Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Kent over “het bericht dat bijstandsgerechtigden in de knel komen door hoge terugvorderingen”
Vragen van het lid Van Kent (SP) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht dat bijstandsgerechtigden in de knel komen door hoge terugvorderingen (ingezonden 13 januari 2022).
Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) (ontvangen
14 februari 2022).
Vraag 1, 2
Wat is uw mening over het bericht dat bijstandsgerechtigden in de knel komen door
hoge terugvorderingen ondanks versoepelingen bij gemeentes?1
Deelt u de mening dat deze praktijken en daaruit volgende schrijnende situaties onacceptabel
zijn in ons land?
Antwoord 1, 2
Ik neem de signalen zeer serieus en deel uw zorgen over in de knel komende bijstandsgerechtigden.
Daarom werk ik met de inbreng van gemeenten, burgers en andere betrokkenen aan een
beleidsplan. Hierin wordt gekeken naar korte en langere termijn oplossingen in de
volle breedte van de uitvoering en de daaraan verbonden dilemma’s. Hierover is de
Kamer per brief op 10 september 2021 geïnformeerd.2
Vraag 3
Hoe kan het dat schijnbaar de helft van de sociale advocatuur en sociaal raadslieden
aangeeft dat zelfs na versoepelingen van de regelingen in de gemeentes er geen significante
verbeteringen zijn in de behandeling van mensen in de bijstand?
Antwoord 3
Uit het vorige zomer gestarte traject rond de Participatiewet komt naar voren dat
ervaren hardheden binnen de Participatiewet mede hun oorzaak vinden in een stapeling
van strikte regels. De individuele regel kan strikt maar redelijk zijn, maar in een
stapeling van verschillende strikte regels, die allemaal op het bord van de bijstandsgerechtigde
terechtkomen, kan een onredelijkheid ontstaan. In dit samenspel kan het effect van
separate versoepelingen vervagen. In het reeds aangehaalde beleidsplan zoek ik daarom
naar een combinatie van maatregelen, waardoor hardheden beter kunnen worden voorkomen.
Vraag 4
Hoe kan het dat er weer berichten zijn van rechters die niet adequaat de redelijkheid
lijken te toetsen van deze terugvorderingszaken? In hoeveel gevallen is dit van toepassing?
Welke lessen uit de rechterlijke toetsing in de toeslagenaffaire zijn ook hier toe
te passen?
Antwoord 4
Als Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen kan ik niet treden in
individuele uitspraken van rechters. Ik beschik in die zin ook niet over mogelijke
aantallen. In het kader van het traject rond de Participatiewet zoek ik wel nadrukkelijk
naar oplossingen waarbij de rechter beslissingen expliciet op hun redelijkheid kan
toetsen, juist om situaties zoals die bij de Toeslagenaffaire naar boven kwamen te
voorkomen.
Vraag 5
Hoe verhoudt deze problematiek zich met de door de Kamer aangenomen motie die oproept
«voor mensen in de bijstand een landelijke vrijstelling van giften te realiseren van
€ 1.200 per jaar»? Hoe lang duurt het nog voor u uitvoering gaat geven aan deze aangenomen
motie-Jasper van Dijk (Kamerstuk 24 515, nr. 580)?
Antwoord 5
De aangenomen motie vraagt om aanpassing van de wet. Het middelenbegrip binnen de
Participatiewet is complex. Dat laat ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep
in de casus Wijdemeren3 zien, waarbij boodschappen uiteindelijk niet onder giften als bedoeld in artikel
31, tweede lid, onderdeel m, van de Participatiewet bleken te vallen. Het met de motie
beoogde doel om mensen in de bijstand meer ruimte te bieden vraagt daarom om een bredere
(niet sec op giften geënte) blik op de middelenparagraaf binnen de wet. Ik wil de
uitvoering van de motie meenemen in het beleidsplan zoals aan u toegezegd.
Vraag 6, 7
Wat gaat u doen om gemeenten aan te sporen zelf ook alvast de regeling te versoepelen
op een manier die voor daadwerkelijke verbetering zorgt, aangezien de landelijke uitwerking
van de motie traag verloopt? Wat gaat u doen om de landelijke uitwerking te versnellen?
Hoe gaat u de mensen compenseren die tussen het aannemen van de motie door de Kamer
en de uiteindelijke (trage) uitvoering hiervan te compenseren?
Antwoord 6, 7
Mijn voorganger heeft eerder aangegeven dat hij de motie vooralsnog (vanwege de demissionaire
status van het kabinet) enkel tot uitvoering kon brengen door gemeenten op te roepen
steeds een individuele afweging te maken als het om schenkingen gaat. Kijkend naar
de aanwezige jurisprudentie zijn er geen duidelijke signalen dat gemeenten hier in
individuele casussen onvoldoende gebruik van maken. Ik wil doorgaan met actief het
gesprek opzoeken met gemeenten om samen met hen te kijken welke mogelijkheden de wet
al biedt om onbedoelde hardheden bij de uitvoering van de wet te voorkomen. Voor giften
geldt daarbij dat de huidige wet (artikel 31, tweede lid, onderdeel m) de gemeente
reeds ruimte geeft om individuele giften buiten beschouwing te laten, namelijk voor
zover het college van oordeel is dat de giften uit oogpunt van bijstandsverlening
verantwoord zijn. Verder neem ik zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 5 de uitvoering
van deze motie mee in het eerdergenoemde beleidsplan.
Vraag 8
Deelt u de mening dat de hele Participatiewet een probleem is en op de schop moet?
Antwoord 8
De Participatiewet vraagt op een aantal punten om fundamentele verbeteringen, die
verder gaan dan losse aanpassingen. Hierover ben ik momenteel in gesprek met gemeenten
en andere betrokkenen. Dit leidt tot het reeds aangehaalde beleidsplan met een samenspel
van oplossingen. Over de stand van zaken en stappen tot nadere uitwerking van dit
beleidsplan zal ik uw Kamer deze maand per voortgangsbrief verder informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.