Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Koerhuis over het bericht dat een noodhulpsleepboot een stuurloos schip weghoudt bij windpark Borssele
Vragen van het lid Koerhuis (VVD) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht dat een noodhulpsleepboot een stuurloos schip weghoudt bij windpark Borssele (ingezonden 12 mei 2023).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 30 mei 2023).
Vraag 1
Kent u de berichten «Botsing op zee zorgt voor stuurloos schip Julietta D»1 voor de kust van IJmuiden en «Noodhulpsleepboot houdt stuurloos schip weg bij windpark
Borssele»?2
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Wat is uw reactie op deze berichten?
Antwoord 2
Deze twee incidenten benadrukken het belang van mitigerende maatregelen voor scheepvaartveiligheid
bij de ontwikkeling van windparken op zee.
Vraag 3
Hoeveel noodhulpsleepboten heeft u beschikbaar voor dit soort incidenten?
Antwoord 3
De Kustwacht beschikt over drie noodhulpsleepboten (ERTV’s, Emergency Response Towing
Vessels). Twee van deze ERTV’s zijn permanent gestationeerd rondom windpark Borssele
en de Hollandse Kust windparken.
Vraag 4
In hoeverre is dit aantal noodhulpsleepboten voldoende?
Antwoord 4
Mede gebaseerd op de analyse van het Marin3, is de inschatting dat het aantal ERTV’s, samen met de andere maatregelen die zijn
getroffen (zie antwoord op vraag 5), voldoende zijn om de risico’s voor scheepvaartveiligheid
te beheersen voor de geplande 11 GW uit de routekaart windenergie op zee 20304. De huidige ERTV’s zijn al enkele keren van grote waarde gebleken bij het voorkomen
van aanvaringen met windturbines. In het kader van de uitbreiding van het aantal windenergiegebieden
tot 21 GW zoals opgenomen in de aanvullende routekaart 20305 zal het aantal ERTV’s verder worden uitgebreid.
Vraag 5
Welke maatregelen heeft u genomen om dit soort incidenten in de toekomst te voorkomen?
Antwoord 5
Nederland heeft in 2013 in samenwerking met de maritieme sector het zogenaamde afwegingskader
veilige afstanden tussen scheepvaartroutes en windparken6 ontwikkeld. Hiervoor zijn bufferzones tussen windparken en scheepvaartroutes gecreëerd
die schepen in staat moeten stellen om een noodprocedure te kunnen uitvoeren voordat
ze in een windpark komen. Het kan desondanks voorkomen dat een schip toch in een windpark
terecht komt met alle risico’s van dien. In het Programma Noordzee 2022–20277 zijn aanvullende maatregelen opgenomen om de cumulatieve risico’s van windparken
voor de scheepvaartveiligheid niet te laten toenemen en waar mogelijk te beperken.
Het gaat onder andere om verkeersbegeleiding op zee, extra toezicht en handhaving,
extra sensoren zoals radar voor een beter actueel beeld van de verkeersbewegingen
op zee, extra noodsleephulp en meer capaciteit voor Search and Rescue (SAR) en oliebestrijding.
Dit maatregelenpakket is afgesproken voor alle windparken die worden gebouwd in het
kader van de routekaarten 2023 en 2030. In de beantwoording van eerdere Kamervragen
van de heer de Groot8 ben ik hier reeds uitgebreider op ingegaan.
Vraag 6
Deelt u de mening dat de vaarwegen rondom platformen en windparken op de Noordzee
steeds drukker worden en dat, in combinatie met het toenemend aantal platformen en
windparken en het toenemend aantal stormen, de kans steeds groter wordt op dit soort
incidenten?
Antwoord 6
De Ministeries van IenW en Economische Zaken en Klimaat (EZK) hebben in het voorjaar
van 2018 aan onderzoeksinstituut MARIN opdracht gegeven om de risico’s van de uitrol
van de routekaart windenergie op zee 2030 te onderzoeken en om (mitigerende) maatregelen
te bepalen9. Uit de MARIN-analyse blijkt dat zonder mitigerende maatregelen, als gevolg van de
autonome ontwikkeling van de scheepvaart, het aantal aanvaringen op de Noordzee toeneemt
van de huidige 7,5 aanvaringen per jaar naar 8,4 en dat door de aanleg van de windparken
tot 2030 het aantal aanvaringen zal toenemen tot gemiddeld 10,4 per jaar. Verschillende
mitigerende maatregelen (zie antwoord op vraag 5) zijn er op gericht om deze toename
in het aanvaringsrisico te beheersen en om te voorzien in het beleidsuitgangspunt
uit het Programma Noordzee 2022–2027 om het huidige veiligheidsniveau van de scheepvaart
minimaal te handhaven en waar mogelijk te verbeteren.
Vraag 7
In hoeverre gaan de vaarwegen in de Noordzee door de territoriale zone, de aansluitende
zone en de exclusieve economische zone?
Antwoord 7
De door de Internationale Maritieme Organisatie vastgestelde vaarroutes op de Nederlandse
Noordzee bevinden zich zowel in de territoriale zone alsook in de aansluitende zone
en de exclusieve economische zone.
Vraag 8
Wie is verantwoordelijk voor het veilig houden en beveiligen van (toekomstige) platformen
en windparken op de Noordzee in de territoriale zone, de aansluitende zone en de exclusieve
economische zone?
Antwoord 8
In eerste instantie is dit een verantwoordelijkheid van de beheerder van de installatie.
Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) en Rijkswaterstaat (RWS) houden gezamenlijk toezicht
op de naleving van de regels in de Wet windenergie op zee en de Waterwet. Daarnaast
houdt SodM toezicht op de arbeidsomstandigheden, de arbeidstijden en de productveiligheid
voor de Minister van Sociale zaken en werkgelegenheid (SZW). Ten slotte bewaakt de
Kustwacht samen met de beheerder het binnenvaren van de veiligheidszones rond windparken
en platforms.
Vraag 9
Maakt u afspraken met zeehavens, zeerederijen, platformen, windparken en kustwacht
om dit soort incidenten in de toekomst te voorkomen? Zo ja, welke afspraken heeft
u gemaakt? Zo nee, bent u bereid om deze afspraken te maken?
Antwoord 9
Nieuwe ruimtelijke plannen en hieraan gekoppelde scheepvaartveiligheidsmaatregelen
op de Noordzee worden besproken in het Noordzeeoverleg. In dit overleg zijn alle stakeholders
die actief zijn op de Noordzee vertegenwoordigd. De scheepvaartveiligheidsmaatregelen
(zie vraag 5) worden daarnaast in nauwe afstemming met de maritieme sector vormgegeven.
Hiervoor werk ik bijvoorbeeld samen met de Scheepvaart Adviesgroep Noordzee (SAN).
De SAN bestaat onder meer uit vertegenwoordigers van Nederlandse zeehavens, rederijen,
het Loodswezen, de visserij, de recreatievaart en de Kustwacht.
Vraag 10
Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de motie Koerhuis en Tjeerd de Groot
over een visie, een plan en een groeipad opstellen ten aanzien van duurzame scheepvaartbrandstoffen
en nieuwe haventerreinen?10
Antwoord 10
In de verzamelbrief die ik uw Kamer nog voor het Commissiedebat Maritiem van 30 mei
2023 zal doen toekomen ga ik nader op de uitvoering van de motie. Hierin wordt toegelicht
dat voor de ontwikkeling van duurzame brandstoffen in de zeevaart de Rijksdienst Voor
Ondernemend Nederland dit jaar een Roadmap Brandstoftransitie Zeevaart opstelt. Deze
Roadmap zal ingaan op de meest waarschijnlijke transitiepaden voor de zeevaart en
op de implicaties hiervan voor de brandstofmix. De uitkomsten van deze Roadmap zullen
eind dit jaar met de Kamer worden gedeeld. De zeevaart is ook onderdeel van de uitwerking
van het Nationaal Plan Energiesysteem 2050 (NPE). Een concept NPE wordt opgesteld
onder regie van de Minister voor Klimaat en Energie en voor de zomer met de Kamer
gedeeld en ter publieke consultatie gepubliceerd. Het NPE is een kabinetsvisie op
de gewenste ontwikkeling van het energiesysteem richting 2050, waarbij zowel wordt
ingegaan op de ontwikkelrichting en transitieroutes van de energievraag vanuit veel
sectoren (o.m. industrie & transport) als op die van het aanbod vanuit de energieketens.
Als onderdeel van dit NPE worden de typen en volumes energiedragers die nodig zijn
voor verschillende transportmodaliteiten, waaronder de scheep- en luchtvaart, in kaart
gebracht voor zover dat op dit moment al mogelijk is. Daarbij wordt ook gekeken naar
energiedragers die als grondstof in de industrie worden ingezet en die voor bunkering
worden gebruikt. Voor wat betreft het aanbod van duurzame energiedragers kijkt het
NPE ook naar de balans tussen import en eigen productie, aangezien er grenzen zijn
aan de hoeveelheid bunkerbrandstoffen die nationaal geproduceerd kan worden.
In de Nederlandse zeehavens zijn bedrijven gevestigd en vestigen zich nieuwe bedrijven
die duurzame (bio)brandstoffen produceren. De mogelijke productielocaties voor duurzame
(bio)brandstoffen in de Rotterdamse haven (en/of andere zeehavens) zijn afhankelijk
van de beschikbare (fysieke) ruimte en de gestelde milieu en veiligheidseisen. Inmiddels
hebben verschillende bedrijven de Tweede Maasvlakte gekozen als productielocatie voor
duurzame (bio)brandstoffen voor industrie en mobiliteit, waaronder biokerosine voor
de luchtvaart. Het groeipad van duurzame scheepvaartbrandstoffen en nieuwe haventerreinen
loopt mee in de ruimtelijke uitwerking van de ontwikkelperspectieven voor de verschillende
NOVEX-gebieden, waaronder de Rotterdamse haven, Amsterdam/Noordzeekanaalgebied en
North Sea Port District.
Vraag 11
Neemt u bij de uitvoering van de betreffende motie nieuwe haventerreinen op drijvende
eilanden op de Noordzee mee? Wie zou er verantwoordelijk zijn voor het veilig houden
en het beveiligen van (toekomstige) drijvende eilanden op de Noordzee in de territoriale
zone, de aansluitende zone en de exclusieve economische zone?
Antwoord 11
Er zijn marktpartijen die ideeën voor kunstmatige eilanden verkennen. Er zijn voor
zover bekend geen concrete plannen voor de aanleg van (drijvende) eilanden in de territoriale
Noordzee. Het ligt wel in de lijn der verwachting dat er energiehubs op de Noordzee
zullen worden ontwikkeld en EZK onderzoekt in samenwerking met IenW welke constructievormen
hiervoor in aanmerking komen. Of die er komen, en zo ja, waar en met welke functie,
zal altijd een besluit van het Rijk zijn. In het programma Noordzee is vastgelegd
dat als er sprake is van kunstmatige eilanden, het Rijk de regie heeft over functie,
locatie en wijze van beheer. Hier is destijds toe besloten omdat het borgen van de
(internationale) veiligheid een verantwoordelijkheid van het Rijk is. Voorlopig is
hier geen sprake van maar als er mogelijkheden zijn voor nieuwe haventerreinen zal
dit in de uitvoering van de motie worden meenemen.
Vraag 12
Hoe begeleiden Nederland en de andere omliggende landen van de Noordzee op dit moment
het scheepsverkeer op de Noordzee?
Antwoord 12
In Nederland en de andere omliggende landen van de Noordzee wordt het scheepvaartverkeer
gereguleerd door routeringsmaatregelen en in aanloopgebieden begeleid door actieve
verkeersbegeleiding op zee. Daarnaast monitort de Kustwacht het scheepvaartverkeer
op zee op passieve wijze en adviseert zij onder andere aan de hand van veiligheidsberichten.
Vraag 13
Bent u bereid om een scheepsverkeersleiding Nederland op te zetten en het scheepsverkeer
op de Noordzee beter te begeleiden?
Antwoord 13
De Kustwacht zal vanaf 2025 voorzien in passieve verkeersbegeleiding (Vessel Traffic
Monitoring – VTMon) rondom windparken wat moet bijdragen aan een betere informatievoorziening
en veiligere zee voor zowel gebruikers als kuststaat.
Vraag 14
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Maritiem op 30 mei 2023?
Antwoord 14
Ja de antwoorden zijn verstuurd op 30 mei 2023.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.