Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kamminga en Martens-America over de artikelen `Energieminister Qatar dreigt gaslevering EU te stoppen` en `Topman Boskalis `verketterd` om kritiek op vestigingsklimaat
Vragen van de leden Kamminga en Martens-America (beiden VVD) aan de Ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp en van Economische Zaken over de artikelen «Energieminister Qatar dreigt gaslevering EU te stoppen» en «Topman Boskalis «verketterd» om kritiek op vestigingsklimaat» (ingezonden 31 december 2024).
Antwoord van Minister Klever (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp), mede namens
de Minister van Economische Zaken (ontvangen 21 januari 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met de artikelen «Energieminister Qatar dreigt gaslevering EU te stoppen»1 en «Topman Boskalis «verketterd» om kritiek op vestigingsklimaat»2?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de zorgen over de impact van de EU-verordening CSDDD die in beide artikelen
worden geuit? Zo ja, kunt u nader toelichten op welke wijze u dit, al dan niet in
EU-verband, gaat mitigeren? Zo nee, kunt u nader toelichten waarom niet?
Antwoord 2
De zorgen die worden geuit neemt het kabinet serieus. De CSDDD-richtlijn vereist echter
niet van bedrijven dat zij oneindig onderzoek doen, maar biedt juist de mogelijkheid
om de focus te leggen op de ernstigste risico’s op mensenrechtenschendingen en milieuschade
en op haalbare stappen ter verbetering. Bedrijven kunnen prioriteiten stellen bij
het aanpakken van risico’s in de toeleveringsketen. De richtlijn biedt bovendien ruimte
voor bedrijven om verbeteringen door te voeren voordat sancties in beeld komen. De
manier waarop het toezicht wordt ingericht, en de toezichtstijl van de toezichthouder
kunnen hierbij ook helpen de genoemde zorgen te adresseren. Zo heeft de ACM, in Nederland
de beoogd toezichthouder, ervaring met positief toezicht. Het doel van positief toezicht
is het stimuleren van positief handelen door ondernemingen. Uitgangspunt is dat bedrijven
tijd en ruimte hebben om kennis, beleid en maatregelen op te bouwen en dat het toezicht
hieraan bijdraagt. Daarnaast zet het kabinet in op goede ondersteuning van het bedrijfsleven.
Zo kunnen bedrijven terecht bij het MVO steunpunt en biedt het instrument voor sectorale
samenwerking de mogelijkheid om gezamenlijk te werken aan verantwoord ondernemen.
Ook worden Nederlandse bedrijven met hun ketenpartners in productielanden ondersteund,
waaronder met het Subsidieprogramma Verantwoord Ondernemen bij RVO en de nieuwe opzet
van samenwerking met maatschappelijke organisaties die zich onder andere richt op
schone en eerlijke handel3.
Het is met name aan de Europese Commissie om in dialoog te gaan met landen zoals Qatar
over hun zorgen. De Europese Commissie ontwikkelt bovendien een reeks richtsnoeren
die bedrijven ondersteunt bij het uitvoeren van hun gepaste zorgvuldigheidsverplichtingen.
Nederland zal deze initiatieven aanjagen en ondersteunen, onder meer door zelf ook
in gesprek te treden met derde landen en partijen die zorgen uiten.
Vraag 3
Heeft u al meer soortgelijke signalen gekregen van Nederlandse bedrijven dan wel buitenlandse
bedrijven? Zo ja, welke en op welke wijze gaat u met deze signalen om?
Antwoord 3
Ja, er zijn soortgelijke signalen ontvangen van Nederlandse en buitenlandse bedrijven.
Om deze zorgen te adresseren worden gesprekken gevoerd met deze bedrijven en landen
over de wetgeving. De invoering van EU-wetgeving, zoals de CSDDD, biedt ook momentum
voor gesprekken over verantwoord ondernemen. Het voeren en onderhouden van een constructieve
dialoog is hierbij het uitgangspunt. Tegelijkertijd zijn er ook positieve signalen
ontvangen van Nederlandse bedrijven die de CSDDD juist verwelkomen. Dat zien we ook
terug in de reacties van bedrijven in de internetconsultatie van de nationale implementatiewet
van de CSDDD, de Wet internationaal verantwoord ondernemen (Wivo). Verschillende bedrijven
geven aan dat wetgeving economische kansen biedt en bij kan dragen aan een gelijk
speelveld en heldere verwachtingen voor het bedrijfsleven.
Vraag 4
Is er onderzoek gedaan naar de effecten van de CSDDD op de concurrentiekracht van
de EU en zijn daarbij ook de effecten voor het investeringsklimaat en bijvoorbeeld
leveringszekerheidsvraagstukken meegenomen? Zo ja, kunt u de resultaten daarvan delen?
Zo niet, bent u bereid alsnog zo’n onderzoek te doen naar zowel de korte- als lange
termijn impact, al dan niet in EU-verband?
Antwoord 4
De Europese Commissie heeft een impact assessment laten uitvoeren voorafgaand aan
de publicatie van het CSDDD-voorstel4. Hierin wordt onder andere specifiek verwezen naar de te verwachten effecten op het
concurrentievermogen van Europese ondernemingen. Op de middellange tot lange termijn
wordt verwacht dat de voordelen voor bedrijven de kosten op de korte termijn zullen
overtreffen (in termen van efficiëntiewinst, meer veerkracht, betere financiële prestaties
door innovatie) en mogelijk ook zullen leiden tot first mover advantage op de wereldmarkt waaronder het veiligstellen van toegang tot hulpbronnen. Ten aanzien
van leveringszekerheid verwacht de Commissie dat gepaste zorgvuldigheid positieve
effecten kan hebben, in het bijzonder in de context van externe schokken zoals een
pandemie, onder meer omdat bedrijven hierdoor grondiger kennis hebben van (kwetsbaarheden
in) hun toeleveringsketen.
Tegelijkertijd geeft de impact assessment aan dat bedrijven op korte termijn te maken
kunnen krijgen met nalevingskosten. Er wordt op basis van de bepalingen in de richtlijn
verwacht dat de kosten van de richtlijn zullen worden gedeeld tussen de grote en kleinere
ketenpartners. Zo schrijft de richtlijn voor dat grote ondernemingen waar nodig steun
verlenen aan het MKB in hun keten. Denk aan het bieden van trainingen of financiële
ondersteuning. Ook wordt verwacht dat deelname aan sectorale samenwerkingsverbanden
de kosten zullen drukken. Desalniettemin kan het voor MKB-bedrijven initieel een uitdaging
gaan vormen. Uiteraard zal er ook een grondige ex-post evaluatie van de richtlijn
moeten plaatsvinden om de daadwerkelijke effecten in kaart te brengen (zie ook antwoord
op vraag 8).
Vraag 5 en 12
Kunt u ingaan op de stelling dat Nederland «een extra schepje bovenop» de Europese
regelgeving doet? Welke aanvullende eisen stelt Nederland precies en wat is de rechtvaardiging
hiervoor? Hoe staat dit in relatie tot de afspraken in het regeerakkoord Nederlandse
toppen op Europese regelgeving tegen te gaan?
Kunt u toezeggen dat Nederland zich in zal spannen dat de CSDDD zo lastenluw mogelijk
wordt geïmplementeerd en er geen sprake zal zijn van nationale koppen? Zo ja, kunt
u nader toelichten op welke wijze daarin wordt voorzien en zo nee, waarom niet?
Antwoord 5 en 12
Dit is onjuist. Er is geen sprake van «een extra schepje bovenop» of aanvullende eisen.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken werkt momenteel aan de «Wet internationaal verantwoord
ondernemen» (Wivo), de nationale implementatiewet van de CSDDD. De richtlijn wordt
omgezet volgens de vaste uitgangspunten van dit kabinet om «zuiver en lastenluw om
te zetten» zonder nationale koppen. De wet bevat alleen regels die nodig zijn voor
het omzetten van de Europese richtlijn. Hierbij is gekozen voor regels die zo min
mogelijk extra werk en kosten opleveren voor het Nederlandse bedrijfsleven. Op één
punt wordt voor een beperkte nadere invulling van de richtlijn gekozen: in het wetsvoorstel
is opgenomen dat ondernemingen mogen samenwerken voor het opstellen en uitvoeren van
het klimaattransitieplan. Dit is geen verplichting en juist gericht op lastenverlaging,
omdat dit het voor bedrijven gemakkelijker maakt een klimaatplan op te stellen.
Vraag 6
Kunt u aangeven in hoeverre bij de totstandkoming van deze regelgeving rekening is
gehouden met de effecten die deze wetgeving heeft op onze handelsrelatie met landen
die over strategische grondstoffen beschikken, die voor Nederland essentieel zijn?
Antwoord 6
Nederland heeft tijdens de onderhandelingen over de richtlijn voortdurend gewezen
op de noodzaak voor de Commissie om in dialoog te treden met derde landen die effecten
van deze richtlijn zouden ondervinden, juist om verstoringen in de handelsrelaties
te voorkomen. Ook gedurende de implementatiefase van de richtlijn zal dit een aandachtspunt
blijven. Goede handelsbetrekkingen met derde landen zijn immers van groot belang,
bijvoorbeeld omdat deze een belangrijke rol kunnen spelen bij de preventie en beperking
van risicovolle strategische afhankelijkheden. Het kabinet heeft ook gepleit voor
flankerend beleid dat bedrijven en derde landen helpt risico’s in de toeleveringsketen
aan te pakken. Daarbij kunnen lessen getrokken worden uit het European Partnership on Responsible Minerals, dat als flankerend instrument fungeert bij de Europese conflictmineralenverordening.
Zowel op Europees als op nationaal niveau wordt gewerkt aan het vergroten van de leveringszekerheid
van kritieke grondstoffen, via de Critical Raw Materials Act en de Nationale Grondstoffenstrategie.5 Onderdeel van deze strategieën is samenwerking met derde landen.
Vraag 7
Hoe wordt bij de CSDDD rekening gehouden met de lagere productiestandaarden en wet-
en regelgeving in landen buiten de EU en de beperkte invloed die Europese bedrijven
hierop hebben?
Antwoord 7
Productiestandaarden zien toe op de wijze waarop productie plaatsvindt. Het gaat dan
onder andere om wet- en regelgeving ten aanzien van arbeidsstandaarden en bescherming
van het milieu. Derde landen hebben hier, net zoals de EU, een right to regulate. Ieder land heeft een eigen systeem van wet- en regelgeving. Verschillen in productiestandaarden
zijn onvermijdelijk, omdat deze voortkomen uit de sociaaleconomische, landbouwkundige,
klimatologische, milieukundige en geografische omstandigheden van een land. Dit maakt
dat de EU terughoudend is in het direct opleggen van eigen productiestandaarden aan
derde landen; dat is ook niet het doel van de CSDDD.
Verschillen in productiestandaarden of in de invulling die gegeven wordt aan implementatie
van internationaal erkende standaarden op gebied van mensen- of arbeidsrecht, maken
niet direct dat een land niet voldoet aan de eisen onder deze internationale instrumenten.
In eerste instantie moeten bedrijven zich daarom richten op het voldoen aan lokale
wet- en regelgeving wanneer ze internationaal opereren. Wanneer lokale wet- en regelgeving
echter onvoldoende bescherming bieden voor internationaal erkende normen en standaarden,
valt de CSDDD terug op deze internationale standaarden als ondergrens.
Het kabinet en de Europese Commissie zijn zich bewust van de beperkte invloed die
Europese bedrijven op lokale wetgeving buiten de EU hebben. Het kabinet staat Nederlandse
bedrijven met toeleveranciers in productielanden waar internationale standaarden onvoldoende
gewaarborgd worden bij met flankerend beleid, gericht op implementatie van deze standaarden.
Daarbij is het belangrijk te onderstrepen dat de verplichting onder de CSDDD niet
het veranderen van lokale wetgeving is, maar het toepassen van gepaste zorgvuldigheid
in internationale waardeketens om zo risico’s voor mens en milieu te beperken.
Vraag 8
Is er bij de CSDDD voorzien in een evaluatiebepaling? Zo ja, kunt u nader toelichten
hoe die eruit ziet en zo nee, op welke wijze kunnen eventuele negatieve effecten,
zeker als deze onvoorzien zijn, worden gemitigeerd?
Antwoord 8
Ja, artikel 36 van de CSDDD bevat een evaluatiebepaling. Uiterlijk op 26 juli 2030,
en vervolgens om de drie jaar, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de
Raad een verslag in over de uitvoering en doeltreffendheid van deze richtlijn. De
Commissie kan daarbij voorstellen doen tot aanpassing, bijvoorbeeld om onvoorziene
of ongewenste effecten aan te pakken.
Vraag 9
Bent u bekend met de conclusies uit het Draghi rapport over de impact van het EU-duurzaamheidsraamwerk,
waaronder CSDDD, op het bedrijfsleven? Deelt u de zorgen over de hoge nalevingskosten
(€ 150.000 – € 1 miljoen) en de onduidelijkheid over de samenhang met andere wetgeving?
Zo ja, hoe gaat u dit adresseren?
Antwoord 9
Ja, ik ben bekend met de conclusies uit het Draghi rapport. Als onderdeel van de nationale
omzetting van de CSDDD in Nederland is er een bedrijfseffectentoets (BET) uitgevoerd.
Hierbij zijn onder andere de regeldrukkosten in kaart gebracht voor de Nederlandse
ondernemingen die onder de CSDDD verplichtingen gaan vallen. Op 23 december jl. heeft
het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) advies uitgebracht over het Nederlandse
conceptvoorstel voor de Wivo6. Hierin adviseert het college positief over het indienen en vaststellen van het wetsvoorstel,
nadat er rekening is gehouden met een aantal adviespunten. Eén daarvan is om aan te
geven op welke wijze de CSDDD en andere Europese wetgeving op elkaar aansluiten en
hier rekening mee te houden bij de uitwerking van de open normen. In de memorie van
toelichting zal deze samenhang verduidelijkt worden. Ook blijft Nederland er bij de
Europese Commissie op aandringen helderheid te scheppen over de samenhang met andere
wetgeving, bijvoorbeeld in de richtsnoeren die de Commissie onder de CSDDD nog zal
opleveren.
Vraag 10
Deelt u de zorg dat de CSDDD voor extra lastendruk voor ondernemers gaat zorgen? Is
er een indicatie van hoeveel de lastendruk voor ondernemers in het algemeen, en het
MKB in het bijzonder, toeneemt na implementatie van CSDDD? Op welke wijze heeft u
bedrijven en ondernemers betrokken bij de nadere uitwerking en implementatie van de
CSDDD?
Antwoord 10
Als onderdeel van de nationale omzetting in Nederland is er een bedrijfseffectentoets
(BET) uitgevoerd. De nieuwe regeldrukkosten voor een zeer grote onderneming in Nederland
worden geraamd op € 29.760,– eenmalige regeldrukkosten en € 273.460,– structurele
regeldrukkosten per jaar. Dit zijn de regeldrukkosten minus de bedrijfseigen kosten
die grote ondernemingen ook zouden maken indien de richtlijn er niet zou komen. Tegenover
deze kosten staan uiteraard ook baten voor het bedrijf, zoals betere financiële prestaties,
lagere kapitaalkosten, een beter merkimago en reputatie, positieve impact op personeelszaken,
beter beheer van risico’s, en verbeterde operationele efficiëntie en innovatie7. Daarnaast zijn er maatschappelijke baten, omdat de richtlijn beoogt ongewenste effecten
van bedrijven op mens en milieu te voorkomen en aan te pakken, zodat deze niet op
de samenleving worden afgewenteld.
In het kader van deze BET is er ook een MKB-toets uitgevoerd. Het MKB maakt geen deel
uit van de reikwijdte van de CSDDD en zal dus niet aan de verplichtingen van de richtlijn
moeten voldoen. Wel kunnen MKB’ers met indirecte gevolgen van de richtlijn te maken
krijgen wanneer zij bijvoorbeeld toeleverancier zijn van een grote onderneming die
onder de verplichtingen valt en van hen informatieverzoeken ontvangen. Voor de MKB-toets
is gesproken met MKB’ers die hun huidige ervaringen en verwachtingen over de aanstaande
regelgeving konden delen. Hieruit kwam naar voren dat veel MKB’ers waarmee gesproken
is in principe positief staan ten opzichte van de CSDDD. Ook werd duidelijk dat veel
van hen al te maken hebben met informatieverzoeken van grote ondernemingen, vooral
op grond van de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Zij maken zich zorgen om de werkbaarheid van deze verzoeken, met name omdat
deze vaak generiek of disproportioneel zijn.
Tijdens het implementatietraject van de CSDDD tot nu toe zijn er verschillende stakeholderbijeenkomsten
geweest waaraan bedrijven en vertegenwoordigers namens het bedrijfsleven, zoals VNO-NCW/MKB
Nederland, hebben deelgenomen. Verder stond voor iedere onderneming de internetconsultatie
voor de Wivo open van 18 november tot 29 december 2024. In het verdere implementatietraject
zal het kabinet continue in gesprek blijven met het bedrijfsleven om binnen de richtlijn
de ruimte te benutten om regeldruk voor ondernemingen te beperken.
Vraag 11
Op welke wijze gaat u bedrijven en ondernemers ondersteunen bij de implementatie van
de wetgeving, zowel op het gebied van de administratieve verplichtingen als bij het
inzicht krijgen in de productieketens in het buitenland? Op welke termijn kunnen ondernemers
hier iets van verwachten?
Antwoord 11
Het Nederlandse bedrijfsleven wordt al op verschillende manieren ondersteund. Zo kunnen
bedrijven terecht bij het MVO-steunpunt van RVO voor o.a. op maat gemaakt advies,
tools en informatie. Ook bestaat de MVO risicochecker die bedrijven helpt risico’s
in hun waardeketens in kaart te brengen. Daarnaast biedt het instrument sectorale
samenwerking de mogelijkheid om (gesubsidieerd) gezamenlijk te werken aan verantwoord
ondernemen. Het kabinet staat Nederlandse bedrijven, samen met hun toeleveranciers
in minder ontwikkelde productielanden, bovendien bij met flankerende ontwikkelingshulp.
Het postennetwerk ondersteunt bedrijven door hen in contact te brengen met lokale
partners en stakeholders.
De Europese Commissie zal ook richtsnoeren opleveren die bedrijven zullen helpen om
invulling te geven aan de verplichtingen uit de CSDDD. De Europese Commissie zal daarnaast
een centrale helpdesk opzetten waar ondernemingen terecht kunnen voor informatie en
richtsnoeren over het naleven van de CSDDD.
Vraag 13
Hoe realistisch acht u de implementatiedatum voor de CSDDD en vindt u het gelet op
de impact ervan op bedrijven en de conclusies uit het Draghi rapport verstandig om
net als bij de ontbossingsverordening meer tijd te nemen? Zo ja, op welke wijze zet
u zich hiervoor in? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Nederland is net als de andere EU-lidstaten verplicht om de op 25 juli 2024 in werking
getreden EU-richtlijn in twee jaar om te zetten in nationale wetgeving. Vervolgens
gaat de wetgeving gefaseerd van toepassing worden voor eerst de zeer grote ondernemingen
vanaf juli 2027 tot en met de grote ondernemingen die onder de uiteindelijke reikwijdte
vallen (>1.000 medewerkers en meer dan EUR 450 miljoen netto omzet) die vanaf juli
2029 moeten voldoen. Naast de implementatietijd van twee jaar duurt het dus nog drie
jaar extra voordat de richtlijn op de volledige doelgroep van toepassing is.
Gezien het feit dat onlangs de internetconsultatie van het conceptwetsvoorstel is
afgerond en het aangepaste voorstel naar verwachting in het voorjaar aangeboden kan
worden aan de Raad van State, acht ik de implementatietermijn voor de CSDDD realistisch.
In het kader van de ontbossingsverordening was het de Commissie niet gelukt bepaalde
cruciale richtsnoeren en andere randvoorwaarden tijdig op te leveren. Het kabinet
zet zich samen met andere lidstaten in voor tijdige oplevering van de richtsnoeren
onder de CSDDD.
Vraag 14
Kunt u aangeven of de effecten van de CSDDD nu de implementatie concreter wordt, ook
in het licht van de bevindingen uit het Draghi rapport, onderwerp van gesprek zijn
in de EU? Zo ja, op welke wijze?
Antwoord 14
De effecten van de CSDDD kunnen pas daadwerkelijk in kaart gebracht worden wanneer
deze vanaf juli 2027 van toepassing gaat worden voor de eerste groep grote ondernemingen.
De Commissie zal de effecten ook gaan monitoren als onderdeel van de geplande evaluatie.
Los hiervan werkt de Commissie, deels in reactie op het Draghi rapport, op dit moment
aan een zogenaamd «omnibusvoorstel» dat bedoeld is om de regeldruk van verschillende
Europese wetten tegelijk in samenhang terug te dringen. Over dit geplande voorstel
zijn nog weinig details bekend maar het wordt onder meer in verband gebracht met de
CSDDD. Het kabinet onderschrijft het doel van regeldrukvermindering, zoals ook opgenomen
in het regeerprogramma. Het kabinet wil daarbij in ieder geval inzetten op het terugdringen
van dubbele en onnodig complexe rapportageverplichtingen in de gedelegeerde handelingen
onder de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) en de CSDDD. Het kabinet
zal aanvullende voorstellen op hun merites beoordelen en houdt daarbij ook de rechtszekerheid
voor bedrijven in het oog. Ook zal het kabinet wijzen op het belang van tijdige oplevering
van richtsnoeren, het belang van dialoog met derde landen en goede ondersteuning van
het bedrijfsleven tijdens de implementatie. Zodra het voorstel gepresenteerd wordt,
zal het kabinet zoals gebruikelijk een beoordeling ervan met de Kamer delen en bezien
hoe hier rekening mee gehouden moet worden in de implementatie van de CSDDD.
Vraag 15
Is dit onderwerp ter sprake gekomen tijdens de Ondernemers Top, georganiseerd afgelopen
december ’24? Zo nee, op welk moment zijn de Ministers voornemens dit gesprek aan
te gaan met ondernemers? Zo ja, wat was hier de uitkomst van?
Antwoord 15
Op 9 december jl. vond de eerste Ondernemers Top plaats, waar het kabinet heeft geluisterd
naar ruim 160 ondernemers en vertegenwoordigers van brancheorganisaties over uitdagingen
en kansen binnen het ondernemingsklimaat. De CSDDD is tijdens de Ondernemers Top niet
ter sprake gekomen. Het kabinet acht het echter van groot belang om input van ondernemers
te ontvangen over deze richtlijn en betrekt hen daarom actief bij de nadere uitwerking
en implementatie ervan.
Een belangrijk middel om de mening van ondernemers te horen, is de eind vorig jaar
gehouden internetconsultatie. De consultatie bood gelegenheid voor bedrijven, brancheorganisaties
en andere belanghebbenden om commentaar en ideeën kenbaar te maken. Deze inbreng wordt
momenteel nader geanalyseerd en zal waar relevant bij het wetsvoorstel en de memorie
van toelichting worden betrokken.
Vraag 16
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat «informele Raad Buitenlandse
Zaken Handel» op 22 januari 2025?
Antwoord 16
Ja
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp -
Mede namens
D.S. Beljaarts, minister van Economische Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.