Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Toorenburg en Becker over het bericht ‘Moord op Rik van de Rakt: foutengala rond Soedanese verdachte; ’Cruciale informatie vanwege privacy niet gedeeld’’
Vragen van de leden Van Toorenburg (CDA) en Becker (VVD) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Moord op Rik van de Rakt: foutengala rond Soedanese verdachte; «Cruciale informatie vanwege privacy niet gedeeld»» (ingezonden 6 juli 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 3 september
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3619.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Moord op Rik van de Rakt: foutengala rond Soedanese
verdachte; «Cruciale informatie vanwege privacy niet gedeeld»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met het onderzoeksrapport van onderzoeksbureau Necker van Naem dat door
de gemeente Bernheze werd ingeschakeld om de moord op Rik van de Rakt te onderzoeken?
Bent u voornemens dat rapport met de Kamer te delen?
Antwoord 2
Ik heb kennisgenomen van het onderzoeksrapport. Het betreffende rapport heeft de gemeente
Bernheze openbaar gemaakt. Voor het volledige rapport verwijs ik u naar de website
van de gemeente Bernheze.2
Vraag 3
Kunt u aangeven of de conclusies uit het onderzoeksrapport, zoals deze worden weergegeven
in het krantenartikel, kloppen?
Antwoord 3
Het onderzoeksrapport waar De Telegraaf naar verwijst is in opdracht van de gemeente
Bernheze opgesteld. In hoeverre de conclusies uit het rapport, zoals deze worden weergegeven
in het krantenartikel, kloppen, kan ik niet aangeven, onder meer omdat ik geen betrokkenheid
heb gehad bij het onderzoek. Ook is het van belang dat het strafrechtelijke onderzoek
dat loopt naar de toedracht van het incident wordt afgewacht om het beeld te completeren.
Wel vind ik het waardevol dat de gemeente het onderzoek heeft ingesteld en dat de
uitkomsten gebruikt worden om te bezien of er mogelijkheden zijn om de informatie-uitwisseling
bij huisvesting en begeleiding van statushouders te verbeteren. Dit is een belangrijk
aandachtspunt uit het rapport.
Vraag 4
Kunt u aangeven hoe het heeft kunnen gebeuren dat cruciale informatie over de geestelijke
gesteldheid van deze statushouder niet met de plaatsingsgemeente werd gedeeld? Kunt
u aangeven of het gebruikelijk is dat gegevens over de geestelijke gesteldheid van
statushouders niet worden gedeeld met plaatsingsgemeentes of andere relevante overheidsinstanties?
Ook als er door de betreffende statushouder al meermaals een strafbaar feit is gepleegd
en er dus aanwijzingen waren dat het met de statushouder de verkeerde kant op ging?
Welke (juridische) belemmeringen zorgen ervoor dat deze gegevens niet (kunnen) worden
gedeeld?
Vraag 5
Kunt u aangeven hoe gemeentes een inschatting moeten maken van de geestelijke gesteldheid
van een statushouder – en dus wat er nodig is qua hulpverlening en huisvesting – als
zij niet beschikken over cruciale informatie? Deelt u de mening dat plaatsingsgemeentes
wel over deze informatie zouden moeten kunnen beschikken?
Antwoord 4 en 5
Voor het delen van medische informatie geldt strikte wet- en regelgeving op het gebied
van privacy, die voor statushouders niet anders is dan voor andere burgers in Nederland.
Het COA dient zich hier aan te houden en kan informatie alleen delen indien dat past
binnen het wettelijk kader. In deze casus heeft het COA zoveel mogelijk informatie
gedeeld met betrokken partners, waaronder cruciale informatie met betrekking tot de
bijzondere omstandigheden van de betreffende statushouder. In de volgende alinea’s
licht ik dit nader toe.
Het COA verwerkt persoonsgegevens van bewoners in het kader van zijn taken primair
op grond van de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het
kader van de uitoefening van openbaar gezag. Deze wettelijke grondslag is opgenomen
in artikel 6 lid 1 onderdeel e van de AVG. Deze publieke taak is verder uitgewerkt
in artikel 3 lid 1 onderdeel d van de Wet COA, op basis waarvan het COA is belast
met de bemiddeling bij de uitstroom van vergunninghouders naar huisvesting in de gemeente.
Bij eerste binnenkomst in een COA-locatie wordt een asielzoeker om toestemming gevraagd
om zijn/haar persoonsgegevens te mogen delen met ketenpartners, waaronder de gemeente.
Vervolgens zijn gemeenten verantwoordelijk voor het huisvesten van vergunninghouders
volgens de opgelegde taakstelling op basis van artikel 28 Huisvestingswet 2014. Om
uitvoering te kunnen geven aan zijn taak deelt het COA via het Taakstelling Volg Systeem
(TVS) die gegevens die noodzakelijk zijn voor de gemeente in het kader van huisvesting
van de vergunninghouder(s).
Zoals gezegd, geldt voor het delen van medische informatie strikte wet- en regelgeving
op het gebied van privacy. Het COA heeft geen inzage in en/of beschikking over medische
dossiers, omdat het geen zorginstelling is. Binnen haar opdracht is het COA wel verantwoordelijk
voor het organiseren van de toegankelijkheid tot de zorg voor bewoners. Daarom heeft
het COA voor zowel publieke gezondheidszorg (GGD GHOR NL) als voor curatieve gezondheidszorg
(Gezondheidszorg Asielzoekers, GZA) samenwerkingsovereenkomsten gesloten met zorgpartners,
e.e.a. conform de uitgangspunten van reguliere zorg in Nederland. GZA verzorgt de
huisartsenzorg op locaties en beschikt vanuit die rol over het medische dossier van
een statushouder.
Wanneer een bewoner uitstroomt naar een gemeente heeft de nieuwe huisarts aldaar de
mogelijkheid om het medisch dossier van deze statushouder op te vragen bij GZA. Daarvoor
is wel de toestemming van de statushouder benodigd.
Recent is door de betrokken organisaties bij de opvang en begeleiding van statushouders
(COA, VluchtelingenWerk Nederland, Pharos, GGD, GZA, Landelijke Huisartsen Vereniging
(LHV) en VNG) afgesproken om een aanpassing te doen in TVS waarmee het vanaf januari
2020 mogelijk is geworden voor het COA om proactief richting de gemeente te melden
wanneer er aanleiding is om versneld een nieuwe huisarts in contact te brengen met
de statushouder. Dergelijke informatie werd voorheen, indien nodig, ook gedeeld met
de gemeente, eventueel ondersteund door een Sociaal Medische Advies (SMA).3
Het initiatief tot het opvragen van een medisch dossier ligt bij de zorgverlener en
het stimuleren om in contact te komen met een huisarts ligt bij de gemeente. Het is
overigens aan betrokkene zelf om de afspraken bij zorgverleners ook daadwerkelijk
na te komen. De voorbereiding op de uitplaatsing van de betrokken statushouder had
in dit geval al plaatsgevonden voordat deze recente aanpassing in TVS was aangebracht.
Het onderzoeksrapport had als belangrijk aandachtspunt voor het COA de informatie-uitwisseling
bij de plaatsing van een statushouder vanuit een azc in een gemeente. Zoals ik hierboven
al aangaf heeft het COA geen inzage in en/of beschikking over de medische dossiers,
omdat het geen zorginstelling is. In deze specifieke situatie is, zoals ook uit het
rapport blijkt, tussen gemeente en COA op meerdere momenten contact geweest met het
doel om passende huisvesting en begeleiding te bieden. Ook heeft het COA op eigen
initiatief tweemaal een Sociaal Medisch Advies (SMA) aangevraagd en de strekking ervan
gedeeld via het TVS.
Het betreft hier een periode van meer dan een jaar, waarin tussen gemeente en COA
de zorgen en aandachtspunten rond de statushouder zijn gedeeld.
Vraag 6
Deelt u de mening dat de maatschappelijke veiligheid nooit in gevaar mag worden gebracht
vanwege de privacy?
Antwoord 6
Maatschappelijke veiligheid is een groot goed en dat is de reden dat er in voorliggende
gevallen informatie gedeeld mag worden. De belangenafweging tussen maatschappelijke
veiligheid enerzijds en privacy anderzijds is verdisconteerd in de hierboven aangehaalde
wet- en regelgeving. Voor het COA is de basis dat het deelt wat het mag en moet delen
ingevolge wet- en regelgeving op het gebied van privacy. Het TVS is hierbij een hulpmiddel.
Vraag 7
Deelt u de mening dat toerekenbare «bijzonder» ernstige misdrijven zoals deze moord/doodslag
altijd moeten leiden tot intrekking van de verblijfsvergunning in overeenstemming
met het in 2015 aangescherpte beleid om verblijfsvergunningen te kunnen intrekken?
Bent u bereid de verblijfsvergunning in te trekken als de verdachte onherroepelijk
is veroordeeld?
Antwoord 7
Het is staand kabinetsbeleid dat het vertonen van maatschappelijk onaanvaardbaar gedrag
zoveel mogelijk gevolgen moet hebben voor een verblijfsvergunning, ook als dat een
asielvergunning is. Op 1 juli 20204 heb ik uw Kamer een brief gestuurd waar de belemmeringen met betrekking tot het intrekken
van een verblijfsvergunning asiel uiteengezet zijn. Van belang is dat voor het intrekken
van een verblijfsvergunning asiel er naast de nationale strafnormen van de glijdende
schaal ook strengere internationale eisen gelden. Voorts dient een veroordeling onherroepelijk
te zijn voordat de intrekkingsprocedure van de verblijfsvergunning asiel van start
kan gaan. Voor de verdere beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de brief die
ik op 1 juli 2020 aan uw Kamer heb gestuurd over dit onderwerp.
Vraag 8
Deelt u de mening dat er alles aan gedaan moet worden om een volgend drama zoals dit
te voorkomen? Bent u daarom bereid het systeem van toewijzing van statushouders aan
gemeenten en de informatiedeling die daarbij hoort zeer snel onder de loep te nemen,
zodat cruciale informatie over een statushouder zijn geestelijke gesteldheid voortaan
wel gedeeld kan worden? Zo ja, bent u bereid de Kamer hierover te informeren voor
het eind van het zomerreces?
Antwoord 8
Vanzelfsprekend vind ik het gebeurde zeer betreurenswaardig. Het is van belang dat
de partijen betrokken bij de huisvesting en begeleiding van statushouders gezamenlijk
bekijken of er verbeteringen in het proces mogelijk zijn. Als het gaat om de samenwerking
en de informatie-uitwisseling (incl. TVS) wordt hierover gedurende het jaar meerdere
malen overleg gevoerd tussen het COA, enkele gemeenten en de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG). Het systeem van toewijzing en begeleiding van statushouders wordt
door deze betrokken partijen periodiek bezien op verbetermogelijkheden. Dit tragische
incident wordt daarbij uiteraard betrokken.
Zoals hierboven aangegeven, heeft over het proces van delen van medische informatie
van een statushouder bij uitplaatsing naar een gemeente tot voor kort veelvuldig overleg
plaatsgevonden tussen COA, VWN, Pharos, GGD, GZA, LHV en VNG. Dit heeft onder andere
geleid tot bovengenoemde verbetering waarmee sinds januari 2020 in TVS aangegeven
kan worden of er aanleiding is om versneld een huisarts aan te stellen om medische
problematiek te bespreken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.