Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over de secundaire victimisatie door het OM van een slachtoffer van poging tot doodslag
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de secundaire victimisatie door het OM van een slachtoffer van poging tot doodslag (ingezonden 3 augustus 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 18 september
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3759.
Vraag 1
Herinnert u zich de eerder schriftelijke vragen over het terugtrekken van het openbaar
ministerie (OM) uit een strafzaak vanwege «hogere belangen»?1 Bent u inmiddels bereid opheldering te geven wat deze hogere belangen dan wel mogen
zijn?
Antwoord 1
Ik herinner mij de eerdere Kamervragen. De gevraagde opheldering kan ik niet geven.
Voor een toelichting daarop verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Vraag 2
Wat vindt u van het feit dat het slachtoffer in zijn zoektocht naar rechtvaardigheid
zijn toevlucht moet zoeken bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg
en de Nationale ombudsman?2
Antwoord 2
Zoals in mijn antwoorden op de Kamervragen van 14 november 2019 aangegeven, heeft
het Openbaar Ministerie (hierna: OM) zich genoodzaakt gevoeld in deze zaak het gerechtshof
te verzoeken het OM niet ontvankelijk te verklaren in de vervolging, vanwege een probleem
dat in de onderhavige zaak is gerezen.3 Dit probleem kon niet worden opgelost zonder zwaarwegende belangen van bij het strafproces
betrokken partijen, die bescherming verdienen, te schaden. Het OM noch ik kunnen openheid
geven over de belangen en de redenen die hieraan ten grondslag liggen, aangezien die
zwaarwegende belangen daardoor direct zouden worden geschaad. Deze zwaarwegende belangen
spelen nog steeds. Zoals ik eerder heb aangegeven, acht ik – en ook het OM – deze
uitkomst vanuit maatschappelijk oogpunt, maar bovenal voor het slachtoffer in deze
zaak, bepaald onbevredigend. Waar het de door het slachtoffer geleden schade betreft,
heeft het OM aan het slachtoffer de door het delict geleden schade vergoed. In deze
schadevergoeding is ook een component opgenomen voor vergoeding van immateriële schade,
die samenhangt met het staken van de vervolging.
Vraag 3
Vindt u ook dat alle slachtoffers van misdrijven hun recht moeten kunnen halen bij
de rechter en dat dit een maatschappelijk belang dient?
Antwoord 3
Door de rechten die slachtoffers de afgelopen jaren hebben verworven, kunnen zij een
actieve bijdrage leveren aan het strafproces. Zo kunnen zij gebruik maken van hun
spreekrecht en hun schade vergoed krijgen. Een sterke positie van slachtoffers versterkt
het rechtvaardigheidsgevoel en daarmee het vertrouwen in onze rechtsstaat. In zijn
algemeenheid ben ik dan ook van mening dat slachtoffers van strafbare feiten hun recht
moeten kunnen halen en dient dit naar mijn oordeel ook een maatschappelijk belang.
Vraag 4
Waarom is deze zaak wat u betreft u een uitzondering op het principe in de vorige
vraag?
Antwoord 4
Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven, ben ik in zijn algemeenheid van mening
dat slachtoffers van strafbare feiten hun recht moeten kunnen halen en dient dit naar
mijn oordeel ook een maatschappelijk belang. Daarop is de inzet van het OM ook in
deze zaak gericht geweest. Echter, door zeer bijzondere omstandigheden – waarop ik
zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 niet nader kan ingaan – is in deze specifieke
strafzaak een probleem gerezen, waardoor de bewijsvoering niet langer voldoet aan
de eisen die daaraan moeten worden gesteld op grond van het Wetboek van Strafvordering
en het EVRM.
Vraag 5
Bent u er nog altijd van overtuigd dat dit een unieke zaak is en kunt u daarom uitsluiten
dat deze situatie zich niet nog eens voor zal doen?
Antwoord 5
Deze zaak betreft een uniek geval en er was volgens het OM geen mogelijkheid om een
andere uitkomst te bewerkstellingen zonder de zwaarwegende belangen die bescherming
behoeven te schaden. Dit neemt niet weg dat de algemene thematiek van deze casus reflectie
behoeft en dat het OM heeft aangegeven deze thematiek te zullen inbrengen in de OM-Reflectiekamer
Kwaliteitsontwikkeling. Daarbij moet worden opgemerkt dat ook de OM-Reflectiekamer
niet zal kunnen worden voorzien van de zaakspecifieke informatie die ook niet met
de rechter is gedeeld. Dat betekent dat geen advies valt te verwachten dat betrekking
heeft op deze specifieke zaak, die zich naar de inschatting van het OM niet nogmaals
zal voordoen.
Vraag 6
Heeft de reflectiekamer van het OM de zaak al bekeken en conclusies getrokken? Zo
nee, wanneer gaat dit gebeuren?
Antwoord 6
Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven, moet de thematiek nog worden besproken
in de OM-Reflectiekamer Kwaliteitsontwikkeling. Deze kamer functioneert onafhankelijk
van het College van procureurs-generaal (hierna: het College) en bepaalt zelf de data
van haar bijeenkomsten. Het College heeft de reflectiekamer conform artikel 7 lid 2,
aanhef en onder b, van het Instellingsbesluit OM-Reflectiekamer Kwaliteitsontwikkeling
verzocht de zaak nog dit jaar te agenderen.
Vraag 7
Kunt u de conclusies van de reflectiekamer met de Kamer delen?
Antwoord 7
Voor zover dat kan zonder de in deze zaak te beschermen belangen te schaden, zal ik
uw Kamer over de bespreking van de thematiek informeren.
Vraag 8
Hebben deze conclusies tot wijziging van het interne beleid bij het OM geleid? O ja,
welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Zoals ik in antwoord op vraag 6 heb aangegeven, moet de bespreking in de OM-Reflectiekamer
nog plaatsvinden.
Vraag 9
Was u als Minister al op de hoogte van deze zaak voordat er Kamervragen over zijn
gesteld?
Antwoord 9
Ja. Het OM heeft deze zaak als gevoelig aangemerkt vanwege het ingenomen standpunt
van het OM en de gevolgen daarvan voor het strafproces.
Vraag 10
Vindt u het wenselijk dat daders van poging tot doodslag in Nederland vrij rondlopen,
ondanks voldoende bewijs, om voor het slachtoffer en de samenleving onbekende redenen?
Antwoord 10
Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven, vind ik de uitkomst in deze zaak bepaald
onbevredigend.
Vraag 11
Welk precedent schept de zaak en welk signaal zendt dit volgens u uit richting de
samenleving?
Antwoord 11
Volgens het OM schept deze zaak vanwege de unieke combinatie van omstandigheden geen
precedent. Ik kan mij voorstellen dat vanuit de samenleving en het slachtoffer vragen
zijn over de uitkomst van deze zaak. Zoals hiervoor aangegeven is de uitkomst ook
voor mij bepaald onbevredigend. Dit neemt niet weg dat het OM in elke zaak een zorgvuldige
afweging maakt van alle bij het proces spelende belangen.
Vraag 12
Deelt u ook de mening dat de ontstane situatie in ieder geval de schijn van rechtsongelijkheid
wekt? Hoe had dit, achteraf gezien, volgens u in deze zaak voorkomen kunnen worden?
Antwoord 12
Nee, van rechtsongelijkheid is in deze casus geen sprake. Er is zoals hiervoor opgemerkt
sprake van een uniek geval en er was volgens het OM geen mogelijkheid om een andere
uitkomst te bewerkstellingen zonder de zwaarwegende belangen die bescherming behoeven
te schaden. Dat neemt niet weg dat ik de uitkomst van deze zaak onbevredigend vind
en dat is zeker ook het geval voor het slachtoffer, dat moet leven met de wetenschap
dat er voor het misdrijf waar hij slachtoffer van is geworden, geen daders zullen
worden veroordeeld.
Vraag 13
Is er door het OM overwogen het slachtoffer en eventueel zijn advocaat vertrouwelijk
te informeren over de gang van zaken in een poging de situatie recht te zetten?
Antwoord 13
Gelet op de aard van de problematiek in deze zaak, was er volgens het OM geen mogelijkheid
het slachtoffer of eventueel zijn advocaat te informeren, zonder daarbij het risico
te lopen dat de eerder aangehaalde zwaarwegende belangen die bescherming verdienen
zouden worden geschaad.
Vraag 14
Aangezien het hier naar verluidt om de integriteit van bewijs gaat, zijn door het
OM andere opties overwogen de zaak toch voort te zetten, bijvoorbeeld op basis van
ander bewijs?
Antwoord 14
Het OM heeft aangegeven dat de bewijsvoering niet langer voldoet aan de eisen die
daaraan moeten worden gesteld op grond van het Wetboek van Strafvordering en het EVRM
en dat ondanks uitgebreid en grondig vanuit verschillende gezichtspunten naar de zaak
te hebben gekeken de bewijsvoering met deze eisen niet in overeenstemming kon worden
gebracht, zodat de vervolging toch niet kon worden voortgezet.
Vraag 15
Heeft u op enig moment overwogen het OM een aanwijzing te geven vanuit uw ministeriële
bevoegdheden?
Antwoord 15
Nee, ik heb daartoe vanwege de zwaarwegende belangen van bij het strafproces betrokken
partijen die bescherming behoeven geen aanleiding gezien.
Vraag 16
Heeft het Hof volgens u voldoende rekening kunnen houden met de belangen van het slachtoffer
in het besluit het verzoek van het OM te honoreren?
Antwoord 16
De belangen van het slachtoffer waren naar mijn mening voldoende bekend bij het OM
en het Hof. Door de unieke samenloop van omstandigheden heeft het OM zijn eigen niet-ontvankelijkheid
bepleit en heeft het Hof zich niet kunnen uitspreken over de belangen van het slachtoffer.
Als gevolg hiervan heeft het slachtoffer zijn rechten niet kunnen effectueren in het
strafproces. Daarom heeft het OM materiele en immateriële schade vergoed aan het slachtoffer.
Vraag 17
Hoe waardeert u de gang van zaken in deze zaak in het kader van de openbaarheid van
de Nederlandse rechtspraak?
Antwoord 17
Openbaarheid van de strafrechtspleging is een groot goed. Doorgaans mag van het OM
worden verlangd dat in het strafproces in het openbaar verantwoording wordt afgelegd
over de opsporing en de afweging van belangen die heeft plaatsgevonden bij de uitoefening
van het vervolgingsrecht. In bijzondere gevallen kunnen er echter dermate zwaarwegende
belangen zijn gemoeid met geheimhouding, dat niet volledig transparant verantwoording
kan worden afgelegd. Binnen zijn taak van strafrechtspleging dient het OM rekening
te houden met alle in een concreet geval op het spel staande belangen. Bij de afweging
van die belangen kan zich een situatie voordoen waarin ook ten overstaan van de rechter
bepaalde informatie niet bekend kan worden gemaakt. Dat is onbevredigend in het kader
van openbaarheid, maar in een zaak als de onderhavige was dat volgens het OM onvermijdelijk.
Vraag 18
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat niemand heeft kunnen controleren wat
zich in deze zaak heeft voorgedaan en dat dit, voor het slachtoffer en de samenleving,
onduidelijk blijft? Wat gaat u hieraan doen? Hoe gaat u er voor zorgen dat zoiets
zich niet nog een keer voor kan doen?
Antwoord 18
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 17, is openbaarheid van de rechtspraak en het
ten overstaan van de rechtbank en de gehele samenleving afleggen van verantwoording
over het uitgevoerde onderzoek, een groot goed. Dat dit in deze zaak niet heeft kunnen
plaatsvinden, is onbevredigend. Binnen het OM is deze zaak, na het opkomen van de
problematiek, door meerdere personen en verschillende gremia bekeken. Daarbij is bekeken
hoe het opgekomen probleem moet worden gewaardeerd en welke uitkomst daaraan zou moeten
worden verbonden. Meerdere opties zijn gewogen, maar niet als haalbaar aangemerkt.
Het OM verwacht dat een dergelijke unieke zaak met een uitzonderlijke uitkomst zich
niet opnieuw zal voordoen. Zoals aangegeven in antwoord op vragen 5 tot en met 7 zal
de thematiek met betrekking tot deze zaak worden besproken in de OM-Reflectiekamer
Kwaliteitsontwikkeling.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.