Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Groothuizen over het bericht 'De aanpak van milieucriminaliteit dreigt vast te lopen'
Vragen van het lid Groothuizen (D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «De aanpak van milieucriminaliteit dreigt vast te lopen» (ingezonden 2 juni 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 31 augustus 2020). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3262.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «De aanpak van milieucriminaliteit dreigt vast
te lopen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u het ermee eens dat de aanpak van milieucriminaliteit meer urgentie verdient?
Zo ja, gaat u de aanpak van milieucriminaliteit dan ook meer urgentie geven? Hoe gaat
u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
De aanpak van milieucriminaliteit verdient meer aandacht en urgentie. Met verschillende
partijen werken we aan een actieplan Milieucriminaliteit. In de brief Voortgang uitvoeringsagenda
VTH, actieplan milieucriminaliteit en uitvoering van moties en toezeggingen2, die op 5 juni naar uw Kamer is verzonden, wordt toegelicht hoe de verbeterslag vorm
krijgt. Het volledige actieplan Milieucriminaliteit zal voor het einde van dit jaar
aan uw Kamer worden verzonden.
Vraag 3
Wat is de gemiddelde doorlooptijd van milieustrafzaken?
Antwoord 3
Tijdens het AO Externe Veiligheid op 10 juni jl. is gevraagd naar trends en cijfers
met betrekking tot milieucriminaliteit. Hierop is toegezegd uw Kamer na de zomer schriftelijk
hierover te informeren. In deze brief zal ook de gemiddelde doorlooptijd van milieustrafzaken
worden meegenomen.
Vraag 4
Deelt u de zorg uit het CCV-rapport dat het strafrecht in de marge belandt bij de
bestrijding van milieucriminaliteit?2 Zo ja, wat gaat u hier aan doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Uit een evaluatie uitgevoerd door de Raad van Europa blijkt dat Nederland het goed
doet, zeker in vergelijking met andere Europese landen. Dat neemt niet weg dat het
CCV in deze verkenning4 een aantal knelpunten in de praktijk signaleert, waar wij mee aan de slag willen.
In het actieplan Milieucriminaliteit zal worden beschreven hoe deze knelpunten worden
aangepakt.
Vraag 5
Wat is volgens u een goede verdeling tussen bestuursrecht en strafrecht voor de aanpak
van milieucriminaliteit? Welk soort zaken zijn meer geschikt voor het strafrecht en
welke meer voor het bestuursrecht?
Antwoord 5
Zowel bestuursrecht als strafrecht zijn mogelijk bij de aanpak van normschendingen,
waarbij het wettelijk kader wordt gevormd door de Algemene wet bestuursrecht en het
Wetboek van Strafrecht. In concrete zaken vindt de afstemming over de inzet van bestuursrecht
en strafrecht plaats tussen OM en inspecties, onder andere in beleid en handhavingsarrangementen.
Om ook in concrete milieuzaken tot een passende interventie te kunnen komen hebben
IPO en OM in 2014 de Landelijke Handhavingstrategie5 (LHS) aangeboden aan het Bestuurlijk Omgevingsberaad.
De combinatie van factoren ernst en (potentiële) gevolgen van het feit en opstelling
van de normadressaat is volgens de LHS bepalend voor de vraag of de zaak naar het
strafrecht moet, maar dat sluit daarnaast bestuursrechtelijke handhaving niet uit.
Als onderdeel van de aanpak van milieucriminaliteit zal de LHS worden geactualiseerd.
Deze actualisering heeft onder andere te maken met de komst van de Omgevingswet. Daarnaast
wordt gewerkt aan verbetering van het gebruik van de LHS en verbreding van partijen
die de LHS gebruiken.
Vraag 6
Hoeveel van de strafrechtelijk vervolgde bedrijven in milieuzaken ontvangen subsidies?
Is er een mogelijkheid voor het openbaar ministerie (OM) om de subsidies terug te
vorderen na strafrechtelijke veroordeling van een milieudelict?
Antwoord 6
Het OM verwerkt en verzamelt geen gegevens over aantallen verdachte bedrijven die
mogelijk subsidie ontvangen. Het OM heeft geen mogelijkheid om zelfstandig subsidies
terug te vorderen na een strafrechtelijke veroordeling. Deze taak ligt bij de subsidieverstrekker.
Wel kan het OM het wederrechtelijk verkregen voordeel van milieudelicten bij een strafrechtelijke
veroordeling ontnemen. Het OM werkt vanuit de eigen bevoegdheden en taakopvatting
samen met bestuurlijke partners om onterecht ontvangen subsidies zo mogelijk terug
te laten vorderen. Daarbij maakt het OM onder andere gebruik van de mogelijkheden
uit de Wet BIBOB.
Artikel 26 van de Wet BIBOB bevat de zogenaamde tipfunctie. Dit artikel biedt het
openbaar ministerie onder voorwaarden de mogelijkheid het bevoegd gezag te wijzen
op de mogelijkheid het landelijk bureau BIBOB advies te vragen over vergunningen of
subsidies. Het Functioneel Parket van het openbaar ministerie verstuurt jaarlijks
enige tientallen van deze tips aan het bevoegd gezag. Het kan dan zowel gaan om vergunningen
als subsidies.
Het Functioneel Parket neemt ook aangiften in behandeling van RVO in verband met mogelijke
fraude met subsidies.
Op 2 juli jl. is er een motie aanvaard waarin de regering wordt verzocht te onderzoeken
of er een wettelijke grond in het leven kan worden geroepen om subsidie terug te vorderen
van bedrijven die zich schuldig maken aan milieucriminaliteit. Ook de Wet BIBOB wordt
hierin meegenomen. In het najaar wordt u geïnformeerd over de uitkomst en eventuele
vervolgstappen zullen worden meegenomen in het actieplan milieucriminaliteit.
Vraag 7
Hoeveel van de bestuursrechtelijke gesanctioneerde bedrijven in milieuzaken ontvangen
subsidies? Is er een mogelijkheid voor het bestuursorgaan om de subsidies terug te
vorderen na bestuursrechtelijke sanctionering van een milieudelict?
Antwoord 7
Er worden geen gegevens bijgehouden van gesubsidieerde bedrijven die bestuursrechtelijk
gesanctioneerd zijn vanwege een milieudelict. Het is op grond van de Algemene wet
bestuursrecht mogelijk een subsidie terug te vorderen indien daarvoor geen grondslag
meer is. En het is op grond van de Wet BIBOB tot vijf jaar na subsidievaststelling
mogelijk om een subsidiebesluit in te trekken vanwege een bestuurlijke boete voor
feiten die samenhangen met de gesubsidieerde activiteiten. Daarbij moet worden opgemerkt
dat het intrekken van een subsidiebesluit op grond van de Wet BIBOB zelf geen sanctie
is en ook niet kan plaatsvinden enkel onder verwijzing naar de opgelegde bestuurlijke
boete. Bij het intrekkingsbesluit moet zelfstandig gemotiveerd worden dat er een relatie
is tussen de feiten waarvoor de bestuurlijke boete is opgelegd en de vrees dat de
subsidie wordt misbruikt voor criminele activiteiten.
Met betrekking tot hierboven genoemde motie zullen ook de mogelijkheden bij bestuurlijk
sanctioneren worden meegenomen.
Vraag 8
Herkent u het beeld dat wordt geschetst in het CCV-rapport en het interview dat milieudiensten
vaak te afhankelijk zijn van het bestuurlijk bevoegd gezag en dat het dit bevoegd
gezag vaak ontbreekt aan urgentie bij de aanpak van milieucriminaliteit? Zo ja, bent
u het ermee eens dat dit funest is voor het streven de pakkans te vergroten bij milieucriminaliteit?
Antwoord 8
Het beeld dat het CCV schetst, is ook mijn uitgangspunt voor het treffen van maatregelen.
Daarom is in zowel de VTH-uitvoeringsagenda als in het actieplan de professionalisering
van de relatie tussen het bevoegd gezag en de omgevingsdiensten opgenomen, zodat de
uitvoerings- en beleidscyclus goed op elkaar aansluiten. Daarbij dient ook een goede
balans gevonden te worden tussen de betrokkenheid van de bestuurders, hun rol als
opdrachtgever/ eigenaar en de rol van de omgevingsdiensten bij toezicht en handhaving.
Door deze professionalisering en door de aanpak van milieucriminaliteit regionaal
en lokaal vast onderdeel te laten worden van de bestuurlijke agenda zal toezicht en
handhaving op milieu meer dan nu worden meegenomen bij de prioritering van belangrijke
onderwerpen van bestuurders.
Verder heeft de Staatssecretaris IenW het onderwerp onafhankelijkheid en de positie
van omgevingsdiensten expliciet onder de aandacht gebracht bij de recent opgerichte
Adviescommissie vergunningverlening, toezicht en handhaving in het milieudomein. In
de onderzoeksopdracht van de Adviescommissie is aangegeven dat deze commissie ook
kan adviseren over de mogelijkheden die zij ziet om de onafhankelijkheid en deskundigheid
van toezichthouders te versterken.
Vraag 9
Kunt u reageren op het voorstel om de aanpak van milieudelicten via één centraal gestuurd
toegewijd team te laten plaatsvinden, net als bij de aanpak van kinderporno? Ziet
u daar de voordelen van in? Zo ja, wat gaat u doen om zo’n team op te zetten? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 9
Een van de stappen na het CCV-rapport is het inventariseren van mogelijke maatregelen
die de aanpak van milieudelicten kunnen versterken. Aanpassingen in de organisatiestructuur
van de politie en het openbaar ministerie behoren tot de mogelijkheden. Hoewel de
aanpak van kinderporno en milieucriminaliteit overeenkomsten kent, zijn er ook verschillen
te noemen. Milieudelicten zijn er in verschillende soorten en maten. Voor een deel
vindt milieucriminaliteit in een nationale en internationale context plaats via internet.
Voor dat deel zijn er zeker parallellen te trekken met de aanpak van kinderporno.
Een ander deel van de milieudelicten is echter geografisch gebonden en ook de nationale
en internationale milieucriminaliteit heeft vaak een lokale uitwerking. Voor de opsporing
van die delicten is inbedding van de milieuteams binnen de regionale eenheid een voordeel
bij de aanpak van de problematiek. Het bezien van mogelijke aanpassingen in de organisatiestructuren
van de bij de opsporing van milieucriminaliteit betrokken partijen maakt deel uit
van het actieplan dat wordt opgesteld.
Vraag 10
Wanneer kan de Kamer het actieplan aanpak milieucriminaliteit verwachten waarvan tijdens
het algemeen overleg over strafrechtelijke onderwerpen van 20 maart 2020 is toegezegd
dat het voor de zomer naar de Kamer toegestuurd zou worden?
Antwoord 10
In de brief die op 5 juni jl. aan uw Kamer is verzonden is reeds aangeven dat de aard
van de problematiek en de gesignaleerde knelpunten laten zien dat er weinig eenvoudige
en snelle oplossingen zijn. Niet alles zal tegelijk en in hetzelfde tempo kunnen worden
aangepakt. In het najaar 2020 willen we met de bestuurlijke partners en de strafrechtelijke
ketenpartners inzichtelijk hebben wat nodig is aan mensen en middelen in relatie tot
de beschikbaarheid van budget en capaciteit bij de diverse organisaties. Het volledige
actieplan Milieucriminaliteit zal voor het einde van dit jaar aan uw Kamer worden
verzonden.
Vraag 11
Kunt u de vragen separaat beantwoorden?
Antwoord 11
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.