Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda bijeenkomst NAVO-ministers van Defensie op 17 en 18 februari 2021
28 676 NAVO
Nr. 355 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 16 februari 2021
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Defensie over de brief van 4 februari 2021 inzake de geannoteerde
agenda bijeenkomst NAVO-Ministers van Defensie op 17 en 18 februari 2021 (Kamerstuk
28 676, nr. 353).
De vragen en opmerkingen zijn op 8 februari 2021 aan de Minister van Defensie voorgelegd.
Bij brief van 10 februari 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Aukje de Vries
De adjunct-griffier van de commissie, Mittendorff
Vragen en antwoorden
Algemeen
De leden van de D66-fractie danken de Minister voor de toegezonden documenten met
betrekking tot NAVO Defensie Ministeriële. Deze leden hebben nog enkele vragen aan
de Minister.
Vraag 1
Met betrekking tot afschrikking en verdediging lezen de leden van de D66-fractie dat
de Nederlandse regering het belang van SASP onderschrijft in het kader van responsiveness.
Deze leden vragen hoe het reactievermogen van de NAVO op dit moment is.
Antwoord
Reactievermogen is opgebouwd uit meerdere facetten dat ook wel wordt omschreven as
«acting at the speed of relevance»». Daaronder moeten zowel tijdige en effectieve
politieke besluitvorming worden verstaan, als militaire aspecten. Er wordt sinds de
Top van Wales in 2014 hard gewerkt om de graad van gereedheid in overeenstemming te
brengen met de veiligheidssituatie, door middel van initiatieven als de NATO Response Force en het NATO Readiness Initiative (zie ook de antwoorden op vraag 7). Het reactievermogen van de NAVO ontwikkelt zich
daarmee richting het juiste niveau, maar is daar nog niet.
Vraag 2
Welke speerpunten wil de Nederlandse regering aandragen voor de besprekingen van het
inclusief SACEUR’s Area-wide Strategic Plan (SASP) die het komend half jaar zullen
plaatsvinden?
Antwoord
In de vertaling van het concept voor afschrikking en verdediging naar een militair-strategisch
plan voor de inzet van NAVO-troepen, vindt het kabinet het van groot belang dat SACEUR
optreedt binnen de hem verstrekte politieke Direction and Guidance. Daarnaast is het voor het kabinet essentieel dat besluitvorming over transitie van
vredestijd-opstelling naar crisis-aanpak en van crisis naar conflict te allen tijde
op het politieke niveau van de NAVO-Raad geschiedt.
Vraag 3
Dezelfde leden lezen dat de Defensievisie 2035 in lijn is met het NAVO Warfighting
Capstone Concept (NWCC). Betekent dit dat de visie van de Nederlandse krijgsmacht
in grote lijnen gelijk is aan die van de NAVO?
Antwoord
In grote lijnen komt de Defensievisie 2035 overeen met het NWCC, met name op de onderwerpen
op het gebied van innovatie, digitalisering, nieuwe domeinen en het belang van een
goede informatievoorziening. Het NWCC is een document op basis van samenwerking tussen
30 bondgenoten. De Defensievisie is een nationaal document, waarin tevens onze beleidsinzet
richting de NAVO en de EU is opgenomen. De Defensievisie gaat ook in op de nationale
taken van Defensie en het Caribisch gebied. Het NWCC is ontwikkeld o.l.v. SACT (Supreme
Allied Commander Transformation) in een inclusieve aanpak met de NAVO-bondgenoten.
Nederland heeft actief deelgenomen aan diverse workshops en seminars over de ontwikkeling
van het NWCC.
Vraag 4
Kan de Minister meer inzicht verschaffen in welke doelen centraal staan in deze lange
termijn strategie?
Antwoord
De ontwikkeling van het NWCC is parallel aan het Concept for Deterrence and Defence of the Euro-Atlantic Area (DDA-concept) opgestart op basis van de door het Militaire Comité goedgekeurde NAVO
Militaire Strategie. Waar het DDA-concept kijkt naar afschrikking en verdediging nu
en in de nabije toekomst, kijkt het NWCC 20 jaar vooruit. Door op tijd goed na te
denken over hoe het veiligheidsdomein er over 20 jaar uitziet en welke rol de NAVO
daarin op welke wijze wil kunnen spelen, beoogt de NAVO om veilig te stellen dat we
blijven beschikken over een relevant militair machtsinstrument dat de gezamenlijke
politieke besluiten kan ondersteunen. Het kabinet zal dan ook benadrukken dat eventueel
uit verdere implementatie voortvloeiende implicaties voor staand beleid dienen te
worden voorgelegd aan de NAVO-Raad. Het NWCC zal, na goedkeuring door de Ministers,
verder worden geïmplementeerd in een 25-tal projecten, met variërende onderwerpen
van o.a. Realistische Training of een (big)DATA analyse ontwikkelprogramma, tot diverse
concepten en raamwerken voor bijvoorbeeld niet-kinetische beïnvloeding. Hieruit komt
militaire input op in de toekomst voorliggende politieke besluiten voort.
Vraag 5
Wat zijn de grootste veranderingen die in de NWCC worden aangedragen met betrekking
tot het NAVO defensieplanningsproces (NDPP)? Zo vragen de leden van de D66-fractie.
Antwoord
Het NWCC beschouwt niet het NAVO defensieplanningsproces (NDPP), maar ontwikkelingsrichtingen
van het militair machtsinstrument van de NAVO. Het brengt geen wijzigingen aan in
het NDPP of de wijze waarop NAVO aan capaciteitsontwikkeling en planning doet. Het
NDPP is een vierjarig cyclisch proces over concrete capaciteiten dat wordt aangestuurd
onder Political Guidance, niet door militair conceptuele stukken.
Vraag 6
Met betrekking tot het NATO Readiness Initiative (NRI) vragen de leden van de D66-fractie een toelichting over de huidige tekorten
bij het NRI. Op welke manier draagt Nederland bij aan het opvullen van deze kritische
tekorten?
Antwoord
De huidige tekorten binnen het NRI betreffen de enablers die noodzakelijk zijn voor het kunnen optreden van de NAVO in grotere formaties.
Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan air-to-air-refuelling, Joint Support Ships en medische teams. Nederland draagt als betrouwbaar bondgenoot binnen alle domeinen
bij aan het NRI. Voor 2021 betreft dit één fregat met boordhelikopter en een mijnenjager.
Vanaf 2022 komen daar stapsgewijs land- en luchteenheden bij. De enablers die door de NAVO voor de grote formaties worden gevraagd, zijn zeer schaars binnen
de Nederlandse krijgsmacht. Het is daarom niet zeker dat Nederland extra gevraagde
capaciteiten beschikbaar kan stellen.
Vraag 7
Dezelfde leden lezen dat er een herziening van het Integrated Air and Missile Defence
(IAMD) Standing Defence Plan op de agenda staat. Deze leden vragen op welke punten
dit plan wordt herzien? Is de NAVO ook actief bezig haar luchtruim beter te verdedigen
tegen de dreiging van hypersonische wapens? Zo ja, hoe wordt dit dan gedaan? Zo nee,
zou dit niet verstandig zijn in het licht van de groeiende dreiging rondom hypersonische
wapens die ook het MIVD signaleert in haar meest recente openbare jaarverslag? Waarom
is het ACSS niet voldoende gericht op de toekomst? Wat schort eraan? In andere woorden,
waarom heeft Nederland gepleit voor een herziene AirC2 toekomstvisie, zo vragen de
leden van de D66-fractie.
Antwoord
Een belangrijke herziening van het NAVO IAMD Standing Defence Plan betreft de aanpassing van het dreigingsbeeld, gelet op de ontwikkelingen in de internationale
veiligheidssituatie in de afgelopen jaren. Het herziene plan voorziet in een toekomstgerichte
geïntegreerde 360-graden lucht- en raketverdediging voor het bondgenootschap, waarbij
rekening wordt gehouden met politieke, militaire en technologische ontwikkelingen.
In het kader van de bondgenootschappelijke verdediging levert Nederland met zijn hoogwaardige
lucht- en raketverdedigingssystemen reeds een belangrijke bijdrage aan de geïntegreerde
lucht- en raketverdediging van de NAVO.
Voor een effectieve geïntegreerde lucht- en raketverdediging zijn toekomstgerichte
AirC2-capaciteiten ook van belang. Meerdere bondgenoten, waaronder Nederland, twijfelen
door voortschrijdend technologisch inzicht aan de haalbaarheid van de oorspronkelijke
behoeftestelling van het Air Command and Control System (ACCS), gebaseerd op één volledig geïntegreerd, NAVO-breed systeem. Volgens nieuwe
inzichten kunnen meerdere op elkaar aansluitende AirC2 capaciteiten eenzelfde gewenst
effect van integratie bereiken, tegen lagere kosten, maar met betere resultaten en
een snellere implementatie.
Vraag 8
De leden van de D66-fractie vragen inzake de lastenverdeling van de NAVO hoeveel geld
er nu jaarlijks bruto geïnvesteerd wordt in Defensie, vergeleken met kabinet Rutte
II? Kan de Minister aangeven hoeveel miljard er per jaar nodig is om in 2025 het gemiddelde
van de Europese bondgenoten (1,8% van het bbp) te halen?
Antwoord
Het huidige kabinet geeft structureel 1,7 miljard euro extra per jaar uit aan Defensie
ten opzichte van de vorige kabinetsperiode. Bij een gelijkblijvend BBP is ten opzichte
van de huidige uitgaven 4,1 miljard euro extra per jaar nodig om in 2024 op het gemiddelde
van 1,92% van het BBP van de Europese NAVO-bondgenoten uit te komen.
Vraag 9
Met betrekking tot NAVO 2030 zien de leden van de D66-fractie het als een goede zaak
dat er intensief wordt nagedacht over het NAVO Strategisch Concept. Deze leden vragen
in hoeverre het NAVO Strategisch Concept wordt afgestemd met het Strategisch Kompas
van de EU, of andersom? Het lijkt de leden van de D66-fractie van belang dat hier
een juiste mate van afstemming is tussen de EU op zichzelf en de EU als zijnde een
belangrijke pilaar binnen de NAVO. Kan de Minister toezeggen dat de SG NAVO alvorens
Nederland instemt met het Strategisch Concept dit eerst besproken wordt met de Tweede
Kamer?
Antwoord
Het Strategisch Concept van de NAVO beschrijft de centrale kenmerken van de veiligheidsomgeving
en definieert het doel en de aard van de NAVO en haar fundamentele veiligheidstaken.
Het Strategisch Concept vertoont qua reikwijdte overeenkomsten met de Global Strategy van de EU. Het doel van het Strategisch Kompas is om de prioriteiten van de EU Global Strategy van 2016 te vertalen naar concrete, gedeelde ambities en prioriteiten. Het Strategisch
Kompas zou moeten leiden tot een heldere, gezamenlijk geplaatste stip op de horizon
en in de tijd weggezette prioriteiten, waaronder de manier waarop onder meer EU-NAVO
samenwerking kan bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen ervan. Hoewel
de documenten en processen van beide organisaties verschillen, geldt dat uiteraard
niet voor de appreciatie van het kabinet van de veiligheidsomgeving. Bovendien biedt
nauwe afstemming tussen beide processen mogelijkheden voor verdere versterking en
samenwerking.
De update van het Strategisch Concept zal één van de aanbevelingen zijn die de SG
NAVO zal doen in het kader van NAVO2030. Dit proces heeft tot doel de versterking
van de bondgenootschappelijke eenheid, de versteviging van de verankering van de trans-Atlantische
relatie, de versterking van de onderlinge consulatie onder bondgenoten en de versterking
van de politieke rol van de NAVO om zo bescherming te kunnen bieden tegen bestaande,
maar ook nieuwe veiligheidsdreigingen. De SG NAVO zal hierover aanbevelingen doen
aan staatshoofden en regeringsleiders tijdens de Top die naar verwachting in juni
zal plaatsvinden. Hij zal zich daarbij gedeeltelijk laten inspireren door het rapport
van de reflectiegroep, maar ook door eigen consultaties met bondgenoten en met jongeren
en maatschappelijk middenveld. Het kabinet is graag bereid tot nader overleg met uw
Kamer over dit onderwerp.
Vraag 10
Met betrekking tot missies en operaties maken de leden van de D66-fractie zich zorgen
over de moeizame vredesonderhandelingen tussen de Afghaanse regering en de Taliban.
Het is goed dat er over verschillende scenario’s wordt nagedacht, waaronder ook één
waarbij er meer militaire capaciteit naar de regio gestuurd dient te worden. Deze
leden vragen uit hoeveel personeel en materieel de volledige gereedstelling van de
NAVO bestaat, waar Nederland 80 militairen aan bijdraagt. Naar welk gedeelte van Afghanistan
zullen deze troepen gestuurd worden, naar alle waarschijnlijkheid? Zullen zij een
toevoeging zijn aan de aanwezige troepen of deels ook een aflossing van al reeds gestationeerde
troepen? Met wat voor materieel, licht, middel of zwaar, worden deze troepen uitgezonden?
Wat zijn de risico’s voor deze uitzending?
Antwoord
Ook andere NAVO-bondgenoten nemen de nodige voorzorgsmaatregelen ter zelfverdediging,
voor het geval de dreiging richting coalitietroepen de komende maanden zou toenemen.
De precieze vorm en omvang van de voorzorgsmaatregelen van andere bondgenoten is nog
niet bekend. Deze zijn onderwerp van nationale planning en besluitvorming van de coalitiepartners.
Nederland en Duitsland zijn strategische partners binnen de NAVO-missie en coördineren
deze voorzorgsmaatregel gezamenlijk voor Train, Advise & Assist Command North (TAAC-N). In het geval dat het kabinet besluit tot inzet van de militairen, dan vindt
deze inzet plaats vanaf het kamp van de missie in Mazar-e-Sharif. De Nederlandse militairen
die momenteel al force protection-taken uitvoeren, doen dat eveneens vanaf deze basis. De militairen kunnen worden
ingezet in het geval de veiligheidssituatie dit vereist. Als het kabinet tot de inzet
van de militairen besluit, vormen zij een toevoeging op de troepen die al in Afghanistan
aanwezig zijn.
In voorkomend geval maken de Nederlandse troepen gebruik van Duits materieel en voertuigen,
zoals dit voor de reeds uitgezonden Nederlandse militairen momenteel ook het geval
is. Zij nemen bij inzet wel aanvullende bewapening mee.
Zoals eerder aan uw Kamer is gemeld (Kamerstuk 27 925, nr. 630), staat de veiligheidssituatie in Afghanistan onder druk door het hoge geweldsniveau
van de Taliban. De aard van de risico’s bij eventuele inzet is dezelfde als die voor
de Nederlandse troepen die reeds in Afghanistan actief zijn.
Vraag 11
De leden van de D66-fractie vragen hoe de NATO Mission Iraq (NMI) de veiligheidsinstituties van Irak precies versterkt? Hoeveel militairen van
de NMI zijn op dit moment gestationeerd in Irak, hoeveel zijn daarvan Nederlands?
Wat is de huidige indruk van de Minister over de samenwerking met de Iraakse overheid?
Wordt de NMI-missie, net als de Operation Inherent Resolve (OIR) missie, in toenemende
mate gestoord door milities die gelieerd zijn aan Iran? Hoe schat de Minister de huidige
politieke situatie van Irak in, is deze stabiel genoeg? Onlangs was er weer een aanslag
in Bagdad opgeëist door de Islamitische Staat; betekent dit dat deze groepering weer
aan slagkracht wint? Is de NMI-missie er ook op ingericht om de aanvoerlijnen van
IS te doorbreken, of ligt dit volledig bij de OIR? In hoeverre werken de NMI en OIR-missies
samen?
Antwoord
In tegenstelling tot OIR is NMI niet gericht op de strijd tegen ISIS, maar op de advisering
en training van het Iraakse Ministerie van Defensie. De concrete samenwerking tussen
OIR en NMI bestaat op dit moment voornamelijk uit het feit dat OIR de force protection en enabling-capaciteiten (bijvoorbeeld logistieke en medische ondersteuning) voor NMI levert.
Het nieuwe operatieplan van NMI anticipeert op een zelfstandig opererend NMI op de
middellange termijn (waarschijnlijk tweede helft van 2021).
NMI geeft training en advies aan (instructeurs op) militaire scholen en opleidingsinstituten
en aan het Iraakse Ministerie van Defensie, het Office of the National Security Advisor en het Prime Ministers National Operations Centre. Naast militairen zijn civiele adviseurs werkzaam bij de missie. Op dit moment bedraagt
het mandaat van NMI in totaal circa 500 personen. De huidige Nederlandse bijdrage
bestaat uit vijf civiele en twee militaire functies. De Nederlandse bijdrage kan afhankelijk
van de behoefte en omstandigheden worden op- of afgeschaald, tot ongeveer 20 militairen
en civiele adviseurs.
Irak staat voor een aantal complexe uitdagingen, verder vergroot door een economische
crisis en de COVID-pandemie. De Iraakse regering heeft verkiezingen aangekondigd in
oktober 2021 en probeert in de tussentijd broodnodige hervormingen door te voeren.
Irak heeft internationale steun nodig om de complexe uitdagingen het hoofd te bieden
en heeft aan de VN, de NAVO en de EU gevraagd om ondersteuning. De samenwerking tussen
de NAVO en de Iraakse autoriteiten is constructief. De Iraakse autoriteiten hebben
een uitbreiding van NAVO-activiteiten in Irak verwelkomd en er wordt voortdurend nauw
met hen geconsulteerd over de precieze focus van de uitbreiding van NAVO-activiteiten.
Vooralsnog lijkt de aanslag in Bagdad van 21 januari jl. een incident. Het aantal
ISIS-aanslagen per week/maand in Irak laat sinds november jl. namelijk een langzame
daling zien. Het merendeel van de ISIS-aanslagen in Irak is kleinschalig en eenvoudig
van aard. Daarnaast hebben Iraakse veiligheidsdiensten sinds deze aanslag talloze
invallen en operaties uitgevoerd waarbij tientallen (vermeende) strijders en commandanten
van ISIS zijn gedood of gearresteerd. Onder hen bevonden zich volgens de Iraakse regering
ook kaderleden van ISIS die direct verantwoordelijk zouden zijn voor de aanslag van
21 januari jl. Op dit moment is de inschatting dat pro-Iraanse milities in Irak waarschijnlijk
geen wezenlijk onderscheid zullen maken tussen OIR en NMI. Vooralsnog is het de verwachting
dat deze milities hun activiteiten gericht tegen de presentie van Amerikaanse / Westerse
troepen in Irak waarschijnlijk zullen voortzetten. Van een toename van activiteiten
kan sinds eind 2020 echter niet worden gesproken.
Vraag 12
De leden van de D66-fractie lezen dat de EU en de NAVO steeds meer gaan samenwerken,
ook op het gebied van Emerging and Disruptive Technologies (EDT). Waar moeten deze
leden aan denken bij deze technologieën? Is dit een containerbegrip of gaat het hier
om zeer specifieke soft- en hardware? Wat voor EDT worden er momenteel in de EU en
de NAVO ontwikkeld? In de brief staat tot slot dat Nederland belang hecht aan de juridisch-ethische
aspecten van de ontwikkeling en toepassing van EDT. De leden van de D66-fractie vragen
een toelichting hierop en waar de Minister dan aan hecht. Eerder werd in dit verband
altijd betekenisvolle menselijke controle genoemd, waarom nu niet, zo vragen deze
leden. Is dit niet van toepassing op EDT?
Antwoord
In de Defensievisie 2035 en de Strategische Kennis en Innovatie Agenda 2021–2025 zijn
onderzoek, ontwikkeling en toepassing van Emerging and Disruptive Technologies (EDT) in het militaire domein een speerpunt. De toepassing van EDT is voorwaardelijk
voor de verwezenlijking van een technologisch hoogwaardige krijgsmacht in 2035.
Bij het defensieonderzoek en het gezamenlijke onderzoek van de NAVO-bondgenoten is
de EDT Roadmap een belangrijk richtsnoer. Het gaat daarin om data, kunstmatige intelligentie,
autonomie, de ruimte, hypersonische en nieuwe rakettechnologieën, kwantumtechnologie
en bio technologies & human augmentation/enhancement. Het gezamenlijk onderzoek van de NAVO-lidstaten ligt op een laag Technology Readiness Level (TRL 2). Daarbij gaat het niet om de ontwikkeling van specifieke soft- en hardware,
maar om fundamenteel onderzoek. Het is de verwachting dat in het kader van het Europees
Defensiefonds (EDF) de Europese Commissie dit onderzoek gaat stimuleren, uit te voeren
door publiek-private consortia. De contacten tussen de EU en de NAVO zijn vooralsnog
beperkt tot het wederzijds informeren over activiteiten, gericht op complementariteit,
maar (nog) niet op het vinden van synergie en samenwerkingsmogelijkheden.
Over het algemeen vinden landen die van zowel NAVO als EU lid zijn, de EDT-samenwerking
binnen NAVO belangrijk vanwege de aanwezigheid van de VS en het VK en vanwege de militair-operationele
invalshoek van de NAVO. De EDT-samenwerking binnen de EU heeft vooralsnog vooral betekenis
in het civiele domein (Horizon Europe), en op ethisch-juridisch vlak, bijvoorbeeld
ten aanzien van kunstmatige intelligentie. Daar komt de ontwikkeling van Europese
industriële en militaire capaciteiten in het kader van het EDF nog bij. Afstemming
tussen NAVO en EU is dan ook belangrijk.
De betekenisvolle menselijke controle blijft onverminderd van belang bij EDT. Ook
binnen de NAVO vraagt Nederland hiervoor aandacht. Het kabinet is immers van mening
dat alle wapensystemen, waaronder autonome wapensystemen, te allen tijde onder betekenisvolle
menselijke controle moeten staan. Binnen de EU en de NAVO heerst consensus over de
noodzaak tot een bepaalde mate van menselijke betrokkenheid ten aanzien van het gebruik
van autonome wapensystemen, alhoewel (nog) geen overeenstemming is bereikt over de
definitie en praktische uitwerking van deze betrokkenheid. De discussie hierover vindt
plaats binnen de Group of Governmental Experts (GGE) on Lethal Autonomous Weapon Systems (LAWS) onder de Convention on certain Conventional Weapons (het CCW-verdrag). Nederland draagt actief bij aan de nadere definiëring en uitwerking
van het concept betekenisvolle menselijke controle.
Vraag 13
Met betrekking tot de NATO Defence Planning Capability Review lezen de leden van de
D66-fractie dat de Nederlandse bijdrage aan de NAVO voornamelijk achterblijft met
betrekking tot de landmacht. Maritieme en luchtcapaciteit daarentegen, gaat volgens
plan. Deze leden vragen hoe de wens van Nederland om verder te specialiseren in bepaalde
defensietaken zich verhoudt tot de afspraken die worden gemaakt met de NAVO? Als de
NAVO van Nederland alle capaciteiten blijft vragen terwijl Ned`erland zich specialiseert,
dan blijft dit probleem ontstaan. Deze leden vragen of de Minister het hiermee eens
is. Zo ja, kan zij dit op een manier aan de orde stellen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
In de Defensievisie 2035 is aangegeven dat het kabinet inzet op meer specialisatie,
vanuit een veelzijdige kwalitatief hoge basis. De invulling hiervan zal in samenspraak
met onze NAVO- en EU-partners gebeuren, met een grotere gezamenlijke effectiviteit
als doel. De EU en de NAVO moeten namelijk gezamenlijk in staat blijven om onze veiligheid
te beschermen. Specialisatie tussen partners gebeurt dan ook niet van de één op de
andere dag. Het is een langdurig proces. Vaak begint specialisatie bij meer samenwerking;
daarom gaan we door met intensivering van onze samenwerkingen met partners en de actieve
deelname aan initiatieven op het gebied van pooling and sharing.
In dit kader vindt thans de uitwerking plaats van diverse moties: de motie van de
leden Van den Nieuwenhuijzen en Belhaj (Kamerstuk 355 70 X, nr. 39) over het opstellen
van scenario’s voor mogelijke routes van specialisatie van Defensie binnen haar internationale
partnerschappen; de motie van de leden Stoffer en Van den Bosch (Kamerstuk 35 570 X, nr. 54) om de Defensievisie 2035 aan te vullen met een nader uitgewerkt kader voor de wijze
waarop taakspecialisatie kan vormgegeven inclusief de voor- en nadelen daarvan; en
de motie van het lid Belhaj (Kamerstuk 35 570 X, nr. 47) over het in het kader van het EU Strategisch Kompas, op basis van de Defensievisie
2035, aangeven hoe dreigingen het meest effectief, en in welk verband (nationaal,
bilateraal niveau, EU- en NAVO-verband), het best geadresseerd kunnen worden. Over
de uitwerking van de bovenstaande drie moties wordt de Kamer op korte termijn geïnformeerd.
Vraag 14
Met betrekking tot Defensie-uitgaven ten behoeve van de NAVO zien de leden van de
D66-fractie dat er een verschil is tussen de berekening van de NAVO en Nederland voor
het percentage van de NAVO-bijdrage. Nemen verschillende landen hierbij een andere
grondslag? Deze leden verzoeken met betrekking tot de defensie-uitgaven ten behoeve
van de NAVO in het vervolg standaard de brutobedragen per land te vermeld en dit jaarlijks
aan de Kamer toe te zenden.
Antwoord
In de Nederlands berekeningswijze worden recentere plancijfers gehanteerd dan die
van de NAVO, waardoor het percentage volgens de Nederlandse berekeningswijze voor
2020 iets hoger uitkomt. Omdat de NAVO wil dat alle bondgenoten conform dezelfde berekeningswijze
rapporteren, wordt in de Update National Plan voor de NAVO uitgegaan van 1,48% (ref. Kamerstuk 28 676, nr. 347). Nederland gaat in de berekeningen van defensie-uitgaven uit van de cijfers van
het Centraal Planbureau (CPB), de NAVO hanteert cijfers die de IMF en OESO uitbrengen.
Algemeen
De leden van de SP-fractie hebben met grote belangstelling de agenda van de NAVO Defensie
ministeriële bestudeerd. Daarbij hebben de leden van de SP-fractie de volgende vragen.
Vraag 15
Kan de Minister, met betrekking tot de diverse in de agenda vermelde concepten en
plannen, ten aanzien van het concept «for deterrence and defence of the Euro-Atlantic
Area» aangeven wat de praktische uitwerking van het begrip «responsiveness» wordt
voor de Nederlandse krijgsmacht? Wat betekent dat voor de organisatie van de Nederlandse
krijgsmacht?
Antwoord
Zie ook het antwoord op vraag 1. Werken aan reactievermogen betekent, ook voor de
Nederlandse krijgsmacht, vooral werken aan de gereedheid binnen het eNRF en de NRI,
v.w.b. personele gereedheid, materiële gereedheid, en geoefendheid. Dit is in lijn
met de richting in de Defensievisie 2035.
Vraag 16
De leden van de SP-fractie vragen de Minister dieper in te gaan op de kritische tekortkomingen
in de uitvoering van het Nato Readiness Initiative? Wat betekent dat voor Nederland
en in hoeverre houden de tekortkomingen verband met de aan te passen «responsiveness»?
Is het concept van responsiveness een reactie op deze geconstateerde tekortkomingen?
Antwoord
Voor het antwoord op de tekortkomingen binnen NRI, verwijs ik u graag naar mijn antwoord
op vraag 6. Responsiveness is geen reactie op tekortkomingen binnen NRI, maar op het veranderende dreigingsbeeld
waarmee het bondgenootschap zich geconfronteerd ziet. De NAVO moet snel en met de
juiste capaciteiten kunnen reageren om deze dreigingen het hoofd te bieden. Het NRI
speelt hierbij een belangrijke rol, omdat het initiatief bijdraagt aan de verbetering
van de militaire gereedheid van de bondgenoten. Dit betekent overigens niet dat NAVO
op dit moment niet in staat is om tijdig te reageren. Zo kunnen delen van de NRI worden
ingezet en is daarnaast ook het NAVO Response Force (NRF), waaronder het Very high readiness Joint Taskforce (VJTF) beschikbaar.
Vraag 17
Met het oog op NAVO Warfighting Capstone Concept vragen de leden van de SP-fractie
wat de concrete doelstelling is voor over 20 jaar voor Nederland? Wat is de aanvulling
daarvan op de Defensievisie 2035 op het gebied van innovatie, digitalisering en het
belang van een goede informatievoorziening? Kan de Minister aangeven wat de zin is
van een zo’n langetermijnplanning? Zo vragen deze leden.
Antwoord
Zie ook het antwoord op vraag 3, 4 en 5. Het NWCC onderscheidt geen doelstellingen
per bondgenoot. Door op tijd goed na te denken over hoe het veiligheidsdomein er over
20 jaar uitziet en welke rol de NAVO daarin op welke wijze wil kunnen spelen, beoogt
de NAVO om veilig te stellen dat we blijven beschikken over een relevant militair
machtsinstrument dat de gezamenlijke politieke besluiten kan ondersteunen. Voor de
genoemde onderwerpen is het niet zozeer een aanvulling, als wel een bevestiging van
het Nederlandse denken over de betreffende materie.
Vraag 18
De leden van de SP-fractie zijn bezorgd over het opschalen van de Integrated Air and
Missile Defence (IAMD) Standing Defence Plan. Op welke wijze is de Nederlandse militaire
infrastructuur betrokken bij dit plan?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 7.
Vraag 19
Ten aanzien van het agendapunt «lastenverdeling» verwachten de leden van de SP-fractie
geen verandering in de opstelling van de nieuwe Amerikaanse regering. Is de Minister
bereid, zo vragen de leden van de SP-fractie, de Amerikaanse regering de uitgaven
voor het Defensiebudget ernstig terug te schroeven? Deelt de Minister de opvatting
dat een dergelijk beleid als vanzelf een «eerlijker verdeling van de NAVO-lasten»
met zich meebrengt. Deelt de Minister tevens de opvatting dat dit een diplomatieke
opening naar Rusland zou zijn?
Antwoord
Veiligheid is kostbaar. Zonder veiligheid geen vrijheid of welvaart. Defensie is nu
niet opgewassen tegen toekomstige en sommige huidige dreigingen. Om gezamenlijk met
onze bondgenoten het bondgenootschap te kunnen verdedigen, heeft de NAVO berekend
dat we allen in elk geval 2% van ons bbp aan Defensie moeten uitgeven. Deze 2%-norm
is tevens bedoeld om de lasten binnen de NAVO zo eerlijk mogelijk te verdelen, zoals
afgesproken tijdens de Top van NAVO-staatshoofden en regeringsleiders in Wales in
2014.
In de Defensievisie 2035 staat beschreven dat er om de defensieorganisatie zo goed
mogelijk in te richten structureel 13 tot 17 miljard euro extra nodig is voor Defensie.
Als Europa moeten we zelf in staat zijn ons tegen dreigingen te kunnen beschermen
en ertegen op te treden. Het is op dit moment duidelijk dat niet alles kan, en niet
alles tegelijk kan. Keuzes en fasering zijn noodzakelijk. Het is belangrijk om het
politieke en maatschappelijke debat te voeren over wat veiligheid onze samenleving
waard is en welke risico’s de samenleving bereid is om te nemen. Zonder extra investeringen
neemt de samenleving namelijk risico’s.
Vraag 20
Hoewel niet direct in de geannoteerde agenda vermeld, vragen leden van de SP-fractie
of de plannen van de EU met betrekking tot het Europees Defensiefonds (7,014 miljard euro)
en de plannen voor het Europese Vredesinitiatief (EPF, ter waarde van een extra 5 miljard euro),
een rol spelen in deze bespreking? Doet de NAVO een uitspraak over de waarde van deze
bijdrage? Zo ja, wat is de opvatting van de NAVO hierover en wat is de evaluatie van
de VS over deze ontwikkelingen?
Antwoord
Het is mogelijk, maar niet zeker, dat de EU Hoge Vertegenwoordiger bij het onderdeel
van de NAVO-bijeenkomst dat hij bijwoont, melding maakt van het Europese Defensiefonds
en de Europese Vredesfaciliteit. Het EDF biedt financiële ondersteuning voor gezamenlijk
onderzoek en ontwikkeling van nieuwe defensie capaciteiten. De EPF omvat onder meer
de financiering van militaire EU missies en operaties. Het EDF en de EPF zijn er,
naast andere EU-initiatieven zoals PESCO, op gericht de veiligheids- en defensiesamenwerking
tussen de EU-lidstaten te verbeteren. Naar verwachting zullen de NAVO en de nieuwe
VS administratie deze ontwikkelingen verwelkomen. Naarmate de krijgsmachten in de
landen van de EU lidstaten worden versterkt, komt dat ook ten goede aan de inzetbaarheid
van deze krijgsmachten in NAVO verband.
Algemeen
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat de plannen van de NAVO in het kader
van NAVO 2030 een diepgaand debat verdienen dat een schriftelijke inbreng verre te
boven gaat.
Vraag 21
Deze leden vragen of er ook plannen zijn om landen van buiten het Atlantisch gebied
als lid te aanvaarden?
Antwoord
Nee. Volgens art. 10 van het NAVO-verdrag kunnen alleen Europese Staten uitgenodigd
worden om partij te worden bij het NAVO-Verdrag.
Vraag 22
Met het oog op de oorlog in Afghanistan zijn de leden van de SP-fractie ernstig verontrust
over de plannen die voorliggen over een Duits-Nederlandse snelle-reactiemacht om de
aanwezige NAVO-troepen indien nodig te hulp te schieten. Deze leden vragen of de Minister
de opvatting deelt dat dit als een averechts werkend signaal kan worden opgevat bij
de onderhandelingspartners. Op welke wijze voorkomt de Minister dat een dergelijk
plan de onderhandelingen dwarsboomt? Kan de Minister dieper aangeven waarover er onderhandeld
wordt en wat de knelpunten zijn? Met betrekking tot de inzet van de gezamenlijk Duits-Nederlandse
macht komen de volgende vragen op; welke Duitse en welke Nederlandse troepen worden
voor dit plan paraat gehouden? Wie voert het commando en op welke wijze wordt er geoefend?
Hoe lang blijft dit aanbod gelden? Waarom overweegt een demissionaire Minister een
dergelijk verstrekkend voorstel in te dienen? De leden van de SP-fractie zijn van
mening dat een dergelijk plan moet worden uitgesteld tot een regering met rechtskracht
(missionair) aangetreden is. Dat betekent voor deze leden dat dit probleem van de
NAVO nu niet door Nederland kan worden opgelost. De leden van de SP-fractie dringen
er bij de Minister op aan deze plannen in te trekken en vragen of zij daartoe bereid
is.
Antwoord
De veiligheid van onze militairen staat voorop; ook een demissionair kabinet kan hier
geen concessies aan doen. De gereedstelling is een voorzorgsmaatregel om de veiligheid
van onze troepen te waarborgen indien de dreiging van de Taliban richting coalitietroepen
toeneemt. Als de dreiging toeneemt, moet Nederland in staat zijn daar tijdig op te
reageren. Ook andere bondgenoten nemen de nodige voorzorgsmaatregelen ter zelfverdediging.
In het noorden, waar het merendeel van de Nederlandse militairen zit, worden deze
voorzorgsmaatregelen in nauwe afstemming met Duitsland genomen. Er wordt alleen tot
inzet overgegaan als daartoe aanleiding is vanuit veiligheidsoverwegingen. De gereedstelling
staat dan ook los van de Afghaanse vredesonderhandelingen tussen de Afghaanse autoriteiten
en de Taliban. Het signaal richting de onderhandelende partijen is hoogstens dat veiligheid
van eigen militairen belangrijk is voor coalitielanden, waaronder Nederland.
De onderhandelingen worden gevoerd tussen de Afghaanse autoriteiten en de Taliban
met als doel beëindiging van het conflict tussen de partijen middels een politiek
akkoord. Het is uiteindelijk aan de Afghanen zelf om de vrede en de toekomst van hun
land vorm te geven. Nederland en de NAVO zitten hierbij niet aan tafel. De onderhandelingen
bevinden zich op dit moment in een impasse vanwege een verschil van inzicht omtrent
de agendastelling: de Afghaanse autoriteiten willen eerst over een staakt-het-vuren
onderhandelen, terwijl de Taliban de structuur van een toekomstige overheid als eerste
punt op de agenda wenst. Ook wachten beide partijen af welk Afghanistanbeleid de onlangs
beëdigde Amerikaanse president Biden zal voeren.
De Nederlandse militairen die de stand-by-capaciteit leveren zijn afkomstig van het
Commando Landstrijdkrachten. Duitsland voorziet onder meer in materieel en de logistieke
ondersteuning van de eenheid. De gereedstelling van extra Duitse troepen op de langere
termijn is momenteel nog onderwerp van nationale planning en besluitvorming. Bij inzet
wordt de aanvullende Nederlandse capaciteit ingevoegd onder het bestaande Nederlandse
commando. De algehele gezamenlijke force protection-eenheid valt onder Duits commando. De getraindheid van de Nederlandse militairen
vindt plaats in de voorbereiding van een eventuele inzet. Hierdoor is de eenheid op
korte termijn inzetbaar in het missiegebied indien nodig.
De extra militairen worden zo lang als het nodig is voor de veiligheid van onze mensen
gereed gesteld. Het huidige Nederlandse mandaat voor de militaire bijdrage in Afghanistan
eindigt op 31 december 2021.
Vraag 23
Met het oog op de NAVO-plannen in Irak zijn de leden van de SP-fractie nieuwsgierig
naar de opvatting van het Iraakse parlement, dat er bij de Iraakse regering herhaaldelijk
op heeft aangedrongen geen buitenlandse troepen op Iraks grondgebied toe te laten.
Wat is de stand van zaken op dat terrein? De leden van de SP-fractie vragen wat de
beoogde concrete extra inzet is van Nederland bij de groei van de NAVO-missie Irak
(NMI), met in totaal zo’n 500 personen? Welke militaire taken en welke militairen
overweegt de Minister in te zetten? Is de conclusie gerechtvaardigd dat de internationale
operatie in Irak nog lang niet wordt beëindigd, zo vragen de leden van de SP-fractie.
Antwoord
Er is in het Iraakse parlement niet meer gesproken over de motie voor het terugtrekken
van buitenlandse troepen uit Irak sinds het aantreden van de huidige regering in juni
2020. De Iraakse regering heeft herhaaldelijk aangegeven prijs te stellen op de ondersteuning
van de NAVO. Nederland heeft een mandaat om tot en met 2021 tot ongeveer 20 militairen
en civiele adviseurs bij te dragen aan NMI. Nadat het nieuwe operatieplan van NMI
definitief is vastgesteld, zal het kabinet vervolgens wegen hoe Nederland ook in de
toekomst een bijdrage aan NMI kan blijven leveren. Het kabinet zal de Kamer op de
hoogte houden van alle relevante ontwikkelingen hieromtrent.
Vraag 24
Inzake het kernwapenverbod en transparantiebeleid hebben de leden van de SP-fractie,
naar aanleiding van het van kracht worden van het VN-verbod op kernwapens, d.d. 22 januari
jl., de volgende vragen. Op welke manier wordt het transparantiebeleid aangaande kernwapens
in het komende jaar uitgebreid? Zijn landen als Duitsland, België, Italië en Turkije
ook voornemens het transparantiebeleid uit te voeren? Is de Minister, indien dat niet
zo is, bereid er bij hen op aan te dringen dat toch te doen? Kan de Minister dat toelichten?
Antwoord
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, streeft het kabinet ernaar zo transparant mogelijk
te zijn over de kernwapentaak en daaraan gerelateerde onderwerpen, binnen de kaders
van de bondgenootschappelijke afspraken. Ook binnen de NAVO wordt belang gehecht aan
meer transparantie over bondgenootschappelijke activiteiten, om de kans op miscalculatie
te verkleinen. Daarnaast dient transparantie ook het doel van afschrikking. Binnen
de NAVO wordt beschouwd welke toekomstige stappen ondernomen kunnen worden in het
streven naar meer transparantie.
Vraag 25
Met betrekking tot de NAVO en Turkije hebben de leden van de SP-fractie de volgende
vragen ten aanzien van de positie van Turkije. Naar aanleiding van de aankoop van
de Russische S400 zijn er sancties genomen tegen Turkije. Turkije is de facto uit
het internationale F-35 programma verwijderd. In verband hiermee vragen deze leden
of Turkije voornemens was de B-61-kernbom te vervangen en tevens de JSF/F-35 voor
te bestemmen voor de B-61–12? De leden van de SP-fractie vragen de Minister haar antwoord
toe te lichten.
Antwoord
Op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken kunnen geen mededelingen
worden gedaan over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens.
Zoals eerder bekend gesteld, hebben de Verenigde Staten een levensduurverlengingsprogramma,
het zogenaamde Life Extension Program (LEP), met als doel de veiligheid, beveiliging en effectiviteit van onder meer het
type B61 blijvend te garanderen. Het LEP betreft de modernisering van Amerikaanse
kernwapens, dus NAVO-bondgenoten hebben geen zeggenschap hierover.
Vraag 26
In het licht van de Turkse opstelling zijn naar het oordeel van de leden van de SP-fractie
de ontwikkelingen in de Middellandse Zee niet bemoedigend. Deze leden vragen of de
Minister de oproep deelt dat Turkije (en ook Rusland) zo spoedig mogelijk hun militaire
bijdrage aan de oorlog moet staken en of de Minister bereid is dat tijdens de NAVO
Defensie ministeriële naar voren te brengen. De leden van de SP-fractie vragen of
de Minister verwacht dat Griekenland en Cyprus eventuele militaire hulp van de NAVO
inroepen bij het oplaaiende of wellicht niet aflatende conflict met Turkije over grondstoffen
in de Oostelijke Middellandse Zee. Deze leden vragen of de Minister bereid is in de
NAVO Defensie ministeriële aan te dringen op de-escalatie ten einde dit te voorkomen.
Antwoord
Het kabinet kan niet speculeren over mogelijk toekomstige acties van Griekenland en
Cyprus. Turkije heeft recentelijk een aantal positieve stappen gezet, zoals het terugtrekken
van schepen uit betwiste wateren en het hervatten van de dialoog met Griekenland.
Ook het hernemen van de gesprekken tussen Turkije en Griekenland in het kader van
het deconflictiemechanisme is een belangrijk element van de-escalatie. Wanneer daartoe
aanleiding is zal ik tijdens de aanstaande DMM het belang van blijvende de-escalatie
onderstrepen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
F.H. Mittendorff, adjunct-griffier