Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen het lid Karabulut over een boek over de missie in Uruzgan, Afghanistan
Vragen van het lid Karabulut (SP) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie over een boek over de missie in Uruzgan, Afghanistan (ingezonden 23 maart 2020).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) en van Minister Bijleveld-Schouten
(Defensie) (ontvangen 7 april 2020).
Vraag 1
Kent u het bericht «Veteraan haalt uit naar Afghanistan-missie: «Er was helemaal geen
Taliban»» over het boek Onvoorspelbaar verleden van Nikko Norte?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u dit artikel en het boek waarover het gaat? Herkent u zich in het
geschetste beeld van het karakter van de Nederlandse missie in Uruzgan? Zo nee, waarom
en op welke onderdelen niet? Is een te rooskleurige beeld van de gevechtsmissie gepresenteerd?
Antwoord 2
De uitspraken in het artikel en in het boek zijn voor rekening van de auteur. Het
kabinet herkent zich niet in het geschetste beeld van de Nederlandse missie in Uruzgan.
De door de VN gemandateerde International Security Assistance Force (ISAF) in Afghanistan ondersteunde de Afghaanse autoriteiten op hun verzoek tussen
2005 en 2014 om op termijn zelfstandig de veiligheid en stabiliteit in het eigen land
te kunnen garanderen. Bij aanvang van de missie was duidelijk dat het een missie met
reële militaire risico’s betrof.2 Er is vanaf het begin aangegeven dat de weg naar stabiliteit lang zou zijn. De complexe
realiteit in Afghanistan is door de jaren heen veelvuldig benadrukt in de debatten
met en rapportages aan uw Kamer.3
Vraag 3, 4
Wat is uw reactie op de constatering dat er helemaal geen Taliban was in het gebied
waar Nederland actief was, maar dat er juist gevochten werd tegen een onjuist beeld
van de militaire geheime dienst die keer op keer stelde dat er een genadeloze vijand
was buiten de poort en dat de Nederlandse militairen vooral werden beschoten door
wat de auteur «hooligans» noemt?
Bent u het met de auteur eens dat er geregeld sprake was van een militaire «overreactie»
na een beschieting, waarbij bijzonder veel munitie werd verschoten? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 3, 4
De uitspraken zijn voor rekening van de auteur. Het kabinet herkent zich niet in het
geschetste beeld van de Nederlandse missie in Uruzgan. Het kabinet neemt met klem
afstand van de suggestie dat Nederlandse militairen op onjuiste gronden excessief
geweld zouden hebben gebruikt.
Vraag 5
Wat vindt u van de constatering van de auteur dat er honderden Afghanen zijn omgekomen
die nu nog hadden geleefd als wij daar niet waren geweest?
Antwoord 5
Nederland heeft zich in Afghanistan onder uiterst moeilijke en gevaarlijke omstandigheden
ingezet om de situatie in Afghanistan en Uruzgan in het bijzonder te verbeteren. Daarbij
zijn slachtoffers gevallen. Wat er was gebeurd als de internationale gemeenschap geen
verantwoordelijkheid had genomen toen de Afghaanse autoriteiten om NAVO-steun vroegen,
valt niet te zeggen. Wel is duidelijk dat de internationale inzet er voor heeft gezorgd
dat het land stappen kon zetten op het gebied van sociaaleconomische ontwikkeling,
onderwijs, vrouwenrechten, goed bestuur en de opbouw van een eigen veiligheidsapparaat.
De inspanningen hebben er tevens toe geleid dat Afghanistan geen uitvalsbasis is voor
internationaal terrorisme.
Vraag 6
Kunt u aangeven hoeveel strijders Nederland heeft gedood tijdens de missie in Uruzgan
en hoeveel daarvan Talibanleden waren? Zo nee, waarom niet? Waarop baseert u uw antwoord?
Antwoord 6
Nee. Defensie heeft geen registratie bijgehouden over het aantal gevallen vijandelijke
strijders ten gevolge van Nederlands optreden.
Vraag 7
Kunt u aangeven hoeveel burgers door Nederlands optreden in Uruzgan zijn gedood? Zo
nee, waarom niet? Waarop baseert u uw antwoord?
Antwoord 7
In de periode dat Nederland actief was in Uruzgan (2006–2010) zijn door toedoen van
ISAF burgerslachtoffers gevallen. Het kabinet betreurt ten zeerste dat slachtoffers
onder de burgerbevolking zijn gevallen. Het is niet mogelijk een volledig en betrouwbaar
overzicht op te stellen van het aantal burgerslachtoffers dat in Uruzgan is gevallen
door handelingen van de Taliban, Afghaanse veiligheidsorganisaties of de internationale
troepenmacht. Zoals ook gemeld in de Eindevaluatie van Nederlandse bijdrage aan ISAF
zijn hiervoor meerdere redenen.4 Meerdere actoren onderzochten de toedracht wanneer burgerslachtoffers gemeld werden.
ISAF deed dat zelf, maar ook de VN (UNAMA) en NGO’s verrichtten onderzoek naar burgerslachtoffers
in Afghanistan. De getallen van deze instanties waren niet altijd goed met elkaar
te vergelijken en waren ook niet altijd gedetailleerd genoeg om slachtoffers toe te
kunnen rekenen aan specifieke provincies, eenheden en/of acties. De VN en ISAF-eenheden
hadden vaak geen toegang tot de gebieden waar mogelijk burgerslachtoffers zijn gevallen.
Het was verder niet altijd duidelijk of de slachtoffers door het optreden van ISAF
waren veroorzaakt of door andere oorzaken. Ook waren de meldingen over burgerslachtoffers
vanuit de bevolking vaak niet volledig en accuraat. In vrijwel alle gevallen was het
moeilijk of zelfs onmogelijk om een battle damage assessment uit te voeren. De veiligheidssituatie liet dat niet altijd toe, doden worden in de
moslimgemeenschap binnen 24 uur begraven en de bevolkingsregistratie liet te wensen
over.
Naar aanleiding van een Wob-verzoek is in 2009 een lijst van incidentmeldingen verstrekt,
voor zover deze konden worden vrijgegeven. Dit betrof incidenten waarbij Nederlandse
militairen betrokken waren, maar ook incidenten waarbij de veroorzaker onbekend was.
De lijst is gebaseerd op de meldingen die dagelijks over de afgelopen 24 uur werden
opgemaakt en die deel uitmaakten van het reguliere proces van informatievoorziening
binnen het ministerie. De registratie maakt melding van in totaal 70 tot 80 doden
en 120 gewonden in de periode van oktober 2006 tot en met 30 september 2009 (de reikwijdte
van het Wob-verzoek). Het betreft een weergave van gebeurtenissen op basis van op
dat moment beschikbare informatie en is, om redenen die hierboven staan benoemd, inherent
onvolledig. Het precieze aantal burgerslachtoffers dat door Nederlands toedoen in
deze periode is veroorzaakt valt niet met zekerheid te achterhalen.
Op 12 januari 2010 zijn vragen van uw Kamer beantwoord naar aanleiding van berichtgeving
over het Wob-besluit in de media.5
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.