zijn om de aanleg van die parken mogelijk te maken?
Zo ja, hebben de provincies op dit moment de bevoegdheid om die compensatie af te
dwingen en waarop is die bevoegdheid dan gebaseerd? Zo nee, waarom niet en bent u
voornemens om de wet- of regelgeving zodanig aan te passen dat provincies die bevoegdheid
wel krijgen?
Deelt u de opvatting, verwoord onder conclusie 14, dat provincies bij de planvorming
en realisatie van wind- en zonneparken nauwelijks bevoegdheden hebben om af te dwingen
dat de initiatiefnemers van die parken financiële compensatie aan omwonenden moeten
geven dan wel omwonenden moeten laten participeren in hun park? Zo nee, waarom niet
en welke bevoegdheden hebben provincies dan wel?
Antwoord 2, 3
In het Klimaatakkoord wordt de mogelijkheid om de lokale omgeving financieel te laten
meedelen in energieprojecten gezien als een cruciaal onderdeel om de energietransitie
te laten slagen. Door afspraken te maken over financiële participatie aan de start
van een project en een project samen met de omgeving vorm te geven, kan worden bijgedragen
aan draagvlak en een eerlijke verdeling van lusten en lasten. Er zijn verschillende
vormen van financiële participatie mogelijk, zoals mede-eigenaarschap, een omwonendenregeling
en een omgevingsfonds. In het Klimaatakkoord is ook afgesproken dat de initiatiefnemer
van een energieproject deze verschillende vormen bespreekt met omgevingspartijen.
Welke vorm of vormen van financiële participatie uiteindelijk afgesproken worden,
is afhankelijk van de wensen van de omgeving en mogelijkheden van het project.
Binnen interbestuurlijk verband wordt momenteel in kaart gebracht welke juridische
mogelijkheden/bevoegdheden decentrale overheden hebben om eisen te stellen aan financiële
participatie. De zorg die de Noordelijke Rekenkamer hierover uitspreekt, wordt hier
uiteraard in betrokken. Ik verwacht uw Kamer hierover, en over eventuele vervolgstappen,
na de zomer van 2020 te informeren.
Vraag 4, 5
Deelt u de mening dat niet uit te leggen valt waarom omwonenden voor het ene project
meer compensatie ontvangen dan omwonenden bij een gelijkaardig ander project en dat
daardoor het draagvlak voor de aanleg van wind- en zonneparken geschaad kan worden?
Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat er eenduidige wettelijke normen voor compensatie en financiële
participatie van omwonenden moeten komen zodat de aard en omvang van dergelijke compensatie
niet langer afhankelijk is van onzekere factoren, zoals de onderhandelingsvaardigheid
van omwonenden of de bereidheid van initiatiefnemers om op eisen van omwonenden in
te gaan? Zo ja, hoe en op welke termijn gaat u voor die wetgeving zorgen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 4, 5
Zoals ik ook in mijn beantwoording van Kamervragen van 14 februari 2020 heb aangegeven
zijn er diverse manieren waarop de omgeving kan meeprofiteren van hernieuwbare energieprojecten
(Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1779). In het Klimaatakkoord is afgesproken dat er wordt gestreefd naar 50% lokaal eigendom
bij hernieuwbare energieprojecten. Het gaat daarbij om mee-investeren en de risico’s
dragen, en dus ook aanspraak kunnen maken op opbrengsten. Maar er zijn ook andere
vormen van financiële participatie, zoals een omgevingsfonds en obligaties. Welke
keuzes daarin worden gemaakt, wordt bepaald in gesprek met de omgeving in het participatieproces
en het lokaal bevoegd gezag. De mogelijkheden hangen ook af van de kenmerken van het
project; het ene project levert bijvoorbeeld meer op dan het andere. Er is sprake
van maatwerk en de mate en wijze waarop omwonenden kunnen meeprofiteren kan daarom
verschillen per project en per gebied.
Ik ben daarom geen voorstander van eenduidige wettelijke normen ten aanzien van financiële
participatie op landelijk niveau. Wel is het van belang dat bij energieprojecten het
bevoegd gezag voldoende juridische mogelijkheden heeft om vooraf eenduidige kaders
te kunnen vaststellen ten aanzien van financiële participatie.
Voor wat betreft schade ontstaan door ruimtelijke ontwikkelingen bestaat er de planschaderegeling.
Dit is een wettelijk vastgesteld instrument om tegemoet te komen aan schade ontstaan
door ruimtelijke ontwikkelingen. Deze planschaderegeling gaat om aantoonbare schade
en is iets anders dan de vormen van financiële participatie waarover hierboven gesproken
wordt.
Vraag 6
Kunt u schetsen hoe op nationaal niveau het beleid in Denemarken is vormgegeven met
betrekking tot specifieke wettelijke regelingen voor compensatie en financiële participatie
die van toepassing zijn bij windparken? Welke lessen kunnen daaruit worden getrokken?
Antwoord 6
De manier waarop omringende landen zoals Denemarken omgaan met compensatie en participatie
bij duurzame energieprojecten verschilt. Eerder heb ik uw Kamer in mijn beantwoording
van Kamervragen van 11 november 2019 laten weten dat in het kader van het Klimaatakkoord
in kaart wordt gebracht op welke manier andere landen, waaronder Denemarken, omgaan
met participatie bij duurzame energieprojecten (Kamerstuk 2019D51941). Ik verwacht uw Kamer hier voor de zomer over te informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.