Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuiken over het falend terugkeerbeleid
Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het falend terugkeerbeleid (ingezonden 16 januari 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid), mede namens
de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
(ontvangen 8 mei 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1652.
Vraag 1
Kent u de berichten «Justitie raakte tientallen uitzetbare illegale Marokkanen «kwijt»»1, «Kabinet maakt eigen plannen terugsturen asielzoekers niet waar»2 en «Justitie subsidieert twijfelachtige terugkeerprojecten asielzoekers»?3
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is het waar dat Marokko bereid is 52 uitgeprocedeerde asielzoekers terug te nemen,
maar dat er slechts een persoon van die groep in Nederland gevonden kon worden? Zo
ja, deelt u dan de mening dat dit een blamage is en waarom? Zo nee, wat is er dan
niet waar?
Antwoord 2
Dit ligt genuanceerder. In de regel kan worden gesteld dat een land meewerkt aan gedwongen
terugkeer als het bereid is een (vervangend) reisdocument te verstrekken voor vreemdelingen
die niet in het bezit zijn van geldige reisdocumenten. Dit vergt doorgaans allereerst
dat de nationaliteit van de vreemdeling wordt vastgesteld door de autoriteiten van
het land. Als de nationaliteit bevestigd is, verzoekt de DT&V het herkomstland om
afgifte van een (vervangend) reisdocument. Dat gebeurt doorgaans enkele dagen voor
de geplande uitzettingsdatum. Een vastgestelde nationaliteit hoeft niet per definitie
te betekenen dat het herkomstland ook een (vervangend) reisdocument afgeeft. Het is
bekend dat de samenwerking met Marokko op het gebied van gedwongen vertrek onvoldoende
is en daar samen met het Ministerie van Buitenlandse zaken hard aan wordt gewerkt.
De DT&V ontving in juni 2018 een lijst vanuit Marokko met circa 60 nationaliteitsvaststellingen.
Let wel, dit zijn geen reisdocumenten. Zoals hiervoor aangegeven: de reisdocumenten
worden doorgaans pas enkele dagen voor een geplande vlucht door het land van herkomst
verstrekt. De betreffende nationaliteitsvaststellingen hadden voornamelijk betrekking
op zaken die al langer geleden aan Marokko waren aangeboden. Vanaf het moment dat
de DT&V gevraagd had om vaststelling van de nationaliteit tot het moment dat deze
door Marokko bevestigd werd, zat gemiddeld ruim 500 dagen. Gedurende deze 500 dagen
zijn de meeste van deze personen uit het zicht verdwenen. Ook ik had liever gezien
dat ze nog beschikbaar waren geweest voor terugkeer naar Marokko, maar zoals u bekend,
zitten er de nodige beperkingen aan de mogelijkheden om iemand in bewaring te stellen.
Een bewaringstermijn van 500 dagen is in de regel niet toegestaan. Het versnellen
van de nationaliteitsvaststelling door een derde land is ook onderdeel van onze inzet
om te komen tot betere terugkeersamenwerking waar nodig. Naast tekortschietende afgifte
van reisdocumenten is dit een indicator van hoe goed de terugkeersamenwerking met
een land is.
Vraag 3
Deelt u de mening dat drukmiddelen die in het regeerakkoord staan om herkomstlanden
aan te zetten tot het terugnemen van uitgeprocedeerde asielzoekers, waaronder het
onthouden van ontwikkelingsgeld, het verstrekken of weigeren van landingsrechten of
visa, nogal kolderiek en gebakken lucht zijn zolang het probleem ligt bij het feit
dat Nederland de uit te zetten asielzoekers niet meer kan vinden? Zo ja, waarom? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 3
De situatie vraagt om meer mogelijkheden om vreemdelingen in het oog te houden. Het
kabinet zet zich er dan ook voor in om in de Europese regelgeving meer ruimte voor
het opleggen en laten voortduren van vreemdelingenbewaring op te nemen. Tegelijk zet
ik uiteraard in op een snellere doorlooptijd van de identificatieprocedure in de landen
van herkomst. Dat soms meer dan anderhalf jaar op een antwoord moet worden gewacht,
is natuurlijk niet iets dat alleen door langere bewaringsduur kan worden ondervangen,
maar vergt ook een andere inzet door de landen van herkomst. Het kabinet zet zich
dan ook eveneens in voor meer medewerking van landen van herkomst om zo meer terugkeer
gerealiseerd te krijgen. Dat is met een aantal landen van herkomst noodzakelijk.
Vraag 4
In hoeveel gevallen per jaar gebeurt het dat het herkomstland wil meewerken aan de
terugkeer van een uitgeprocedeerde asielzoeker maar dat die asielzoeker niet meer
gevonden kan worden?
Antwoord 4
In de regel kan worden gesteld dat een land meewerkt aan gedwongen terugkeer als het
bereid is een (vervangend) reisdocument te verstrekken voor vreemdelingen die niet
in het bezit zijn van geldige reisdocumenten. Dit vergt doorgaans allereerst dat de
nationaliteit van de vreemdeling wordt vastgesteld door de autoriteiten van het land.
Als de nationaliteit bevestigd is, verzoekt de DT&V het herkomstland om afgifte van
een (vervangend) reisdocument. Dat gebeurt doorgaans enkele dagen voor de geplande
uitzettingsdatum. Hoewel de meeste landen in het algemeen bereid zijn een reisdocument
te verstrekken voor gedwongen terugkeer als de nationaliteit is vastgesteld, is dit
niet altijd het geval.
In 2019 zijn ca. 40 nationaliteitsbevestigingen afgegeven voor vreemdelingen die op
het moment van de bevestiging reeds buiten beeld waren.
Ook na het ontvangen van een nationaliteitsbevestiging kunnen vreemdelingen uit beeld
verdwijnen of anderszins niet meer beschikbaar zijn voor gecontroleerde terugkeer,
bijvoorbeeld omdat ze een toelatingsprocedure zijn gestart die in Nederland mag worden
afgewacht of zelfstandig vertrekken zonder afmelding en toezicht. Voor laatstgenoemde
categorie geldt dat in 2019 ca. 420 vreemdelingen na ontvangst van de nationaliteitsbevestiging
uit beeld zijn verdwenen. In deze zaken is het om uiteenlopende redenen niet gelukt
om gedurende de periode dat de vreemdeling nog beschikbaar was voor zijn vertrek een
(vervangend) reisdocument te ontvangen vanuit het herkomstland.
Vraag 5
Hoeveel uitgeprocedeerde asielzoekers verblijven er op dit moment in Nederland? Hoeveel
verblijven er naar schatting in de illegaliteit of elders in de EU?
Antwoord 5
Het WODC is momenteel bezig met een nieuw onderzoek naar hoeveel mensen mogelijk in
Nederland verblijven die geen rechtmatig verblijf hebben. Zodra de uitkomsten daarvan
bekend zijn, zal ik u berichten.
Vraag 6
Deelt u de mening dat, omdat er nauwelijks greep is op een grote groep uitgeprocedeerde
asielzoekers in de illegaliteit en niet uitgezet kan worden, het asielbeleid wordt
ondergraven? Zo ja, waarom en wat gaat u doen om dit te verbeteren? Zo nee, waarom
niet en waar blijkt dan uit dat het terugkeerbeleid wel succesvol is?
Antwoord 6
Ja, daarom zet het kabinet zich in voor meer bewaring. Dat is ook de Nederlandse inzet
in de Europese Unie en in het bijzonder bij de herziening van de terugkeerrichtlijn.
De toepassing van bewaring is één ding: daarnaast zet het kabinet zich ook in voor
meer medewerking van landen van herkomst om zo meer terugkeer gerealiseerd te krijgen.
Vraag 7
Deelt u de mening dat uit de uitzending van Nieuwsuur4 blijkt dat het op zijn best onduidelijk is of de speciale trainingen voor uitgeprocedeerde
asielzoekers effectief zijn en op zijn slechts er op duiden dat de subsidies voor
dat doel weggegooid geld zijn? Zo ja, wat gaat u doen om deze subsidies wel effectief
voor het doel van terugkeer in te zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
De voorbeelden die in de Nieuwsuur uitzending werden aangehaald betroffen een lokaal
project van de gemeente Amsterdam voor de LVV en een experimenteel deelproject in
de gemeente Rotterdam voor bed, bad en brood (inmiddels overgegaan in de LVV). Het
eerste project valt niet onder de subsidieregeling Ondersteuning Zelfstandig Vertrek
die de DT&V uitvoert. Het andere project richt zich specifiek op de activering van
een doelgroep die moeilijk uit te zetten valt.
Omdat ik het echter wel belangrijk vind inzage te geven in de besteding van de subsidiegelden
die onder deze regeling vallen, heb ik opdracht gegeven de regeling te evalueren.
Daarbij zal vanzelfsprekend ook het effect op terugkeer worden meegenomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.