Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bontenbal en Van der Molen over het artikel ‘Studentgegevens ondanks kritiek massaal in de Amerikaanse cloud gezet’
Vragen van de leden Bontenbal en Van der Molen (beiden CDA) aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Studentgegevens ondanks kritiek massaal in de Amerikaanse cloud gezet» (ingezonden 20 oktober 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van Huffelen (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties),
            mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 9 januari
            2023).
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het bericht «Studentgegevens ondanks kritiek massaal in de Amerikaanse
               cloud gezet»1?
            
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Kunt u bevestigen dat op dit moment 75% van alle Nederlandse studentgegevens opgeslagen
               staat bij (Amerikaanse) big tech-cloudaanbieders? In hoeverre geldt dit ook voor onderzoeksgegevens
               en digitale lessystemen?
            
Antwoord 2
            
Eigen gegevens over het cloudgebruik door universiteiten zijn niet bekend bij het
               Ministerie van OCW. Instellingen zijn zelf eigenaar van data en «verwerkingsverantwoordelijke»
               zoals bedoeld in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Ze zijn dan ook
               vrij en zelf verantwoordelijk voor het vormgeven en aangaan van samenwerkingen op
               het gebied van ICT en het gebruik van cloud. Uiteraard moeten die samenwerkingen in
               lijn zijn met de AVG, waarin ook bepalingen over het delen van data met derde landen
               zijn opgenomen. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) ziet toe op de zorgvuldige omgang
               met persoonsgegevens in het onderwijs. Om het onderwerp public cloudgebruik verder
               op te pakken willen wij, in lijn met het Rijksbreed cloudbeleid 2022, sessies organiseren
               om het onderwerp verder uit te dragen. Hierbij willen wij graag maatschappelijk relevante
               organisaties, waaronder kennisinstellingen, uitnodigen. Daarnaast gaan we dit onderwerp
               verder oppakken in het kader van de Werkagenda Waardengedreven Digitalisering.
            
In de Kamerbrief van 14 juli 2022, over het verhogen van digitale veiligheid in onderwijs
               en onderzoek2, wordt door de Minister van OCW ook ingegaan op hoe de sector daarbij wordt ondersteund,
               bijvoorbeeld door het faciliteren van Data Protection Impact Assessments (DPIA’s),
               op producten die in het onderwijs veel gebruikt worden. Daarmee geeft het kabinet
               uitvoering aan de motie van de leden Kwint en Van Meenen.3 Door de DPIA’s kunnen instellingen beter geïnformeerde keuzes maken over de privacy
               van leerlingen en studenten. De DPIA’s, waarbij de instellingen worden ondersteund
               door SURF en SIVON, sluiten aan op het advies van de AP.
            
Verder is op 11 mei 2022 het «Referentiekader privacy en ethiek voor studiedata» voor
               verantwoord gebruik van studiedata gepubliceerd door Versnellingsplan ICT4. Hierin zijn gezamenlijke kaders bepaald die zorgvuldige omgang met studiedata en
               studentgegevens bevorderen. Het referentiekader is omarmd door de onderwijs koepelorganisaties
               Universiteiten van Nederland (UNL) en de Vereniging Hogescholen (VH).
            
Vraag 3
            
Deelt u de mening dat deze situatie het risico op privacyschending, spionage en een
               verlies van strategische autonomie met zich meebrengt?
            
Antwoord 3
            
Het kabinet ziet de genoemde risico’s, en heeft daartoe reeds verschillende stappen
               gezet. Deze worden hierna kort uiteen gezet.
            
Voor wat betreft privacy worden er Data Protection Impact Assessments (DPIA’s) uitgevoerd
               en worden contractonderhandelingen met grote leveranciers in het onderwijs centraal
               gevoerd.5 Daarmee kunnen instellingen beter geïnformeerde keuzes maken over de privacy van
               leerlingen en studenten en kunnen alle instellingen gebruikmaken van dezelfde contractvoorwaarden.
               Hiermee wordt aangesloten op het advies van de AP.
            
Verder is op 11 mei 2022 het «Referentiekader privacy en ethiek voor studiedata» voor
               verantwoord gebruik van studiedata gepubliceerd. Hierin zijn gezamenlijke kaders bepaald
               die zorgvuldige omgang met studiedata en studentgegevens bevorderen. Het referentiekader
               is omarmd door de VH en UNL. SURF, koepels en marktpartijen trekken gezamenlijk op
               in de uitvoering en er wordt continu bekeken of er waarborgen kunnen worden verbeterd.
            
Voor wat betreft spionage weten we dat kennisinstellingen doelwit zijn van spionageactiviteiten.
               Een aantal staten voert een offensief programma tegen Nederlandse belangen en probeert
               onder andere aan unieke Nederlandse kennis (bijvoorbeeld onderzoeksgegevens) en technologieën
               te komen. Daarbij is in een aantal, veelal autoritaire staten, een nauwe verwevenheid
               tussen het bedrijfsleven en de overheid.6, 7 Deze risico´s adresseert het kabinet met de aanpak Kennisveiligheid en de aanpak
               Tegengaan Statelijke Dreigingen.8c9
In de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit is opgenomen dat kennisinstellingen
               een zorgplicht hebben voor een werkomgeving waarin goed onderzoek gewaarborgd wordt.
               Databeheer wordt daarin expliciet genoemd. In de Nationale Leidraad Kennisveiligheid
               is ook een hoofdstuk over digitale beschermingsmaatregelen en cyberveiligheid opgenomen.
               Zo worden instellingen die met sensitieve onderzoeksdata of resultaten werken gewezen
               op het nemen van maatregelen op het gebied van rubricering, autorisatie en de implementatie
               van specifieke organisatorische en technologische maatregelen om mogelijke aanvallen
               te detecteren en te monitoren om zodoende de risico’s beter te borgen.
            
Voor strategische autonomie heeft het kabinet op 8 november jl. de kabinetsbrede visie
               op de open strategische autonomie van de EU naar de Kamer gestuurd.10 Het kabinet werkt verder onder coördinatie van EZK aan een nadere invulling van de
               digitale autonomie van de digitale economie en infrastructuur. Deze invulling is naar
               verwachting in de loop van 2023 gereed.
            
Vraag 4
            
Welke afspraken maken Nederlandse (hoger)onderwijsinstellingen met techbedrijven bij
               het aangaan van contracten over bijvoorbeeld (economische) veiligheid en privacy?
               In hoeverre is hier überhaupt ruimte voor in de onderhandeling?
            
Antwoord 4
            
Onderwijsinstellingen zijn, conform de AVG, verantwoordelijk voor de omgang met persoonsgegevens
               en worden geacht hier zorgvuldig invulling aan te geven. Wanneer een instelling gebruik
               maakt van een product of dienst waarbij persoonsgegevens worden verwerkt moeten zij
               met de betreffende leverancier een verwerkersovereenkomst afsluiten waarin wordt vastgelegd
               welke persoonsgegevens voor welke doeleinden mogen worden verwerkt en onder welke
               voorwaarden dat gebeurt. Om de veiligheid van gegevensverwerkingen te waarborgen en
               te voorkomen dat een verwerking inbreuk maakt op de AVG, moet de verwerkingsverantwoordelijke
               de aan de verwerking inherente risico’s beoordelen en op grond van een objectieve
               en zo concreet mogelijke risicobeoordeling passende technische en organisatorische
               maatregelen nemen om een beveiligingsniveau te waarborgen dat op het risico is afgestemd.
               Als een verwerking toch een hoog risico blijft inhouden dan is voorafgaand aan de
               verwerking een DPIA verplicht, zodat op basis daarvan maatregelen kunnen worden genomen
               om die risico’s te voorkomen of te reduceren. Zo maakte een eerder uitgevoerd assessment
               van Microsoft duidelijk dat er voor het gebruik van bepaalde Microsoft-producten geen
               grote risico’s overblijven, mits de gebruiker een aantal maatregelen neemt om de risico’s
               te mitigeren. Bij het assessment van Google zijn privacyrisico’s geconstateerd, met
               name over hun omgang met metadata. Vervolgens zijn met Google afspraken gemaakt over
               het mitigeren van deze geconstateerde risico’s. Met leveranciers van producten die
               veel gebruikt worden in het onderwijs, worden deze contracten centraal uitonderhandeld
               door SURF en worden dan ook afspraken gemaakt over veiligheid en privacy.11 Deze contracten gelden dan voor de hele sector zodat niet iedere instelling zelf
               deze onderhandelingen hoeft te doen en alle instellingen ook onder dezelfde voorwaarden
               producten kunnen gebruiken. Tevens is het omgaan met kennis uit gevoelige kennisdomeinen
               expliciet opgenomen in de Nationale Leidraad Kennisveiligheid.
            
Vraag 5
            
In hoeverre kunt u centrale kaders bieden aan onderwijsinstellingen die zien op het
               waarborgen van privacy, online veiligheid en strategische onafhankelijkheid in de
               samenwerking met cloudbedrijven? Ziet u hier voor uzelf een rol weggelegd?
            
Antwoord 5
            
In de antwoorden op vraag 2, 3 en 4 heb ik uiteengezet hoe het kabinet, en de Minister
               van OCW in het bijzonder, hiermee omgaan. In de kamerbrief over het verhogen digitale
               veiligheid onderwijs en onderzoek van 14 juli 2022 gaat de Minister dieper in op de
               stappen die gezamenlijk worden gezet.12
Vraag 6
            
Welke serieuze alternatieven zijn er voor onderwijsinstellingen, maar ook voor de
               rijksoverheid, voor het gebruik van cloudoplossingen van Amerikaanse techbedrijven?
            
Antwoord 6
            
Het kabinet zet zich er op in om door middel van verschillende initiatieven concurrentie
               op de markt voor clouddiensten te stimuleren. Door meer concurrentie kunnen alternatieve
               aanbieders van clouddiensten, waaronder Europese aanbieders, inspelen op de vraag
               vanuit onderwijsinstellingen en de rijksoverheid. Initiatieven die hieraan bijdragen
               zijn onder andere de DMA en de Dataverordening, de IPCEI Cloud Infrastructure and
               Services en het GAIA-X project.
            
Voorts wordt momenteel in het kader van de Cyberbeveiligingsverordening (Cyber Security
               Act) een Europees certificatieschema ontwikkeld voor de clouddiensten. De cyberbeveiligingsverordening
               is een Europese verordening, die een Europees kader introduceert op het gebied van
               cyberbeveiligingscertificering. De cyberbeveiligingsverordening maakt het mogelijk
               om op Europees niveau cyberbeveiligingscertificeringsregelingen (in de praktijk ook
               wel aangeduid als «certificatieschema’s») vast te stellen voor categorieën van ICT-producten,
               -diensten en -processen. In opdracht van de Europese Commissie wordt thans een cyberbeveiligingscertificeringsregeling
               voor de clouddiensten (de zgn. Europese Cloud certificering schema) met cyberbeveiligingsvoorschriften
               ontwikkeld. Naar verwachting zal dit schema medio 2023 worden opgeleverd. Na de implementatie
               hiervan zullen de cloudaanbieders binnen twee jaar moeten voldoen aan de vereiste
               security maatregelen.
            
Vraag 7
            
Wat is de status van de voorbereiding van de investeringsvoorstellen in het kader
               van de IPCEI Cloud13?
            
Antwoord 7
            
De Nederlandse investeringsvoorstellen voor IPCEI Cloud zijn op 4 april jl. bij de
               Europese Commissie ingediend. Het verplichte goedkeuringsproces voor de voorstellen
               neemt door de omvang en complexiteit van deze IPCEI meer tijd in beslag dan eerder
               aangenomen door alle betrokken partijen. De huidige verwachting is dat dit proces
               begin 2023 zal worden afgerond, waarna de Tweede Kamer geïnformeerd kan worden over
               de investeringsvoorstellen die voor subsidie in aanmerking komen.
            
Vraag 8
            
Bent u bereid om te onderzoeken of de rijksoverheid samen met onderwijsinstellingen
               initiatieven kan opstarten of ondersteunen die zien op het ontwikkelingen van eigen
               cloudoplossingen? Op welke manier zou u kunnen aanhaken bij Europese initiatieven?
            
Antwoord 8
            
SURF biedt een mix van eigen clouddiensten en aanbod van marktpartijen. Binnen de
               SURFcumulus cloud dienst van SURF bieden 13 leveranciers hun diensten aan. Dit betreft
               Nederlandse, Europese en Amerikaanse aanbieders, grote en kleinere leveranciers. Verder
               heeft SURF eigen clouddiensten, op eigen rekensystemen van SURF, waaronder de Nationale
               Supercomputer Snellius. Met SURFdrive, Research Drive en SURFfilesender, kunnen bestanden
               worden opgeslagen en verstuurd. Ook voert SURF projecten uit waarin verkenningen plaatsvinden
               binnen diverse toepassingsgebieden waarin wordt gekeken naar open source alternatieven,
               zoals voor een samenwerkingsomgeving – zoals officeapplicaties –, een leeromgeving,
               enquête tools en grafische software. De verkenningen moeten antwoord geven op vragen
               over de gebruiksvriendelijkheid, de toepasbaarheid binnen een bestaande organisatie,
               support en ondersteuning, beheer, security, privacy, mogelijkheden om te koppelen
               met andere onderwijssystemen en een duurzame en gezonde governance als het gaat om
               de betrouwbaarheid van de software en de community daaromheen.
            
De Minister van OCW heeft in 2021 heeft de Europese Commissie verzocht om de ontwikkeling
               van openbare opensource alternatieven voor grote particuliere digitale platforms te
               ondersteunen.14 Vooralsnog heeft dit in EU-verband niet tot concrete vervolgacties op onderwijsgebied
               geleid.15 Nederland zal hiervoor aandacht blijven vragen. Ook zal Nederland een gezonde(re)
               marktwerking, publieke waarden en onderwijskwaliteit blijven agenderen in het Europese
               debat.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties - 
              
                  Mede namens
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.