Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Tjeerd de Groot en Hagen naar aanleiding van het bericht ‘Stikstofdeal met zes boeren die stoppen, A15 kan volgens ministerie daardoor alsnog doorgaan’ in de Gelderlander
Vragen van de leden Tjeerd de Groot en Hagen (beiden D66) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Stikstofdeal met zes boeren die stoppen, A15 kan volgens ministerie daardoor alsnog doorgaan» (ingezonden 16 september 2021).
Antwoord van Minister Visser (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 12 oktober
2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Stikstofdeal met zes boeren die stoppen, A15 kan volgens
ministerie daardoor alsnog doorgaan»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat het doortrekken van de A15 alsnog mogelijk wordt gemaakt, doordat
deals worden gesloten met zes veeboeren in de «wijde regio»?
Antwoord 2
Voor het project ViA15 is met zes agrarische bedrijven een overeenkomst gesloten,
waarin is overeengekomen dat activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd,
de vergunning geheel of gedeeltelijk wordt ingetrokken en de depositiereductie die
dat oplevert, ingezet mag worden ter mitigatie van mogelijke effecten als gevolg van
het project.
Vraag 3
Klopt het dat met enkele van deze boeren in het voorjaar al een akkoord is gesloten,
voordat duidelijk was dat het kabinet de 25-kilometer grens gaat hanteren bij het
afgegeven van vergunningen?
Antwoord 3
Ja, dat klopt. In bijlage 6 bij de Passende beoordeling voor ViA15 is per bedrijf
aangegeven op welke datum de overeenkomst is getekend.
Vraag 4
Klopt het dat een van de bedrijven die wordt uitgekocht om stikstofruimte vrij te
maken, niet meer bestaat en dus ook geen stikstof meer uitstoot? Zo ja, bent u van
mening dat u door het opkopen van een dergelijk bedrijf ook echt de natuur beschermt?
Antwoord 4
Nee, Rijkswaterstaat sluit in dit kader alleen overeenkomsten met bedrijven die daadwerkelijk
in bedrijf waren of konden zijn op basis van hun vergunning. Het uitgangspunt dat
daarbij gehanteerd wordt is de vergunde «feitelijk gerealiseerde capaciteit». Dit
is afgesproken tussen Rijk en provincies (en gemeenten) en door de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit aan de Kamer gecommuniceerd (Kamerstuk 32 670, nr. 167). Bij een veehouderij betekent dit dat de stallen nog aanwezig zijn op het moment
van het sluiten van de overeenkomst. Dat is ook van toepassing op de ViA15. Hiermee
is gehandeld binnen de kaders van de geldende natuurbeschermingsregelgeving en beleidsafspraken.
Vraag 5
Waarom heeft u ervoor gekozen de stikstofuitstoot van de snelweg te compenseren met
het opkopen van boerenbedrijven, terwijl dit niet is toegestaan in de provincie Gelderland?
Antwoord 5
Het Rijk heeft als bevoegd gezag in het kader van toestemmingverlening de beperkingen
op extern salderen sinds september 2020 opgeheven. Voor dit project zijn afspraken
gemaakt met de provincie als partner in het project ViA15. Afgesproken is dat de provincie
Gelderland de natuurvergunning intrekt van de betreffende agrarische bedrijven voordat
de doortrekking van de A15 en verbreding van de A12 worden opengesteld. Bestuurlijk
hebben het Ministerie van IenW en de provincie Gelderland afgesproken dat het Ministerie
van IenW zich inspant om ongewenste leegstand van de agrarische opstallen te voorkomen.
Gedeputeerde Drenth heeft dit op 15 september 2021 ook toegelicht in een debat met
provinciale staten.
Vraag 6
Welke maatregelen gaat u nemen om de uitstoot van het project te compenseren die verder
reikt dan de afstand van 25 kilometer?
Antwoord 6
Op deze vraag heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in de brief
«Beantwoording vragen over de vervolgacties naar aanleiding van het eindrapport Adviescollege
Meten en Berekenen Stikstof» antwoord gegeven (AH 3998, 2021Z13947).
De depositiebijdrage buiten 25 kilometer van een individueel project per hectare is
relatief klein. Het toerekenen van dusdanig kleine depositieveranderingen op een dergelijke
afstand aan een individueel project is om technisch modelmatige redenen bezwaarlijk.
Het is evenwel niet uitgesloten dat het individuele project buiten 25 kilometer leidt
tot een geringe bijdrage op een reeds overbelasthabitattype. Die bestaande overbelasting
is het gevolg van de som van veel verschillende activiteiten (bronnen) waardoor de
totale (achtergrond)depositie de kritische depositiewaarde overstijgt. Voorkomen moet
worden dat het totaal aan (achtergrond)deposities leidt tot verslechtering van natuurwaarden
in Natura 2000-gebieden. Hiertoe is de lidstaat (de rijksoverheid en provincies) verantwoordelijk
om maatregelen te treffen die nodig zijn voor de verwezenlijking van de instandhoudingsdoelstellingen
(art 6, eerste lid, Habitatrichtlijn) en passende maatregelen (preventief) ter voorkoming
van verslechtering van de kwaliteit van habitattypen en leefgebieden van soorten (art
6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn).
Aan deze generieke verantwoordelijkheid van de lidstaat wordt onder meer invulling
gegeven met de structurele aanpak stikstof die is verankerd in de Wet natuurbescherming
(en later de Omgevingswet) en de volgende elementen omvat:
– resultaatsverplichtende omgevingswaarden voor het verminderen van de totale depositie
van stikstof op daarvoor gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden;
– een programma stikstofreductie en natuurverbetering met passende bron- en natuurmaatregelen
om te voldoen aan de omgevingswaarde en om de instandhoudingsdoelstellingen voor de
Natura 2000-gebieden te verwezenlijken;
– periodieke monitoring en bijsturing van de maatregelen en het programma in zijn integraliteit
en rapportage daarover.
De structurele aanpak van het kabinet vormt de basis om de stikstofdepositie in Nederland
omlaag te brengen en omvat een pakket aan bronmaatregelen gericht op het behalen van
de omgevingswaarden. De omvang van het pakket is mede bepaald door de toekomstige
ontwikkeling van de totale depositie in ogenschouw te nemen, vastgesteld door berekeningen
op basis van de emissieramingen van het PBL. In de emissieramingen zijn ook de nieuwe,
toekomstige activiteiten (projecten) verdisconteerd, zonder daarbij rekening te houden
met mitigatie op projectniveau. Omdat er in de ramingen van het PBL geen rekening
is gehouden met mitigatie op projectniveau, heeft het invoeren van de afstandsgrens
geen invloed op de benodigde omvang van het pakket bronmaatregelen. Ondanks dat door
de afstandsgrens initiatiefnemers nu niet langer projectbijdragen op grotere afstand
dan 25 kilometer van de projectbronnen hoeven te mitigeren. Aan alle ramingen zitten
echter inherent onzekerheden. Het kabinet heeft daarom besloten om, als extra waarborg,
het pakket aan bronmaatregelen verder te versterken door extra passende maatregelen
te nemen (Kamerstuk 35 334, nr. 158).
Vraag 7
Bent u bereid geen onomkeerbare stappen te zetten op de A15 tot hierover is gesproken
in de Tweede Kamer tijdens het notaoverleg MIRT?
Antwoord 7
Op 14 september 2021 heb ik u geïnformeerd dat ik de nadere motivering en aanpassing
van het Tracébesluit ViA15 op 13 september 2021 aan de Raad van State heb gestuurd
(Kamerstuk 35 570 A, nr. 98). Het is nu aan de Raad van State om hierover uitspraak te doen. Tot die tijd worden
geen onomkeerbare stappen op de A15 gezet.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Visser, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.