Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over zorgen om schade aan schoolgebouwen in heel Nederland door geweld hangjongeren
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over zorgen om schade aan schoolgebouwen in heel Nederland door geweld hangjongeren (ingezonden 27 februari 2023).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 3 april
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1925.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Agressie op schoolplein»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u van het feit dat brandstichting, vernielingen en ingegooide ruiten bij
scholen door het hele land de afgelopen jaren voor vele tonnen aan schade hebben veroorzaakt?
Antwoord 2
Scholen en de omgeving van scholen moeten een veilige plek zijn voor kinderen en jongeren
om op te groeien en zich te ontwikkelen. Het is onacceptabel dat dit wordt doorkruist
door vandalisme. Dit zorgt niet alleen voor financiële schade, maar ook voor overlast
en onveiligheidsgevoelens van leerlingen en bewoners in de buurt.
Vraag 3
Wat vindt u van het feit dat Maarten Brink van politievakbond ACP er voor waarschuwt
dat de wijkagent door het politietekort juist steeds minder in de wijk is? Hoe krijgt
u de wijkagent zo snel als mogelijk weer op volle sterkte terug in de wijken?
Antwoord 3
Voor de inwoners van wijken is de wijkagent het lokale gezicht van de politie. Deze
levert daarmee een belangrijke bijdrage aan de handhaving van de openbare orde, veiligheid
en leefbaarheid in de wijk. Al een aantal jaren voert uw Kamer met mij en mijn ambtsvoorganger
het gesprek over de druk op de politiecapaciteit en de gevolgen hiervan voor onder
andere de aanwezigheid van wijkagenten in de wijk. Deze aanwezigheid staat in sommige
gebieden onder druk doordat wijkagenten moeten bijspringen in de incidentafhandeling.
Met verenigde kracht wordt er nu al een aantal jaren – in eerste plaats binnen de
regionale eenheden – gewerkt aan het zo veel mogelijk dempen van de effecten van de
onderbezetting in het korps, en in het bijzonder de gebiedsgebonden politie. Hiertoe
zijn verschillende capaciteitsbevorderende maatregelen getroffen, toegesneden naar
de lokale situatie en problematiek. Via het halfjaarbericht politie wordt uw Kamer
geïnformeerd over de ontwikkeling van de onderbezetting in het korps, waaronder de
gebiedsgebonden politie, en de maatregelen die voor de eenheden ter beschikking staan.
Ook wordt de wettelijk vastgelegde landelijke norm van 1 wijkagent op 5000 inwoners
gemonitord. Voor de meest recente cijfers verwijs ik naar mijn meest recente halfjaarbericht
politie.2
Daarnaast wordt de politiecapaciteit in de komende jaren uitgebreid met 700 extra
agenten voor de wijk via de motie Hermans. De eerste agenten stromen in 2026 in in
de regionale eenheden. De verdeling van deze extra agenten binnen de regionale eenheden
is uiteindelijk aan de burgemeesters van de gemeenten in het gebied waarin de regionale
eenheid de politietaak uitvoert en de betrokken hoofdofficier van justitie. Met de
regioburgemeesters en de voorzitter van het College van Procureurs-Generaal is besproken
dat er met name behoefte is aan wijkagenten, aan «digitale wijkagenten» en aan andere
agenten die in en voor de wijk werken, als ook aan agenten die in de basisteams gaan
werken aan de opsporing van veel voorkomende criminaliteit. Tevens is uitgesproken
dat het nodig is dat een aantal van hen het accent jeugd en school krijgt.
Tot slot heeft uw Kamer mij met de motie van het lid Van der Staaij (SGP) gevraagd
om te bezien hoe de lokale verankering van de wijkagent verder ontwikkeld kan worden.
In het volgende halfjaarbericht politie ga ik hierop in.
Vraag 4
Wat vindt u ervan om – naar goed Rotterdams voorbeeld3 – in alle grote steden de politie ontlastende stadsmariniers te geven, zodat we de
toenemende (jeugd)criminaliteit een halt toe kunnen roepen? Kunt u een gedetailleerd
antwoord geven op deze vraag?
Antwoord 4
Het voorbeeld van de Rotterdamse stadsmariniers is al een aantal jaren bekend en wordt
door het centrum voor criminaliteitspreventie en veiligheid (online) beschikbaar gesteld
aan gemeenten. Het inzetten van stadsmariniers is een besluit van het lokaal bestuur.
Het moet passen binnen de lokale context en problematiek. In algemene zin juich ik
toe dat er vanuit verschillende disciplines samen met de politie gewerkt wordt aan
het veilig en leefbaar houden van onze wijken.
Verder werkt dit kabinet, samen met de betrokken partners aan het voorkomen dat kinderen,
jongeren en jongvolwassenen in een kwetsbare positie in de criminaliteit belanden,
daar steeds verder in verstrikt raken en uitgroeien tot geharde criminelen. Het kabinet
investeert fors in de preventie van jeugdcriminaliteit. Vanaf € 60 miljoen in 2022
wordt oplopend naar vanaf 2025 € 143 miljoen structureel ingezet. Hiermee investeren
we voor het eerst structureel in de preventie van (georganiseerde en ondermijnende)
jeugdcriminaliteit, ook wel het programma Preventie met Gezag genoemd.
Deze aanpak heeft als uitgangspunt dat de lokale opgave centraal staat en maatregelen
en interventies aansluiten bij de lokale behoefte, om zo te komen tot een integrale
aanpak. Stadsmariniers kunnen hierbij een rol vervullen, als ogen en oren in de wijk
vanuit de gemeente en ondersteuning van de wijkagent, maar het is aan gemeenten zelf
hier invulling aan te geven. De stadsmarinier heeft overigens, voor zover bekend,
over het algemeen geen corrigerende bevoegdheid. Tot nu toe zien we in de plannen
van gemeenten de stadsmarinier nog niet terug, zoals bijvoorbeeld wel jongerenwerk
en jeugd-boa’s.
Vraag 5
Wilt u ouders van jongeren, die de boel willens en wetens slopen, naast het betalen
van de schade, ook verplicht op opvoedcursus sturen? Kunt u een gedetailleerd antwoord
geven op deze vraag?
Antwoord 5
Het opleggen van een opvoedcursus aan ouders als hun kinderen een delict plegen is
niet mogelijk in het Nederlands recht. Om dit mogelijk te maken zou het als mogelijke
bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke veroordeling van het kind geïntroduceerd
moeten worden. Bij het niet voldoen aan een bijzondere voorwaarde zoals deze komen
de consequenties echter voor rekening van het veroordeelde kind; bij ouders zelf is
een bijzondere voorwaarde niet afdwingbaar.
Er zijn echter wel andere meer dwingende mogelijkheden om ouders te betrekken en zo
nodig te ondersteunen bij hun opvoedkundige rol. Middels de kabinetsreactie op de
initiatiefnota «Opvoeden die handel» van het lid Verkuijlen (VVD) is uw Kamer geïnformeerd
over de lopende verkenning om de betrokkenheid van ouders bij de preventie van delictgedrag
van hun kind te vergroten.4
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.