Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Azarkan over tienduizenden burgers die jaren last hadden van 'fraudevermoedens' van de Belastingdienst
Vragen van het lid Azarkan (DENK) aan de Staatssecretaris van Financiën over tienduizenden burgers die jaren last hadden van «fraudevermoedens» van de Belastingdienst (ingezonden 14 juli 2020).
Antwoord van de Staatssecretaris Vijlbrief (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
en van Staatssecretaris Van Huffelen (Financiën, Toeslagen en Douane) (ontvangen 13 oktober
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3583. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 139.
Vraag 1
Bent u op de hoogte van de nieuwe berichtgeving over «Geheim fraudeproject: Tienduizenden
burgers hadden jaren last van «fraudevermoedens»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u op de hoogte van de nieuwe berichtgeving over «Project 1043- Belastingdienst
hield nog een omstreden fraudejacht nu bij aangifte inkomen»?2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Waarom heeft u het project 1043 verzwegen, terwijl Kamerleden u daar wel naar gevraagd
hebben?
Antwoord 3
In de brief van 10 juli jl.3 hebben wij uw Kamer aangegeven dat meer onderzoek gedaan moet worden naar projectcode
1043 en de gevolgen die dit mogelijk heeft voor belastingplichtigen. Ook hebben wij
toegezegd om voor het verleden te beoordelen of voldoende waarborgen aanwezig waren,
en of die ook daadwerkelijk in de praktijk zijn gebracht. De afgelopen maanden heeft
de Belastingdienst feitenonderzoek gedaan naar projectcode 1043. De eerste bevindingen
van dit onderzoek zijn opgenomen in een feitenrelaas. Dit feitenrelaas is een eerste
stap in het onderzoek naar projectcode 1043. Het onderzoek naar projectcode 1043 is
dus nog niet afgerond. Onder andere het toegezegde onderzoek om te beoordelen of voldoende
waarborgen aanwezig zijn, en of die ook daadwerkelijk in de praktijk zijn gebracht,
moet zorgvuldig gebeuren. Hiervoor is meer tijd nodig. Om te voorkomen dat er, gedurende
het vervolgonderzoek, risico’s voor een disproportionele behandeling zijn, nemen wij,
in ieder geval voor de duur van het vervolgonderzoek, de volgende maatregelen. Ten
eerste zullen wij extra alert zijn op signalen van burgers die aangeven dat ze in
hun ogen onterecht worden bevraagd en gevolgd door de Belastingdienst. Ten tweede
zullen we de komende periode het toekennen van de AKI-codes 1043 en 1044 aanhouden.
Ten derde zullen we de beoordeling van uitgeworpen aangiften in het kader van de AKI-codes
1043 en 1044 extra laten toetsen door fiscaal-rechtelijke vakspecialisten. Ten vierde
werken we parallel aan het onderzoek aan nieuwe handleidingen, waarin de waarborgen
duidelijker zijn verwoord en die ervoor zorgen dat de werkzaamheden conform de AVG
worden uitgevoerd. Deze maatregelen zijn toegelicht in de brief «Onderzoek naar projectcode
1043 en beantwoording Kamervragen» waaraan deze beantwoording is bijgevoegd.
Vraag 4
Nemen u, het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst de Kamer nog wel serieus,
nu de Kamer opnieuw onvolledig en onjuist is geïnformeerd?
Antwoord 4
Wij informeren de Kamer altijd naar eer en geweten en zo juist en volledig mogelijk.
Vraag 5
Bent u op hoogte van het grondwettelijke recht van de Kamer (art. 68 Grondwet) om
alle inlichtingen te ontvangen? Waarom leeft u de wet niet na?
Antwoord 5
Ja. Wij informeren de Kamer altijd naar eer en geweten en zo juist en volledig mogelijk.
Vraag 6
Heeft u het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst nog wel onder controle?
Hoe reageert u op de berichtgeving dat het kerndepartement en de Belastingdienst elkaar
niet meer vertrouwen? Hoe reageert u op de berichtgeving dat de Belastingdienst zijn
eigen gang gaat en denkt aan niemand verantwoording schuldig te zijn?
Antwoord 6
Er zijn grote fouten gemaakt. De problemen met de kinderopvangtoeslag, maar ook het
recentere KMPG-rapport over FSV en het rapport van de AP over oneigenlijk gebruik
van (dubbele) nationaliteit bij Toeslagen, laten dat zien. Deze problemen uit het
verleden moeten wij aanpakken. In onze brief van 14 september jl.4 hebben wij uiteengezet hoe wij toe gaan werken naar de beste Belastingdienst voor
Nederland. Belangrijke uitgangspunten zijn: een organisatie met oog en oor voor burgers
en bedrijven, een organisatie met focus op fiscale taken en een organisatie met vakmanschap,
de juiste cultuur en uitstekende ICT-voorzieningen. Een open en veilige cultuur is
daar onmisbaar voor. Wij staan voor een werkomgeving waar medewerkers met vakmanschap
hun werk kunnen uitvoeren, zich veilig voelen en fouten kunnen maken en daarvan kunnen
leren. Veiligheid en vertrouwen zijn belangrijke randvoorwaarden om, ook op de andere
vlakken, aan de gewenste cultuur te werken. De prioriteit van het programma leiderschap
en cultuur ligt daarom in de eerste fase op het creëren van een open en veilig werkklimaat
en het versterken van de samenwerking om de grote inhoudelijke opgaven te kunnen realiseren,
met nadrukkelijke aandacht voor burgers en bedrijven. De top van het ministerie en
de Belastingdienst hebben een belangrijke voorbeeldfunctie in het toewerken naar de
gewenste cultuur. De afgelopen periode hebben de top van het ministerie en de Belastingdienst
daarom intensief over de onderlinge samenwerking en het noodzakelijke leiderschap
gesproken, mede in relatie tot actuele gebeurtenissen, zoals de aangifte. We kijken
hierin niet alleen vooruit, maar reflecteren ook op het verleden om hiervan te kunnen
leren. De komende periode blijft de top van het ministerie en de Belastingdienst veel
tijd en aandacht besteden aan de onderlinge samenwerking. Om zo te bouwen aan het
herstel en fundament van vertrouwen en veiligheid, zowel naar buiten naar de burgers
en bedrijven als intern gericht naar de medewerkers in de organisatie.
Vraag 7
Kunt u aangeven of de Belastingdienst de volgende selectiecriteria (etniciteit, tweede
nationaliteit, buitenlandse achternaam en geboorteplaats) heeft gebruikt in zijn fraudejacht
»project 1043»? Kunt u dit uitsluiten?
Antwoord 7
Bij de selectie van aangiften binnen projectcode 1043 spelen de in de vraag genoemde
criteria etniciteit, tweede nationaliteit, buitenlandse achternaam en geboorteplaats
nu geen rol meer. Het gegeven etniciteit en geboorteplaats komt in de query’s niet
voor. De achternaam van belastingplichtigen komt wel in de query’s die worden gebruikt
bij de analyse van de aangiften op de vermoedelijke aanwezigheid van systeemfraude
voor, maar is niet gebruikt voor de selectie.
De tweede nationaliteit wordt sinds 31 januari 2015 niet meer door de Basisregistratie
Personen verstrekt en is 23 juli 2015 uit de persoonsadministratie van de Belastingdienst,
Beheer van Relaties (hierna: BVR) verwijderd. Wel is ons bekend geworden dat in het
aantekeningenveld -een veld met vrije invoer- van de BVR soms gegevens als tweede
nationaliteit of geboorteland werden ingevuld door individuele medewerkers van de
Belastingdienst. Dit lichten wij nader toe in de beantwoording van het SO Nationaliteit.
Het veld met het gegeven over de eerste nationaliteit werd in juli 2019 uit de blauwdruk
-het overzicht van relevante fiscale gegevens voor een aanvraag- en in november 2019
uit de query’s aan de «Poort», waar aangiften inkomensheffingen binnenkomen, verwijderd,
omdat het niet werd gebruikt bij de selectie, en handhaven van het veld een ongewenst
ander beeld zou kunnen geven.
Er is bij projectcode 1043 een keer een centrale selectieregel ingezet waarbij onder
andere gebruik is gemaakt van het nationaliteitsgegeven. Tijdens het besloten deel
van de technische briefing op 2 juli jl. is aan uw Kamer een toelichting op deze selectieregel
gegeven. In de Kamerbrief «Rectificatie brief van 28 april 2020 over de Voortgangsrapportage
Toeslagen» van 11 mei jl. heb ik aangegeven extra zekerheid te willen krijgen over
het gebruik van nationaliteit in risicomodellen en selectieregels. De risicomodellen
en selectieregels worden doorgelicht en deze doorlichting loopt mee in het onderzoeksproces
dat wij in onze brief van 10 juli 2020 hebben aangekondigd. Het gebruik van de andere
genoemde selectiecriteria wordt meegenomen in het vervolgonderzoek naar projectcode
1043. In de brief van 12 oktober jl. over «FSV – Plan van aanpak, beantwoording schriftelijke
vragen en reactie verzoeken van uw Kamer van 10 september 2020» bent u in het plan
van aanpak «Herstellen, Verbeteren en Borgen» separaat geïnformeerd over een vervolgonderzoek
naar projectcode 1043.
Vraag 8
Bent u het ermee eens dat selecteren op basis van etniciteit, tweede nationaliteit,
buitenlandse achternaam of geboorteplaats in strijd is met het non-discriminatiebeginsel
(artikel 1 van onze Grondwet)?
Antwoord 8
Wij zijn van mening dat de Belastingdienst, net als de andere onderdelen van de overheid,
niet mag discrimineren. Discriminatie is ontoelaatbaar en moet op alle mogelijke manieren
voorkomen en bestreden worden. Er ligt daarom ook bij de Belastingdienst een belangrijke
verantwoordelijkheid voor de voorkoming en bestrijding van discriminatie. De Belastingdienst
heeft, vanwege zijn specifieke rol in een democratische rechtsstaat, bij uitstek een
verantwoordelijkheid om conform het gelijkheidsbeginsel te handelen. Zoals eerder
is aangegeven vinden wij het in dit licht onwenselijk om persoonskenmerken die betrekking
hebben op een dubbele nationaliteit of een etniciteit te gebruiken voor de handhavingstaak
van de Belastingdienst. Daarom gaan we niet alleen analyses doen en processen en systemen
aanpakken, maar ook onze medewerkers opleiden.
Vraag 9
Bent u het ermee eens dat selecteren op basis van etniciteit, tweede nationaliteit,
buitenlandse achternaam of geboorteplaats een vorm van rassendiscriminatie is?
Antwoord 9
Uit het onderzoeksrapport van de AP5 volgt dat er sprake is van discriminatie, als de verwerking van persoonsgegevens
leidt tot een onderscheid naar ras of etnische afkomst. Wij onderschrijven dit en
keuren dit ten strengste af.
Vraag 10
Bent u het ermee eens dat er bij de Belastingdienst, zowel bij de Afdeling Toeslagen
als bij de Afdeling Inkomstenbelasting, sprake is van institutionele vooringenomenheid
en institutioneel racisme?
Antwoord 10
Het begrip «institutionele vooringenomenheid» is afkomstig uit de rapporten van de
Adviescommissie Uitvoering Toeslagen6. Hiervan is sprake als gesignaleerde vooringenomenheid van een overheidsonderdeel
blijkt uit een institutionele houding die vastligt in instructies en organisatie.
Voor de Belastingdienst/Toeslagen heeft de Adviescommissie reeds geconcludeerd dat
er sprake was van institutionele vooringenomenheid. Deze conclusie delen wij. Wij
hebben op dit moment geen indicatie dat sprake is van institutionele vooringenomenheid
bij andere onderdelen van de Belastingdienst.
Daarnaast heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) in haar onderzoeksrapport van
17 juli jl. geconcludeerd dat de Belastingdienst/Toeslagen geen onderscheid heeft
gemaakt naar ras of etnische afkomt. Wel is er volgens de AP sprake geweest van discriminerende
verwerkingen. De AP heeft geconstateerd dat de handelwijze van Toeslagen bij drie
verwerkingen van nationaliteit onrechtmatig was. Toeslagen heeft op deze punten in
strijd gehandeld met de Wet bescherming persoonsgegevens en sinds 25 mei 2018 in strijd
met de Algemene verordening gegevensbescherming. Tevens was er bij twee van deze drie
verwerkingen sprake van discriminerend en daarmee onbehoorlijk handelen. De AP stelt
dat er sprake is van onderscheid maken op grond van nationaliteit, zonder dat daar
een objectieve rechtvaardiging voor bestaat. Het is aan de AP om te besluiten of zij
consequenties verbindt aan deze constateringen. In mijn brief van 17 juli «Reactie
rapport Autoriteit Persoonsgegevens»7 heb ik aangegeven dat ik de bevindingen van de AP over de werkwijze bij Toeslagen
als zeer ernstig beschouw en dat de AVG en het verbod op discriminatiestrikt gerespecteerd
dienen te worden. Gelijke gevallen dienen gelijk behandeld te worden. Ook heb ik aangegeven
dat ik volledig mee zal werken aan een eventuele vervolgprocedure.
Vraag 11
Klopt het dat niet alleen in de toeslagenaffaire mensen als fraudeur werden bestempeld,
maar ook in en rondom het geheime «project 1043»?
Antwoord 11
Project 1043 is geen geheim project. Het is één projectcode van de toezichtprojecten
van de Belastingdienst waarover in diverse halfjaarsrapportages van de Belastingdienst
is gerapporteerd. Vroege rapportage over het fenomeen systeemfraude, is terug te vinden
in de beheersverslagen 2009 en 2010 en in halfjaarsrapportages. Inmiddels is voorkoming
en bestrijding van systeemfraude een vast onderdeel van de uitvoerings- en toezichtstrategie
van de Belastingdienst. Dit is o.a. terug te vinden in het Jaarplan Belastingdienst
2019 – onderdeel Particulieren – «Systeemfraude bestrijden»8. De Tweede Kamer is over de voortgang geïnformeerd in de eerste, tweede en derde
Voortgangsrapportages 2019. Bij projectcode 1043 worden aangiften uitgeworpen vanwege
een verhoogd risico op systeemfraude. Dan moet de beoordeling en behandeling van een
aangifte door een inspecteur nog plaatsvinden, waarbij wordt gekeken of er daadwerkelijk
sprake is van systeemfraude. Dit kan leiden tot het inschakelen van de Boete- en Fraudecoördinator.
Ook kan een zaak worden aangemeld bij de FIOD. Deze stappen worden pas gezet als de
bevindingen van de aangiftebehandeling daartoe aanleiding geven op basis van de aanmeldingsrichtlijnen.
De betrokken belastingplichtige wordt geïnformeerd over bevindingen en in de gelegenheid
gesteld om informatie aan te leveren die de juistheid van zijn aangifte onderbouwen,
voordat tot correcties of andere maatregelen wordt overgegaan.
Vraag 12
Klopt het dat tienduizenden burgers bij hun aangifte inkomstenbelasting te maken kregen
met de harde fraudeaanpak van de Belastingdienst en dat deze burgers als fraudeur
werden bestempeld op basis van profilering en «vermoedens van fraude»? Kunt u dit
toelichten?
Antwoord 12
Vanaf het begin van het project 1043 in 2010 zijn de aangiften van circa 158.000 belastingplichtigen
beoordeeld op een mogelijk risico op systeemfraude in de inkomstenbelasting. De Belastingdienst
heeft tot taak om systeemfraude op te sporen. Dit gebeurt via risicoselectie, aangezien
er elk jaar miljoenen aangiften te verwerken zijn. Als uitkomst van deze analyse kan
een aangifte aan een inspecteur worden voorgelegd voor nadere beoordeling. Ten behoeve
van de beoordeling van de aangifte kan de inspecteur bewijsstukken opvragen om bijvoorbeeld
opgevoerde aftrekposten te kunnen beoordelen.
Hierbij geldt niet dat elke uitgeworpen aangifte bestempeld wordt als frauduleus.
Vraag 13
Kunt u aangeven op welke wijze de Belastingdienst profileerde? Kunt u dit toelichten?
Welke selectiemethodes zijn hierbij gebruikt?
Antwoord 13
De risicomodellen van de Belastingdienst worden vastgesteld op basis van historische
patronen uit de data van de Belastingdienst en maken gebruik van contra-informatie.
Daarbij kent de Belastingdienst verschillende maatregelen om zelfbevestiging te voorkomen,
waaronder het gebruik van representatieve steekproeven om de risico-indicatoren in
het risicomodel te toetsen en te trainen. In het Schriftelijk Overleg naar aanleiding
van de brief «Rectificatie brief 28 april 2020 over de Voortgangsrapportage Toeslagen»
gaan we hier verder op in.
Op basis van de modellen wordt een indicatie gegeven van de kans dat een aangifte
of een verzoek onjuistheden bevat. Een risicomodel doet daarmee voorspellingen over
de betrouwbaarheid van een aangifte of een verzoek. Daarbij wordt evenwel nooit een
besluit tot het corrigeren van een verzoek of een aangifte automatisch door een risicomodel
genomen. Een dergelijke correctie wordt altijd door een inspecteur vastgesteld en
opgelegd. Daarom is het gebruik risicomodellen door de Belastingdienst op zichzelf
niet in strijd met de AVG.
In de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) staat dat «profilering»
elke vorm van geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens is, waarbij die persoonsgegevens
gebruikt worden om persoonlijke aspecten (zoals gezondheid of beroepsprestaties) van
burgers te evalueren9. In haar onderzoeksrapport naar de Belastingdienst10 hanteert de AP een beoordelingskader om vast te stellen of sprake is van profilering.
Wij sluiten ons aan bij dit beoordelingskader:
1. Het moet gaan om een geautomatiseerde vorm van verwerken;
2. deze verwerking moet betrekking hebben op persoonsgegevens; en
3. het doel van de verwerking moet zijn om persoonlijke aspecten van een burger te evalueren.
Profileren wordt op zichzelf niet verboden door de AVG, maar mag nooit leiden tot
automatische besluitvorming. In dat geval is de profilering in strijd met artikel
22, eerste lid van de AVG.
Naast de beschreven risicomodellen worden selectieregels gebruikt. Als uitgangspunt
geldt dat de selectiecriteria worden gebaseerd op de wet- en regelgeving; bijvoorbeeld
in de wet genoemde eisen en/of grensbedragen. Daarbij wordt ook rekening gehouden
met antwoorden op vragen in het aangiftebiljet en bijvoorbeeld bevindingen uit controles
(individueel of op basis van representatieve steekproeven uit de hele verzameling
aangiften) in het lopende jaar of eerdere jaren (onderzoek en feiten). Dit wordt gecombineerd
met de expertise en ervaringen van medewerkers, om informatie uit eerdere jaren nader
te duiden.
In de brief van 12 oktober jl. over «FSV – Plan van aanpak, beantwoording schriftelijke
vragen en reactie verzoeken van uw Kamer van 10 september 2020» bent u ook geïnformeerd
over deze problematiek. In deze brief en in het concept plan van aanpak wordt aangegeven
hoe wij om gaan met uw verzoek tot schoning van 10 september jl., het vervolgonderzoek
en acties m.b.t. het op orde brengen van de processen. Hieronder valt ook de omgang
met risico-selectie. Ook geven wij aan dat de processen rond risicoselectie en signalen
van mogelijke fraude per direct worden opgepakt.
Vraag 14
Kunt u aangeven hoe een «vermoeden van fraude» er in de praktijk uitziet bij de Belastingdienst?
Antwoord 14
In 2010 is projectcode 1043 ingevoerd voor de landelijke aanpak van systeemfraude
in het aangifte- en voorlopige aanslagproces in de inkomstenbelasting. Voor het identificeren
van vermoedens van fraude is een «detectie aan de Poort» ingericht. Hier komen de
voorlopige teruggave-verzoeken en de aangiften inkomstenbelasting binnen. De analisten
aan de Poort beoordelen op basis van verschillende query’s (waarin parameters zijn
ingebouwd) of bij de binnenkomende aangiften inkomstenbelasting een verhoogd risico
op systeemfraude aanwezig is. De aangiften waarbij dat het geval is, worden uitgeworpen
binnen het project 1043 en krijgen een code (AKI 1043 of AKI 1044). De AKI 1043 wordt
gebruikt voor risicovolle aangiften van individuele belastingplichtigen en voor risicovolle
aangiften van belastingplichtigen van wie de aangifte door tussenkomst van een facilitator
is ingediend. De AKI 1044 staat voor aangiften van belastingplichtigen waarvan de
fiscaal dienstverlener of facilitator in een strafrechtelijk onderzoek is betrokken.
Beide AKI-codes horen bij het project 1043. De AKI-code 1044 dient niet verward te
worden met het project 1044. Dit project heeft betrekking op de zogenaamde «steekproef
ondernemingen» en heeft geen relatie met project 1043.
De aangiften inkomstenbelasting die op basis van query’s en een analyse door de analisten
bij de Poort een AKI-code krijgen toebedeeld worden, nadat ze door de selectiemodule
zijn gegaan, aangeboden aan de zogenaamde intensief toezichtteams van de directie
Particulieren. Hier vindt een handmatige beoordeling plaats.
Wanneer een aangifte wordt behandeld, beoordeelt de inspecteur of de aangifte juist
is. Hierbij maakt de inspecteur gebruik van alle informatie die hij tot zijn beschikking
heeft. Indien nodig kan de inspecteur ervoor kiezen om een vragenbrief te sturen naar
de belastingplichtige om aanvullende (originele) stukken aan te leveren, die van belang
kunnen zijn voor de beoordeling door de inspecteur.
Indien de inspecteur na beoordeling van de aangifte tot de conclusie komt dat deze
onjuist is, wordt de belastingplichtige schriftelijk in kennis gesteld van het voornemen
om van de aangifte af te wijken. In deze brief staat opgenomen met betrekking tot
welk onderwerp de aangifte (naar de mening van de inspecteur) onjuist is. In deze
brief wordt de belastingplichtige in staat gesteld om aanvullende (originele) stukken
aan te leveren die nog van belang kunnen zijn.
Vraag 15
Kunt u uw zienswijze geven op het feit dat burgers zelf maar moesten aantonen dat
ze geen fraudeur zijn? Hoe verhoudt dit zich tot de onschuldpresumptie, en het uitgangspunt
de eiser bewijst?
Antwoord 15
In het belastingrecht is de bewijslast zo verdeeld dat de inspecteur de bewijslast
draagt voor inkomensverhogende elementen en de belastingplichtige voor de inkomensverlagende
elementen. Indien een belastingplichtige een aftrekpost in zijn aangifte opvoert,
leidt dat tot verlaging van het belastbaar inkomen en zal hij desgevraagd de benodigde
bewijsstukken moeten overleggen om deze aftrekpost aannemelijk te maken. Hierbij gaat
het lang niet altijd om fraude, maar ook om het goed toepassen van het recht op deze
aftrekposten.
Binnen het project 1043 worden aangiften behandeld waarbij een verhoogd risico op
systeemfraude aanwezig is. Van deze aangiften staat niet op voorhand vast dat sprake
is van systeemfraude; in sommige gevallen is sprake van een vergissing of blijkt de
aangifte correct te zijn. De hiervoor beschreven bewijslast die geldt in het belastingrecht
is ook van toepassing op de aangiften die worden uitgeworpen in het kader van project
1043. Op die manier wordt de juistheid van de aangifte beoordeeld.
Vraag 16
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel burgers te maken kregen met forse naheffingen, omdat
eerder goedgekeurde aftrekposten alsnog werden afgewezen? Bent u bereid dit overzicht
met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 16
In de jaren 2011 tot en met 2019 zijn er circa 30.000 navorderingsaanslagen opgelegd.
Het betreffen minder burgers, omdat er burgers zijn die meerdere navorderingsaanslagen
opgelegd hebben gekregen. Om hoeveel burgers het gaat is niet inzichtelijk te maken.
Het gaat hier overigens, over het algemeen, niet over eerder goedgekeurde aangiften,
maar over inhoudelijk nog niet eerder beoordeelde aangiften.
Hierbij moet opgemerkt worden dat de Belastingdienst niet beschikt over deze gegevens
over de jaren 2014 en 2015, omdat de effectmeting op het project systeemfraude inkomstenbelasting
niet structureel was ingericht. De gegevens over de jaren 2011 tot en met 2013 komen
uit het jaarverslag 2014 project systeemfraude inkomstenbelasting. In de beginjaren
van het project werd deze informatie afzonderlijk bijgehouden en gerapporteerd. Informatie
over het aantal opgelegde navorderingsaanslagen hierna is niet voorhanden gebleken.
Vraag 17
Wat is uw zienswijze op het feit dat deze burgers «een vinkje achter hun naam» kregen,
en nog jaren geconfronteerd werden met extra controle en toezicht? Hoe verhoudt deze
zwarte lijst zich met die andere zwarte lijst, de Fraude Signaleringsvoorziening?
Overlappen deze twee zwarte lijsten met elkaar, of staan zij los van elkaar?
Antwoord 17
De aan de Poort opgevoerde AKI’s blijven geldig voor de vijf belastingjaren volgend
op het belastingjaar waarin de AKI werd opgevoerd. Deze signalering wordt opgevoerd
om de aangiften van deze belastingplichtige gedurende vijf volgende belastingjaren
te kunnen uitwerpen voor analyse. Als de aangifte voor het eerste jaar na de opvoering
van de AKI binnenkomt, ziet de Poort de resultaten van de beoordeling van het voorgaande
jaar. Die beoordeling is een zwaarwegende factor bij het bepalen van het gewenste
toezicht voor het nieuwe jaar. Als de aangifte voor het nieuwe jaar geen risico’s
bevat die behandeling door het Intensief Toezicht-team vereisen, dan deblokkeert de
Poort de AKI. De aangifte van dat jaar heeft dan in principe geen AKI-code meer en
wordt dus niet geconfronteerd met extra toezicht.
De Fraude Signaleringsvoorziening (FSV) werd gebruikt voor de aanpak van systeemfraude
Inkomstenbelasting door interne en externe risicosignalen te registreren en was van
2013 tot begin 2018 in gebruik voor project 1043. Aangiften die voor nader onderzoek
in aanmerking kwamen, werden geregistreerd in FSV van de ingebruikname van FSV in
2013 tot 2018.
Met het vervolgonderzoek van FSV zal worden bekeken wat of dit gevolgen heeft gehad
voor burgers en zo ja welke gevolgen.
Vraag 18
Past dit volgens u bij de slogan «leuker kunnen we het niet maken, wel gemakkelijker»,
die tot april 2019 door de Belastingdienst werd gebruikt?
Antwoord 18
Met deze themaregel hebben we altijd benadrukt dat de Belastingdienst burgers en bedrijven
wil helpen hun belastingzaken op een eenvoudige manier goed te regelen. Dit geldt
nog steeds, ook al gebruiken we de regel niet meer in onze voorlichting. In de periode
waarin we de themaregel gebruikten, maakten we het vooral makkelijker door bij de
aangifte gegevens vooraf in te vullen. Uw vragen onderstrepen nog eens dat daarnaast
een zorgvuldig gebruik en beheer van gegevens van het allergrootste belang is.
Vraag 19
Bent u bereid de interne documenten en de aan Trouw en RTL Nieuws vrijgegeven stukken
te delen met de Kamer? Bent u bereid dit te doen op een manier dat de strekking van
de documenten inzichtelijk blijkt, dus niet grotendeels zwartgelakt?
Antwoord 19
Als het eerste deel van deze vraag betrekking heeft op het Wob-verzoek van RTL Nieuws
en Trouw van 2019, dan verwijs ik naar het Wob-besluit dat naar aanleiding daarvan
is gepubliceerd op 15 november 201911. De relevante informatie die bij dit besluit is openbaar gemaakt is ook met de Kamer
gedeeld.
Vraag 20
Klopt het dat medewerkers van de Belastingdienst van de dienst de opdracht kregen
dat zij mogelijk misbruik moesten «ontregelen, smoren en voorkomen»? Wat is uw zienswijze
op dit repressieve beleid/aanpak? Is dit niet erg vergelijkbaar met de pek en veren-aanpak
bij Toeslagen?
Antwoord 20
Voor toezichthoudende taken, waaronder het voorkomen en bestrijden van misbruik, maakt
de Belastingdienst gebruik van een palet aan toezichtsinstrumenten waaronder een repressieve
aanpak. Het opsporen en aanpakken van fraude moet vanzelfsprekend gebeuren met respect
voor de geldende wet- en regelgeving.
Vraag 21
Klopt het dat de toenmalig Staatssecretaris van Financiën in 2013 hierover is geïnformeerd?
Bent u bereid de interne stukken (notitie en presentaties) hierover te delen met de
Kamer? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 21
In 2013 zijn twee presentaties gehouden voor de Staatssecretaris over de fraudeaanpak.
Deze presentaties zijn (samen met de verslagen van het MT-fraude van de Belastingdienst)
recent grotendeels openbaar gemaakt naar aanleiding van een Wob-verzoek12.
Vraag 22
Kunt u aangeven wat het volgens u het doel was van het geheime «project 1043»? En
of er in dit project oog was voor de menselijke maat en of er volgens u sprake was
institutionele vooringenomenheid? Kunt u hierop een toelichting geven?
Antwoord 22
Project 1043 is geen geheim project. Mij zijn tot nu toe geen signalen bekend dat
hier sprake is van institutionele vooringenomenheid. In 2010 is projectcode 1043 ingevoerd
voor de landelijke aanpak van systeemfraude in de inkomstenbelasting. Het detecteren
van vermoedelijke systeemfraude inkomensheffingen binnen de kaders van de uitvoerings-
en toezichtstrategie is een belangrijke taak van de Belastingdienst. De detectie van
de aangiften vindt plaats op basis van objectieve risicoselectie. Bij deze risicoselectie
worden alle binnenkomende aangiften vergeleken met bij de Belastingdienst bekende
contra-informatie zoals loon-, bank- en hypotheekgegevens. De criteria en parameters
die bij dit onderzoek worden gebruikt, zijn ontleend aan reeds bekende en historische
patronen van onregelmatigheden in combinatie met nieuwe ontwikkelingen die zich voordoen.
Daarbij kent de Belastingdienst verschillende maatregelen om zelfbevestiging te voorkomen,
waaronder het gebruik van representatieve steekproeven om de risico-indicatoren in
het risicomodel te toetsen en te trainen. In het Schriftelijk Overleg naar aanleiding
van de brief «Rectificatie brief 28 april 2020 over de Voortgangsrapportage Toeslagen»
gaan we hier verder op in.
Het betekent uitdrukkelijk niet dat de gedetecteerde aangifte vooraf wordt betiteld
of bestempeld als frauduleus, maar behelst wel een vermoeden van een verhoogd risico
op systeemfraude.
Vraag 23
Klopt het dat het er in praktijk op neer kwam dat burgers massaal werden geïdentificeerd
op basis van de hoge zorgkosten, giften of uitgaven voor pensioenvoorzieningen, die
zij als aftrekpost opvoerden?
Antwoord 23
De in de vraag genoemde zorgkosten, giften en uitgaven voor pensioenvoorzieningen
kunnen aspecten zijn die in de risicoselectie zijn opgenomen. De detectie van de aangiften
vindt plaats op basis van objectieve risicoselectie. Bij deze risicoselectie worden
alle binnenkomende aangiften vergeleken met bij de Belastingdienst bekende contra-informatie
zoals loon-, bank- en hypotheekgegevens. De criteria en parameters die bij dit onderzoek
worden gebruikt, zijn ontleend aan reeds bekende patronen van onregelmatigheden in
combinatie met nieuwe ontwikkelingen die zich voordoen.
Het betekent uitdrukkelijk niet dat de aangifte, waarin dergelijke aftrekposten zijn
opgevoerd, vooraf wordt betiteld of bestempeld als frauduleus, maar behelst wel een
vermoeden van een verhoogd risico op de aanwezigheid van systeemfraude.
Vraag 24
Kunt u aangeven hoeveel burgers in de fraudeonderzoeken werden betrokken omdat de
Belastingdienst hun belastingadviseurs bestempelde als «facilitator» van fraude?
Antwoord 24
Het totale aantal klanten van facilitators waarnaar een onderzoek liep, bedraagt circa
212.000.
Een groot deel van de aangiften van deze klanten is na en handmatige analyse en geautomatiseerde
selectie aan de poort niet voor beoordeling door een Intensief Toezicht Team uitgeworpen
en heeft dus geen AKI 1043 of AKI 1044 opgevoerd gekregen.
Vanaf 2017 is een onderscheid gemaakt tussen aangiften van belastingplichtigen waarvan
de fiscaal dienstverlener betrokken was in strafrechtelijk onderzoek, die AKI-code
1044 kregen, en aangiften waarbij om andere redenen een verhoogd risico op systeemfraude
aanwezig was, verzameld onder AKI-code 1043. In de jaren 2017–2019 werden de aangiften
van ongeveer 10.500 belastingplichtigen onder de AKI-code 1044 bij project 1043 betrokken.
Vraag 25
Kunt u aangeven hoeveel belastingadviseurs werden bestempeld als «facilitator» van
fraude? Klopt het dat 150 tot 200 belastingadviseurs als «facilitator» zijn bestempeld
door het Combiteam Aanpak Facilitators? Zo nee, waarom klopt dit volgens u niet?
Antwoord 25
In de periode 2013 tot heden heeft het CAF-team 218 casussen opgevoerd waarbij mogelijke
systeemfraude in de inkomstenbelasting en de betrokkenheid van belastingadviseurs
centraal stond. 18 casussen zijn om diverse redenen niet verder onderzocht en daarom
afgevoerd. Van de overige 200 casussen zijn er rond de 20 waarvan het onderzoek nog
niet is afgerond. Het onderzoek naar de overige 180 casussen is afgerond.
Vraag 26
Kunt u aangeven wanneer «project 1043» is gestart en op welke wijze de Belastingdienst
systeemfraude wilde tegengaan? Hoe zag dit er in theorie uit en hoe zag dit er in
praktijk uit?
Antwoord 26
De oorsprong van projectcode 1043 ligt in 2007. Toen waren er signalen dat op grote
schaal sprake was van georganiseerde fraude waarbij uitbetaling van voorlopige teruggaven
op basis van onjuiste gegevens plaatsvond. In 2010 is projectcode 1043 ingevoerd voor
de landelijke aanpak van systeemfraude in het aangifte- en voorlopige aanslagproces
in de inkomstenbelasting. Op 14 april 2011 bood de Staatssecretaris de Fiscale agenda
aan bij Tweede Kamer13 waarin maatregelen werden aangekondigd om systeemfraude te bestrijden. De maatregelen
omvatten activiteiten gericht op het voorkomen van systeemfraude, uitvoeringsmaatregelen
die plegers van systeemfraude aanpakten en activiteiten waarmee slachtoffers van identiteitsfraude
werden geholpen. Alle activiteiten werden gecoördineerd door de zogeheten «antifraudebox»
waarin alle disciplines binnen de Belastingdienst samenwerkten.
Verder zijn verschillende antifraudemaatregelen ingevoerd, zoals «geen voorschot bij
onvoldoende gegevens over de aanvrager», «opschorting van uitbetaling bij twijfel
over adres» en het «project 1 bankrekeningnummer» dat voorkwam dat meerdere BSN’s
aan één bankrekeningnummer gekoppeld konden zijn. De werking van project 1043 wordt
nader beschreven in het antwoord op vraag 14.
Vraag 27
Klopt het dat het Ministerie van Financiën al bijna twee maanden geen antwoord geeft
op vragen van Trouw en RTL nieuws? Zo ja, waarom is dit het geval? Zo nee, waarom
klopt dit volgens u niet? Kunt u hierop een toelichting geven?
Antwoord 27
Alvorens de vragen te kunnen beantwoorden moesten de feiten over projectcode 1043
duidelijk zijn. Het onderzoek naar projectcode 1043 diende zorgvuldig uitgevoerd te
worden. Hierdoor is het niet mogelijk geweest om vragen te beantwoorden voor de publicaties
in Trouw en RTL Nieuws.
Vraag 28
Klopt het dat de 150 tot 200 belastingadviseurs, die als «facilitator» zijn bestempeld
door Combiteam Aanpak Facilitators, zo’n 150.000 klanten hadden, die te maken kregen
met de harde fraudeaanpak van de Belastingdienst? Zo nee, waarom klopt dit volgens
u niet?
Antwoord 28
In de periode 2013 tot heden heeft het CAF-team 218 casussen opgevoerd waarbij mogelijke
systeemfraude in de inkomstenbelasting en de betrokkenheid van belastingadviseurs
centraal stond. 18 casussen zijn om diverse redenen niet verder onderzocht. Van de
overige 200 casussen zijn er rond de 20 waarvan het onderzoek nog niet is afgerond.
Een groot deel van de aangiften van deze klanten is na handmatige analyse en geautomatiseerde
selectie aan de poort niet voor beoordeling door een Intensief Toezicht Team uitgeworpen
en heeft dus geen AKI 1043 of AKI 1044 opgevoerd gekregen.
Vanaf 2017 is een onderscheid gemaakt tussen aangiften waarbij om andere redenen een
vermoeden van fraude aanwezig was, verzameld onder AKI-code 1043, en aangiften van
belastingplichtigen waarvan de fiscaal dienstverlener betrokken was in strafrechtelijk
onderzoek, die AKI-code 1044 kregen. In de jaren 2017–2019 werden de aangiften van
ongeveer 10.500 belastingplichtigen om deze reden onder de AKI-code 1044 bij project
1043 betrokken.
Vraag 29
Kunt u tevens aangeven hoeveel burgers volgens u dan te maken kregen met de harde
fraudeaanpak van de Belastingdienst? Kunt u hierop een toelichting geven?
Antwoord 29
Het betreft hier het proces van de inhoudelijke controle van de aangiften. In de periode
2010–2019 zijn de aangiften van circa 158.000 belastingplichtigen beoordeeld in het
kader van project 1043. Binnen dit aantal bevinden zich burgers wier aangiften op
basis van risicoselectie zijn uitgeworpen voor handmatige beoordeling, omdat bijvoorbeeld
hoge aftrekposten werden gesignaleerd. Waar nodig kon de inspecteur aanvullende vragen
stellen of onderbouwing van bijvoorbeeld hoge aftrekposten opvragen. Zoals opgenomen
in de beantwoording van vraag 15 onderscheidt de bewijslast binnen project 1043 zich
niet van het reguliere toezichtproces.
Vraag 30
Klopt het dat uit vertrouwelijke informatie, die Trouw en RTL Nieuws in handen hebben,
zou blijken dat de groep getroffen burgers veel groter zou zijn?
Antwoord 30
Uit de ons bekende gegevens blijkt dat de aangiften van circa 158.000 belastingplichtigen
in de periode 2010–2019 zijn beoordeeld binnen project 1043.
Vraag 31
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel aangiften inkomstenbelasting tussen 2012 en 2019
geselecteerd werden onder de codenaam «1043»? Bent u bereid dit overzicht met de Kamer
te delen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 31
Voor de belastingjaren 2012, 2013 en 2015 t/m 201914 is vastgesteld dat circa 150.000 aangiften zijn beoordeeld op een vermoeden van systeemfraude.
Vraag 32
Kunt u uw zienswijze geven op het feit dat de selectie aangiften inkomstenbelasting
tussen 2012 en 2019 onder de codenaam «1043» werden voorzien van de vermelding «fraude»
en «afwijkende behandeling gewenst»? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 32
Als in een aangifte kenmerken worden aangetroffen die op een verhoogd risico op systeemfraude
duiden, kan een AKI 1043 worden opgenomen voor die aangifte om duidelijk te maken
dat behandeling gewenst is. In de genoemde jaren werd de term fraude gebruikt voor
aangiften met AKI 1043 die werden geselecteerd voor behandeling. Met de kennis van
nu zou deze term niet gebruikt worden. De vermelding «fraude» wordt nu dan ook niet
meer gebruikt in de systemen.
De aangiften met deze AKI’s worden herkend door de selectiemodule en via «uitworp
gewenst» voor behandeling verder geleid naar een Intensief Toezicht Team voor handmatige
beoordeling. Een opgevoerd behandelvoornemen voor de beoordeling of er sprake is van
systeemfraude, in dit geval door middel van een AKI 1043 en AKI 1044, betekent uitdrukkelijk
niet dat de aangifte vooraf wordt betiteld of bestempeld als frauduleus, maar behelst
wel een vermoeden van een verhoogd risico op systeemfraude. Dat vermoeden is gebaseerd
op enerzijds contra-informatie en parameters die gebruikt worden in de selectiemodule
en anderzijds op de facilitator die als intermediair betrokken is (geweest) bij het
indienen van de betreffende aangifte en die bijvoorbeeld reeds is betrokken in een
(strafrechtelijk) onderzoek.
Vraag 33
Kunt u inzichtelijk maken welke bewijzen voor (vermoeden van) fraude de Belastingdienst
had op het moment van selectie? Bent u bereid dit overzicht met de Kamer te delen?
Antwoord 33
Tijdens de technische briefing op 2 juli jl. is aan uw Kamer een toelichting gegeven
op de risicomodellen en selectieregels. In het openbare deel van de technische briefing
is de werking en totstandkoming van de centrale risicomodellen en selectiemodules
voor belastingplichtigen nader toegelicht en in het besloten deel is specifiek ingegaan
op de werking van een selectieregel voor verzoeken om voorlopige aanslagen in de inkomstenheffing.
Bij risicoselectie worden de aangiften of verzoeken om voorlopige teruggaven vergeleken
met bij de Belastingdienst bekende contra-informatie zoals loon-, bank- en hypotheekgegevens.
Op basis van deze contra-informatie kan de inspecteur een nader onderzoek instellen.
De criteria en parameters die bij dit onderzoek worden gebruikt, zijn ontleend aan
reeds bekende patronen van onregelmatigheden in combinatie met nieuwe ontwikkelingen
die zich voordoen.
Een voorbeeld: Iemand met een bruto jaarinkomen van € 25.000 claimt een giftenaftrek
van € 10.000. De giften beslaan een dusdanig deel van het inkomen dat de inspecteur
hierin een gerechtvaardigde reden heeft om nadere vragen te stellen over de aangifte
en bewijsstukken op te vragen.
Vraag 34
Kunt u uw zienswijze geven op het feit dat aftrekposten standaard werden afgewezen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 34
Dit herken ik niet. Het is geen beleid om opgevoerde aftrekposten standaard af te
wijzen. Elke aangifte die door de selectiemodule wordt aangeboden (uitgeworpen) voor
beoordeling wordt individueel beoordeeld. Een aangifte kan om verschillende redenen
worden uitgeworpen voor individuele beoordeling. Bijvoorbeeld als zorgkosten worden
opgevoerd die het jaar er voor (deels) zijn gecorrigeerd. De belastingplichtige krijgt
dan een brief van de inspecteur met het verzoek aannemelijk te maken dat de aftrekpost
rechtmatig is. De bewijslast voor inkomensverlagende elementen zoals aftrekposten
ligt bij de belastingplichtige. Als de belastingplichtige naar het oordeel van de
inspecteur de kosten niet aannemelijk maakt of wanneer blijkt dat het om uitgaven
gaat die wettelijk niet (fiscaal) aftrekbaar zijn dan zal de inspecteur afwijken van
de ingediende aangifte. De inspecteur zal van dit voornemen de belastingplichtige
in kennis stellen. Een eventuele reactie wordt beoordeeld en uiteindelijk leidt dit
tot vaststelling van de aanslag. Deze definitieve aanslag is achtereenvolgens vatbaar
voor bezwaar en beroep.
Vraag 35
Kunt u aangeven waarom de Belastingdienst, net als in de toeslagenaffaire, de bewijslast
omdraaide? Zo nee, waarom niet? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 35
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij naar dat op vraag 15.
Vraag 36
Kunt u uw zienswijze geven op het feit dat bewijsstukken waaruit zou blijken dat aftrekposten
terecht waren vaak niet werden geaccepteerd? Kunt u hierop een toelichting geven?
Antwoord 36
Het wordt door de Belastingdienst niet herkend dat bewijsstukken waaruit zou blijken
dat aftrekposten terecht waren, vaak niet worden geaccepteerd.
Als de belastingplichtige naar het oordeel van de inspecteur de kosten niet aannemelijk
maakt of wanneer blijkt dat het om uitgaven gaat die wettelijk niet aftrekbaar zijn
dan zal de inspecteur afwijken van de ingediende aangifte. De inspecteur zal van dit
voornemen de belastingplichtige in kennis stellen. Een eventuele reactie wordt beoordeeld
en uiteindelijk leidt dit tot vaststelling van de aanslag. Deze definitieve aanslag
is achtereenvolgens vatbaar voor bezwaar en beroep.
Vraag 37
Kunt u aangeven waarom de Belastingdienst in veel gevallen aan burgers, die bestempeld
zijn als fraudeur, niet vertelde wat er nodig was om de rechtmatigheid van aftrekposten
te kunnen aantonen? Kunt u hierop een toelichting geven?
Antwoord 37
Wanneer de Belastingdienst voor het vaststellen van de aanslag meer informatie nodig
heeft, wordt contact gezocht met de belastingplichtige. Tijdens dit contact wordt
duidelijk gemaakt aan de belastingplichtige welke informatie de Belastingdienst graag
wil ontvangen en wordt een reactietermijn geboden om eventueel nog aanvullende informatie
te verstrekken voordat de correctie wordt opgelegd.
Vraag 38
Kunt u aangeven waarom burgers die bestempeld zijn als mogelijke fraudeur, niet van
de Belastingdienst te horen kregen dat zij betrokken waren in een onderzoek naar fraude?
Antwoord 38
Als een aangifte in het kader van project 1043 voor behandeling wordt uitgeworpen,
dan is alleen nog maar sprake van een vermoeden van systeemfraude. Voor zover wij
weten zijn burgers in deze fase niet bestempeld als mogelijke fraudeurs. Wel kon de
indiener van hun aangiften in een onderzoek naar vermoedelijke fraude betrokken zijn
waardoor hun aangifte soms inhoudelijk beoordeeld moest worden. Die beoordeling kan
in sommige gevallen ook leiden tot een vermoeden van fraude inzake de aangifte zelf.
In de antwoorden op vragen 11 en 37 is ingegaan op de wijze waarop deze aangiftes
worden behandeld en de belastingplichtige in staat wordt gesteld de juistheid van
zijn aangifte te onderbouwen.
Vraag 39
Kunt u toelichten waarom medewerkers van de Belastingtelefoon de instructies kregen
om burgers, die bestempeld zijn als mogelijke fraudeur, niet te informeren als zij
belden over het uitblijven van een reactie op hun aangifte, of naheffingen vanwege
afgewezen aftrekposten?
Antwoord 39
De belastingtelefoonmedewerkers gebruiken voor het verstrekken van informatie aan
belastingplichtigen (burgers en bedrijven) dialoogondersteuningen en kunnen daarnaast
een aantal informatiesystemen raadplegen. De basislijn is dat belastingtelefoonmedewerkers
alleen informatie verstrekken aan belastingplichtigen waarover belastingplichtigen
zelf ook (kunnen) beschikken. De Belastingtelefoon heeft nadere instructies voor het
informeren van de belastingplichtige bij project 1043. Deze instructies zijn als bijlage15 meegestuurd. In deze instructies is over project 1044 opgenomen dat sprake is van
georganiseerde fraude. Dit is fout, aangezien projectcode 1044 gaat over «steekproef
ondernemingen» en fraude nog niet bewezen hoeft te zijn. Dit heeft daarom mogelijk
tot een verkeerd beeld geleid bij de behandelend medewerker van de BelastingTelefoon.
We betreuren dit. De instructies worden op dit punt verbeterd en geactualiseerd.
Breder geldt dat indien er een onderzoek loopt naar fraude, dit niet altijd wordt
gemeld aan de persoon of onderneming die dat betreft, om te voorkomen dat hierop kan
worden geacteerd. Dat neemt niet weg dat de Belastingdienst zich in die gevallen ook
dient te houden aan de reguliere bezwaar- en beroepsprocedures.
Vraag 40
Klopt het dat op dit moment zo’n 18.000 mensen nog altijd onder een vergrootglas liggen
vanwege een combinatie van de stempels «1043»en «CAF»? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 40
Nee. Deze cijfers herkennen wij niet. Wanneer «onder een vergrootglas liggen» wordt
gedefinieerd als het inhoudelijk controleren van een ingediende aangifte dan geldt
het volgende. Volgens de ons bekende gegevens zijn er op dit moment ongeveer 4.000
mensen waarvan de belastingaangifte over 2019 nog niet heeft geleid tot een definitieve
aanslag, die in 2017–2019 betrokken waren bij CAF en waarvan de aangifte in het kader
van project 1043 is uitgeworpen.
Vraag 41
Klopt het dat ook gedupeerde ouders uit de toeslagenaffaire zich in de groep van 18.000
mensen bevinden, omdat zij automatisch op een controlelijst zijn gezet vanwege het
eerdere vermoeden van fraude met toeslagen? Kunt uw zienswijze hierop geven?
Antwoord 41
Er zijn geen belastingplichtigen automatisch op een controlelijst gezet vanwege het
eerdere vermoeden van fraude met toeslagen. Het kan incidenteel wel voorkomen dat
een aangifte van een gedupeerde ouder die betrokken is bij het hersteltraject van
toeslagen, binnen projectcode 1043 is behandeld op basis van de gebruikelijke risicoselectie
die van toepassing is op alle aangiften die worden ingediend. Onderdeel van het risico
kan zijn dat de aangifte inkomstenbelasting van een ouder is ingediend door een facilitator.
In het begin is door het CAF een paar keer geanalyseerd of belastingplichtigen waarbij
systeemfraude in de inkomstenbelasting was geconstateerd mogelijk ook onjuiste toeslagaanvragen
hadden gedaan en andersom, maar dat bleek in de overgrote meerderheid niet het geval,
waarna deze analyse niet meer werd uitgevoerd.
Vraag 42
Bent u bereid om de ouders uit de toeslagenaffaire, die momenteel in aanmerking komen
voor compensatie, zo spoedig mogelijk uit deze «zwarte lijsten» te verwijderen? Zo
nee, waarom niet? Hoeveel zwarte lijsten zijn er in totaal? Hoeveel van deze lijsten
met mensen erop, die intensiever dan gemiddeld worden gecontroleerd, zijn er in totaal?
Antwoord 42
Er is geen duidelijke (juridische) definitie, ook niet in de AVG, wat een zwarte lijst
is. Dat laat onverlet dat de Belastingdienst de processen zorgvuldig en conform en
wet- en regelgeving, zoals de AVG, moet uitvoeren. Dit betekent dat burgers niet onterechte
gevolgen zouden mogen ondervinden van toezicht- en handhavingsprocessen.
Ten aanzien van de Fraudesignaleringsvoorziening (FSV)16 heeft KPMG geconcludeerd dat er onvoldoende waarborgen waren om aan de zes kernbeginselen
van de AVG te voldoen. Hierdoor is de behandeling van burgers niet in alle gevallen
voldoende zorgvuldig geweest en is in een aantal gevallen inbreuk gemaakt op de persoonlijke
levenssfeer van burgers, bijvoorbeeld doordat signalen te lang zijn bewaard en mogelijk
verder verwerkt zijn buiten FSV om.
Het KPMG-rapport concludeert dat er binnen de in het rapport beschreven context, geen
primaire processen of toezichtprocessen zijn gevonden die in dezelfde mate risicosignalen
verwerken, of die een sterke gelijkenis met FSV vertonen. Het rapport bevat een overzicht
van in meer of mindere mate vergelijkbare toezichtprocessen.
Om nog beter in beeld te krijgen welke lijsten en applicaties er binnen de Belastingdienst
zijn en waarvoor ze precies gebruikt worden, heb ik besloten om een grondige, dienstbrede
analyse uit te voeren waarbij het gehele applicatie- en gegevenslandschap wordt doorlopen.
Als er ouders zouden zijn die betrokken zijn bij het hersteltraject van Toeslagen
en die ten onrechte op een lijst staan, dan zullen deze daaruit verwijderd worden,
wat overigens vanzelfsprekend geldt voor alle burgers. Zoals aangegeven in de Voortgangsrapportage
kinderopvangtoeslag17 worden de uitsluitlijsten bij Toeslagen geschoond.
Vraag 43
Bent u bereid de zogeheten AKI in het Aanslag Belasting Systeem (ABS), de automatische
verscherpte controle van burgers bij de Belastingdienst, per direct te laten beëindigen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 43
AKI’s worden binnen de Belastingdienst ingezet als onderdeel van de uitvoerings- en
toezichtstrategie waardoor toezichtcapaciteit effectiever kan worden ingezet. In het
geval van de AKI 1043 en AKI 1044 betekent de aanwezigheid hiervan niet dat de belastingplichtige
wordt bestempeld als fraudeur, maar is enkel sprake van een verhoogd risico op systeemfraude.
Zonder de identificatie van deze risico’s is gericht toezicht niet mogelijk, daarom
ben ik niet bereid het gebruik van AKI’s te beëindigen. Wel willen wij wijzen op het
toegezegde vervolgonderzoek naar projectcode 1043 waarin wordt onderzocht of voldoende
waarborgen aanwezig zijn, en of die ook daadwerkelijk in de praktijk zijn gebracht.
Vraag 44
Kunt u aangeven op basis van welke criteria Belastingambtenaren zelf AKI’s konden
aanmaken in onder andere het Aanslag Belasting Systeem (ABS) van de Belastingdienst?
Kunt u tevens toelichten op basis van welke «risico’s» de Belastingdienst dit deed?
Antwoord 44
Met een AKI kan een inspecteur een behandelvoornemen opvoeren voor aangiften over
de daaropvolgende belastingjaren. Bijvoorbeeld wanneer in een aangifte zorgkosten
waren opgevoerd die gedeeltelijk niet aftrekbaar zijn gebleken of wanneer bepaalde
kosten juist niet opnieuw uitgevraagd hoeven te worden. Met de beheertaak «Afwijkende
behandeling» worden signalen vastgelegd die de geautomatiseerde verwerking van een
aangifte kunnen beïnvloeden. De afwijkende behandeling «uitworp gewenst» in het kader
van projectcode 1043 maakt dat de aangifte wordt bekeken aan de Poort. Daar wordt
de vergelijking met het voorgaande jaar gemaakt en daarmee nog een keer beoordeeld
of daadwerkelijke uitvraag nodig is. Als dat niet nodig blijkt wordt de AKI geschoond
en de aangifte nogmaals door de standaard weegmodule geleid.
Bij het opvoeren van een AKI met «uitworp gewenst» dient een inspecteur aan te geven
waarom de aangifte behandeld moet worden. Voorbeelden zijn aanmerkelijk belang, bron
van inkomen, gebruikelijk loon, grensarbeid, internationaal belastingrecht, maar ook
project 1043 waarin AKI 1043 en AKI 1044 worden gebruikt voor de behandelvoornemens
van aangiften met een verhoogd risico op systeemfraude.
Als in een aangifte kenmerken worden aangetroffen die duiden op een verhoogd risico
op systeemfraude, kan een AKI 1043 worden opgenomen voor die aangifte.
Een voor een ingediende aangifte opgevoerd behandelvoornemen, in dit geval door middel
van een AKI 1043, betekent uitdrukkelijk niet dat de aangifte vooraf wordt betiteld
of bestempeld als frauduleus, maar behelst wel een vermoeden van een mogelijk verhoogd
risico op systeemfraude. Dat vermoeden is gebaseerd op enerzijds contra-informatie
en parameters die gebruikt worden in de selectiemodule en anderzijds op de facilitator
die als intermediair betrokken is (geweest) bij het indienen van de betreffende aangifte
Voor de beoordeling van de AKI 1043 wordt een belastingplichtige vervolgens op de
reguliere manier gevraagd om de opgevoerde aftrekpost te onderbouwen middels (originele)
bescheiden en betalingsbewijzen.
Vraag 45
Klopt het dat in handboeken van de Belastingdienst staat dat ambtenaren betrokken
burgers voor zes jaar kunnen blokkeren, en dit eventueel zelfs kunnen verlengen? Kunt
u dit toelichten?
Antwoord 45
Burgers worden niet geblokkeerd. Een blokkering betekent dat een automatische definitieve
aanslag door ABS18 wordt tegengehouden zolang nadere beoordeling in gang is. Wanneer in een aangifte
kenmerken worden aangetroffen die op een verhoogd risico op systeemfraude wijzen,
wordt een AKI 1043 of AKI 1044 opgenomen voor die aangifte.
De aan de Poort opgevoerde AKI’s blijven geldig voor de vijf belastingjaren volgend
op het belastingjaar waarin de AKI werd opgevoerd. Hierdoor kan in de volgende jaren
gemonitord worden of behandeling door het Intensief Toezichtteam nodig is. Als de
aangifte voor het eerste jaar na de opvoering van de AKI binnenkomt, ziet de Poort
de resultaten van de beoordeling van het voorgaande jaar. Die beoordeling is een zwaarwegende
factor bij het bepalen van het gewenste toezicht voor het nieuwe jaar. Als de aangifte
voor het nieuwe jaar geen risico’s bevat die behandeling door het Intensief Toezicht-team
vereisen, dan deblokkeert de Poort de AKI. Dit gebeurt met terugwerkende kracht door
de einddatum te zetten op het voorafgaande jaar. Dus vanaf het onderliggende jaar
zit de AKI niet meer op de aangifte.
Zolang een belastingplichtige echter persisteert in het in aftrek brengen van bedragen
die (gedeeltelijk) niet aftrekbaar zijn, zal de AKI-code 1043 niet worden verwijderd
en worden de aangiften van belastingplichtige over latere belastingjaren ook uitgeworpen.
Voor de beoordeling van de AKI 1043 wordt de belastingplichtige vervolgens op de reguliere
manier gevraagd om de opgevoerde aftrekpost te onderbouwen middels (originele) bescheiden
en betalingsbewijzen.
Ondanks deze deblokkering kan het voorkomen dat in latere belastingjaren, na analyse
aan de poort, de aangiften van belastingplichtigen een nieuwe AKI 1043 of AKI 1044
rechtvaardigen. Dit doet zich bijvoorbeeld voor in de situatie dat de analisten in
latere belastingjaren aan de poort opnieuw aanleiding hebben voor een vermoeden van
systeemfraude. In dat geval krijgt een aangifte waarvan de AKI 1043 was verwijderd,
over een volgend belastingjaar opnieuw een AKI 1043 of een AKI 1044.
Hoe de deblokkering in de praktijk werkte en hoe het zou moeten werken wordt meegenomen
in het eerdergenoemde vervolgonderzoek naar de waarborgen voor projectcode 1043. Als
er signalen zijn dat de deblokkeringsprocedure niet altijd juist is toegepast, dan
zullen deze nader onderzocht worden.
Vraag 46
Bent u bereid een onafhankelijk onderzoek door een externe, onafhankelijke partij
in te stellen naar de breedte van de fraudejachten van de Belastingdienst? Bent u
tevens bereid de Belastingdienst breed door te lichten op etnisch profileren? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 46
Zoals aangegeven in de brief van 26 mei jl.19, willen wij in zicht krijgen of er daadwerkelijk sprake is van negatieve effecten
op burgers en bedrijven en hoe substantieel deze negatieve effecten dan zijn. In deze
brief van 26 mei hebben wij aangegeven dat wij bij dit onderzoek, conform de wens
van uw Kamer, ook partijen buiten de gebruikelijke raamovereenkomst willen betrekken.
De AP heeft op 17 juli jl. haar onderzoeksrapport over Belastingdienst/Toeslagen gepubliceerd.
In dit onderzoek komt de autoriteit tot de conclusie dat Belastingdienst/Toeslagen
niet (direct of indirect) de etniciteit van burgers heeft verwerkt. Op dit moment
hebben wij geen indicaties dat dit anders is bij de overige onderdelen van de Belastingdienst.
Binnenkort zal gestart worden met het brede onderzoek dat wij hebben aangekondigd
in onze brief van 10 juli jl. Hiermee geven wij tevens invulling aan de dringende
oproep van de AP om ook breder binnen de Belastingdienst te bezien of nationaliteit
niet onrechtmatig in systemen aanwezig is en wordt gebruikt en een expliciete wettelijke
grondslag op te nemen indien nationaliteit wel benodigd is in het toezicht. Daarnaast
heeft de AP een onderzoek aangekondigd naar de verwerking van persoonsgegevens in
de FSV-applicatie.
In onze brief van 10 juli jl. over FSV hebben wij een breed onderzoek aangekondigd
naar de wijze waarop de Belastingdienst persoonsgegevens verwerkt. In dit onderzoek
zullen alle gegevensverwerkingen van de Belastingdienst worden beoordeeld en zal worden
getoetst in hoeverre zij voldoen aan de eisen van de AVG, de Baseline Informatiebeveiliging
Overheid en de Archiefwet. Het concept plan van aanpak voor dit onderzoek ontvangt
uw Kamer tegelijkertijd met deze brief. In dit onderzoek zullen ook de risicomodellen
en selectieregels (en daarmee de selectiecriteria) van de Belastingdienst worden doorgelicht.
Mocht uit een van deze onderzoeken blijken dat de Belastingdienst wel gebruik heeft
gemaakt van de etniciteit van burgers in zijn toezicht, dan zullen wij daar uiteraard
gepaste maatregelen op nemen. Wij willen op dit moment niet vooruitlopen op deze maatregelen.
Vraag 47
Bent u het ermee eens dat de ingewikkelde en tijdrovende klus om de gedupeerde ouders
uit de toeslagenaffaire te compenseren nog lastiger is, nu blijkt dat een deel van
deze ouders ook van andere vormen van fraude worden verdacht? Welke oplossing met
een spoedeisend karakter heeft u voor ogen?
Antwoord 47
Zoals ik tijdens het Algemeen Overleg van 21 augustus jl. met uw Kamer heb aangegeven,
vergt het zorgvuldig helpen van gedupeerde ouders die betrokken zijn bij het hersteltraject
van toeslagen meer tijd dan aanvankelijk was ingeschat. Dit is gebleken uit de eerste
108 dossiers die in juli jl. tot uitbetaling zijn gekomen. Mijn motivatie, en die
van de medewerkers binnen de Herstelorganisatie, om alle gedupeerde ouders te helpen
is en blijft groot. Ik heb op dit moment geen reden te veronderstellen dat het behandelen
van de dossiers van gedupeerde ouders die betrokken zijn bij het hersteltraject van
toeslagen en het uitbetalen van compensatie vertraging oplopen door eventuele andere
onderzoeken binnen de Belastingdienst waarin zij mogelijk voorkomen. In de Voortgangsrapportages
zal ik uw Kamer periodiek informeren over de voortgang van de hersteloperatie.
Vraag 48
Kunt u aangeven waarom het Ministerie van Financiën, sinds uw aanstelling als Staatssecretaris,
niet eerder openheid van zaken heeft gegeven over «fraudejachten» naast de toeslagenaffaire,
terwijl hier wel meermaals naar gevraagd is door Kamerleden?
Antwoord 48
Wij hebben uw Kamer altijd zo transparant mogelijk geïnformeerd over eventuele zaken
die mis zijn gegaan bij de fraudeaanpak van de Belastingdienst. Omdat wij ook zelf
willen weten of er zaken niet goed zijn gegaan, hebben we naast intern onderzoek ook
extern onderzoek laten uitvoeren en gaan we nog nader onderzoek laten doen.
Vraag 49
Kunt u aangeven waarom de top van de Belastingdienst op het intranet van de Belastingdienst
(«de Beeldkrant») een bericht voor belastingambtenaren heeft geplaatst, waarin zij
aangeven dat de Belastingdienst een «feitenonderzoek» doet naar «de wijze waarop de
Belastingdienst tussen 2012 en nu systeemfraude in de inkomstenbelasting is tegengegaan»?
Kunt u tevens aangeven wanneer u verwacht dat dit interne «feitenonderzoek» afgerond
zal worden en wanneer de resultaten met de Kamer gedeeld zullen worden?
Antwoord 49
Het feitenrelaas is ondertussen afgerond en samen met de beantwoording van uw Kamervragen
meegestuurd. Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 3.
Vraag 50
Kunt u aangeven wat u voor ogen heeft om het zelfreinigende en zelfcorrigerende vermogen
van Belastingdienst te verbeteren? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 50
Wij hechten belang aan het lerend vermogen van de organisatie en het vermogen kritisch
te reflecteren, lessen te trekken, en die toe te passen in de toekomst. Wij willen
dat dit vermogen verder wordt ontwikkeld binnen de Belastingdienst en dat praten over
wat wel en ook wat niet goed is gegaan vanzelfsprekend wordt en signalen beter worden
opgepakt. Daarom is hier veel aandacht voor in het cultuurprogramma; in de afgelopen
maanden voerden medewerkers en leidinggevenden in de hele organisatie intensief het
gesprek over waar zij in het dagelijkse werk trots op zijn en waar verandering nodig
is. Deze gesprekken zullen we ook de komende tijd blijven voeren.
Vanaf september volgen de eerste leidinggevenden van de top van de Belastingdienst
een ontwikkelassessment om hen te ondersteunen in de ontwikkeling van de gewenste
leiderschapskwaliteiten. Het programma is erop gericht dat in 2021 alle circa 1500
leidinggevenden dit ontwikkelinstrument hebben gebruikt en dat feedback en reflectie
vast gebruik zijn in het management van de dienst.
Vraag 51
Bent u bereid alle interne stukken van de Belastingdienst en het Ministerie van Financiën
over de FSV te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 51
Wij zijn vanzelfsprekend bereid relevante informatie met uw Kamer te delen om invulling
te geven aan de inlichtingenplicht van uw Kamer. Dit doen wij door de beantwoording
van deze Kamervragen en de tegelijkertijd verzonden Kamerbrief over het concept plan
van aanpak vervolg FSV. Op dit moment wordt tevens een besluit voorbereid op een recent
Wob-verzoek van RTL/Nieuws waarin gevraagd wordt achtergronddocumenten openbaar te
maken die o.a. te maken hebben met FSV. Indien dit aanvullende inzichten oplevert,
zullen wij uw Kamer daarover informeren.
Vraag 52
Kunt u toezeggen dat de top van de Belastingdienst als gevolg van dit geheime project
«1043» eventueel strafontslag zal krijgen, de leidinggevenden voorwaardelijk strafontslag,
en alle andere medeplichtige ambtenaren van de Belastingdienst een waarschuwing of
berisping? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 52
Het functioneren van individuele ambtenaren maakt geen onderdeel uit van het debat
met uw Kamer en het is staand beleid daarover ook geen mededelingen te doen.
Vraag 53
Vindt u het niet schokkend dat ambtenaren willens en wetens burgers op zo een repressieve
manier hebben aangepakt, zonder ze te informeren over het feit dat ze verdacht werden
van fraude? Welke sancties heeft u ter beschikking? Welke sancties gaat u opleggen?
Antwoord 53
Het functioneren van individuele ambtenaren maakt geen onderdeel uit van het debat
met uw Kamer en het is staand beleid daarover ook geen mededelingen te doen.
Vraag 54
Klopt het dat het niet om incidenten ging, maar dat het om (officieel) staand beleid
ging, en de top van de Afdeling Inkomstenbelasting op de hoogte was? Kunt u tevens
aangeven of de (toenmalige) secretaris-generaal en welke (toenmalige) staatssecretarissen
en ministers van Financiën op de hoogte waren en wanneer zij hiervan op de hoogte
zijn gesteld? Bent u bereid een tijdlijn hieromtrent te delen met de Kamer?
Antwoord 54
De bestrijding van systeemfraude is een belangrijke taak van de Belastingdienst en
een vast onderdeel van de uitvoerings- en toezichtstrategie. Dit is o.a. terug te
vinden in het Jaarplan Belastingdienst 2019 – onderdeel Particulieren – «Systeemfraude
bestrijden»20. Hieruit blijkt dat het bestrijden van systeemfraude staand beleid is. De Tweede
Kamer is over de voortgang geïnformeerd in de eerste, tweede en derde Voortgangsrapportage
over 2019. Vroege rapportage over het fenomeen systeemfraude, die naar de Kamer is
gestuurd, is terug te vinden in o.a. het beheersverslag 2009 en 2010. Zie ook het
feitenrelaas dat als bijlage21 is meegestuurd.
Vraag 55
Wat is uw zienswijze op de huidige vormen van risicoselectie bij de Belastingdienst?
Kunt u dit toelichten?
Antwoord 55
Het is voor de Belastingdienst onmogelijk om alle aangiften en verzoeken handmatig
te beoordelen. Daarvoor is eenvoudigweg niet voldoende capaciteit beschikbaar. Daarom
maakt de Belastingdienst voortdurend keuzes over waar de beschikbare capaciteit op
wordt ingezet op basis van de uitvoerings- en toezichtstrategie. Deze strategie richt
zich op het voorkomen van fouten in de aangiften en verzoeken van burgers, door het
gemakkelijk te maken om een goede aangifte en aanvraag te doen, bijvoorbeeld door
de vooringevulde aangifte en door dienstverlening. Ook worden interventies zoveel
mogelijk afgestemd op het gedrag van burgers en bedrijven en – bij bewust niet-naleven
– op het afdwingen van naleving.
Daarbij maakt de Belastingdienst onder meer gebruik van selectieregels en risicomodellen
om het toezicht te kunnen richten op de aangiften en verzoeken waar de kans op niet-naleving
het grootst is. De deels geautomatiseerde risicoselectie van de Belastingdienst zorgt
ervoor dat veel aangiften en verzoeken snel aan een eerste beoordeling kunnen worden
onderworpen. Hierdoor kunnen burgers en bedrijven in veel gevallen ook snel duidelijkheid
krijgen over hun aangifte of verzoek. Burgers en bedrijven zijn hierbij gebaat.
Daarbij merken wij wel op dat het risicogestuurde toezicht door de Belastingdienst
op een aantal punten moet worden verbeterd. Dit blijkt onder andere uit het onderzoeksrapport
van de AP naar Belastingdienst/Toeslagen en het onderzoek van KPMG in het kader van
FSV. Hier gaan wij samen met de medewerkers de komende periode hard mee aan de slag.
Een aantal verbetermaatregelen die wij in dat kader willen nemen, zijn hierboven reeds
toegelicht.
Vraag 56
Deelt u de mening dat belastingbetalers het recht hebben, en een eerlijke kans dienen
te krijgen, om zich tegen de aantijgingen/vermoedens van fraude te verweren? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 56
Ja. Bij de beoordeling van de aangifte wordt de belastingplichtige gelegenheid geboden
om te reageren op de voorgenomen beslissing van de inspecteur. Na vaststelling van
de (navordering)aanslag staat de mogelijkheid van bezwaar open waarbij een heroverweging
van het bestreden besluit door een andere inspecteur plaatsvindt. In deze fase kan
de belastingplichtige ook gebruik maken van zijn recht om te worden gehoord. Indien
de behandeling van het bezwaar niet leidt tot het gewenste resultaat kan de belastingplichtige
beroep instellen waarbij de belastingplichtige het bestreden besluit en het handelen
van de Belastingdienst in de eerdere fases kan voorleggen aan de belastingrechter.
Vraag 57
Bent u bereid te laten onderzoeken of alle dossiers van de burgers die verdacht werden
van fraude met hun inkomstenbelasting, compleet zijn en tot op heden bewaard zijn
gebleven en niet per ongeluk zijn vernietigd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 57
Wij hechten grote waarde aan het bewaren van stukken in overeenstemming met de archiefwet.
Ik zie op dit moment geen aanleiding om dit verder te laten onderzoeken. Uw Kamer
heeft daarnaast een specifiek verzoek gedaan om te stoppen met schonen. Zoals aangegeven
begrijpen wij dit verzoek. Eerder hebben wij aangegeven dat de lopende vernietigingsactiviteiten
door Doc-Direkt voor wat betreft toeslagendossiers zijn stopgezet en dat de dossiers
die voor vernietiging in aanmerking zouden komen apart zijn opgeslagen. Ook is, ten
aanzien van Toeslagen, besloten om managementverslagen, mails en overige zaakgebonden
informatie tot nader order niet te vernietigen.
Wij willen dit ook gaan doen ten aanzien van de omgang met risico-selectie en fraudesignalen.
Wij zullen de niet-gestructureerde informatie, zoals mails en afdelingsschijven, bewaren
voor verder onderzoek. Uiteraard worden de juiste juridische en technische waarborgen
hierbij in acht genomen. Voor de ondersteunende systemen ten behoeve van de handhaving-
en toezichtprocessen onderzoeken we hoe we kunnen waarborgen dat de informatie uit
deze systemen beschikbaar blijft voor verder onderzoek.
Vraag 58
Bent u bereid te laten onderzoeken hoeveel van de burgers die verdacht werden van
fraude met hun inkomstenbelasting, op dit moment in een nijpende financiële situatie
verkeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 58
Er zijn geen signalen bekend dat belastingplichtigen in financiële nood zijn geraakt
doordat een aftrekpost niet is toegekend, terwijl zij daarbinnen de fiscale wet- en
regelgeving wel recht op hadden. Wanneer na beoordeling van de aangifte en de overgelegde
bewijsstukken door de inspecteur wordt afgeweken van de aangifte, gebeurt dit met
inachtneming van fiscale wet- en regelgeving, waarbij volgens het belastingrecht de
bewijslast voor inkomensverlagende elementen bij de belastingplichtige ligt. Wanneer
de inspecteur voornemens is af te wijken van de ingediende aangifte dan zal hij de
belastingplichtige daarvan in kennis stellen. Een eventuele reactie wordt beoordeeld
en uiteindelijk leidt dit tot vaststelling van de aanslag. Deze definitieve aanslag
is achtereenvolgens vatbaar voor bezwaar en beroep. Wordt een belastingplichtige hierbij
in het gelijk gesteld, dan wordt de aanslag hierop aangepast.
Belastingplichtigen die niet aan hun betalingsplicht Inkomstenbelasting kunnen voldoen,
kunnen middels een formulier een betalingsregeling of kwijtschelding voor particulieren
aanvragen.
Wij blijven echter openstaan voor eventuele signalen die erop zouden duiden dat dit
niet altijd goed is verlopen en nemen deze signalen serieus. Een onterechte afwijzing
van een aftrekpost mag niet leiden tot financiële problemen en wij hechten eraan dat
dit niet gebeurt.
Vraag 59
Op welke wijze zouden de Belastingdienst en het Ministerie van Financiën deze burgers,
die op dit moment in een nijpende financiële situatie verkeren, kunnen helpen om uit
deze «nachtmerrie» te komen? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 59
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij naar dat op vraag 58.
Vraag 60
Heeft u begrip voor de mening dat het onvoorstelbaar en onwijs scheef is, dat de Belastingdienst
wel heel begripvol is bij het maken van geheime afspraken met bedrijven die belastingvoordelen
toegeschoven krijgen («rulings»), maar hardwerkende burgers niet op hetzelfde begrip
van de Belastingdienst kunnen rekenen? Kunt u uw zienswijze hierop geven?
Antwoord 60
Door middel van vooroverleg biedt de Belastingdienst de mogelijkheid aan bedrijven,
en ook aan burgers, vooraf zekerheid te krijgen over de toepassing van wet- en regelgeving
op het gebied van de Nederlandse belastingheffing. Het vooroverleg kan leiden tot
een standpunt van de inspecteur over de manier waarop het recht in een specifiek geval
zal worden toegepast. Dat gebeurt binnen de kaders van wet- en regelgeving, beleid
en jurisprudentie. Zekerheid vooraf leidt voor een belastingplichtige dus niet tot
een fiscaal gunstigere behandeling door de Nederlandse Belastingdienst dan de behandeling
van eenzelfde feitencomplex achteraf.
Vraag 61
Kunt u uw zienswijze geven op de mentaliteit van de Belastingdienst en verklaren waar
die blinde verbetenheid, de argwaan en de weerzin jegens burgers, van de Belastingdienst,
vandaan komen? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 61
Deze kwalificaties laten wij voor rekening van de vragensteller.
Vraag 62
Bent u bereid te onderzoeken waarom de Belastingdienst bij burgers die verdacht werden
van fraude ook vragen werden gesteld over privéuitgaven die op hun bankafschriften
stonden? Klopt het dat er vragen werden gesteld over geldopnames bij hun bank? Kunt
u uw zienswijze geven op het feit dat er werd gedreigd dat, wanneer zij geen antwoord
zouden geven op deze vragen, deze burgers hun recht op toeslagen zouden verliezen?22
Antwoord 62
Wanneer dat voor een goed en volledig feitencomplex in het kader van de beoordeling
van aangiften inkomstenbelasting nodig is, kunnen bankafschriften opgevraagd worden.
Zo kan in het kader van een vermogensvergelijking, waarbij wordt beoordeeld of het
mogelijk is geweest om bepaalde uitgaven te doen, ook vragen worden gesteld over privéuitgaven.
Wanneer de bankafschriften bij de desbetreffende bank worden opgevraagd dan dient
die aanvraag gefiatteerd te worden door een afdelingshoofd. Een ander voorbeeld is
de situatie waarin een aftrekpost van enige omvang contant betaald wordt; dan kan
de inspecteur vragen stellen over de herkomst van het geld, waaronder bijvoorbeeld
contante opnamen vanaf een bankrekening. Wanneer de herkomst van de gestelde contante
uitgave niet duidelijk wordt gemaakt, kan dat een van de omstandigheden zijn die bijdragen
aan het feit dat in fiscale zin niet aannemelijk wordt dat de uitgave daadwerkelijk
is gedaan, dan wel tot de gedachte leiden dat er mogelijk sprake is van andere niet
aangegeven inkomsten of vermogensbestanddelen. Overigens is in recente uitspraken
van rechtbanken en gerechtshoven ook naar voren gekomen dat dit steunbewijs in sommige
gevallen benodigd is voor het door de belastingplichtige aannemelijk maken van geclaimde
aftrekposten, conform de bewijslastverdeling in het belastingrecht.
Vraag 63
Bent u bereid te onderzoeken waarom de Belastingdienst bij burgers die verdacht werden
van fraude ook vragen werden gesteld over giften aan goede doelen? Zo nee, waarom
niet?23
Antwoord 63
Systeemfraude kan zich ook voordoen door middel van aftrek van giften in een aangifte.
Ten behoeve van de beoordeling van opgevoerde giften in een aangifte kan de inspecteur,
als naar zijn oordeel feiten en omstandigheden dat rechtvaardigen, conform de bewijslastverdeling
vragen om bewijsstukken en kan de inspecteur daar in het kader van het beoordelen
van de aangifte ook vragen over stellen. Het opvragen van bewijstukken kan onderdeel
uitmaken van een regulier fiscaal onderzoek.
Vraag 64
Heeft u begrip voor het feit dat bij burgers het gezag van de Belastingdienst en het
vertrouwen in de Belastingdienst steeds verder afbrokkelen en dat dit consequenties
kan hebben voor de belastingmoraal (intrinsieke motivatie om de belastingregels na
te leven)? Kunt u aangeven wat u zult ondernemen om het gezag en vertrouwen te herstellen?
En wat u zult doen om te voorkomen dat de belastingmoraal de komende jaren verder
zal wegzakken?24
Antwoord 64
Vertrouwen van zowel burgers en bedrijven als medewerkers in onze dienst is van groot
belang om aan de gewenste cultuur te kunnen werken. Het herstel van het vertrouwen
vraagt tijd. Het is daarom van groot belang dat de Belastingdienst lessen trekt uit
het verleden; signalen vanaf de werkvloer moeten tijdig naar boven komen en serieus
worden opgepakt door de top. Stap voor stap wordt nu gebouwd aan een stabiel functionerende
organisatie met een professionele cultuur waardoor het vertrouwen van burgers en bedrijven
moet herstellen. Daarom werken wij samen met de top van het ministerie en de Belastingdienst
aan een verandering van de cultuur. Als resultaat zien wij een Belastingdienst die
in verbondenheid toewerkt naar de gewenste dienstverlening waarin rechtstatelijk handelen
centraal staat met daarbij nadrukkelijk oog voor de menselijke maat. Voor de acties
die wij hiervoor in gang hebben gezet verwijzen we naar onze brief van 14 september
jl.25
Vraag 65
Wat vindt u van het feit dat de vereniging van hoge ambtenaren (VHMF) een brandbrief
(over het afbreukrisico van het vertrouwen in de Belastingdienst en zijn gezag) hebben
verstuurd aan de pas aangetreden secretaris-generaal?26 Kunt u uw zienswijze hierover geven?
Antwoord 65
De brief laat zien dat de betreffende ambtenaren betrokken zijn bij het functioneren
van de Belastingdienst. Wij nemen de signalen van de VHMF, en die van onze eigen medezeggenschap,
serieus en werken zo nauw mogelijk samen aan een betere Belastingdienst.
Vraag 66
Wat is uw zienswijze op het feit dat burgers eerder geneigd zijn beslissingen van
de Belastingdienst in twijfel te trekken en zich ertegen te verzetten? Kunt u dit
toelichten?
Antwoord 66
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij naar dat op vraag 64.
Vraag 67
Kunt u toelichten waarom de top van de Belastingdienst nauwelijks aandacht heeft besteed
aan het rapport van de Nationale ombudsman «Geen powerplay, maar fair play» en hier
geen lering uit heeft getrokken?
Antwoord 67
Aan het genoemde rapport van de Nationale ombudsman is veel aandacht besteed. De aanbevelingen
zijn, op basis van de destijds beschikbare kennis en inzichten, gevolgd en tot uitvoering
gebracht. Op basis van nadere informatie bleek de ernst van de feiten en de gestelde
problematiek omvangrijker en de omgang met de aanbevelingen niet voldoende. Daarna
is de (re)actie bijgesteld en is ingezet op recht doen aan gedupeerde ouders.
Vraag 68
Vindt u ook, net als de Nationale ombudsman, dat de overheid een meewerkende overheid
moet zijn, die het volk dient? Hoe kwalificeert u het hysterische optreden van de
Belastingdienst in dit licht?
Antwoord 68
Die visie deel ik met de Nationale ombudsman. In onze brieven van 27 februari27 en 14 september jl.28 beschrijven we het toekomstbeeld van de Belastingdienst: een betrouwbare, benaderbare
en behulpzame dienst. Een organisatie waarin niet alleen oog is voor het goed uitvoeren
van de taak, maar ook voor de manier waarop we dat doen. Het is hierbij zowel van
belang dat overheidsmechanismen betrouwbaar blijven voor burgers door fraude aan te
pakken, als dat de menselijke maat gehanteerd wordt wanneer hierover twijfel bestaat.
In het verleden is gebleken dat het behouden van die balans uitdagingen met zich meebrengt.
De Belastingdienst heeft hiervan geleerd zodat beter kan worden voldaan aan het toekomstbeeld
zoals geschetst in de brief van 27 februari.
Vraag 69
Kunt u aangeven of de ernst en urgentie van de misstanden bij de Belastingdienst inmiddels
volledig doordrongen is bij de top van de Belastingdienst en het Ministerie van Financiën?
Antwoord 69
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij naar het antwoord op vraag 6.
Vraag 70
Kunt u uitsluiten dat de angst van precedentwerking qua afwikkeling van de toeslagenaffaire
en «project 1043» regeert op het Ministerie van Financiën en bij de top van Belastingdienst?
Kunt u dit toelichten?
Antwoord 70
Er is geen sprake van de angst voor precedentwerking bij het Ministerie van Financiën
en bij de top van Belastingdienst.
Vraag 71
Wanneer verwacht u dat de Belastingdienst zal stoppen met de luiken verder te sluiten
en daadwerkelijk zal beginnen met de problemen voortvarend bij de hand te nemen? Kunt
u dit toelichten?
Antwoord 71
Wij staan voor een professionele en open cultuur binnen de Belastingdienst die rechtsstatelijk
handelt. In dit kader past ook het brede onderzoek dat wij hebben aangekondigd in
onze brief van 10 juli jl.29, en waarvan uw Kamer de verdere uitwerking in het concept plan van aanpak tegelijkertijd
met deze brief ontvangt. Signalen van onze medewerkers zijn cruciaal in het werken
aan een transparante en open cultuur, en een rechtmatige dienstverlening. Binnen de
dienst voeren we hier actief het gesprek over, onder meer via dialoogsessies waarin
we de dilemma’s en uitdagingen in ons werk bespreken. De gewenste cultuur is niet
morgen gerealiseerd, maar hieraan werken samen met de organisatie heeft onze volste
aandacht.
Voor de rest van de activiteiten op het gebied van leiderschap en cultuur verwijzen
wij u naar onze brief van 14 september jl.30
Vraag 72
Kunt u ervoor zorgdragen dat er een volledig overzicht komt van de hoeveelheid toeslagen-stopzettingen,
de hoeveelheid terugvorderingen en de totale bedragen die hiermee gemoeid zijn? Bent
u in deze bereid om artikel 68 van de Grondwet na te leven?
Antwoord 72
In de Toeslagen-systemen worden grondslagen en toekenningsbedragen bijgehouden. De
aanleiding voor terugvorderingen wordt daarin echter niet vastgelegd. Daardoor is
voor het totaal aan stopzettingen en terugvorderingen het onderscheid tussen de verschillende
aanleidingen niet te maken zonder op individueel niveau de aanleiding te reconstrueren.
De aanleiding kan zowel voortkomen uit het verzoek van de burger (bv. omdat deze opmerkt
geen recht meer te hebben op een toeslag), een verschil in situatie van de burger
ten opzichte van de aanvraag (bv. een gewijzigd inkomen), of op basis van toezicht
vanuit de Belastingdienst/Toeslagen.
Op basis van ervaring in de afgelopen jaren krijgt circa de helft van de toeslagenontvangers
te maken met een terugvordering. In de meeste gevallen is dit inkomensgerelateerd.
Bij de beantwoording van deze vragen stuur ik een overzicht mee van het aantal toeslagen
per soort met daarbij de totale bedragen van uitbetaling en terugvordering.
Vraag 73
In hoeveel zaken wordt er op dit moment geprocedeerd door van fraude verdachte burgers?
In hoeveel zaken hebben burgers sinds 2012 gelijk gekregen en in hoeveel zaken heeft
de Belastingdienst gelijk gekregen?
Antwoord 73
Het is niet mogelijk om aantallen te noemen van procedures waarin wordt geprocedeerd
door burgers die van fraude zijn verdacht. Van ongeveer 400 lopende beroepszaken is
bekend dat de aangifte in het kader van project 1043 is uitgeworpen. In hoeveel van
deze beroepen er ook daadwerkelijk is opgekomen tegen een correctie naar aanleiding
van de uitworp en er dus een verband is met project 1043 is niet bekend, aangezien
dit niet wordt geregistreerd. Bovendien staat een signalering in project 1043 niet
gelijk aan een fraudeverdenking.
De Belastingdienst houdt in een systeem gerechtelijke uitspraken bij waarbij de Belastingdienst
partij is, per belastingmiddel, op rijksbelastingniveau. De zaken van vóór 2015 zijn
in een ouder systeem opgenomen waaruit het niet mogelijk is een betrouwbare uitdraai
te maken. Er wordt niet geregistreerd wie een zaak gewonnen heeft, maar alleen of
een (hoger) beroep (gedeeltelijk) (on)gegrond of niet-ontvankelijk is verklaard of
is ingetrokken.
Vraag 74
Hoeveel hebben de lopende rechtszaken inmiddels gekost aan griffie- en advocaatkosten?
Hoeveel heeft de Staat inmiddels aan kosten gemaakt bij de Landsadvocaat?
Antwoord 74
Zoals beschreven in ons antwoord op vraag 73 is het niet mogelijk om vast te stellen
in hoeveel zaken door van fraude verdachte burgers wordt geprocedeerd tegen de Belastingdienst.
Ook wordt niet bijgehouden in welke en hoeveel procedures de BD is veroordeeld tot
de vergoeding van griffierechten. In procedures met betrekking tot project 1043 wordt
geen gebruik gemaakt van de Landsadvocaat.
Vraag 75
Hoeveel burgers zijn door het ingrijpen van Belastingdienst in de bijstand of een
andere uitkering terechtgekomen?
Antwoord 75
Deze vraag kunnen wij niet beantwoorden omdat daar geen registratie van wordt bijgehouden.
Vraag 76
Deelt u de mening dat de overheid niet in zichzelf gekeerd moet zijn, maar ontlastende
signalen, die burgers vrijpleiten, serieus moet nemen?
Antwoord 76
Ja.
Vraag 77
Deelt u de mening dat de inrichting van de Belastingdienst chaotisch is, en dat deze
dienst in zichzelf gekeerd is? Wat gaat u hieraan doen?
Antwoord 77
Deze mening delen wij niet. Wel zijn signalen binnen de Dienst in het verleden niet
altijd goed opgepakt. Wij werken intensief aan de verbetering van de Belastingdienst,
zoals beschreven in onze brief van 14 september jl.31
Vraag 78
Is het volgens u gerechtvaardigd te stellen dat de Belastingdienst een onbestuurbare
en onverbeterlijke organisatie is en vergelijkbaar met een stuurloze en zinkende olietanker,
die niet of nauwelijks meer bij te sturen is?
Antwoord 78
Deze appreciatie laten wij aan de vragensteller.
Vraag 79
Is de stelling gerechtvaardigd dat we eigenlijk rechtstreeks op een parlementaire
enquête afstevenen, waarin alle verantwoordelijken in de loop der jaren op het matje
zullen moeten komen?
Antwoord 79
Het instellen van een parlementaire enquête is een recht van uw Kamer.
Vraag 80
Deelt u de mening dat het structureel kwakkelen van de Belastingdienst niet alleen
begonnen is in 2006, met de invoering van de Toeslagen, maar dat de neergang van de
dienst eigenlijk al begonnen is bij de brede belastingherziening in 2001?
Antwoord 80
Deze appreciatie laten wij aan de vragensteller.
Vraag 81
Klopt het dat in 2001 begonnen is met het veel meer gebruik maken van steekproeven,
in plaats van 100%-controle?
Antwoord 81
Ook voor 2001 was geen sprake van 100%-controle. De Belastingdienst heeft niet voldoende
capaciteit beschikbaar om alle aangiften en verzoeken handmatig te beoordelen. De
Belastingdienst moet daarom risicogericht werken. De Belastingdienst maakt daarom
al vele jaren met behulp van geautomatiseerde processen een selectie in de aangifte.
De mogelijkheden daartoe zijn in de jaren steeds verder uitgebreid. Het toepassen
van steekproeven en deelwaarnemingen maakt onderdeel uit van het risico gestuurd toezicht.
Vraag 82
Kunt u uitsluiten dat er naast de zwarte lijsten (toeslagenaffaire), de FSV en Project
1043 nog andere zwarte lijsten bestaan?
Antwoord 82
Zoals tevens aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen van lid Omtzigt is
er geen duidelijke (juridische) definitie, ook niet in de AVG, wat een zwarte lijst
is. Dat laat onverlet dat de Belastingdienst de processen zorgvuldig en conform en
wet- en regelgeving, zoals de AVG, moet uitvoeren. Dit betekent dat burgers niet onterechte
gevolgen zouden mogen ondervinden van toezicht- en handhavingsprocessen. Wij kunnen
ons daarbij voorstellen dat – hoewel een (juridische) definitie ontbreekt – vanuit
burgerperspectief het wel de sfeer kan oproepen van een zwarte lijst.
Het KPMG-rapport over de Fraudesignaleringsvoorziening (FSV)32 concludeert dat er binnen de in het rapport beschreven context, geen primaire processen
of toezichtprocessen zijn gevonden die in dezelfde mate risicosignalen verwerken,
of die een sterke gelijkenis met FSV vertonen. Het rapport bevat een overzicht van
in meer of mindere mate vergelijkbare toezichtprocessen.
Zoals beschreven in de brief van 10 juli33 wordt er binnen de Belastingdienst naast reguliere applicaties ook gebruik gemaakt
van (ongestructureerde) gegevens in de vorm van lijsten, extracten en lokaal ontwikkelde
applicaties (LOA’s). Deze gegevens worden door medewerkers op de persoonlijke omgeving
of op samenwerkingsgebieden opgeslagen en gedeeld en zijn niet bedoeld voor risicosignalen
en fraudeverdenkingen. Het is echter niet uit te sluiten dat hierin nog risicosignalen
en fraudeverdenkingen aanwezig zijn.
Daarom is besloten om een grondige, dienstbrede analyse uit te voeren waarbij het
gehele applicatie- en gegevenslandschap wordt doorlopen of zich nog onbekende registraties
van verouderde of subjectieve risicosignalen bevinden, inclusief vrije tekstvelden.
Vraag 83
Op basis van welke criteria zijn deze zwarte lijsten samengesteld? Wie nam hierin
beslissingen? Zijn dit besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb),
waar bezwaar en beroep tegen mogelijk is? Waarom is niemand hierover geïnformeerd?
Kunt u dit alsnog doen?
Antwoord 83
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij naar de in vraag 82 genoemde analyse.
Om deze vragen te beantwoorden, moet eerst de dienstbrede analyse voltooid worden.
Tegen beschikkingen van de Belastingdienst, zoals een definitieve aanslag, is bezwaar
en beroep mogelijk.
Vraag 84
Hoe kan iemand van een zwarte lijst of project 1043 afkomen? Welke procedure gaat
u hiervoor inrichten?
Antwoord 84
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen we naar dat op vraag 45.
Vraag 85
Hoeveel van de benadeelde burgers van project 1043 hebben een dubbele nationaliteit?
Kunt u anders aangeven welk percentage van de ouders een dubbele nationaliteit heeft?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 85
Informatie over dubbele nationaliteit is op 23 juli 2015 verwijderd uit het BVR-.
Dit kan in specifieke gevallen anders liggen, als de burger twee niet-Nederlandse
nationaliteiten heeft.
Ook query’s kunnen niet gebruikt worden om een volledig en betrouwbaar beeld te krijgen
van de aantallen burgers met een dubbele nationaliteit. Query’s zijn opgesteld voor
bepaalde doeleinden en vormen daardoor een gefragmenteerde bron van informatie en
een deel van de resultaten uit query’s van voor juli 2015 is inmiddels verwijderd.
Hierdoor kan dan ook niet worden aangegeven hoeveel burgers in het project 1043 een
dubbele nationaliteit hadden.
Vraag 86
Deelt u de mening dat de Discriminerende Overheid heel ver af staat van de Dienstbare
Overheid, die ons voor ogen zou moeten staan
Antwoord 86
Deze mening delen wij. Wij keuren discriminatie ten strengste af.
Vraag 87
Bent u bereid om een diepgaand onderzoek te gelasten naar het gebruik van etniciteit
als criterium, oftewel het discrimineren op etniciteit? En bent u bereid om, indien
discrimineren op etniciteit inderdaad het geval blijkt te zijn geweest, strafrechtelijke
aangifte te doen van discriminatie?
Antwoord 87
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij naar dat op vraag 46.
Vraag 88
Is uw aangifte van beroepsmatig discrimineren en knevelarij van mei 2020 inmiddels
in behandeling genomen door het OM? In welke fase bevindt dit zich?
Antwoord 88
Het OM heeft ons gemeld dat de aangifte in behandeling is. Verder kan het OM geen
mededelingen doen over individuele zaken.
Vraag 89
Klopt het dat de afdeling van de Belastingdienst die de inkomstenbelasting uitvoert
de inkomensgegevens van bijna iedereen heeft? Klopt het dat deze inkomensgegevens
vaak pas na vele jaren bij de Afdeling Toeslagen terechtkomen, die dan vervolgens
tot terugvordering overgaat, tot grote ergernis van de toeslaggerechtigden?
Antwoord 89
De Belastingdienst is houder van de Basisregistratie inkomen (art. 21 Algemene wet
inzake rijksbelastingen). In dit register wordt het inkomen vastgelegd van alle burgers.
Daarnaast krijgt de Belastingdienst bijvoorbeeld actuele inkomensgegevens van het
UWV. Dat betekent echter niet dat van iedereen de actuele inkomensgegevens beschikbaar
zijn. Het komt bijvoorbeeld voor dat personen om uiteenlopende redenen uitstel vragen
en krijgen voor de aangifte inkomstenbelasting of dat er wordt nagevorderd, waardoor
definitieve inkomensgegevens pas later bekend zijn.
Toeslagen verkrijgt gedurende het jaar doorlopend inkomensgegevens. Op basis van deze
gegevens kan Toeslagen voor een aantal toeslaggerechtigden bijvoorbeeld al gedurende
het toeslagjaar het voorschot aanpassen. Daarnaast kan de belanghebbende zelf de inkomensgegevens
aanpassen, zodat het voorschot op het actuele inkomen gebaseerd is. Zo kunnen (hoge)
terugvorderingen worden voorkomen. Het komt echter voor dat inkomensgegevens pas later
bekend zijn. Voor de volledigheid wijzen wij erop dat ook andere factoren een rol
kunnen spelen bij terugvorderingen. Zo kan het (wisselend) aantal opvanguren bij de
kinderopvangtoeslag ook een belangrijke rol spelen.
Vraag 90
Hoe kunt u bewerkstelligen dat deze inkomensgegevens veel sneller tussen de beide
delen van de Belastingdienst worden gedeeld? Het is toch bizar dat de ene hand van
de Belastingdienst niet weet wat de andere hand doet?
Antwoord 90
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij naar dat op vraag 89.
Vraag 91
Deelt u de mening dat de Belastingdienst inmiddels de slechtst functionerende overheidsdienst
van Nederland? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 91
Deze appreciatie laten wij aan de vragensteller.
Vraag 92
Deelt u de mening dat er bij de Belastingdienst sprake is van een moeilijk uit te
roeien zieke cultuur, een gesloten systeem waarin het kennelijk normaal wordt gevonden
om wettelijke, morele en ethische grenzen te overschrijden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 92
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij naar dat op vraag 71.
Vraag 93
Wat gaat u doen om de zieke cultuur, het gesloten systeem waarin het kennelijk normaal
wordt gevonden om wettelijke, morele en ethische grenzen te overschrijden, uit te
roeien? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 93
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij naar dat op vraag 71.
Vraag 94
Wat gaat u doen om te voorkomen dat leidinggevenden bij de Belastingdienst nog langer
ambtenaren stimuleren om wettelijke, morele en ethische grenzen te overschrijden?
Kunt u dit toelichten?
Antwoord 94
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij naar dat op vraag 71.
Vraag 95
Kunt u uw zienswijze geven op het feit dat mensenrechtenorganisatie Amnesty stelt
dat artikel 1 van de Grondwet belangrijker is dan een grotere pakkans?34
Antwoord 95
Zoals wij eerder hebben aangegeven past discriminatie niet bij de Belastingdienst.
Het recht op gelijke behandeling weegt daarom voor ons inderdaad zwaarder dan een
grotere pakkans.
Vraag 96
Wat is uw zienswijze op de stelling van Amnesty, dat etnisch profilerende medewerkers
van de Belastingdienst moeten worden gestraft?35
Antwoord 96
Zoals wij eerder hebben aangegeven is discriminatie (of etnisch profileren) door de
Belastingdienst ontoelaatbaar. Dat moet op alle mogelijke manieren voorkomen en bestreden
worden. Het is vast beleid dat wij geen uitspraken doen over personele aangelegenheden
waaronder disciplinaire maatregelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën -
Mede ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.