Brief Algemene Rekenkamer : Rode draden uit onderzoeken van de Algemene Rekenkamer naar de ontvangsten van het Rijk
36 200 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën
Nr. 73 BRIEF VAN DE ALGEMENE REKENKAMER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 september 2022
De Algemene Rekenkamer onderzoekt onder andere de ontvangsten van het Rijk. Dat volgt
uit de Grondwet.1 De afgelopen 5 jaar hebben we dat onderzoek ondergebracht in een afzonderlijk programma.
Binnen dat programma hebben vooral de rijksbelastingen in de belangstelling gestaan.2
In ons onderzoek naar de ontvangsten constateren we enkele terugkerende thema’s, die
we in deze brief toelichten.3 Daarmee bieden we uw Kamer handvatten bij de besluitvorming over toekomstige wet-
en regelgeving en voor de handhaving en uitvoering door de Belastingdienst. Waar we
een dwarsverband zien met actuele beleidsontwikkelingen, noemen we dat. De brief is
geen appreciatie van het pakket Belastingplan 2023.
1 Opzet van deze brief
We bespreken in deze brief 3 thema’s: fiscale regelingen, forfaits, en uitvoering
en handhaving door de Belastingdienst. We laten in § 2 zien dat er momentum is om
te snoeien in de «wildgroei» aan fiscale regelingen. In § 3 zetten we uiteen dat forfaits
evaluatie, actualisering en onderbouwing vereisen. De uitvoerings- en handhavingspraktijk
van de Belastingdienst staat centraal in § 4. Daar benadrukken we dat het belangrijk
is om uitvoeringstoetsen serieus te nemen, IT-systemen goed te onderhouden en te zorgen
voor een goed evenwicht in de handhaving. In § 5 sluiten we deze brief af met een
korte samenvatting.
2 Fiscale regelingen
Belastingen hebben oorspronkelijk tot doel om uitgaven te financieren. Daarbij wordt
rekening gehouden met de draagkracht van belastingplichtigen. Later zijn daar beleidsdoelstellingen
bijgekomen onder de gedachte dat financiële prikkels invloed hebben op gedrag. Om
zulke doelstellingen te realiseren, bestaan fiscale regelingen in de vorm van tegemoetkomingen
aan burgers en bedrijven. Het gaat dan om aftrekposten, vrijstellingen, teruggaven,
kortingen en tariefreducties. Volgens de Miljoenennota 2023 zijn er meer dan 100 fiscale
regelingen. Samen beïnvloeden deze de belastingopbrengsten met (per saldo) circa € 147 miljard
in 2023.4, 5
Verschillende onderzoeken, vergelijkbare boodschappen
De afgelopen jaren hebben we verschillende onderzoeken verricht naar fiscale regelingen.
We concludeerden geregeld dat de doelstellingen van fiscale regelingen vaag zijn,
de onderbouwing gebrekkig is en de effecten onduidelijk blijven. Een overzicht van
al deze onderzoeken en hun belangrijkste boodschappen staat in Bijlage 1.
In Zicht op belastingverlichtende regelingen (2017a) constateerden we bijvoorbeeld dat het parlement (destijds) geen totaalbeeld
had van de kosten van fiscale regelingen. Dat bemoeilijkte de parlementaire controle.
We inventariseerden daarom een groot aantal regelingen. We deelden daarvan een overzicht
met uw Kamer en met de Minister van Financiën.
In onze brief Belastinguitgaven en milieueffecten (2015) hebben we aandacht besteed aan evaluaties van fiscale regelingen. Daarin constateerden
we dat 32 van de 86 onderzochte belastinguitgaven niet waren geëvalueerd.6 13 van de 54 wél uitgevoerde evaluaties bevatten geen uitspraken over de effectiviteit
van de onderzochte maatregelen.
Ook van de 30%-regeling (voor buitenlandse experts) bleken de effecten (destijds)
onvoldoende te zijn onderzocht. Dat constateerden we in ons rapport Fiscale tegemoetkoming voor experts uit het buitenland: de 30%-regeling (2016a). Overigens zien we dat dit onderwerp in beweging is. Het Belastingplan 2023
bevat bijvoorbeeld het voorstel om de 30%-regeling per 2024 te beperken tot de bezoldigingsnorm
voor topfunctionarissen in de Wet normering topinkomens van € 216.000 (bedrag 2022).
Maar ook bij regelingen die wél aantoonbaar effectief bleken te zijn, plaatsten we
kanttekeningen. In onze onderzoeken Autobelastingen als beleidsinstrument (2019c en e, en 2020b) bleek dat fiscale stimulering van het gebruik van elektrische
auto’s een relatief dure manier was om de nagestreefde doelen te bereiken. De belastingderving
per vermeden ton CO2-uitstoot kon oplopen tot meer dan € 3.000, terwijl bijvoorbeeld de prijs van CO2-emissierechten destijds € 23 per ton CO2 was. De stapsgewijze afbouw van de fiscale stimulering van elektrische auto’s, zoals
opgenomen in de Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord, past bij deze conclusies.
Verder bevat het Belastingplan 2023, onder verwijzing naar één van onze onderzoeken
naar de autobelastingen (2020b), het voornemen om in de Wet BPM 1992 de vrijstelling
voor bestelauto’s van ondernemers af te schaffen met ingang van 1 januari 2025.
Fiscale regelingen voldoen vaak niet aan criteria Toetsingskader
In ons Verantwoordingsonderzoek 2020 (2021c), hebben we nog eens 4 fiscale regelingen tegen het licht gehouden. Het ging
om de aftrek specifieke zorgkosten, de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, de landbouwvrijstelling
en de lijfrenteaftrek. We onderzochten of deze regelingen voldoen aan de criteria
uit het Toetsingskader fiscale regelingen.7 Dat bleek niet het geval te zijn. Op de meeste punten voldeed geen van de regelingen
aan de criteria van het Toetsingskader. Zo had geen van de regelingen een helder omschreven
doel. In geen enkel geval was het fiscale instrument afgewogen tegen een directe subsidie
als mogelijk alternatief. Ook in ons Verantwoordingsonderzoek 2021 (2022b) constateerden we dat het Toetsingskader nog onvoldoende wordt meegenomen bij
de evaluaties van fiscale regelingen.
Houd een vinger aan de pols
Onze onderzoeken geven dus aanleiding kritisch te zijn op de inzet van fiscale regelingen
als beleidsinstrument. In ons Verantwoordingsonderzoek 2021 concludeerden we dan ook dat het kabinet er verstandig aan doet de «wildgroei» aan
fiscale regelingen terug te dringen. We vinden het daarom positief dat de Staatssecretaris
Fiscaliteit en Belastingdienst in de Fiscale beleids- en uitvoeringsagenda (Kamerstuk 32 140, nr. 119) en, in meer detail, in zijn brief van 20 september 2022, de ambitie heeft uitgesproken
om daadwerkelijk over te gaan tot afschaffing of versobering van niet-doelmatige fiscale
regelingen.8 Dat doet hij onder expliciete verwijzing naar onze rapporten. De Staatssecretaris
noemt, ook in het Belastingplan 2023 (Kamerstuk 36 202), onder andere de afschaffing van de middelingsregeling en van de oudedagsreserve.
Ook geeft hij aan dat voortaan het Toetsingskader fiscale regelingen uitgangspunt
is bij de introductie en evaluatie van fiscale regelingen. Dit uitgangspunt staat
ook in bijlage 9 van de Miljoenennota 2023. Uw Kamer kan dit zelf kritisch volgen.
Daarnaast kan uw Kamer overwegen de Minister van Financiën en de betreffende vakminister
te verzoeken samen na te gaan in hoeverre al uitgevoerde evaluaties nopen tot aanpassing
of afschaffing van fiscale regelingen. Een overzicht van sinds 2011 uitgevoerde evaluaties
van fiscale regelingen, hun inhoud én uitkomsten staat in bijlage 10 bij de Miljoenennota
2023 (bijlage bij Kamerstuk 36 200, nr. 2).
Opvolging van onze eerdere aanbeveling om te snoeien in de «wildgroei» van fiscale
regelingen kan – juist in deze tijd – een belangrijk neveneffect hebben. Het kan namelijk
ook gevolgen hebben voor de uitvoeringscapaciteit van de Belastingdienst. Op korte
termijn kost een dergelijke ingreep wellicht extra inspanning.9 De in het coalitieakkoord aangekondigde afschaffing van de schenkingsvrijstelling
eigen woning vergt bijvoorbeeld een structuuraanpassing in de IT-systemen van de Belastingdienst.
Daarom kan de regeling pas per 2024 vervallen, in plaats van per 2023. Maar als er
minder fiscale regelingen zijn, kan de Belastingdienst op termijn de schaarse personeelscapaciteit
wel elders inzetten.
Wees alert op financiële risico’s
De geldstromen die gepaard gaan met fiscale regelingen zijn niet hetzelfde als reguliere
beleidsuitgaven. In tegenstelling tot subsidies, hebben ze vaak een «openeindekarakter».
Dat maakt hun budgettaire beslag moeilijk voorspelbaar. De eerdergenoemde schenkingsvrijstelling
eigen woning viel bijvoorbeeld 10 keer duurder uit dan geraamd, zo lieten wij zien
in Schenkingsvrijstelling eigen woning (2017e). Daarnaast vallen fiscale regelingen buiten de begrotingssystematiek van
de verantwoordelijke Minister. Ze zijn dus niet zichtbaar op diens begroting en in
diens verantwoording. De Minister van Financiën verantwoordt immers de lagere (belasting)ontvangsten.
Het risico bestaat dan ook dat vakministers vaker geneigd zijn te kiezen voor de inzet
van een fiscale regeling dan voor een subsidie (die wél via de eigen begroting loopt).
Uit oogpunt van uw budgetrecht is het belangrijk hier alert op te zijn. Om vast te
stellen of het belastingstelsel houdbaar en uitvoerbaar is, is in uw rollen als controleur
en medewetgever een kritische houding gewenst.
Met het oog op budgettaire beheersbaarheid is het ook van belang te letten op het
opnemen van horizonbepalingen bij de invoering van nieuwe fiscale regelingen.10 Ook het Toetsingskader fiscale regelingen schrijft deze bepalingen voor. Het is van
belang hierop als Kamer ook zelf scherp te zijn. Een voorbeeld: bij de startersvrijstelling
in de overdrachtsbelasting besloot u, met algemene stemmen, een voorgestelde horizonbepaling
te laten vervallen.11
3 Forfaits
Forfaits kennen aan (groepen) belastingplichtigen een vaste waarde toe bij een genoten
voordeel of een geleden nadeel. Dat moet het belastingstelsel eenvoudiger en doelmatiger
maken. Voorbeelden van forfaits zijn de aftrek van reiskosten voor ziekenbezoek (€ 0,19
per kilometer)12 en de vermogensrendementsheffing (hierna: box 3). De vaste waarde komt in de plaats
van de werkelijke kosten of voordelen. Forfaits houden dus geen rekening met verschillen
tussen individuele belastingplichtigen.13
De laatste jaren hebben forfaits in de belangstelling gestaan. Dat is in het bijzonder
het geval bij box 3 van de inkomstenbelasting, omdat veel belastingplichtige spaarders
voor een hoger rendement zijn belast dan zij in werkelijkheid hadden genoten. In ons
rapport Forfaits in het belastingstelsel (2019d) inventariseerden we 48 bestaande forfaits in het Nederlandse belastingstelsel.
Het rapport liet zien dat de helft van deze forfaits sinds 2010 niet meer was geactualiseerd.
Sommige forfaits waren zelfs sinds 1980 al niet meer aangepast.
Evalueer, actualiseer en onderbouw
Uit onze onderzoeken volgen 3 met elkaar samenhangende constateringen, die nog altijd
actueel en relevant zijn. Namelijk: het is belangrijk forfaits te evalueren, actueel
te houden én goed te onderbouwen.
Evaluaties zijn belangrijk om te kunnen bepalen of forfaits de beoogde doelmatigheidswinst
opleveren. Actualisering is van belang voor het draagvlak onder belastingplichtigen,
schreven we in 2019 (2019d). Als een forfait namelijk te veel afwijkt van de (veranderende)
werkelijkheid, becijfert dit het voor- of nadeel van de belastingplichtigen niet juist.
De doelmatigheidswinst kan dan verdampen door bijvoorbeeld bezwaar- en beroepsprocedures
die kunnen volgen. De rechtsgang rond box 3 illustreert dit. De werklast van de verschillende
bezwaar-, beroeps- en herstelprocedures bij de Belastingdienst is inmiddels opgelopen
van ongeveer 10 fte in 2019 tot 495 fte tussen 2022 en 2025.14
Uw Kamer zou kunnen aansturen op evaluatie van «het instrument forfait» als zodanig of van enkele forfaits met een groot budgettair belang.15 In dat kader deden we in 2019 de aanbeveling om met een 3- of 5-jaarlijkse quickscan
alle forfaits gezamenlijk te evalueren. Inmiddels heeft de Staatssecretaris Fiscaliteit
en Belastingdienst ook diverse onderzoeken ter actualisering van forfaits laten uitvoeren.
Maar tot daadwerkelijke actualisering is het vooralsnog niet gekomen. Het pakket Belastingplan
2023 bevat weliswaar enkele voornemens om box 3 en de leegwaarderatio voor verhuurde
woningen te actualiseren, maar het is ook zaak dat de andere forfaits niet achterblijven.16
Een stap verder dan incidentele evaluatie gaat de introductie van een periodieke herijkings-
en evaluatieverplichting van forfaits. Vanwege het uitblijven van evaluaties is overigens
onduidelijk in hoeverre de belastingontvangsten van het Rijk zouden verschillen met
de (hypothetische) situatie zónder forfaits.
Het is ook belangrijk dat forfaits goed zijn onderbouwd. In 2019 constateerden we
echter dat de onderbouwing soms onduidelijk of arbitrair is. Dat speelt bijvoorbeeld
bij de bijtelling voor het privégebruik van de auto van de zaak (2019e). In dit rapport
lieten we, mede op basis van een onderzoek van de OESO, zien dat het forfait de waarde
van het privégebruik onderschat. De Staatssecretaris van Financiën heeft ons destijds
geen cijfermatige onderbouwing kunnen aanleveren voor het vastgestelde forfait. Als
de onderbouwing onduidelijk is, is het ook ingewikkeld om een forfait te actualiseren.
4 Uitvoering en handhaving door de Belastingdienst
De besproken fiscale regelingen en forfaits staan in belastingwetten. De Belastingdienst
draagt zorg voor de uitvoering en handhaving van deze wetten. De afgelopen jaren hebben
we ook onderzoek gedaan naar die uitvoerings- en handhavingspraktijk. Daarbij zijn
we herhaaldelijk gestuit op problemen op het gebied van IT-infrastructuur en bij de
bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik. We zien dat niet alleen terug in
ons jaarlijkse verantwoordingsonderzoek, maar ook in specifieke onderzoeken. Bij uitvoering
en handhaving zien we dan ook enkele patronen, die volgens ons nadere aandacht verdienen.
Verbeteringen leiden soms tot nieuwe problemen
De Belastingdienst heeft te maken met ingewikkelde uitvoeringsprocessen, die het gevolg
kunnen zijn van gedetailleerde wetgeving. Het blijkt daardoor niet eenvoudig om verbeteringen
zorgvuldig en zonder nadelige gevolgen elders door te voeren. Onze onderzoeken laten
zien dat verbetermaatregelen negatieve uitstralings- en verdringingseffecten kunnen
hebben.
Ons onderzoek Tussenstand Investeringsagenda Belastingdienst (2017d) legde bijvoorbeeld bloot hoe de Investeringsagenda van de Belastingdienst
leidde tot een voortijdig vertrek van personeel, terwijl de uitvoering van de Investeringsagenda
te traag verliep en te weinig resultaat opleverde.17 Daardoor bleek het noodzakelijk de ambities grondig te herijken en naar beneden bij
te stellen.
We zagen ook knelpunten bij de implementatie van EU-btw-regelgeving voor e-commerce,
omdat prioriteit was gegeven aan andere aanpassingen. Ons onderzoek Btw op grensoverschrijdende digitale diensten uit 2018 had al tekortkomingen in de handhaving aangetoond, die bij uitbreiding van
het btw-aangiftesysteem in 2021 mogelijk nog meer zouden gaan knellen. In ons vervolgonderzoek
naar de Wet implementatie richtlijnen elektronische handel (2021a) constateerden we echter dat er nog altijd geen zicht was op een robuuste
IT-oplossing. Dat kwam doordat de Belastingdienst na een besluit van de Autoriteit
Persoonsgegevens voorrang had gegeven aan een project om het burgerservicenummer (BSN)
uit het btw-nummer te halen. Daardoor had de Belastingdienst het «commitment» laten
varen om tijdig de EU-btw-richtlijn voor e-commerce te implementeren.18 Dit illustreert hoe de inzet van capaciteit voor op zichzelf wenselijke verbeteringen
andere niet uitstelbare aanpassingen kan frustreren. Een vergelijkbaar patroon zagen
we bij ons onderzoek Focus op handhaving Belastingdienst bij schijnzelfstandigheid uit 2022. De oorspronkelijk toegewezen personele capaciteit bleek niet inzetbaar
te zijn, omdat die elders was benut voor het oplossen van incidenten.
Recent zijn eveneens verdringings- en uitstralingseffecten gesignaleerd. De uitvoeringstoets
bij het Beleidsbesluit rechtsherstel box 3 laat bijvoorbeeld zien dat de hersteloperatie
weliswaar uitvoerbaar zou moeten zijn, maar onder andere ook gevolgen heeft voor de
dienstverlening van de Belastingdienst en de mogelijkheid om wijzigingen in belastingwetten
te kunnen doorvoeren.19 Uit de uitvoeringstoetsen blijkt ook dat het risico bestaat dat storingen niet meer
goed opgelost kunnen worden, met gevolgen voor de belastingontvangsten.20
De genoemde voorbeelden maken duidelijk dat verbeteringen intrinsiek onderdeel moeten
zijn van de werkvoorraad en planning en dat het belangrijk is tempo te houden in het
verbeteringsproces. Anders bestaat het risico dat problemen nog niet zijn opgelost,
terwijl nieuwe problemen ontstaan of bestaande verergeren. De Belastingdienst blijft
dan kwetsbaar bij tegenslagen die de uitvoerings- en handhavingscapaciteit onder druk
zetten, zoals de verschillende hersteloperaties.
Neem uitvoeringstoetsen voldoende serieus
Uitstralings- en verdringingseffecten kunnen dus grote gevolgen hebben voor de slagkracht
van de Belastingdienst. Het is aan de bewindspersonen van het Ministerie van Financiën
om hierin verstandige keuzes te maken.21 Uw Kamer kan daarbij nagaan of uitvoeringstoetsen breed genoeg zijn opgezet en afdoende
rekening houden met dergelijke indirecte effecten. Het is voor zowel uw Kamer als
het kabinet raadzaam om uitvoeringstoetsen voldoende serieus te nemen.
Evenwicht in handhaving blijkt moeilijk te vinden
De Belastingdienst wil met handhavingsinstrumenten en handhavingscapaciteit het nalevingsgedrag
van belastingplichtigen bevorderen.22 Het doel ervan is gemiste belastingopbrengsten te beperken. Maar ook de effecten
van handhaving op het nalevingsgedrag en de belastingmoraal zijn van belang. Om een
evenwicht te vinden in de handhaving, is inzicht nodig in de effectiviteit en efficiëntie
van het handhavingsbeleid.
Vooralsnog, zo laten onze onderzoeken zien, is het gezochte evenwicht echter lastig
te vinden. We hebben in de afgelopen jaren verschillende zwakke plekken geconstateerd
in de handhaving, bijvoorbeeld bij de naleving van grensoverschrijdende btw-verplichtingen
(2018b) en bij de aanpak van schijnzelfstandigheid (2022a). In ons onderzoek naar
risicogerichte handhaving (2016c) constateerden we dat de Belastingdienst informatie
mist om vast te stellen of voldoende en juiste instrumenten gericht en optimaal worden
ingezet. In onze verantwoordingsonderzoeken van de afgelopen jaren zien we vergelijkbare
patronen bij de aanpak van misbruik en oneigenlijk gebruik, en constateren we dat
de Belastingdienst onderdelen van zijn handhavingsbeleid niet genoeg onderbouwt. Hij
streeft weliswaar naar een optimale verhouding tussen handhavingskosten enerzijds
en de effecten op de naleving en belastingmoraal anderzijds, maar er zijn geen kaders
om deze elementen tegen elkaar af te wegen. Daardoor kan niet worden bepaald of de
keuzes die de Belastingdienst maakt in de handhaving uiteindelijk risico’s wegnemen.23
Streef naar een optimaal evenwicht
Het is van belang handhavingskosten en effecten op naleving en belastingmoraal te
betrekken bij de beoordeling van de handhavingsplannen van de Belastingdienst, zodat
het optimale evenwicht kan worden gevonden. Dat betekent dat de in te zetten handhavingscapaciteit
moet kunnen variëren en niet al op voorhand als gegeven moet worden beschouwd. Ook
is er inzicht nodig in de effecten, proportionaliteit en kosten van handhavingsinstrumenten,
zodat onderbouwde keuzes over (de dosering van) instrumenten kunnen worden gemaakt.
Om na te kunnen gaan of de handhaving evenwichtig is, heeft uw Kamer de juiste informatie
nodig. De bewindspersonen moeten deze informatie verstrekken.
5 Tot slot
Kort samengevat zijn onze conclusies en aanbevelingen over de 3 thema’s in deze brief
als volgt. Fiscale regelingen missen in veel gevallen een goede onderbouwing en ze
worden niet altijd goed geëvalueerd. Het is daarom raadzaam om zowel bij de invoering
als de evaluatie van fiscale regelingen het Toetsingskader fiscale regelingen tot
uitgangspunt te nemen. Met evaluaties kunnen de doeltreffendheid en doelmatigheid
van instrumenten worden vastgesteld. Forfaits worden evenmin stelselmatig geëvalueerd
of geactualiseerd. Uw Kamer zou daarom kunnen aansturen op een evaluatie van «het
instrument forfait» als zodanig of van enkele forfaits met een groot budgettair belang. Tot slot hebben we enkele
aandachtspunten belicht in de uitvoering en handhaving door de Belastingdienst. Het
is onder andere van belang om uitvoeringstoetsen voldoende serieus te nemen.
We willen er verder op wijzen dat, welke (politieke) keuzes er ook worden gemaakt
ten aanzien van het belastingstelsel, de uitvoeringsorganisaties de tijd en middelen
moeten krijgen om veranderingen verantwoord door te voeren. Zoals we al in deze brief
lieten zien, kampt de Belastingdienst op dit moment met grote problemen in onderhoud
en modernisering van de IT-systemen. Dit terwijl IT-systemen nodig zijn om nieuwe
wet- en regelgeving in te voeren en bestaande wetten en regels uit te voeren. Dit
onderstreept nogmaals de noodzaak om uitvoeringstoetsen voldoende serieus te nemen
en deze zorgvuldig te laten meewegen bij de besluitvorming over belastingen.
We vertrouwen erop u met deze brief bruikbare informatie te hebben verschaft voor
uw besluitvorming over de toekomst van het belastingstelsel.
Algemene Rekenkamer
drs. A.P. (Arno) Visser, president
drs. C. (Cornelis) van der Werf, secretaris
Bijlage 1: Tijdlijn onderzoeken fiscale regelingen24
Bijlage 2: Onderzoeken naar overheidsontvangsten van 2016 tot heden
Algemene Rekenkamer (2016a). Fiscale tegemoetkoming voor experts uit het buitenland: de 30%-regeling. Den Haag: eigen beheer.
Algemene Rekenkamer (2016b). Resultaten verantwoordingsonderzoek 2015 Ministerie van Financiën en Nationale Schuld
(IX). Rapport bij het jaarverslag. Den Haag: eigen beheer.
Algemene Rekenkamer (2016c). Handhavingsbeleid Belastingdienst. Den Haag: eigen beheer.
Algemene Rekenkamer (2017a). Zicht op belastingverlichtende regelingen. Den Haag: eigen beheer.
Algemene Rekenkamer (2017b). Resultaten verantwoordingsonderzoek 2016 Ministerie van Financiën en Nationale Schuld
(IX). Rapport bij het jaarverslag. Den Haag: eigen beheer.
Algemene Rekenkamer (2017c). Niet-belastingontvangsten. Raming, beheersing en prikkels van ontvangsten van ministeries. Den Haag: eigen beheer.
Algemene Rekenkamer (2017d). Tussenstand Investeringsagenda Belastingdienst. Den Haag: eigen beheer.
Algemene Rekenkamer (2017e). Schenkingsvrijstelling eigen woning. Effecten op de hypotheekschuld. Den Haag: eigen beheer.
Algemene Rekenkamer (2018a). Resultaten verantwoordingsonderzoek 2017 Ministerie van Financiën en Nationale Schuld
(IX). Rapport bij het jaarverslag. Den Haag: eigen beheer.
Algemene Rekenkamer (2018b). Btw op grensoverschrijdende digitale diensten. Handhaving door de Belastingdienst. Den Haag: eigen beheer.
Algemene Rekenkamer (2019a). Resultaten verantwoordingsonderzoek 2018 Ministerie van Financiën en Nationale Schuld
(IX). Rapport bij het jaarverslag. Den Haag: eigen beheer.
Algemene Rekenkamer (2019b). Datagedreven selectie van aangiften door de Belastingdienst. Den Haag: eigen beheer.
Algemene Rekenkamer (2019c). Brief aan de Tweede Kamer over de fiscale stimulering van elektrische auto’s. Den Haag: eigen beheer.
Algemene Rekenkamer (2019d). Forfaits in het belastingstelsel. Een overzicht van fiscale forfaits en hun bijdrage
aan de uitvoerbaarheid van het belastingstelsel. Den Haag: eigen beheer.
Algemene Rekenkamer (2019e). Autobelastingen als beleidsinstrument. Den Haag: eigen beheer.
Algemene Rekenkamer (2020a). Resultaten verantwoordingsonderzoek 2019 Ministerie van Financiën en Nationale Schuld
(IX). Rapport bij het jaarverslag. Den Haag: eigen beheer.
Algemene Rekenkamer (2020b). Autobelastingen als beleidsinstrument. Effecten van elektrische auto’s en bestelauto’s
voor belastingopbrengsten, luchtkwaliteit en klimaat. Den Haag: eigen beheer.
Algemene Rekenkamer (2021a). Brief aan de Tweede Kamer over EU-btw en e-commerce. Den Haag: eigen beheer.
Algemene Rekenkamer (2021b). Brief aan de Tweede Kamer over belastingontwijking. Den Haag: eigen beheer.
Algemene Rekenkamer (2021c). Resultaten verantwoordingsonderzoek 2020 Ministerie van Financiën en Nationale Schuld
(IX). Rapport bij het jaarverslag. Den Haag: eigen beheer.
Algemene Rekenkamer (2021d). Staat van de rijksverantwoording 2020. Testen, controleren, waarderen. Den Haag: eigen beheer.
Algemene Rekenkamer (2022a). Focus op handhaving Belastingdienst bij schijnzelfstandigheid. Den Haag: eigen beheer.
Algemene Rekenkamer (2022b). Resultaten verantwoordingsonderzoek 2021 Ministerie van Financiën en Nationale Schuld.
Rapport bij het jaarverslag 2021. Den Haag: eigen beheer.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.P. Visser, president van de Algemene Rekenkamer