Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Lodders, Van Wijngaarden en El Yassini over het bericht ‘Verdachten zaak sushiketen Sumo krijgen geen straf vanwege inbreuk op hun privacy’
Vragen van de leden Lodders, El Yassini en Van Wijngaarden (allen VVD) aan de Staatssecretaris van Financiën (Fiscaliteit en Belastingdienst) en aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Justitie en Veiligheid over het bericht «Verdachten zaak sushiketen Sumo krijgen geen straf vanwege inbreuk op hun privacy» (ingezonden 24 juli 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (JenV), mede namens de Staatssecretaris van Financiën
(Fiscaliteit en Belastingdienst) en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs
en Media (ontvangen 24 september 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2019–2020, nr. 3725.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Verdachten zaak sushiketen Sumo krijgen geen straf
vanwege inbreuk op hun privacy»?1
Antwoord 1
Ja, dit bericht is bij ons bekend.
Vraag 2
Hoe groot was het budget waarmee het programma Nederland Fraudeland is gemaakt?
Antwoord 2
Zoals met uw Kamer is afgesproken, wordt over programmakosten alleen gerapporteerd
op genre-niveau. Volgens de KRO-NCRV valt het budget van de onderhavige documentaire
binnen de door de NPO gedefinieerde budgetbandbreedtes op genreniveau.
Vraag 3
Wat zijn de geschatte financiële gevolgen voor de Nederlandse staat (lees: belastingbetaler)
door en het mislopen van mogelijke boetes opgelegd aan de gedaagden in de rechtszaak
en de productie van een documentaire van de KRO-NCRV ten aanzien waarvan de kans groot
is dat deze nooit wordt uitgezonden?
Antwoord 3
Of de documentaire wordt uitgezonden is op dit moment onbekend.
Niet te zeggen valt welk bedrag de Nederlandse Staat zou zijn misgelopen. In deze
zaken heeft het Openbaar Ministerie (hierna: OM) tegen de horecaondernemers onder
meer geldboetes geëist. Later zijn de eisen door het OM bijgesteld. Het OM heeft een
strafkorting van 10 tot 15 procent toegepast vanwege de documentaire. De rechtbank
heeft uiteindelijk geen straf en daarmee ook geen geldboete opgelegd. Het OM heeft
tegen het vonnis van de rechtbank hoger beroep ingesteld.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het entertainen van de kijker met geld van de belastingbetaler
voor de publieke omroep in dit geval belangrijker is gebleken dan een valide strafzaak?
Zo ja, wat zegt dit over het moreel kompas van de publieke omroep? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 4
Het programma Nederland Fraudeland is geen amusementsprogramma maar een documentaire.
Doel van de documentaire is om een realistisch beeld te geven van het werk van de
Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (hierna: FIOD) bij de bestrijding van grootschalige
fraude in Nederland. Het OM en de FIOD hechten er waarde aan dat hun werkzaamheden
voor de maatschappij transparant en kenbaar zijn. Volgens KRO-NCRV is er bij het Nederlandse
publiek weinig bekend over de FIOD en bestaat er een maatschappelijk belang om het
publiek hierover te informeren. Het is aan de KRO-NCRV om deze journalistieke afweging
te maken.
Vraag 5
Waarom heeft het openbaar ministerie (OM) voor de rechtbank verzwegen dat het OM en
de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) meewerkten aan een documentaire?
Antwoord 5
Vooropgesteld zij dat mij terughoudendheid past nu de zaak nog onder de rechter is.
Kort voordat de rechtbank vonnis zou wijzen is het bestaan van de documentaire, middels
een perspublicatie in NRC, bekend geworden. De verdachten, raadslieden en de rechtbank
waren tot op dat moment niet van de documentaire op de hoogte. Het OM heeft ter terechtzitting
d.d. 9 juli jl. aangegeven dat het beter was geweest als de betrokkenen in een eerder
stadium zouden zijn geïnformeerd over het bestaan van de documentaire.
In zijn vonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat het grondrechtelijk recht van privacy
van de verdachten is geschonden. Het laten «meelopen» van de documentairemakers met
het politieonderzoek heeft meegebracht dat deze bekend werden met informatie uit de
opsporing in de zaken tegen de verdachten.
Ten aanzien van het niet vermelden van het bestaan van de documentaire heeft de rechtbank
geoordeeld dat de officier van justitie hierdoor bewust de integriteit van het geding
in gevaar gebracht. Daardoor dreigde de verdediging immers de mogelijkheid te worden
onthouden tot het voeren van een verweer, volgens de rechtbank.
Het OM heeft inmiddels hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.
Vraag 6
In hoeverre en op welke manier heeft het OM invloed gehad op de inhoud van de documentaire?
Kunt u een tijdlijn geven van de verschillende «viewings» van het OM en de eisen die
het stelde tot aanpassing van de inhoud van de documentaire? Op welke manier hebben
de documentairemakers hierop de inhoud aangepast?
Antwoord 6
Het OM heeft met inachtneming van de Aanwijzing voorlichting opsporing en vervolging
van 1 mei 2012 besloten medewerking te verlenen aan het maken van de documentaire.2 De genoemde Aanwijzing ziet op de communicatie over de prioriteiten bij de aanpak
van criminaliteit en op de voorlichting in concrete onderzoeken en strafzaken door
politie en OM. Voor de productie van de documentaire is, zoals te doen gebruikelijk
bij dit soort samenwerkingen, in 2014 een mediacontract afgesloten tussen het OM en
de producent.
Het OM heeft in zoverre invloed gehad op de inhoud van de documentaire, dat verschillende
versies van de documentaire door het OM zijn beoordeeld, teneinde te kunnen controleren
of de documentaire voldeed aan de afspraken die in de overeenkomst met de producer
waren overeengekomen. Een eerste viewing heeft plaatsgevonden op 1 juni 2015 en de meest recente viewing op 6 maart 2020. Het OM heeft in de tussengelegen tijd verschillende keren opmerkingen
gemaakt die erop zagen dat bepaalde beelden niet in lijn waren met de bepalingen uit
het mediacontract. Het ging dan bijvoorbeeld om verzoeken tot het onherkenbaar maken
van opsporingsambtenaren of tot de betrokkenen herleidbare beelden. Bij de aanpassingen
valt te denken aan het wegpiepen van namen, het onherkenbaar maken van personen en
het blurren van logo’s.
Het OM heeft inmiddels bij de documentairemaker aangegeven geen toestemming te geven
voor gebruik van de beelden die raken aan het strafrechtelijk onderzoek Fuji, ook
bekend als de Sumo-zaak.
Vraag 7
Op welke manier heeft de FIOD invloed gehad op de inhoud van de documentaire? Kunt
u een uiteenzetting geven van alle aanpassingen waar de FIOD de producenten toe opriep?
Welke van deze oproepen hebben geleid tot daadwerkelijke aanpassing van de documentaire?
Antwoord 7
De FIOD is geen partij bij het mediacontract. Wel is de FIOD aanwezig geweest bij
het bekijken en bespreken van de film. Evenals het OM wijst de FIOD bij die gelegenheden
bijvoorbeeld op logo’s of gezichten van medewerkers die nog zichtbaar zijn. De formele
communicatie hierover c.q. verzoeken tot aanpassing verband houdend met de bescherming
van de in het mediacontract genoemde belangen zijn steeds uitsluitend via het OM verlopen.
Vraag 8
Wat is er precies afgesproken in het mediacontract tussen de FIOD, het OM en de producenten
op het gebied van opnames over privacy, slachtofferbescherming, opsporing en vervolging,
politietactiek- en techniek en/of risico op (ernstige) reputatieschade? Bent u het
met de onderzoekers van de NRC eens dat er sprake is van zulke verregaande afspraken
dat het in feite een veto is? Kunt u dit nader toelichten?
Antwoord 8
Het OM en de documentairemakers hebben voorafgaand aan de filmopnames een overeenkomst
getekend. In deze overeenkomst is onder meer vastgelegd dat de producent verplicht
is bij het maken van beeld- en geluidsopnamen de belangen van alle personen waarvan
beeld- en geluidsopnamen worden gemaakt met het oog op de bescherming van de persoonlijke
levenssfeer van deze personen in acht te nemen. Dit geldt ook voor de beeld- en geluidsopnamen
die het OM ter beschikking stelt ten behoeve van de documentaire.
Ook is vastgelegd dat er geen (herkenbare) beeldopnames mogen worden gemaakt van verdachte
personen of rechtspersonen, om diens privacy te beschermen en trial by media te voorkomen.
Met betrekking tot de vraag of bepaalde beelden wel of niet in een documentaire gebruikt
mogen worden is contractueel afgesproken dat de producent de, in de ogen van het OM,
niet voor uitzending geschikte beeld- en geluidsopnamen niet zal gebruiken, wanneer
het OM dat uit oogpunt van bescherming van de belangen op het gebied van privacy,
slachtofferbescherming, opsporing en vervolging, politietactiek- en techniek en/of
risico op (ernstige) reputatieschade noodzakelijk vindt.
Bovengenoemde afspraken zijn gebruikelijk in situaties waarin het OM media toestaat
om te filmen bij opsporingsactiviteiten waar normaal gesproken geen buitenstaanders
bij aanwezig mogen zijn. Het valt nu eenmaal vooraf niet helemaal uit te sluiten dat
beeld- en/of geluidmateriaal wordt gemaakt van bijvoorbeeld gesprekken en/of personen
waarvan het OM achteraf in redelijkheid de mogelijkheid moet hebben om publicatie
daarvan te voorkomen omdat anders een of meer van de limitatief en concreet in het
mediacontract omschreven belangen geschaad zouden worden.
Vraag 9
Klopt de stelling van het OM dat «zolang de FIOD en OM niet akkoord zijn met de inhoud
van de documentaire deze niet wordt uitgezonden»? Is dit niet in strijd met de journalistieke
code van de NPO dat journalistieke programma's onafhankelijk en onpartijdig dienen
te zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier gaat u ervoor zorgen dat de KRO-NCRV
de journalistieke code gaat naleven?
Antwoord 9
Op grond van het mediacontract heeft het OM de bevoegdheid om het in de documentaire
verwerkte beeld- en geluidmateriaal te beoordelen op feitelijke onjuistheden en om
dit te toetsen aan belangen op het gebied van privacy, slachtofferbescherming, opsporing
en vervolging, politietactiek- en techniek en/of risico op (ernstige) reputatieschade.
Als er sprake is van een schending van deze belangen zal, als dit noodzakelijk is,
van de betreffende opnamen geen gebruik worden gemaakt. Dat doet er niet aan af dat
de inhoudelijke en creatieve eindverantwoordelijkheid voor de documentaire krachtens
het mediacontract bij de producent berust en dat KRO-NCRV nauw betrokken is bij de
productie hiervan, de gesprekken hierover met het OM en de (journalistieke) keuzes
die tijdens het productieproces worden gemaakt. Op KRO-NCRV rust namelijk de inhoudelijke
verantwoordelijkheid als de documentaire wordt afgenomen voor uitzending.
Vraag 10
Waarom laat de FIOD bij het verzamelen van bewijzen in een mogelijke strafzaak media
meekijken? Gebeurt dit vaker? Zo ja, hoe vaak, waarom en met welk doel?
Antwoord 10
Er wordt in beeld gebracht hoe de FIOD te werk gaat en vooral ook waarom. Het aanpakken
van fraude heeft niet alleen een financieel belang, maar ook een groot maatschappelijk
belang. Het is een duidelijk signaal naar de samenleving dat niet naleving van regels,
zoals het niet doen van een juiste, tijdige en volledige belastingaangifte en het
niet betalen van verschuldigde belasting wordt aangepakt. De producenten hebben eerdere
documentaires gemaakt over het werk van de IND, Belastingdienst en Vreemdelingenpolitie.
Ook het werk van de Douane is recentelijk in een uitgebreide reeks te zien geweest.
Deze serie heet «de Douane in actie» en is te zien bij RTL 5.
De FIOD heeft niet eerder aan een dergelijke documentaire meegewerkt.
Vraag 11
Welke mogelijke gevolgen heeft deze rechterlijke uitspraak voor strafzaken waar ook
media met draaiende camera’s meelopen bij invallen en het verzamelen van bewijzen
anderszins?
Antwoord 11
Het OM heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Zolang de zaak
niet onherroepelijk is geworden wil ik niet vooruitlopen op de mogelijke gevolgen
van (een deel van) het vonnis voor andere strafzaken van het OM.
Inmiddels is per 1 september jl. een gewijzigde Aanwijzing voorlichting opsporing
en vervolging in werking getreden (zie Staatscourant 2020, 44879).
Desgevraagd heeft het OM mij laten weten dat de gewijzigde Aanwijzing voorlichting
opsporing en vervolging er mede op is gericht om een casus zoals deze zich heeft voorgedaan
met de documentaire in de Sumo-zaak te voorkomen.
In het algemeen zij opgemerkt dat de Wet politiegegevens een gegeven kader is voor
het verwerken van politiegegevens. Informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare
natuurlijke persoon is een persoonsgegeven. Als deze gegevens worden verwerkt in het
kader van de opsporing, zijn dat politiegegevens, waarop de Wet politiegegevens van
toepassing is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën -
Mede namens
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.