Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van den Hul over het bericht 'Wereld op rand van hongerpandemie'
Vragen van het lid Van den Hul (PvdA) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht «Wereld op rand van hongerpandemie» (ingezonden 23 april 2020).
Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen
15 mei 2020).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Wereld op rand van hongerpandemie» van 22 april
2020?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Steunt u de inzet van de voedselhulporganisatie van de Verenigde Naties (WFP) om zo
veel mogelijk voorraden naar distributiepunten te brengen zolang de aanvoerroutes
open zijn?
Antwoord 2
Het WFP is een belangrijke partner in het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp
en diplomatie. Nederland steunt het WFP daarom ook financieel, in 2019 met ruim USD
59 miljoen. Een groot deel van die bijdrage is ongeoormerkt. Het WFP kan dat flexibel
aanwenden. Hiermee kan de organisatie via inkoop- en logistieke arrangementen dus
proactief inspelen op crisissituaties en voorraden op tijd op de plekken brengen waar
ze nodig zijn. Hiervoor heeft het WFP een effectief logistiek systeem met distributiehubs.
Vraag 3
Heeft het verzoek van de WFP u ook bereikt? Zo ja, heeft u mogelijkheden gezien, naast
de Nederlandse bijdrage aan de internationale strijd tegen COVID-19, het toegezegde
geld vervroegd over te maken? Zo nee, op welke termijn verwacht u dit te kunnen doen?
Antwoord 3
Nederland heeft zijn jaarlijkse core-bijdrage aan het WFP van EUR 36 miljoen voor
2020 direct aan het begin van het jaar overgemaakt. De overweging daarbij is dat humanitaire
organisaties als het WFP de middelen moeten hebben om in het geval van noodsituaties
direct actie te kunnen ondernemen.
In het kader van het Nederlandse COVID-steunpakket gaat er additioneel EUR 15 miljoen
(bovenop de jaarlijkse bijdrage van EUR 55 miljoen) naar het Central Emergency Response Fund (CERF) van de VN. Het WFP ontvangt uit dit fonds ook middelen ten behoeve van de
COVID-19 respons.
Vraag 4
Is het u bekend hoe groot de bereidheid is bij andere landen voor het vervroegd overmaken
van toegezegd geld aan WFP? Heeft u hierover contact met uw Europese collega’s?
Antwoord 4
Over de positie van andere landen heb ik geen informatie. In het Nederlandse noodhulpbeleid
is meerjarig en ongeoormerkt financieren in ieder geval een kernelement. De ratio
daarvoor is dat noodhulporganisaties de ruimte moeten hebben om snel en tijdig actie
te kunnen ondernemen. Een en ander is conform afspraken zoals die onder meer zijn
gemaakt in het kader van de Grand Bargain. Nederland onderscheidt zich met deze benadering en krijgt er van partners veel waardering
voor. Het is namelijk nog geen standaardpraktijk. Nederland bepleit bij andere donoren
een dergelijke benadering, ook in EU-verband.
Vraag 5
Bent u bereid om u samen met uw ambtsgenoten in Europa ervoor in te zetten dat juist
de meest gemarginaliseerden, onder wie vrouwen, meisjes en migranten, ook bereikt
worden?
Antwoord 5
Ja. Nederland blijft zich – samen met andere landen – in relevante internationale
gremia sterk maken voor het bereiken van de meest gemarginaliseerde en daardoor meest
kwetsbare groepen; ook in EU. Het bereiken van die groepen is immers een prominent
thema in het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp en diplomatie. Zoals beschreven
in de kamerbrief «Mensen Eerst!« van maart 2019 gaat het om vrouwen, kinderen, mensen
met een beperking, ouderen. Ook vluchtelingen en ontheemden zijn als zodanig te kwalificeren.
Nederland dringt er consequent op aan dat hulporganisaties die worden gefinancierd
de verschillen in behoeften in hulp en bescherming van deze kwetsbare groepen onderzoeken
en onderdeel maken van hun responsplannen.
Vraag 6
Ziet u mogelijkheden voor Nederland gezien de bijzondere kennis op het gebied van
landbouw om – indien nodig – het lokaal verbouwen van voedsel te ondersteunen door
bijvoorbeeld lopende programma’s op dit gebied te versterken of kennis beschikbaar
te stellen?
Antwoord 6
Nederland ondersteunt jaarlijks miljoenen boeren in ontwikkelingslanden bij het verbeteren
van hun productiviteit. Nederlandse kennis en kunde is daar onderdeel van. De Corona-crisis
stelt boeren voor nieuwe uitdagingen, zoals beperkingen bij de toevoer van inputs
(zaden, kunstmest, arbeid) en bij het bereiken van markten. In lopende programma’s
wordt onderzocht hoe – met de beperkingen als gevolg van lock downs – boeren toch bereikt kunnen worden en hoe markten en handelsketens kunnen blijven
functioneren. Eerste prioriteit daarbij is dat boeren kunnen planten voor het aankomende
seizoen. NGO’s hebben via het subsidiekader «NGO’s Corona-crisis» (Staatscourant 2020, 21245) de mogelijkheid om waar nodig hun programma(’s) aan de nieuwe situatie aan te passen.
Het Netherlands Food Partnership (NFP) faciliteert verder de dialoog tussen partners in het voedselzekerheidsprogramma
over welke extra inzet nodig is en hoe daarbij kan worden samengewerkt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.