Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Weyenberg en Lodders over de heffingskorting van Nederlanders in het buitenland
Vragen van de leden Van Weyenberg (D66) en Lodders (VVD) aan de Staatssecretaris van Financiën over de heffingskorting van Nederlanders in het buitenland (ingezonden 17 juni 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Snel (Financiën) (ontvangen 11 juli 2019)
Vraag 1
Bent u bekend met het feit dat een groep gepensioneerde Nederlanders in het buitenland
sinds begin dit jaar geen heffingskorting meer toegepast krijgt op hun AOW?
Antwoord 1
Ja. Dit komt door de loonbelastingmaatregel uit het pakket Belastingplan 2018. Door
deze maatregel ontvangen buitenlandse belastingplichtigen met ingang van 2019 het
belastingdeel van de heffingskortingen niet meer via de loonbelasting.1 Hiermee wordt voorkomen dat grote aantallen buitenlandse belastingplichtigen te veel
aan heffingskortingen ontvangen waarop ze in de inkomstenbelasting geen of minder
recht hebben.
Vraag 2, 3 en 4
Kunt u inschatten wat de omvang is van de groep voor wie het sinds begin dit jaar
is veranderd?
Kunt u inschatten welk deel is getroffen door de wijzigingen in het Belastingplan
2018 en welke deel door de wijzigingen in het Belastingplan 2019?
Kunt u een inschatting geven hoeveel van deze mensen voor 2019 ten onrechte de heffingskorting
toegepast kregen op hun AOW?
Antwoord 2, 3 en 4
De wijziging waarop wordt gedoeld, behelst een tweetal maatregelen. De eerste maatregel
ziet op het feit dat met ingang van 1 januari 2019, buitenlandse belastingplichtigen
het belastingdeel van de heffingskortingen – met uitzondering van de arbeidskorting
voor inwoners van de landenkring – niet meer via de loonbelasting ontvangen. Zoals
al eerder aangegeven naar aanleiding van vragen van het lid Omtzigt, is er een groep
van naar schatting 350.000 buitenlandse belastingplichtigen, die geen kwalificerende
buitenlandse belastingplichtigen zijn en die dus vanaf 1 januari 2019 het belastingdeel
van de heffingskortingen – met uitzondering van de arbeidskorting voor inwoners van
de landenkring – niet meer via de loonbelasting ontvangen. Daarnaast is er een groep
van naar schatting 130.000 kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen die recht
hebben op dezelfde heffingskortingen als binnenlandse belastingplichtigen.2 Zij ontvangen deze heffingskortingen ook niet meer via de loonbelasting, maar kunnen
deze te gelde maken via een voorlopige aanslag inkomstenbelasting of via de aangifte
inkomstenbelasting.3
Door de tweede maatregel uit het pakket Belastingplan 2019 die met ingang van 1 januari
2019 is doorgevoerd hebben buitenlandse belastingplichtigen van buiten de landenkring
in de inkomstenbelasting niet langer recht op het belastingdeel van de arbeidskorting
en de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
De groep die per 2019 niet meer het belastingdeel van deze kortingen ontvangt, maakt
onderdeel uit van de hiervoor genoemde groep van 350.000 en is geraamd op 15.000 personen.
Een deel van de hiervoor genoemde groepen wordt gevormd door personen met de Nederlandse
nationaliteit die AOW-gerechtigd zijn. Het concrete aandeel van deze personen in de
aantallen is niet bekend.
Vraag 5
Op welke aantallen is de raming van de budgettaire opbrengsten gebaseerd bij het Belastingplan
in 2018 en 2019?
Antwoord 5
Voor de loonbelastingmaatregel uit het pakket Belastingplan 2018 is geen budgettaire
opbrengst ingeboekt. De reden hiervoor is dat de maatregel het uiteindelijke recht
op het belastingdeel van de heffingskortingen niet verandert.
In het pakket Belastingplan 2019 is geregeld dat buitenlandse belastingplichtigen
van buiten de landenkring in de inkomstenbelasting niet langer recht hebben op het
belastingdeel van de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
De budgettaire opbrengst van deze maatregel is geraamd op 3 miljoen euro. De maatregel
heeft naar schatting betrekking op ongeveer 15.000 belastingplichtigen.
Vraag 6 en 7
Betreft het alleen AOW-gerechtigden van buiten de landenkring of ook binnen de EU?
Kunt u een overzicht geven van de heffingskortingen waar Nederlanders in het buitenland
wel of niet recht op hebben onder welke voorwaarden?
Antwoord 6 en 7
De loonbelastingmaatregel betreft alle buitenlandse belastingplichtigen. Buitenlandse
belastingplichtigen, waaronder AOW-gerechtigde Nederlanders, met een fiscale woonplaats
buiten de landenkring hebben geen recht op het belastingdeel van heffingskortingen.
Bij buitenlandse belastingplichtigen die inwoner zijn van een land uit de landenkring,
maar geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige zijn, kunnen het belastingdeel
van de arbeidskorting en van de inkomensafhankelijke combinatiekorting van toepassing
zijn. Buitenlandse belastingplichtigen die inwoner zijn van een land uit de landenkring
en kwalificerende buitenlandse belastingplichtige zijn, hebben recht op dezelfde heffingskortingen
als binnenlandse belastingplichtigen. Elke heffingskorting kent zijn eigen voorwaarden
voor toepassing.
Vraag 8
Kunt u een inschatting geven hoeveel van deze mensen alsnog recht hebben op de heffingskorting
en dat via een vooraangifte kunnen krijgen?
Antwoord 8
Zie antwoord op de vragen 2, 3 en 4.
Vraag 9 en 10
Wordt er met de woonlandfactor om te bepalen hoe hoog de AOW in het buitenland is,
rekening gehouden met het bruto of netto bedrag van de AOW?
Wordt er met de woonlandfactor rekening gehouden met het stijgende aandeel van de
heffingskorting op het bruto bedrag van de AOW?
Antwoord 9 en 10
De Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid bepaalt dat de uitkeringen op grond
van de Algemene Kinderbijslagwet, de Algemene nabestaandenwet, de Wet op het kindgebonden
budget en de WGA-uitkering (en de eventuele toeslag op grond van de Toeslagenwet daarop)
worden afgestemd op het kostenniveau van het land waar de belanghebbende of het kind
woont. De geëxporteerde uitkering is maximaal even hoog als de uitkeringshoogte in
Nederland is. Het woonlandbeginsel is niet van toepassing op landen binnen de EU,
de EER (Noorwegen, IJsland, Liechtenstein) en Zwitserland. Het woonlandbeginsel is
niet van toepassing op de Algemene Ouderdomswet, zodat 100% van de brutoAOW-uitkeringshoogte
zoals deze in Nederland is wordt geëxporteerd. Afhankelijk van het recht op heffingskortingen
kan de netto-uitkeringshoogte van geëxporteerde AOW-uitkeringen echter wel afwijken
van het niveau zoals dat in Nederland is.
Vraag 11
Op welke manier zijn Nederlanders in het buitenland geïnformeerd over deze wijziging?
Antwoord 11
De Belastingdienst heeft vanaf het vierde kwartaal 2018 een uitgebreid communicatietraject
gevolgd. Naast algemene voorlichting op de website van de Belastingdienst zijn de
betrokken belastingplichtigen voor zover deze bij de Belastingdienst bekend zijn zo
gericht mogelijk benaderd. Zij zijn per brief gewezen op de gevolgen van de maatregelen
in hun individuele situatie. In geval belastingplichtigen voor 2019 vermoedelijk recht
hebben op het belastingdeel in de heffingskortingen in de inkomstenbelasting zijn
zij gewezen op de mogelijkheid om een voorlopige aanslag te vragen. Van deze mogelijkheid
is tot nu toe in 5.000 gevallen gebruik gemaakt. Bij degenen die hier geen gebruik
van maken vindt verrekening alsnog bij de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2019
plaats.
De SVB heeft alle in het buitenland wonende AOW-, Anw- en Remigratie-uitkeringsgerechtigden
die te maken zouden krijgen met de afschaffing van de heffingskorting hierover eind
oktober 2018 met een algemene vooraankondiging geïnformeerd. Achtergrond van deze
vroegtijdige communicatie was het voorkomen van verrassingen voor de uitkeringsgerechtigden
op het moment van uitbetaling van de lagere uitkering. Eind december heeft de SVB
de uitkeringsbeschikking verstuurd, waarin de gevolgen voor de individuele uitkeringsgerechtigde
zijn gecommuniceerd. In januari is de aangepaste betaling uitgevoerd.
Vraag 12
Hoeveel vragen zijn er binnengekomen bij de Belastingdienst en de Sociale Verzekeringsbank
(SVB) naar aanleiding van deze wijzigingen? Hoeveel van deze vragen zijn beantwoord?
Antwoord 12
Bij de Belastingdienst worden de vragen over specifieke maatregelen niet geregistreerd.
Deze vragen zullen in het algemeen binnenkomen bij de Belastingtelefoon. Beantwoording
daarvan vindt dan direct of bij ingewikkelde vragen korte tijd na het stellen plaats.
Bij de SVB zijn de telefoontjes gespreid binnengekomen naar aanleiding van de vooraankondiging,
de beschikking en de eerste betaling in januari. De SVB heeft geen registratie bijgehouden
van het aantal telefonische vragen over de wijziging per 1 januari 2019 van de heffingskorting.
Hoewel exacte aantallen niet bekend zijn bestaat bij SVB de indruk dat er niet veel
gebeld is over de heffingskorting. Voor zover de vragen een fiscaal karakter hadden
zijn de bellers voor beantwoording doorverwezen naar de Belastingdienst.
De Nationale ombudsman heeft het Ministerie van Financiën in april 2019 bericht dat
diverse AOW’ers zich daar hebben gemeld naar aanleiding van deze wijzigingen. In mei
heeft een gesprek plaatsgevonden met de Nationale ombudsman, waarin de gevolgen van
de maatregelen voor AOW’ers zijn toegelicht.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Snel, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.