Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over Publicatie Onderzoeksraad voor Veiligheid 'Opvolging aanbevelingen: Industrie en Omwonenden'(Kamerstuk 28089-300)
28 089 Gezondheid en milieu
Nr. 320 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 9 september 2024
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief
van 23 mei 2024 over Publicatie Onderzoeksraad voor Veiligheid «Opvolging aanbevelingen:
Industrie en Omwonenden» (Kamerstuk 28 089, nr. 300).
De vragen en opmerkingen zijn op 28 juni 2024 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 9 september 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Postma
Adjunct-griffier van de commissie, Koerselman
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties reactie van de bewindspersoon
PVV-fractie
1.
De leden van de PVV-fractie willen weten welke bedrijven allemaal informatie moeten
publiceren om te voldoen aan de aanbevelingen van de OvV en op welke manier deze inzichtelijk
dienen te worden gemaakt.
De Actieagenda Industrie en Omwonenden beschrijft de aanpak die naar aanleiding van
het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) is ingezet. De insteek van
de actieagenda is generiek. Dat betekent dat de uitkomsten consequenties kunnen hebben
voor meer bedrijven dan de drie die in het onderzoek aan de orde komen (Tata Steel,
Chemours en Asfalt Productie Nijmegen). Tegelijkertijd kan op dit moment nog niet
precies worden geduid wat het effect is op de lastendruk. De onderzoeken die in het
kader van de actieagenda zullen worden opgesteld en de op basis daarvan te nemen besluiten
zullen dit duidelijk maken.
2.
De leden van de PVV-fractie constateren dat de provincie Noord-Holland een gezamenlijk
gesprek over dilemma’s rondom maatschappelijk geaccepteerde gezondheids- en milieuschade
noodzakelijk acht. Hoe wil de Minister hier invulling aan geven?
Dit gezamenlijke gesprek krijgt een plaats in het in de Actieagenda Industrie en Omwonenden
aangekondigde platform Leefomgeving- en Industriedialoog. Specifiek voor de milieuproblematiek
rond Tata Steel geldt dat het Ministerie van IenW nauw met het Ministerie van Klimaat
en Groene Groei, de provincie Noord-Holland en de IJmondgemeenten samenwerkt aan het
verbeteren van de milieusituatie. Daarbij wordt ook van gedachten gewisseld over dit
soort vragen.
3.
De leden van de PVV-fractie willen weten in hoeverre het RIVM-kennisnetwerk en GGD’en
toegankelijk zijn voor het bedrijfsleven of hoe het anders toegankelijker gemaakt
zou kunnen worden.
Een goede samenwerking tussen bedrijven, overheid en kennisinstellingen is essentieel
voor goed werkend beleid rondom industrie en gezondheid. Waar dit toegevoegde waarde
heeft, is er zeker contact met bedrijven, voor zover dat mogelijk is binnen de onafhankelijke
rol die RIVM en GGD’en hebben.
GGD’en werken in opdracht van overheden. Deze overheden bepalen of adviezen van de
GGD gepubliceerd worden. Het is daardoor niet altijd zo dat kennis automatisch beschikbaar
komt voor bedrijven. In het kader van de OvV-actieagenda en de Verkenning Versterking
GGD wordt daarnaast meegenomen of een aanpassing van de publicatie van onderzoeken
en informatie wenselijk en haalbaar is, o.a. door het opstellen van een brede kennisagenda.
4.
De leden van de PVV-fractie hebben een goede gezondheid voor iedereen hoog in het
vaandel en vragen dan ook hoe de Minister kijkt naar het begrip «gezond genoeg». Deze
leden zien dat er in het OvV-rapport wordt voldaan aan de gestelde eisen, maar vragen
wanneer er sprake is van een acceptabel risiconiveau. Hoe wordt dit vastgesteld en
door wie?
Het streven naar een gezonde leefomgeving roept de vraag op «wat is gezond genoeg?».
Op verzoek van het Ministerie van IenW zal de Gezondheidsraad zich buigen over deze
vraag en daarin zowel kijken naar objectieve maatstaven (maatschappelijke kosten en
baten) als naar de perceptie en de aanvaardbaarheid van gezondheidsrisico’s onder
inwoners. Het ministerie wil dit gebruiken om gezondheid een volwaardige plek te geven
in beleid.
5.
De leden van de PVV-fractie vragen wat de huidige stand van zaken is wat betreft de
verschillende acties die zijn aangekondigd in de Actieagenda Industrie en Omwonenden.
De actieagenda bevat een groot aantal onderzoeken. Deze onderzoeken worden uitbesteed
aan de markt en zijn recent gegund. Naar verwachting kan een groot deel van de onderzoeken
eind dit jaar of begin volgend jaar worden afgerond. Voorafgaand aan het Commissiedebat
Leefomgeving van 11 september zal er een brief aan de Kamer worden gezonden met een
benadering van de tijdlijn voor deze onderzoeken, in lijn met de motie van het lid
Grinwis.1 Voor actielijn 1 «een goede buur» is momenteel een verkenning bij het Overlegorgaan
Fysieke Leefomgeving in gang gezet. Het streven is om te komen tot een Platform «Leefomgeving
en Industrie Dialoog». De andere acties zitten momenteel in de onderzoeksfase. Begin
2025 zijn de eerste resultaten naar verwachting beschikbaar. De laatste resultaten
worden eind 2025 verwacht. Deze zullen worden gedeeld met de Tweede Kamer.
6.
De leden van de PVV-fractie vragen in hoeverre het mogelijk afdwingbaar is dat Tata
Steel zijn kennis over emissies transparant maakt, hetgeen gevraagd wordt in de aanbevelingen.
Grote industriële bedrijven, waaronder Tata Steel, hebben al een wettelijke plicht
om het bevoegd gezag in het kader van de vergunningaanvraag te informeren. Het bedrijf
moet de monitoringsgegevens regelmatig beschikbaar stellen aan het bevoegd gezag.
Het bevoegd gezag neemt hierover voorschriften op in de vergunning en beoordeelt of
het bedrijf hieraan voldoet. Verder moeten deze bedrijven jaarlijks verplicht rapporteren
over hun emissies op grond van Europese regelgeving. Deze gegevens moeten worden aangeleverd
bij emissieregistratie.nl en worden actief openbaar gemaakt op de site van het Europees
Milieuagentschap. In het kader van de actieagenda Industrie en Omwonenden wordt onderzocht
of het wenselijk is deze informatieverplichting verder te versterken, zodat het bevoegd
gezag zijn rol op dit vlak beter kan uitvoeren.
7.
De leden van de PVV-fractie zien dat de provincie Noord-Holland heeft aangegeven tegen
de grenzen van haar mogelijkheden aan te lopen en dat zij daarbij verwijst naar een
aantal voorbeelden. Welke mogelijkheden heeft de Minister in huis om toch te voldoen
aan de gestelde aanbevelingen?
De provincie Noord-Holland heeft de afgelopen jaren een groot aantal vergunningen
van het bedrijf aangescherpt. Daarbij heeft zij aangegeven dat de mogelijkheden uit
het huidige wettelijk kader vrijwel zijn opgebruikt. Zoals eerder vermeld aan de Kamer,
wordt op dit moment door de provincie nog gewerkt aan het aanscherpen van vergunningen,
zoals bij de Kooksfabriek 1.
Op korte termijn zullen twee nieuwe Europese richtlijnen in Nederlandse regelgeving
worden geïmplementeerd, namelijk de richtlijn Industriële Emissies en de Richtlijn
Luchtkwaliteit. Daarnaast gaat Europa op termijn van start met het actualiseren van
de BBT-conclusies voor IJzer en Staal. Naar verwachting biedt deze nieuwe regelgeving
handvatten voor het bevoegd gezag om de vergunningen verder aan te scherpen.
Ook wordt er via de totstandkoming van maatwerkafspraken actief gewerkt aan het verbeteren
van de situatie in de IJmond, door met Tata Steel afspraken te maken over het realiseren
van een aantal bovenwettelijke milieumaatregelen. Deze moeten de gezondheidsrisco’s
in de IJmond fors verminderen.
Daarnaast zijn er een aantal generieke verbetertrajecten. In de Actieagenda Industrie
en Omwonenden, is onder de actielijn «minder hinder, schone lucht» een aantal acties
aangekondigd dat kan leiden tot eenduidigere en beter uitvoerbare wetgeving. De OvV
geeft zelf in haar reactie aan positief te zijn over deze initiatieven.
Ook vindt er op dit moment een onderzoek plaats, waarin de praktijk betrokken wordt,
naar de juridische mogelijkheden om het huidige wettelijke kader te versterken. De
huidige inzichten uit dit onderzoek treft u in een bijlage bij deze beantwoording.2
Tenslotte is in 2023 het overleg Beleid Uitvoering Milieu (BUM) gestart waar knelpunten
in de uitvoering worden besproken. Deelnemers zijn directeuren van het Ministerie
van IenW, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg
(IPO), Omgevingsdienst NL en een aantal omgevingsdiensten.
8.
De leden van de PVV-fractie constateren dat het rapport spreekt van een gezonde leefomgeving
voor omwonenden en stelt dat de genoemde bedrijven voldoen aan de voorschriften, maar
ondertussen is er onvoldoende inzicht in wat bedrijven daadwerkelijk uitstoten, terwijl
er tegelijkertijd ook sprake dient te zijn van een goed economisch verdienmodel en
tevens gestreefd dient te worden naar een duurzame en gezonde leefomgeving. Welke
mogelijkheden ziet de Minister op basis van het Hoofdlijnenakkoord om hieraan tegemoet
te komen?
De directe leefomgeving – een leefomgeving waarin we wonen, werken en recreëren –
is voor mij een belangrijk thema. Onze leefomgeving moet schoon, veilig en gezond
zijn. Daarom wordt in lijn met het hoofdlijnenakkoord gewerkt aan:
• Consistente en snelle implementatie van nieuwe Europese eisen. Daarbij wordt bekeken
of met de implementatie administratieve lasten voor de samenleving en de uitvoering
beperkt kunnen worden, bijv. bij nieuwe BBT-conclusies.3
• Vermindering van giftige stoffen in de leefomgeving: er wordt onderzoek gedaan naar
stoffen en de impact daarvan op de gezondheid en er worden mogelijkheden voor lokale
overheden ontwikkeld om hierbij adequaat en zelfstandig als democratisch gelegitimeerde
overheidsorganen te functioneren.4
• Bedrijfsspecifieke emissiedoelen, die worden omgezet in beleid- en regelgeving waar
dat nodig is. Dit kan ook bijdragen aan het verbeteren van de directe leefomgeving.5
• Aandacht voor de beschikbaarheid van schoon en gezond zoetwater bij de versterking
van de leefomgeving.6
• Blijvende dialoog tussen omwonenden, bedrijven en overheden over problemen in de leefomgeving.7
• Maatwerkafspraken met de industrie worden voortgezet en krijgen meer vorm. Hierin
worden ook afspraken gemaakt over het verbeteren van de directe leefomgeving, bijvoorbeeld
rond Tata Steel.8
• Tot slot (zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 19 maart 20249) is gestart met de voorbereiding van een wetswijziging waarmee de stelselverantwoordelijkheid
voor het VTH-stelsel van het Rijk concreet verder geïnstrumenteerd wordt. Er wordt
daarbij ook bekeken of voldoende onafhankelijke gegevens beschikbaar zijn om toezicht
te houden op de kwaliteit van de leefomgeving en welke verbetermogelijkheden er zijn
in de systematiek.
9.
De leden van de PVV-fractie merken uit de verschillende reacties van de aangeschreven
overheden op dat er niet uniform één lijn wordt getrokken met betrekking tot handhaving.
Deze leden vragen of er sprake is van uniformiteit of dat er een verschil is in de
methodiek van handhaving.
Provincies en gemeenten zijn bevoegd gezag voor vergunningverlening, toezicht en handhaving
(VTH) van milieutaken. De uitvoering van de milieutaken die vallen onder het basistakenpakket
moeten door provincies en gemeenten op grond van de Omgevingswet verplicht worden
belegd bij omgevingsdiensten. Voor de uitvoering van VTH van de milieutaken die onder
het basistakenpakket vallen, moeten de provincies en gemeenten die deelnemen in een
omgevingsdienst gezamenlijk een uniforme uitvoerings- en handhavingsstrategie vaststellen.10 In 2022 is de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO) vastgesteld als
vervanging van de Landelijke Handhavingsstrategie. Het gebruik van de LHSO zorgt ervoor
dat handhavende instanties de handhaving zo uniform mogelijk aanpakken.
10.
De leden van de PVV-fractie concluderen dat de Minister meer kennis wil uitwisselen
tussen de bevoegde gezagen, maar vragen of dit een punt van zorg is in de Actieagenda.
Als stelselverantwoordelijke voor milieu vind ik het van belang dat voldoende kennis-
en informatie-uitwisseling tussen bevoegde gezagen plaatsvindt. Uit het OvV-rapport,
maar ook de eerdere onderzoeken van o.a. de heer Van Aartsen11, blijkt dat hier verbetering mogelijk is. Met de actielijn «Meten en Weten» worden
daarom verschillende acties om de informatiepositie van het bevoegd gezag te sterken
aangekondigd, inclusief het onderling uitwisselen van informatie. Daarnaast zijn de
ontwikkeling van de informatievoorziening en het opzetten van een kennisinfrastructuur
belangrijke trajecten in het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP-VTH).
11.
De leden van de PVV-fractie vragen hoe de nieuwe Staatssecretaris invulling of gehoor
gaat geven aan de gedane aanbevelingen en willen weten hoe de voortgang verloopt,
met name op het gebied van kennisopbouw, kennisniveau en kennisverspreiding.
De acties onder de actielijn «Meten en Weten» in de actieagenda dragen het meeste
bij aan deze onderwerpen. Momenteel bevinden deze zich in de onderzoeksfase. De eerste
uitkomsten worden begin 2025 verwacht en zullen dan worden gedeeld met de Kamer.
12.
De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd naar de uitwerking van de aanbevelingen
waarin gesteld wordt dat de gezondheid van omwonenden beschermd dient te worden en
vragen of het intussen al duidelijk is of het juridisch mogelijk is om het beschermen
van de gezondheid van omwonenden afdwingbaar te maken in de bestaande afgegeven vergunningen.
Het is van belang dat in vergunningen scherp en up-to-date zijn: handhaving is namelijk
alleen mogelijk op het moment dat niet aan vergunningen wordt voldaan. Daarom is het
van belang om ervoor te zorgen dat gezondheid voldoende meeweegt in de vergunningverlening.
Dat is op dit moment nog niet altijd het geval en het kabinet wil dat verbeteren.
De inzet is om daarbij maximaal gebruik te maken van de mogelijkheden die de Omgevingswet
biedt. Dit betekent het transparant meewegen van gezondheid in lokale, regionale en
nationale besluitvorming waarbij gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden tot participatie
van burgers. Ook wil het kabinet samen met gemeenten en bevoegde gezagen onderzoeken
hoe dit in de praktijk het beste kan worden ingevuld en – als dat niet mogelijk blijkt –
onderzoeken of het instrumentarium kan worden versterkt.
De voortgangsbrief OVV actieagenda Industrie en Omwonenden gaat hier verder op in.12 Daarin komt ook naar voren dat het kabinet reeds onderzoeken is gestart naar de juridische
mogelijkheden om de gezondheid van omwonenden te beschermen. Voor de volledigheid
treft u de bijbehorende bijlage ook bij de beantwoording van deze Kamervragen aan.
Daarnaast start ik in samenwerking met het Ministerie van VWS een verkenning naar
hoe de adviesrol van de GGD versterkt kan worden. Bovendien wordt in de actieagenda
onderzocht of en hoe de expertise van de GGD beter benut kan worden om de communicatie
met en het advies aan omwonenden over gezondheidsbescherming te verbeteren. Tenslotte
wordt op verzoek van de Kamer onderzocht13 of een gezondheidseffectrapportage eenzelfde plek als een milieueffectrapportage
kan krijgen in de besluitvorming over omgevingsvergunningen voor industriële bedrijven.
GroenLinks-PvdA-fractie
13.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de OvV concludeert dat er veel stappen
zijn genomen, maar dat nog niet alle mogelijkheden binnen het proces van vergunnen,
toezicht en handhaven om de gezondheid van omwonenden als uitgangspunt te nemen benut
zijn. Hoe gaat de Minister dit verbeteren?
Binnen het interbestuurlijk programma Versterking VTH-stelsel (IBP-VTH) zijn acties
ingezet om het VTH-proces te verbeteren om een gezonde, schone en veilige leefomgeving
te waarborgen. Op 30 september 2024 loopt het IBP-VTH af. In de afgelopen twee jaar
heeft het IBP-VTH een sterk netwerk gebouwd, acties in gang gezet en veel producten
opgeleverd ter versterking van het VTH-stelsel. Over de voortgang van de versterking
van het VTH-stelsel is de Kamer periodiek geïnformeerd. Het laatst gebeurde dit bij
Kamerbrief van 27 juni jl.14.
Hiernaast wordt in de Actieagenda Industrie en Omwonenden, onder de actielijn «meten
en weten» een aantal acties aangekondigd die gaan over de kennisopbouw en het kennisniveau
bij bevoegde gezagen en omgevingsdiensten. Ook wordt onder de actielijn «minder hinder,
schone lucht» een aantal acties aangekondigd die zullen leiden tot eenduidigere en
beter uitvoerbare wetgeving. De OvV geeft zelf in haar reactie aan positief te zijn
over deze initiatieven in de actieagenda.
14.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de OvV concludeert dat aanbeveling
5 niet volledig is uitgevoerd. Zo schrijft de OvV dat de Staatssecretaris niet concreet
is ingegaan op wat er nog meer kan worden gedaan om de capaciteit te vergroten ten
aanzien van vergunningverlening, toezicht en handhaving van industriële bedrijven.
Deze leden geven al lange tijd aan dat de capaciteit bij omgevingsdiensten vergroot
dient te worden. Hoe kijkt de Minister naar deze conclusie? En hoe staat het met de
uitvoering van de motie-Gabriëls c.s. (Kamerstuk 36 410 XII, nr. 39) om in aanloop naar de begroting van 2025 te bezien of structurele aanvullende bekostiging
mogelijk is voor de versterking van de kwaliteit van de omgevingsdiensten?
De eigenaren en opdrachtgevers van omgevingsdiensten (provincies en gemeenten) zijn
ervoor verantwoordelijk dat de omgevingsdienst voldoende is toegerust op de uitvoering
van haar taken. Dit omvat mede het faciliteren van voldoende capaciteit voor de uitvoering
van vergunningverlening, toezicht en handhaving. De capaciteit is niet overal voldoende.
Omgevingsdiensten hebben net als andere organisaties in Nederland te maken met een
zeer krappe arbeidsmarkt. Het IBP-VTH lanceert dit jaar een naamsbekendheidscampagne
die doorloopt tot in 2025 om het werk van omgevingsdiensten breed onder de aandacht
te brengen.
In de Kamerbrief van 19 maart jl.15 is ingegaan op de opvolging van de motie Gabriëls.
15.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen ten slotte hoe de nieuwe Staatssecretaris
voornemens is om verder invulling te geven aan de aanbevelingen van de OvV. Hoe gaat
de nieuwe Staatssecretaris de omgevingsdiensten versterken? En hoe wordt er verder
omgegaan met de Actieagenda Industrie en Omwonenden? Worden de aangekondigde onderzoeken
nu wel omgezet in concrete actie?
Er wordt opvolging gegeven aan de aanbevelingen door uitvoering van de actieagenda
Industrie en Omwonenden. De acties hierin bevinden zich momenteel in de onderzoeksfase.
Hiermee worden alle oplossingsrichtingen in kaart gebracht en de kosten en baten afgewogen.
In de loop van 2025, als de eerste resultaten van deze onderzoeken beschikbaar zijn,
zal hieraan nadere opvolging worden gegeven.
Binnen het IBP-VTH zijn zes robuustheidscriteria vastgesteld waaraan omgevingsdiensten
moeten voldoen. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeenten en provincies als
eigenaren en opdrachtgevers om voldoende te investeren in de omgevingsdiensten zodat
zij op 1 april 2026 robuust zijn. In aanvulling daarop worden financiële middelen
beschikbaar gesteld voor de omgevingsdiensten om hen te ondersteunen. Tenslotte wordt
er een subsidie voorbereid aan Omgevingsdienst NL voor overkoepelende zaken die alle
omgevingsdiensten betreffen, zoals kennisinfrastructuur.
VVD-fractie
16.
De leden van de VVD-fractie merken op dat de OvV constateert dat op het gebied van
potentieel zeer zorgwekkende stoffen de industrieën beperkt ingaan op het investeren
in en het opzoeken en invullen van kennislacunes. Deze leden constateren dat juist
veel kennis aanwezig is bij de bedrijven over de stoffen en eventuele risico’s van
die stoffen. Deze leden vragen de Minister op welke wijze hij in gesprek gaat met
de industrie om te bezien hoe samengewerkt wordt op het gebied van het delen van kennis
en expertise. Hoe kan de Minister bevorderen dat deze kennis beter wordt gedeeld dan
wel dat hier verder in wordt geïnvesteerd?
In het Impulsprogramma Chemische Stoffen wordt ingezet op het beter delen van kennis
in de keten. Er wordt onder meer bekeken of beter gebruik kan worden gemaakt van veiligheidsinformatiebladen.
Ook nu al kunnen bedrijven intussen via de website van het RIVM gerichte informatie
krijgen over chemische stoffen en over de verplichtingen die er bestaan om informatie
te verzamelen over stofeigenschappen en het gebruik daarvan.
Voor het beter gebruik maken van vermijdings- en reductieprogramma voor de emissies
van Zeer Zorgwekkende Stoffen loopt er ook een project in het Impulsprogramma. In
overleg met de industrie is afgesproken dat de daarvoor benodigde algemene informatie
per branche voor een aantal branches wordt verzameld. Dit is een samenwerking met
Omgevingsdienst Nederland. Over dit onderwerp en ook overigens over kennisdeling wordt
regelmatig gesproken in het overleg met het bedrijfsleven in de chemische industrie
genaamd de Klankbordgroep Stoffen REACH en ook in een specifiek overleg met enige
deelnemers daaruit binnen het Impulsprogramma.
17.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de OvV aangeeft dat de Staatssecretaris in haar
reactie op de aanbevelingen niet concreet ingaat op onder meer de uitvoerbaarheid
van wetgeving. Deze leden hebben juist in het debat over het rapport «Industrie en
omwonenden» vernomen dat er nog veel verbeteringen mogelijk zijn als het gaat om de
uitvoerbaarheid en dus het beter gebruik van de huidige wet- en regelgeving. Kan de
Minister aangeven welke mogelijkheden er zijn om, in samenwerking met de omgevingsdiensten,
de uitvoerbaarheid van de wet- en regelgeving te verbeteren?
In de Actieagenda Industrie en Omwonenden, is onder de actielijn «minder hinder, schone
lucht» een aantal acties aangekondigd dat kan leiden tot eenduidigere en beter uitvoerbare
wetgeving. De OvV geeft zelf in haar reactie aan positief te zijn over deze initiatieven.
Daarnaast vindt er op dit moment een onderzoek plaats, waarin de praktijk betrokken
wordt, naar de juridische mogelijkheden om het huidige wettelijke kader te versterken.
De huidige inzichten uit dit onderzoek treft u in een bijlage bij deze beantwoording.16
In 2023 is het overleg Beleid Uitvoering Milieu (BUM) gestart waar knelpunten in de
uitvoering worden besproken. Deelnemers zijn directeuren van het Ministerie van IenW,
de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), Omgevingsdienst
NL en een aantal omgevingsdiensten.
18.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de OvV vindt dat er meer aandacht moet worden
besteed aan bedrijven die niet vallen onder Europese wet- en regelgeving, zoals afvalcentrales.
Hoe worden deze bedrijven op dit moment meegenomen in nationale wet- en regelgeving?
Welke verschillen zijn er tussen de regels die gelden voor bedrijven die wel onder
de Europese wet- en regelgeving vallen en de regels die gelden voor bedrijven die
hier niet onder vallen? Waarom bestaan deze verschillen? Zou het logisch zijn om deze
wet- en regelgeving gelijk te trekken?
Op Europees niveau zijn voor specifieke stoffen en type industriële installaties regels
vastgesteld, bijvoorbeeld in de Richtlijn Industriële Emissies (RIE) of in zogenaamde
BREF-documenten (Best Beschikbare Technieken Referentiedocumenten). Lidstaten moeten
deze regels overnemen in hun nationale regelgeving en toepassen op de relevante bedrijven.
Voor bedrijven waarvoor geen Europese eisen gelden, zijn op nationaal niveau regels
vastgelegd in wet- en regelgeving, waarvan een groot deel in de Omgevingswet en het
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). In sommige gevallen gelden voor bedrijven
zowel Europese als nationale regels, bijvoorbeeld omdat er verschillende activiteiten
worden uitgevoerd waarvan sommigen Europees zijn genormeerd en andere niet. Verder
geldt dat zowel op Europees als op nationaal niveau bij het vaststellen van wet- en
regelgeving onder andere wordt gekeken naar technische en financiële haalbaarheid.
Omdat die van activiteit tot activiteit verschillen, zijn er ook verschillen in de
regelgeving. Europese wet- en regelgeving hebben in dit speelveld elk hun eigen karakter
en vullen elkaar aan.
De OvV heeft in het rapport uitspraken gedaan over asfaltcentrales en niet over afvalcentrales.
In dit antwoord wordt daarom ingegaan op asfaltcentrales. Hiervoor geldt specifiek
het volgende.
Op enkele van de 26 asfaltcentrales in Nederland zijn bovengenoemde Europese eisen
van toepassing17. Daarnaast gelden voor alle asfaltcentrales nationale regels, ongeacht of ze wel
of niet onder de Europese eisen vallen. Een aantal van deze regels heeft directe werking.
Dat wil zeggen dat de eisen uniform zijn en gelden voor alle asfaltcentrales. Daarnaast
is er een aantal regels die door het bevoegd gezag in de vergunning moet worden vertaald.
Het bevoegd gezag heeft daarbij een zekere afwegingsruimte.
19.
De leden van de VVD-fractie merken op dat de Staatssecretaris heeft aangegeven te
bekijken hoe de «onderzoeksplicht» in vergunningen kan worden opgenomen. De OvV geeft
aan dat onderzoeksverplichtingen al onderdeel zijn van de vergunning, maar dat dit
nog niet het geval is voor onderzoek naar gezondheid van omwonenden. Hoe ziet de Minister
de (juridische) uitwerking hiervan voor zich?
Zie het antwoord op vraag 12.
20.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de OvV aangeeft dat de gewenste kennissituatie
zou moeten zijn dat er per gevaarlijke stof duidelijk wordt gemaakt wat globaal de
bijdrage van ieder bedrijf is aan immissie. Wat zou dit vragen van bedrijven en bevoegd
gezagen, bijvoorbeeld qua kosten en capaciteit? Hoeveel verbetering zou dit opleveren
ten opzichte van de huidige situatie? Hoe kijkt de Minister naar deze aanbeveling?
Eerder is toegezegd ook te bezien welke rol een immissietoets kan spelen in het verbeteren
van de kennissituatie van het bevoegd gezag.18 Deze vraag wordt meegenomen in het onderdeel meten en weten van de Actieagenda Industrie
en Omwonenden.
D66-fractie
21.
De leden van de D66-fractie merken op dat uit de reactie van de OvV opnieuw blijkt
dat hun aanbevelingen niet in zijn geheel zijn overgenomen. Deze leden willen dat
de aanbevelingen in zijn geheel worden overgenomen en uitgevoerd. Alleen zo kan de
overheid een begin maken aan het adequaat beschermen van de gezondheid van omwonenden
van industrie.
Het vorige kabinet heeft aangegeven dat het OvV-rapport confronterende bevindingen
bevat, die gaan over de gezondheid van burgers. Het zijn daarmee ook bevindingen die
het kabinet zich als geheel aantrekt en uiterst serieus neemt. Dat geldt uiteraard
ook voor het huidige kabinet. Het is om die reden dat het kabinet voortvarend met
de drie aan haar gerichte aanbevelingen aan de slag is gegaan. Uit de OvV-publicatie19 over de opvolging van de aanbevelingen blijkt dat het kabinet op koers ligt. De resterende
aandachtspunten van de OvV zal ik zoveel mogelijk meenemen in de uitvoering van de
Actieagenda Industrie en Omwonenden.
22.
De leden van de D66-fractie merken op dat een aantal aanbevelingen de situatie rondom
Tata Steel betrof, waar omwonenden worden geconfronteerd met illegale uitstoot van
rauwe kooks. De OvV is kritisch over de manier waarop Tata Steel opvolging geeft aan
aanbeveling 1. Hierover hebben deze leden nog een aantal vragen. Hoe beoordeelt de
Minister in het algemeen de reactie van Tata Steel op het OvV-rapport Industrie en
omwonenden? Welke actie heeft Tata Steel tot op heden genomen naar aanleiding van
dit rapport? Hoe kijkt de Minister specifiek naar de opvolging van aanbeveling 1 door
Tata Steel? Welke data en kennis heeft Tata Steel tot op heden beschikbaar gesteld
op het gebied van emissies? Hoe gaat de Minister Tata Steel aanmoedigen of dwingen
om alsnog invulling te geven aan de opvolging van deze aanbeveling? Hoe gaat de Minister
er concreet voor zorgen dat Tata Steel kennis en (historische) emissies transparant
beschikbaar stelt? Zijn er mogelijkheden om dit juridisch af te dwingen?
De OvV constateert dat Tata Steel de aanbevelingen uit haar rapport deels heeft opgevolgd.
Op basis van het OvV-rapport en het in september 2023 verschenen RIVM-rapport over
de bijdrage van Tata Steel aan de gezondheid van omwonenden20 heeft Tata Steel verder onderzoek gedaan naar manieren waarop zij haar impact op
de leefomgeving, ook na uitvoering van de het Roadmap+ verbeterprogramma, verder kan
verlagen.21 Over uitvoering van deze plannen wordt op dit moment onderhandeld met het bedrijf
in het kader van een mogelijke maatwerkafspraak. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om
het realiseren van overkappingen, het beperken van piek- en tonaalgeluid en het zo
snel mogelijk sluiten van de Kooks2-fabriek.
Tata Steel moet net zoals elk IPPC-bedrijf in Nederland verplicht jaarlijks opgave
doen van haar emissies. De gegevens zijn opvraagbaar in de emissieregistratie, zoals
ook in antwoord 6 is toegelicht. De Expertgroep Gezondheid IJmond heeft aangekondigd
in het najaar een nieuw advies uit te brengen. Ik heb vernomen dat de Expertgroep
overweegt om in dit advies onder andere in te gaan op het meten en monitoren van emissies
en het transparant maken daarvan. Zodra het advies binnengekomen is, wordt de Kamer
hierover geïnformeerd. Ten slotte wordt als onderdeel van de OvV-actieagenda onder
de actielijn «meten en weten» bezien hoe het meten en monitoren van industriële emissies
in het algemeen verder kan worden versterkt.
23.
De leden van de D66-fractie lezen verder dat Tata Steel ook niet volledig ingaat op
de opvolging van aanbeveling nummer 4. Is de Minister bereid om Tata Steel alsnog
te verzoeken concreet in te gaan op de manier waarop het communiceert over incidenten,
zorgen en klachten? Hoe reflecteert de Minister op de reactie van de provincie Noord-Holland
op aanbevelingen 3 en 4? Welke ruimte ziet hij voor de provincie om haar rol als bevoegd
gezag sterker neer te zetten? Op welke manier gaat de Minister de provincie daar concreet
in ondersteunen?
Ja, ik zal Tata Steel vragen om hier concreet op in te gaan. Wat betreft de provincie
Noord-Holland verwijs ik naar de beantwoording van vraag 7.
24.
De leden van de D66-fractie lezen dat ook in het geval van Chemours niet alle aanbevelingen
compleet zijn overgenomen. Dit met alle gevolgen van dien voor omwonenden en de PFAS-problematiek
in Nederland. Hoe reflecteert de Minister in het algemeen op de opvolging die Chemours
geeft aan de aanbevelingen van uit het OvV-rapport? Op welke manier gaat de Minister
Chemours aansporen om met concrete acties te komen voor inzicht in de gezondheidsrisico’s
van de uitgestoten stoffen of een verlaging van de bijdrage aan blootstelling? Heeft
de Minister juridische mogelijkheden om dit af te dwingen?
De Staatssecretaris van IenW heeft begin dit jaar het RIVM opdracht gegeven voor het
uitvoeren van een verkennend gezondheidsonderzoek voor de regio Chemours en de Westerschelde.
Het RIVM kijkt voor de regio van Chemours wat de zorgen en behoeften van de omwonenden
zijn naar aanleiding van de jarenlange PFAS uitstoot door het bedrijf. Daarin worden
ook de (oud)werknemers meegenomen.
Op basis van de verkenning zal in het najaar van 2024 de Kamer worden geïnformeerd
hoe de Ministeries IenW en VWS opvolging aan het onderzoek zullen geven. In dit proces
zijn de lokale overheden en GGD’en nauw betrokken.
Voor wat betreft de verlaging van de bijdrage aan de blootstelling voert het RIVM
momenteel een meerjarig landelijk onderzoek uit naar de verschillende blootstellingsroutes
van PFAS, zoals voedsel en drinkwater. De resultaten van het brede onderzoeksprogramma
moeten leiden tot handelingsperspectieven voor Nederlandse burgers hoe zij hun PFAS-blootstelling
kunnen verminderen. De omgeving rondom Chemours wordt hier ook expliciet in meegenomen.
Daarnaast hebben de gemeenten Dordrecht, Molenlanden, Papendrecht en Sliedrecht samen
met Chemours op 2 juli jl. een intentieverklaring ondertekend over de aanpak en herstel
van de met PFAS verontreinigde moestuinen in de gemeenten. Het onderzoek naar de aanpak
van de PFAS-verontreiniging van recreatieplas Merwelanden is daar ook onderdeel van.
Dit is een belangrijke eerste stap om de blootstelling van de jarenlange emissies
door Chemours voor de inwoners van het gebied te beperken.
Verder is door het RIVM op basis van een opdracht vanuit het Impulsprogramma Chemische
Stoffen een rapport gemaakt met een uit het PFAS restrictietraject afgeleide onderbouwing
van de schadelijkheid van PFAS emissies. Dit rapport kunnen bevoegde gezagen inzetten
bij hun motivering van vergunningvoorschriften voor milieubelastende activiteiten
waarbij sprake kan zijn van PFAS emissies. Voor zover er sprake is van PFAS die als
Zeer Zorgwekkende Stoffen kunnen worden gekwalificeerd, zijn vergunningverplichtige
bedrijven reeds verplicht het bevoegd gezag over de emissies te informeren en om vermijdings-
en reductieprogramma’s voor deze emissies te maken.
Het is uiteindelijk aan het bevoegd gezag om te beoordelen of een emissie kan plaatsvinden
en onder welke voorwaarden. Wat betreft Chemours is dat de omgevingsdienst DCMR die
de beoordeling namens het bevoegd gezag, de Provincie Zuid-Holland, uitvoert. Indien
een bedrijf niet voldoet aan de voorwaarden in de vergunning heeft het bevoegd gezag
de mogelijkheid om bestuursrechtelijk op te treden met als doel de overtreding ongedaan
te maken.
Naast het bestuursrechtelijke instrumentarium kan via het strafrecht worden opgetreden.
Het Ministerie van IenW ondersteunt het bevoegd gezag hierbij binnen onze mogelijkheden,
indien dat nodig mocht zijn. Het Ministerie van IenW houdt de ontwikkelingen in de
praktijk en jurisprudentie goed in de gaten. Ook zal verder onderzoek plaatsvinden
naar aanvullende maatregelen of eventuele aanpassingen van regelgeving.
25.
De leden van de D66-fractie lezen in het rapport van de OvV dat ook de aanbevelingen
aan de Staatssecretaris niet in zijn geheel zijn overgenomen. Hierover hebben deze
leden nog enkele vragen. Hoe reflecteert de Minister in het algemeen op de constatering
van de OvV dat niet alle aanbevelingen in zijn geheel zijn overgenomen? Is de Minister
bereid om alsnog opvolging te geven aan aanbeveling 5 door concreet in te gaan op
kennisopbouw en het kennisniveau? Kan de Minister alsnog concreet ingaan op wat er
nog meer gedaan kan of zal worden op het gebied van de genoemde capaciteit, en zeker
ook uitvoerbaarheid en eenduidigheid van wetgeving?
Ik vind het belangrijk om allereerst te vermelden dat de OvV in het rapport overwegend
positief is over de opvolging van de aanbevelingen. In hun reactie heeft de OvV nog
niet de volledige doorwerking van de Actieagenda Industrie en Omwonenden kunnen zien.
Wel geeft de OvV aan hier enthousiast over te zijn, met name in relatie tot aanbeveling
5.
In de Actieagenda Industrie en Omwonenden, onder de actielijn «meten en weten» wordt
een aantal acties aangekondigd die gaan over de kennisopbouw en het kennisniveau bij
bevoegde gezagen. Hiernaast wordt onder de actielijn «minder hinder, schone lucht»
een aantal acties aangekondigd die zullen leiden tot eenduidigere en beter uitvoerbare
wetgeving. Wat betreft het verbeteren van de eenduidigheid en uitvoerbaarheid van
wet- en regelgeving verwijs ik terug naar vraag 17.
Binnen het IBP-VTH wordt een landelijke kennisinfrastructuur voor alle partijen in
het VTH-stelsel voorbereid. In het najaar wordt een besluit genomen voor de opbouw
van deze kennisinfrastructuur. Verder is sinds kort de ODNL Academie ondergebracht
bij Omgevingsdienst NL waarmee opleidingen voor vakspecialisten van alle omgevingsdiensten
landelijk worden aangeboden. Deze academie speelt een belangrijke rol in de kennisopbouw
en het verhogen van het kennisniveau binnen de omgevingsdiensten. De eigenaren en
opdrachtgevers van de omgevingsdiensten (provincies en gemeenten) zijn ervoor verantwoordelijk
dat de capaciteit bij omgevingsdiensten op orde is. Ik herken dat de huidige capaciteit
van de omgevingsdiensten niet voldoende is. De krappe arbeidsmarkt is ook hier een
aandachtspunt. Om deze uitdaging aan te pakken, lanceert het IBP-VTH dit jaar een
naamsbekendheidscampagne die doorloopt tot in 2025. Deze campagne is bedoeld om het
werk van omgevingsdiensten te promoten.
Partij voor de Dieren-fractie
26.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de OvV concludeert dat
nog niet alle mogelijkheden om de gezondheid van omwonenden als uitgangspunt te nemen
benut zijn. De Staatssecretaris geeft hierop aan dat nadere opvolging van de aanbevelingen
wordt vormgegeven in de Actieagenda Industrie en Omwonenden. Maar deze Actieagenda
bestaat voor het overgrote deel uit «onderzoeken, verkennen en voornemens» en niet
uit concrete maatregelen. Kan de Minister hierop reflecteren en per aanbeveling aangeven
hoe deze daadwerkelijk uitgevoerd en verder ingevuld zal worden en per wanneer?
De actieagenda Industrie en Omwonenden is een van de belangrijke elementen waarmee
invulling wordt gegeven aan de aanbevelingen van de OvV. De acties hieruit betreffen
inderdaad een groot aantal onderzoeken. Dit is belangrijk omdat bij het maken van
nieuw beleid en wetgeving alle relevante facetten moeten worden meegenomen. Zo moeten
mogelijke oplossingsrichtingen in kaart worden gebracht, gesprekken met belanghebbenden
worden gevoerd en de kosten en baten van verschillende opties inzichtelijk worden
gemaakt. De eerste onderzoeksuitkomsten zijn begin 2025 beschikbaar, en de laatste
uitkomsten eind 2025. Op basis daarvan zullen vervolgstappen worden bepaald.
27.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de OvV aangeeft dat aanbeveling 522 uit het rapport «Industrie en Omwonenden» slechts gedeeltelijk is opgevolgd. De Staatssecretaris
gaat in haar reactie op de aanbeveling in mindere mate in op kennisopbouw en kennisniveau.
Daarnaast is niet concreet ingegaan in op wat er nog meer gedaan kan of zal worden
op het gebied van de capaciteit, en zeker ook uitvoerbaarheid en eenduidigheid van
wetgeving. Kan de Minister hier alsnog op ingaan?
Zie het antwoord op vraag 25.
28.
De Staatssecretaris heeft in haar reactie (Kamerstuk 28 089, nr. 267) op het rapport «Industrie en Omwonenden» aangegeven te willen dat er vaker gebruik
gemaakt gaat worden van tijdelijke of voorwaardelijke vergunningen. Echter, in de
Actieagenda is niets terug te vinden over tijdelijke of voorwaardelijke vergunningen.
Deze leden vragen waarom dit hier niet in is opgenomen. De OvV geeft aan dat tijdelijke
of voorwaardelijke vergunningen nuttig kunnen zijn bij vergunning van emissies van
potentieel zeer zorgwekkende stoffen (pZZS) en andere stoffen waarvan nog niet bekend
is of deze schadelijk zijn voor de gezondheid van omwonenden. Ook is de OvV benieuwd
naar de juridische uitwerking en uiteindelijke toepassing van tijdelijke of voorwaardelijke
vergunningen. Kan de Minister hierop reageren? Hoe wordt het voornemen om te gaan
werken met tijdelijke of voorwaardelijke vergunningen uitgewerkt? Per wanneer zullen
tijdelijke of voorwaardelijke vergunningen daadwerkelijk in de praktijk worden gebracht?
Als onderdeel van de actieagenda Industrie en Omwonenden wordt ook gekeken naar het
meewegen van gezondheid in vergunningverlening. De Omgevingswet lijkt hiervoor kansen
te bieden. De inzet is om maximaal gebruik te maken van de mogelijkheden die de Omgevingswet
biedt. Dit betekent het meewegen van gezondheid in lokale, regionale en nationale
besluitvorming waarbij gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden tot participatie
van burgers en het bieden van transparantie. Daarom zal samen met gemeenten en provincies
worden onderzocht hoe dit in de praktijk het beste kan worden ingevuld. Indien dat
niet mogelijk blijkt zal worden bezien of het instrumentarium kan worden aangepast.
Het invoeren van tijdelijke of voorwaardelijke vergunningen is daarbij een van de
opties.
29.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen met betrekking tot aanbeveling 723 hoe het inmiddels staat met de onderzoeken die de Staatssecretaris had uitgezet of
een wetswijziging nodig is om het voorzorgbeginsel beter in wet- en regelgeving te
verankeren. Zullen deze onderzoeken nog steeds uiterlijk eind 2024 naar de Kamer worden
gestuurd? Zo nee, waarom niet? En kan de Minister ondertussen alvast voorbereidend
werk doen, zodat wanneer blijkt dat een wetswijziging nodig is, hier voortvarend mee
aan de slag kan worden gegaan?
Het juridisch onderzoek naar het voorzorgbeginsel loopt. Dit betreft ook de opties
die er zijn gekomen met de Omgevingswet. Of er nog extra of gewijzigde regelgeving
nodig kan zijn, wordt meegenomen in dit onderzoek. Voor het einde van 2024 zal de
Tweede Kamer over de uitkomsten worden geïnformeerd.
30.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de OvV concludeert dat
de aanbevelingen door Tata Steel niet geheel zijn opgevolgd. Volgens de OvV komt Tata
Steel niet met concrete acties voor verbeteringen op leefniveau. Ook inzicht in blootstelling
door historische emissies ontbreekt. Volgens de OvV beschouwt Tata Steel immissie
als direct en evenredig gekoppeld aan de emissie, terwijl blootstelling, meer nog
dan emissie, bepalend is voor de gezondheidsrisico’s. Op kennislacunes ten aanzien
van de effecten van de uitgestoten stoffen gaat Tata Steel volgens de OvV niet in.
Ook is Tata Steel niet transparant in het beschikbaar stellen van zijn kennis over
(historische) emissies, ten behoeve van het toetsen van de grenswaarden, aldus de
OvV. Kan de Minister ervoor zorgen dat op zeer korte termijn deze inzichten wel worden
geboden, onafhankelijk worden onderzocht en dat Tata Steel alle aanbevelingen van
de OvV per direct volledig opvolgt?
Zie het antwoord op vraag 22.
31.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat Tata Steel in zijn reactie
aangeeft dat het voldoet aan wettelijke normen. Tegelijkertijd kan het niet voldoen
aan de regels over rauwe kooks en krijgt het daarvoor al jaren dwangsommen opgelegd.
Wanneer komt er een definitief einde aan deze voor het milieu en de gezondheid schadelijke
overtredingen? Is de Minister het ermee eens dat, aangezien Tata Steel zelf aangeeft
dat het niet mogelijk is om het ontstaan van rauwe of ongare kooks te voorkomen, de
enige manier om de gezondheid van omwonenden echt te beschermen is door de vergunning
van in ieder geval de kooksfabriek 2 per direct in te trekken? Zo nee, waarom niet?
Hoe staat het met het onderzoek van de provincie Noord-Holland naar het intrekken
van de vergunning voor de kooks- en gasfabrieken van Tata Steel?
De provincie Noord-Holland is het bevoegd gezag voor de vergunning-, toezicht- en
handhavingstaken bij Tata Steel. Deze taken worden uitgevoerd door de Omgevingsdienst
Noordzeekanaalgebied. Op dit moment vinden verdiepende controles plaats rond de onderwerpen
inspectie en onderhoud, meldingen milieu en maatregelen rond het voorkomen van ongare
kooks.24
Het onderzoek naar mogelijke intrekking van de vergunning voor de kooks- en gasfabriek
2 loopt nog en wordt eind dit jaar verwacht. De Omgevingsdienst heeft Tata Steel daarnaast
vorige zomer onder verscherpt toezicht gesteld.
32.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de OvV concludeert dat
ook de provincie Noord-Holland de aanbevelingen (onder aanbeveling 3) niet heeft opgevolgd.
De provincie neemt volgens de OvV te weinig eigen verantwoordelijkheid en te weinig
concrete stappen om de blootstelling aan gevaarlijke stoffen voor omwonenden te verminderen.
Kan de Minister ervoor zorgen dat de provincie ingaat op de reactie van de OvV en
alle aanbevelingen wel opvolgt? De provincie heeft eerder jarenlang verzaakt om de
beste beschikbare technieken (BBT) tijdig te implementeren. Inmiddels is er een inhaalslag
gemaakt. Worden de BBT-conclusies inmiddels overal in het land tijdig geïmplementeerd?
Zo nee, hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat alle BBT-conclusies zo snel mogelijk
wel overal tijdig worden geïmplementeerd?
De provincie Noord-Holland heeft een eigen bevoegdheid. Ik kan niet sturen op de manier
waarop de provincie invulling geeft aan deze aanbevelingen van de OvV. De democratische
controle daarop ligt bij de provinciale staten.
Daar bovenop gaat ILT via het zogenoemde «Interbestuurlijk Toezicht» na of de provincies
en gemeenten voldoende rekening houden met door het Rijk vastgestelde wet- en regelgeving
en beleid, onder andere op het vlak van milieu. ILT heeft geen aanleiding om te veronderstellen
dat provincie haar taken op dit vlak niet naar behoren invult. Er is dus geen grond
om te interveniëren.
In de Actieagenda Industrie en Omwonenden wordt onderzoek aangekondigd naar het direct
implementeren van Best Beschikbare Techniek (BBT) in algemene regels. Het proces rondom
dit onderzoek is inmiddels gestart. Naar verwachting kan de afweging of dit onderzoek
tot wijzigingen in regelgeving zal leiden medio 2025 gemaakt worden.
33.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de OvV aangeeft dat Chemours
geen concrete acties geeft voor inzicht in de gezondheidsrisico’s van de uitgestoten
stoffen of een verlaging van de bijdrage in de blootstelling. Kan de Minister ervoor
zorgen dat Chemours dit alsnog doet?
Zoals aangegeven bij vraag 24 loopt er een aantal trajecten die inzicht geven in de
gezondheidseffecten van PFAS voor de regio rondom Chemours.
Zo voert het RIVM in opdracht van het Ministerie van IenW, VWS en LVVN een meerjarig
onderzoeksprogramma met als hoofddoel om de Nederlandse inwoners minder bloot te stellen
aan PFAS. De regio rondom Chemours wordt daar expliciet in meegenomen.
Daarnaast voert het RIVM ook een aparte verkenning uit voor de regio om te zien of
en op wat voor manier gezondheidsonderzoek nodig is. De werknemers van Chemours worden
daar ook in meegenomen.
Tenslotte heeft het bedrijf samen met de gemeenten Dordrecht, Molenlanden, Papendrecht
en Sliedrecht een verklaring ondertekend over de aanpak van moestuinen en sanering
van de recreatieplas Merwelanden. Dit draagt bij aan het verlagen van de blootstelling
aan de omwonenden.
34.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat provincie Zuid-Holland
volgens de OvV niet ingaat op het aanscherpen van de vergunning, zodra de gezondheidsrisico’s
van omwonenden daarom vragen. De OvV zou graag concrete acties willen zien op het
gebied van inzicht in emissie en immissies, zeker als het gaat om nieuwe stoffen.
Het is nog niet duidelijk of alle emissies en risico’s in beeld zijn. Kan de Minister
ervoor zorgen dat de provincie dit alsnog doet en de provincie, indien nodig, helpen
bij de uitvoering?
In de actieagenda wordt onderzoek aangekondigd naar het in kaart brengen van mogelijke
verbeteringen in het meten en controleren van schadelijke emissies bij bedrijven die
de gezondheid van omwonenden nadelig kunnen beïnvloeden en wat hiervan de voor- en
nadelen zijn. Dit betreft zowel metingen bij de bedrijven zelf als specifieke metingen
in de omgeving van bedrijven. Ook wordt gevraagd te onderzoeken welke verbeteringen
er mogelijk zijn ten aanzien van de transparantie van de meetdata. Ook is het proces
gestart van een onderzoek naar de motie Koekkoek25 om via de actieagenda inzicht te geven in cumulatieve gezondheidseffecten en deze
te meten. Hetzelfde geldt voor de toezegging aan lid Van Dijk (NSC) over de uitbreiding
van de immissietoets.26
35.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de reactie van APN op
de aanbevelingen volgens de OvV geen aanwijzing bevat dat de voormalige eigenaar,
Dura Vermeer, de aanbevelingen overneemt voor de andere asfaltbedrijven die vallen
onder het bedrijf. Kan de Minister bij Dura Vermeer navragen of het bedrijf de aanbeveling
van de OvV oppakt voor de andere asfaltbedrijven? En kan hij, indien zij dit niet
doen, ervoor zorgen dat zij hier alsnog werk van gaan maken?
Ja, daar ben ik toe bereid.
36.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de OvV tevens aangeeft
dat gemeente Nijmegen de aanbevelingen deels heeft opgevolgd. De gemeente geeft niet
aan hoe zij onzekerheden over gezondheidsrisico’s door blootstelling meeweegt. Daarbij
lijkt de gemeente een reactieve houding aan te nemen ten aan zien van scherper vergunnen,
aldus de OvV. Dit is kwalijk, gezien de OvV in het rapport «Industrie en Omwonenden»
juist concludeerde dat het de reactieve houding van de overheid is die ervoor zorgt
dat schadelijk uitstoot lang kan voortduren. Het zou volgens de OvV passen als de
gemeente zich zou inzetten voor de uitbreiding van stoffen voor de immissietoets.
Ook ontbreekt volgens de OvV concrete actie voor het implementeren van BBT. Kan de
Minister over deze punten in gesprek gaan met de gemeente en de gemeente helpen om
alsnog volledig opvolging te geven aan alle aanbevelingen van de OvV?
De gemeente Nijmegen wordt betrokken bij de uitvoering van de Actieagenda Industrie
en Omwonenden. Hier staan ook acties in rondom het implementeren van BBT. Algemene
verbetering van het VTH-stelsel wordt opgepakt in het IBP-VTH. Voor de goede orde
merk ik op dat de gemeente Nijmegen het bedrijf APN heeft uitgekocht.
37.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de Staatssecretaris eerder
een toezegging heeft gedaan om voor de zomer alle juridische mogelijkheden die door
experts zijn benoemd tijdens de technische briefing «Juridische mogelijkheden bescherming
gezondheid omwonenden Tata Steel» (14 maart 2024)27 serieus te overwegen en op elke genoemde mogelijkheid te reageren en aan te geven
in hoeverre deze zal worden overgenomen of verder verkend.28 De suggesties die tijdens de technische briefing door juristen zijn gedaan zijn namelijk
relevant voor alle omwonenden van industrieën en helpen om de oproep van de OvV om
gezondheid beter te beschermen nader in te vullen. Gaat de Minister de reactie op
de juridische mogelijkheden, genoemd in de technische briefing, inderdaad nog voor
de zomer naar de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet en wanneer kunnen we deze reactie
dan tegemoetzien?
Aan de Kamer is op 5 september 2024 de voortgangsbrief actieagenda industrie en omwonenden
gestuurd. Bij die brief is ook een reactie gestuurd op de aanbevelingen van de experts.
Voor de volledigheid is dit ook een bijlage bij de beantwoording van deze Kamervragen.29
38.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben ook nog een aantal vragen over
het Plan van Aanpak Tata Steel uit 2021 (Kamerstuk 28 089, nr. 210). Het ministerie zou het RIVM in kaart laten brengen in hoeverre bestaande beoordeling
en regulering van stoffen al ruimte biedt voor het, uit voorzorg, meewegen van de
effecten van cumulatie van stoffen. Daarbij werd aangegeven dat onder andere de sommatiebepaling
(het optellen van gelijktijdig optredende emissies van verschillende stoffen binnen
een klasse of een stofcategorie), het bepalen van MTR-waarden (Maximaal Toelaatbaar
Risico) voor stoffen in de leefomgeving (waaronder complexe mengsels) en het meenemen
van andere risicofactoren bij het afleiden van zo’n MTR-waarde zouden worden verkend.
Daarnaast zou Nederland in de Europese Unie (EU) een zogenaamde Mixture Assessment
Factor verkennen. Kan de Minister een uitgebreide update geven hoe het hiermee staat?
De Kamer wordt hier in het najaar over geïnformeerd naar aanleiding van een binnenkort
op te leveren rapportage van het RIVM over de cumulatie van metalen.
39.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken daarnaast op dat in dit plan
van aanpak de in de IJmond opgedane lessen zouden worden ingepast in het beleidskader
voor het meewegen van gezondheidseffecten in de leefomgeving. Onderzocht zou worden
hoe inzichten en ontwikkeling rond ultrafijnstof, geluid en «piekbelasting» een plek
kunnen krijgen. Wat is de stand van zaken van zo’n beleidskader?
Het is inderdaad de bedoeling dat de opgedane lessen worden ingepast in de beleidskaders.
Op korte termijn wordt dit meegenomen in verschillende acties onder de actieagenda
Industrie en Omwonenden. Hierbij worden ook eerder voorgestelde beleidskaders, zoals
die van de Gezondheidsraad, meegenomen30. Voor de lange termijn is het voornemen een Nationaal MilieuProgramma (NMP) uit te
brengen. In de brief van 24 mei 2024 over het NMP is de laatste stand van zaken weergegeven31. Bij de in de IJmond opgedane lessen zullen de diverse recente adviezen van kennisinstellingen
en adviesraden worden betrokken.
40.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat in het plan van aanpak
ook werd aangegeven dat de mogelijkheid om aanvullende of aangescherpte omgevingswaarden
voor de immissie of depositie van bepaalde stoffen vast te stellen, is onderzocht,
maar dat voordat hiervan sprake kan zijn eerst noodzakelijk is in beeld te hebben
voor welke stoffen en onder welke voorwaarden dergelijke omgevingswaarden aanvullende
bescherming zouden kunnen bieden. Kan de Minister een update geven van deze verkenning,
wat er vervolgens in praktijk mee is gedaan om de gezondheid en het milieu te beschermen?
In het plan van aanpak is aangegeven dat op dat moment nog uit te voeren monitoringsonderzoek
mogelijk relevante informatie kon bieden voor het vaststellen van aangescherpte omgevingswaarden.
Het betreffende stofdepositieonderzoek is afgerond32. Ook het RIVM-onderzoek van september 202333 is in dit kader relevant.
De provincie Noord-Holland is op dit moment bezig het beleid voor een gezonde leefomgeving
uit te werken. Dit heeft onder andere geresulteerd in de Startnotitie Gezonde Leefomgeving34. Als vervolgstap wordt een breed pallet van beleidsinstrumentarium verkend, waaronder
het instrument van omgevingswaarden. De genoemde onderzoeken kunnen hier dus behulpzaam
bij zijn.
41.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat eveneens het zo laag mogelijk
vergunnen in lokaal beleid zou worden verankerd en dat er een analyse zou komen of
de nationale wetgeving verder moet worden aangescherpt. Op welke manier zijn deze
voornemens uitgevoerd? Ook vraagt de provincie Noord-Holland in de reactie op de OvV
aan het Rijk om een landelijke norm voor het vergunnen aan de onderkant van de bandbreedte
van de BBT. Wat is de reactie van de Minister op deze oproep van de provincie Noord-Holland?
Gaat hij hier gehoor aan geven? Zo nee, waarom niet?
In vraag 7 worden er meerdere manieren waarop het Rijk en de provincie Noord-Holland
samenwerken uiteengezet. In relatie tot het vergunnen aan de onderkant van de bandbreedte
is opnieuw de Richtlijn Industriële Emissies belangrijk. Deze Europese wetgeving zal
op korte termijn in Nederlandse regelgeving worden geïmplementeerd, waarbij vergunnen
aan de onderkant van de bandbreedte verplicht wordt.
Ook in de Actieagenda kondig ik verschillende acties aan die hierbij gaan helpen.
Dit betreft onder andere het onderzoeken of BBT geïmplementeerd kan worden in algemene
regels, het onderzoeken hoe gezondheid meegewogen kan worden in vergunningverlening
in het kader van de Omgevingswet en onderzoek naar piekbelastingen en gezondheid bij
vergunningverlening.
42.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de wet het bevoegd gezag
de mogelijkheid biedt om strengere emissiegrenswaarden te stellen dan de emissiegrenswaarden
die volgen uit de toepassing van BBT. Kan de Minister aangeven in hoeverre er gebruik
wordt gemaakt van deze optie door bevoegde gezagen? Als hier weinig gebruik van wordt
gemaakt, waaraan ligt dit dan volgens de Minister? Welke mogelijkheden ziet de Minister
om bevoegde gezagen te stimuleren en te ondersteunen om gebruik te maken van deze
optie?
Het klopt dat het bevoegd gezag de mogelijkheid heeft om strengere emissiegrenswaarden
te stellen dan de emissiegrenswaarden die volgen uit de toepassing van BBT. Om echter
goed uit te leggen waarom op één locatie strenger wordt vergund dan een gelijksoortige
installatie op een andere locatie moet er een heel zware onderbouwing zijn. Daarom
zetten de bevoegde gezagen die aangesloten zijn bij het Schone Lucht Akkoord in op
zo streng mogelijk vergunnen binnen de BBT-bandbreedte. Daarmee loopt Nederland in
Europa voorop.
Met de herziening van de Richtlijn industriële emissies wordt het bevoegd gezag verplicht
de emissiegrenswaarden op het strengst haalbare niveau voor de specifieke installatie
vast te stellen, rekening houdend met de volledige bandbreedte van de best beschikbare
technieken (BBT) en eventuele effecten op andere milieucompartimenten. De vast te
stellen emissiegrenswaarden worden gebaseerd op een beoordeling door de exploitant
waarbij wordt nagegaan of het haalbaar is aan de strengste grenswaarde van de BBT-bandbreedte
te voldoen en die gericht is op de best mogelijke milieuprestaties voor de specifieke
installaties. Uitzonderingen zijn mogelijk, maar de bewijslast ligt bij het bedrijf
om aan te tonen dat er gegronde redenen zijn om niet te voldoen aan onderkant van
de BBT.
Bij het voldoen aan deze verplichting moet rekening worden gehouden met de in de Richtlijn
gestelde overgangstermijn.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
W.L. Postma, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier