Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Wassenberg over hondengevechten in Nederland
Vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over hondengevechten in Nederland (ingezonden 26 augustus 2019).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 27 november 2019). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 18.
Vraag 1
Kent u het bericht «OM: criminele organisatie organiseerde zeker vijf hondengevechten»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe is het mogelijk dat nu pas wordt ingegrepen tegen de organisatoren van hondengevechten,
terwijl politie en justitie al vele jaren aanwijzingen hebben dat op grote schaal
hondengevechten worden georganiseerd in Nederland?
Antwoord 2
Zoals in de eerdere beantwoording van Kamervragen aangegeven, is het aan het lokale
gezag om de prioriteiten te bepalen, waarbij de landelijke prioritering van de politie
wordt meegenomen.2 Indien aangifte wordt gedaan van een dergelijk strafbaar feit, zal uiteraard worden
bekeken of opsporing en vervolging mogelijk is en in de rede ligt.
Vraag 3 en 4
Kunt u bevestigen dat de maximale gevangenisstraf voor het organiseren van een hondengevecht
drie jaar is, of een geldboete van maximaal € 20.750?
Kunt u bevestigen dat de maximale gevangenisstraf voor het aanwezig zijn bij een hondengevecht
zes maanden is, of een geldboete van maximaal € 8.300?
Antwoord 3 en 4
Het organiseren van of deelnemen aan dierengevechten is verboden op grond van artikel
2.14 lid 1 Wet Dieren.
Overtreding van dit artikel is aangemerkt als een misdrijf. Artikel 8.12 lid 1 Wet
Dieren bepaalt dat gedragingen in strijd met eerdergenoemd artikel kunnen worden gestraft
met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie.
Het aanwezig zijn bij dierengevechten is op grond van artikel 2.14 lid 2 Wet Dieren
verboden. Handelen in strijd met dit artikel is aangemerkt als een overtreding.
Artikel 8.12 lid 3 Wet Dieren bepaalt dat gedragingen in strijd met eerdergenoemd
artikel kunnen worden gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete
van de derde categorie.
Vraag 5 en 6
Deelt u de mening dat de maximale gevangenisstraf voor het organiseren van of aanwezig
zijn bij een hondengevecht veel te laag is? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat een dergelijk lage geldboete in schril contrast staat met het
gepleegde misdrijf en het leed dat bij de dieren wordt veroorzaakt? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 5 en 6
Nee, ik deel deze mening niet. De wettelijke strafmaxima zijn in overeenstemming met
de ernst van de feiten.
Het is aan de rechter voorbehouden om de meest aangewezen straf – naar soort, lengte
of omvang en modaliteit – te bepalen. Hij weegt daarbij alle factoren tegen elkaar
af die hij voor het bepalen van de straf van belang acht. In de praktijk is ook niet
gebleken dat het huidige strafmaximum ontoereikend is.
Vraag 7
Hoe rechtvaardigt u de hoogte van de geldboete, aangezien dergelijke criminelen vaak
veel geld verdienen met het organiseren van hondengevechten en andere vormen van criminaliteit,
zoals broodfok en drugshandel?
Antwoord 7
Het is aan de rechter voorbehouden om de meest aangewezen straf – naar soort, lengte
of omvang en modaliteit – te bepalen.
Vraag 8
Bent u voornemens om de maximale strafeis voor deze ernstige delicten te verhogen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Nee, zie het antwoord op vragen 5 en 6.
Vraag 9
Hoe is het mogelijk dat de verdachten inmiddels nieuwe honden hebben aangeschaft?
Deelt u de mening dat dit onbegrijpelijk en onacceptabel is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Op grond van de huidige wetgeving gaat dit houdverbod pas in als de uitspraak onherroepelijk
is. Dit wordt als onwenselijk geacht en wordt in het wetsvoorstel aanpak dierenmishandelingen
en dierverwaarlozing zodanig aangepast, dat dadelijke tenuitvoerlegging mogelijk is
en wordt toezicht op de naleving en handhaving bij overtreding direct na de uitspraak
mogelijk. Hiermee wordt voorkomen dat de verdachte in afwachting van de onherroepelijke
uitspraak wederom dieren gaat houden. De officier van justitie krijgt daarnaast de
mogelijkheid om al eerder, voorafgaand aan de uitspraak een gedragsaanwijzing op te
leggen die inhoudt dat de verdachte tot aan de zitting geen dieren mag houden. Het
wetsvoorstel wordt naar verwachting in het voorjaar van 2020 ter advisering aan de
Raad van State verzonden.
Vraag 10
Deelt u de mening dat organisatoren van hondengevechten een levenslang fok- en houdverbod
moeten krijgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Nee, deze mening deel ik niet. Een opgelegde sanctie moet proportioneel zijn aan de
gepleegde strafbare feiten.
In de praktijk blijkt het huidige strafmaximum van drie jaar en de maximale proeftijd
van tien jaar bij een voorwaardelijke straf op dit moment toereikend. De maximale
proeftijd van tien jaar is tot op heden niet door de rechter opgelegd. Daarnaast betekent
een levenslang houdverbod ook levenslang toezicht. De uitvoerbaarheid daarvan is gecompliceerd.
Vraag 11
Deelt u de mening dat een effectieve aanpak van hondengevechten, waaronder het fokken
en trainen van honden op agressie, kan bijdragen aan het verminderen van het aantal
bijtincidenten? Zo ja, wanneer gaat u ingrijpen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Het fokken op agressie is nu al op grond van artikel 3.4, onderdeel 2c Besluit houders
van dieren verboden. Om ook in een vroeg stadium objectief te kunnen vaststellen of
een hond gevaarlijk is, wordt een risicobeoordelingstest ontwikkeld. Hiermee kan op
grond van artikel 3.4, onderdeel 2c Besluit houders van dieren door deskundigen objectief
vastgesteld worden of een hond gevaarlijk is. Indien een hond gevaarlijk is, is fokken
met de hond verboden. Bij overtreding van dit verbod kan een sanctie worden opgelegd.
Het trainen van honden op agressief gedrag wordt mede gedaan door de dieren op te
hitsen tegen andere dieren waaronder honden. De consultatie over de voorgenomen wetswijziging
zoals in het antwoord op vraag 9 is aangegeven, waarin onder andere dit ophitsen strafbaar
is gesteld, is afgerond. De uit de consultatie naar voren gekomen reacties worden
in nader overleg met mijn ambtgenoot besproken en verwerkt. Daarna zal het wetsvoorstel
ter advisering aan de Raad van State worden voorgelegd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.