Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op van het lid Palland over de berichten ‘Maak regels arbeidsmigratie snel strenger’ en ‘Duitse burgemeesters niet blij met arbeidsmigranten’
Vragen van het lid Palland (CDA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Maak regels arbeidsmigratie snel strenger» en «Duitse burgemeesters niet blij met arbeidsmigranten» (ingezonden 16 februari 2023).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 14 maart
2023).
Vraag 1
Kent u de berichten «Maak haast met strengere regels voor arbeidsmigratie»1 en «Honderden «Nederlandse» arbeidsmigranten bezorgen Duitsland hoofdpijn»2?
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met deze berichten.
Vraag 2
Om hoeveel arbeidsmigranten gaat het die in Nederland werkzaam zijn en (tijdelijk)
woonachtig zijn in Duitsland? Is er inzicht in hoeveel bedrijven en uitzendorganisaties
gebruik maken van de mogelijkheid om arbeidsmigranten over de grens te huisvesten?
Geldt dit in vergelijkbare mate voor de Belgische grensregio?
Antwoord 2
Precieze cijfers over het aantal arbeidsmigranten en welke uitzendbureaus grensoverschrijdend
werken zijn er niet. Dergelijke gegevens worden niet geregistreerd. Het is ook niet
bekend of deze problematiek in de Belgische grensregio even groot is. Door ons contact
met de autoriteiten aan Duitse zijde krijgen we echter wel beter zicht op de misstanden.
Waar we signalen krijgen dat er misstanden spelen, worden deze door de bevoegde instanties
opgepakt.
Vraag 3
Wat is volgens u de reden dat Nederlandse uitzendbureaus arbeidsmigranten over de
grens te huisvesten?
Antwoord 3
Er zijn meerdere redenen mogelijk. Zo is er in Nederland op dit moment niet voldoende
huisvesting aanwezig, zeker niet voor arbeidsmigranten. Ook zullen er bedrijven zijn
die de grens misbruiken om tot bepaalde kostenvoordelen te komen en om toezicht en
handhaving moeilijker te maken. In sommige gevallen is de huur van huisvesting in
Duitsland lager dan in Nederland.
Vraag 4
Vindt er overleg plaats met de Duitse regering en/of deelstaten die aan Nederland
grenzen om de problematiek van arbeidsmigratie te bespreken? Zo ja, op welke frequentie
en wanneer heeft dit voor het laatst plaatsgevonden? Kan aangegeven worden wat er
besproken is? Zo nee, bent u bereid om met uw Duitse collega’s in het kader van het
zijn van een «goede buur» en «Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander
niet« dit gesprek op te starten?
Antwoord 4
Er is sinds begin 2020 contact met de regering van de deelstaat Noordrijn-Westfalen
over deze problematiek. Mijn ambtsvoorganger heeft naar aanleiding van dat contact
afspraken gemaakt met de regering van de deelstaat over hoe we misstanden effectiever
gezamenlijk kunnen aanpakken.3 Naar aanleiding van die afspraken is de samenwerking geïntensiveerd en is er geregeld
contact tussen de betrokken departementen van Nederland en Noordrijn-Westfalen over
de nadere uitvoering van deze afspraken.
Ook hebben de verschillende Duitse en Nederlandse toezichthouders geregeld contact
en voeren zij gezamenlijke controles uit. Zo zijn afgelopen jaar op meerdere data
huisvestingscontroles in Duitsland uitgevoerd, waarbij ook de Nederlandse Arbeidsinspectie
aanwezig was om informatie te vergaren voor direct hierop volgende controles in Nederland
op de naleving van de Nederlandse arbeidswetten. Zolang dit nodig is, zullen we deze
gezamenlijke inspecties blijven doen.
Deze samenwerking en de onderliggende afspraken hebben er daarnaast mede toe geleid
dat ambtenaren van de betrokken Nederlandse ministeries en de Nederlandse Arbeidsinspectie
en hun collega’s in Noordrijn-Westfalen en gemeentes uit Noordrijn-Westfalen elkaar
steeds beter weten te vinden. Tevens weten gemeenten aan beide zijden van de grens
elkaar beter te vinden.
Naast de inzet op gezamenlijke inspecties wordt reeds uitgewerkt welke praktische
mogelijkheden er zijn om de gegevensuitwisseling tussen alle betrokken partners te
verbeteren met als doel relevante gegevens omtrent de situatie van arbeidsmigranten
in zowel Nederland als Duitsland met de betrokken autoriteiten uit te kunnen wisselen.
Vraag 5
Hoever staat het met de uitwerking van de adviezen die het Aanjaagteam Bescherming
Arbeidsmigranten (commissie Roemer) in 2020 opleverde specifiek op het vlak van huisvesting?
Antwoord 5
Op 11 januari jl. heb ik uw Kamer de jaarrapportage arbeidsmigranten 2022 aangeboden.4In deze jaarrapportage wordt uiteen gezet wat de uitwerking is van de adviezen van
het Aanjaagteam op de verschillende thema’s, waaronder huisvesting. Belangrijkste
ontwikkeling met betrekking tot het verbeteren van de kwaliteit van huisvesting betreft
de Wet Goed Verhuurderschap, die recent door uw Kamer besproken is. Deze wet stelt
algemene normen voor goed verhuurderschap, waaronder het scheiden van arbeidscontract
en huurcontract bij de verhuur aan arbeidsmigranten en stelt gemeenten in staat een
vergunningsplicht in te voeren voor verhuurders. In navolging van het advies van het
Aanjaagteam bereiden SNF en AKF, de private keurmerken van de sociale partners voor
de huisvesting van arbeidsmigranten, hun fusie voor. Tevens regelt de eerdergenoemde
uitzend-cao dat mensen na verlies van werk niet meer direct door hun werkgevers uit
hun huisvesting gezet mogen worden.
De opname van arbeidsmigranten als aandachtsgroep in het programma «Een thuis voor
iedereen» legt ook meer nadruk op voldoende huisvesting voor arbeidsmigranten. De
woonbehoefte van aandachtsgroepen wordt in kaart gebracht en krijgt een vertaling
in de woningbouwprogrammering (regionale woondeals). Daarnaast hebben we een aantal
stimuleringsmaatregelen om het realiseren van (tijdelijke) huisvesting te versnellen,
zoals de regeling aandachtsgroepen en de regeling voor het versnellen van flex-en
transformatieprojecten. In de jaarrapportage wordt ook over de samenwerking met Noordrijn-Westfalen
gerapporteerd, op pagina 38.
Vraag 6
Klopt de stelling van de Duitse burgemeester van Emmerich Peter Hinze: «Duitse bestuurders
zijn wat de controles van huisvesting van arbeidsmigranten betreft een stuk actiever
dan hun collega's aan de andere kant van de grens.»? Zo ja, wat is hiervan de reden
en kan aangegeven worden of en zo ja hoe de controles opgevoerd kunnen worden?
Antwoord 6
Sinds mijn ambtsvoorganger de afspraken heeft gemaakt, waaraan ik refereer in het
antwoord op vraag 4, is er beter contact tussen de toezichthoudende autoriteiten aan
beide zijden van de grens. Op die wijze kunnen autoriteiten misstanden aan beide kanten
van de grens beter aanpakken, waarbij iedere autoriteit acteert vanuit de eigen wettelijke
taken en bevoegdheden. Hoewel ik de zorgen van de burgemeester van Emmerich over de
huisvesting van arbeidsmigranten deel, weet ik ook dat Nederlandse gemeenten in de
grensregio ook zeer actief zijn rondom deze problematiek. Ik wil de ingezette aanpak
doorzetten.
Vraag 7
Deelt u de mening of indruk van de Duitse burgemeester van Goch Ulrich Knickrehm:
«Ik denk dat deze bedrijven meer verdienen aan de arbeiders door het verhuren van
woningen dan aan het eigenlijke werk dat ze doen.»?
Antwoord 7
De precieze verdienmodellen van deze bedrijven zijn mij niet bekend. De Arbeidsinspectie
heeft eerder een overzicht gegeven van praktijkvoorbeelden die zij tegenkomt van verschillende
typen constructies (inclusief indicatieve kostenvoordelen) die bedrijven gebruiken
om hun arbeidskosten te reduceren.5 Daarin is ook opgemerkt dat huisvesting een verdienmodel op zichzelf is.
Vraag 8
Bent u het eens met de stelling van de Adviesraad Migratie in het rapport «Realisme
rond richtgetallen» waarin staat dat gemeenten nu te makkelijk vergunningen geven
voor de bouw van bijvoorbeeld weer een distributiecentrum omdat dat werk zou genereren,
terwijl er voornamelijk arbeidsmigranten worden ingevlogen?
Antwoord 8
De Adviesraad Migratie stelt terecht dat bij het ontplooien van nieuwe economische
activiteiten goed moet worden gekeken naar de effecten op economie en samenleving.
Het is belangrijk dat bedrijven en gemeenten met elkaar in gesprek gaan bij de vergunningverlening
van bijvoorbeeld een nieuw distributiecentrum om inzichtelijk te maken wat bijvoorbeeld
het arbeidsaanbod is en of de voorzieningen in de omgeving (huisvesting, zorg, infrastructuur)
aanwezig zijn. Samen met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Minister
voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) voer ik de aanbevelingen van het
Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten uit. Onderdeel daarvan is de inzet van een
bedrijfseffectrapportage. Een dergelijke rapportage moet inzichtelijk maken wat de
effecten van nieuwe bedrijvigheid zijn op voorzieningen zoals huisvesting, zorg en
infrastructuur. Gemeenten kunnen op basis van de rapportage in gesprek met de aanvrager
van de vergunning hoe deze voorzieningen gerealiseerd kunnen worden. Daarmee kunnen
vooraf bewuste keuzes worden gemaakt over welke economische activiteiten in een bepaalde
gemeente of regio gewenst zijn.
Vraag 9
Is dit (vorenstaande onder 8) door middel van wet- en regelgeving aan te passen? Zo
ja, bent u hier toe bereid en op welke termijn is dit mogelijk?
Antwoord 9
Op dit moment ben ik samen met de Minister voor VRO nog in gesprek met de VNG over
de wijze waarop een bedrijfseffectrapportage kan worden ingezet.
Vraag 10 en 11
Deelt u de mening dat door de vele misstanden op de werkvloeren en in buurten en wijken
laten zien dat het niet aan de markt over te laten is en we daarom zouden moeten durven
kiezen om brede welvaart als centrale voorwaarde te stellen voor arbeidsmigratie?
Zo ja, kunt u dit toelichten?
Bent u bereid hierop (zie onder 10: brede welvaart) criteria te formuleren zodat keuzes
worden gemaakt? Wanneer kan de Kamer deze tegemoet zien?
Antwoord 10 en 11
Ik deel de mening dat we als overheid meer de regie moeten nemen op migratie. Dat
betekent op de korte termijn dat we misstanden bij arbeidsmigranten moeten aanpakken.
Het kabinet voert daarom de aanbevelingen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten
uit en intensiveert waar mogelijk.6 Voor de langere termijn is het belangrijk om te komen tot een samenhangende toekomstvisie
op de Nederlandse samenleving, waarbij migratie uitdrukkelijk wordt betrokken. Daarom
heb ik de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050 ingesteld, die naar verwachting
eind 2023 met een advies zal komen. Dit advies zal de basis vormen voor de discussie
over de toekomstige vormgeving van de Nederlandse samenleving en daarmee samenhangend
het migratiebeleid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.