Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van den Hul over consequenties van de corona-crisis voor examenkandidaten in het voortgezet speciaal onderwijs bij de slaag-zakregeling die via een staatsexamen hun diploma moeten behalen
Vragen van het lid Van den Hul (PvdA) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over consequenties van de corona-crisis voor examenkandidaten in het voortgezet speciaal onderwijs bij de slaag-zakregeling die via een staatsexamen hun diploma moeten behalen (ingezonden 10 april 2020).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 6 mei
2020).
Vraag 1
Welk deel van de 5200 kinderen op de basisscholen en middelbare scholen in Nederland
die volgens een peiling van de Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS) momenteel onvindbaar
zijn, staat ingeschreven op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs?1 Erkent u dat het in kaart brengen en houden van kinderen een extra taak neerlegt
bij onderwijspersoneel, waaronder leraren? Zo ja, vindt u het aannemelijk dat er een
verband kan bestaan tussen uit beeld geraakte kinderen en scholen waar het lerarentekort
relatief groot is? In hoeverre heeft u hierbij ook gevolgen voor kansen van betrokken
examenkandidaten in beeld?
Antwoord 1
Uit een monitoring die recent georganiseerd is met verschillende onderwijspartijen2 blijkt dat als het gaat om kinderen die buiten beeld zijn, er ongeveer 1.750 leerlingen
in het primair onderwijs (waarvan 40 procent in het speciaal basisonderwijs of (voortgezet)
speciaal onderwijs), 2.900 leerlingen in het voortgezet onderwijs en 4.400 studenten
in het middelbaar beroepsonderwijs buiten beeld zijn. Het gaat daarbij om ongeveer
175 leerlingen in het speciaal basisonderwijs en 500 leerlingen in het (voortgezet)
speciaal onderwijs die buiten beeld zijn. Het verband tussen uit beeld geraakte kinderen
en scholen waar het lerarentekort relatief groot is, is niet meegenomen in de monitor.
Daarover kan ik geen uitspraken doen.
Als leerlingen normaal gesproken niet op school komen, is het ook aan de school om
contact te leggen met de betreffende leerling. Dat is onveranderd. In deze tijd kan
het wellicht wel meer tijd vragen, maar dat is in deze situatie met meer zaken het
geval. Naast het digitale contact is het belangrijk dat scholen met ouders en leerling
in gesprek blijven over de aanwezigheid bij de (digitale) lessen. Als een leerling
buiten beeld raakt, kan de school de leerplichtambtenaar inschakelen. Deze kan behulpzaam
zijn bij het herstellen van het contact vanuit de gedeelde maatschappelijke zorg.
Vraag 2
Welke rol spelen de aanvragen voor extra laptops die SIVON niet honoreert3 bij het contact dat scholen verliezen met groepen van hun scholieren? Hoe beoordeelt
u in dat licht de toereikendheid van het beschikbare budget voor de extra digitale
hulpmiddelen?
Antwoord 2
Ik vind het van groot belang dat in deze bijzondere tijden alle leerlingen digitaal
onderwijs op afstand kunnen volgen. Leerlingen moeten daarvoor over een device kunnen
beschikken. Omdat niet alle aanvragen voor devices bij SIVON in de eerste fase gehonoreerd
konden worden, heb ik aanvullend op de mogelijkheden die scholen en gemeenten al hebben
€ 3,8 mln beschikbaar gesteld, waarmee SIVON zoveel mogelijk devices in kan kopen
en verdelen. Hierover heb ik u op 4 mei per brief geïnformeerd. Daarnaast zijn verschillende
initiatieven in de samenleving, van het bedrijfsleven en de overheid gebundeld. In
het initiatief Allemaal Digitaal worden gebruikte laptops ingezameld, opgeknapt en
verdeeld over de leerlingen die ze het hardst nodig hebben.
Vraag 3
Deelt u de mening dat examenkandidaten in het voortgezet speciaal onderwijs een gelijke
kans verdienen op het behalen van hun diploma ten opzichte van de examenkandidaten
in het reguliere voortgezet onderwijs?
Antwoord 3
Zoals ook toegelicht in de Kamerbrief4 die ik aan uw Kamer heb gestuurd over examinering in het voortgezet speciaal onderwijs
(vso) staat voor mij voorop dat alle eindexamenkandidaten, waaronder vso-leerlingen,
recht hebben op een volwaardig diploma, dat dezelfde toegang biedt tot het vervolgonderwijs.
Voor diplomering gelden dezelfde exameneisen ook al kan de route naar het diploma
verschillen. Het merendeel van de vso scholen heeft zelf geen examenlicentie en deze
leerlingen nemen daarom deel aan het staatsexamen om hun diploma te behalen.
Vraag 4
In hoeverre kan de omstandigheid dat examenkandidaten van het voortgezet speciaal
onderwijs staatsexamens moeten afleggen in de vorm van (schriftelijke en/of) mondelinge
college-examens, nu voor hen juist afbreuk doen aan hun mogelijkheid om te laten zien
wat zij in huis hebben, doordat zwaardere exameneisen worden gehandhaafd dan ditmaal
gebeurt bij het reguliere voortgezet onderwijs?5
Antwoord 4
Het klopt niet dat er zwaardere exameneisen worden gehandhaafd voor vso-leerlingen
die het staatsexamen afleggen dan voor leerlingen in het regulier vo. Zowel in het
reguliere vo als bij het staatsexamen is er dit jaar geen centraal examen. Eindexamenleerlingen
behalen het diploma op basis van dezelfde inhoudelijke eisen, namelijk op basis van
het schoolexamen of het college-examen. Het college-examen vervangt bij het staatsexamen
het schoolexamen zoals dat wordt afgenomen in het regulier vo en voldoet daarmee aan
dezelfde inhoudelijke eisen.
Ik realiseer mij dat de unieke situatie van dit jaar voor alle eindexamenleerlingen
de examens extra spannend kan maken. Dit geldt ook zeker voor vso-leerlingen, voor
wie, vanwege het vervallen van het centraal examen, het (voornamelijk) mondeling afgenomen
college-examen een spannend moment is omdat dat dit jaar bepalend is voor het diploma
of een certificaat. Voor een deel van de kandidaten, waaronder het vso-leerlingen,
kan dit de gevoelde examendruk verhogen. Om die reden zijn verschillende aanpassingen
mogelijk om staatsexamenkandidaten tegemoet te komen bij de afname van het examen
zodat zij het beste van zichzelf kunnen laten zien. Bij de afname van het college-examen
wordt maximaal maatwerk geleverd door de examinatoren. In overleg tussen de vso-school
en de organisatie van het staatsexamen wordt ter voorbereiding van het examen per
individuele kandidaat besproken welke aanpassingen nodig zijn om de afname zo goed
mogelijk te laten verlopen. Zo kan er bijvoorbeeld meer tijd worden genomen voor de
kennismaking tussen de leerling en de examinator of kan er pen en papier worden gebruikt
als een leerling communicatief niet sterk is. Aanvullend hierop heb ik met het College
voor Toetsen en Examens besproken dat de eigen docent of mentor van de leerling een
rol kan spelen bij het examen als een individuele leerling hiermee gebaat is. In de
gevallen waar de docent aanwezig is bij de afname van het examen kan de docent de
vraag herhalen zodat de leerling de vraag gesteld krijgt door een vertrouwd persoon.
Vraag 5
Hoe verklaart u in dit licht dat de examenkandidaten in het voortgezet speciaal onderwijs
op een paar vakken na gewoon zowel schriftelijk als mondeling college-examen moeten
doen, terwijl de examenkandidaten op het reguliere voortgezet kunnen volstaan met
een schoolexamen en voor hen het centraal examen is afgeblazen?6
Antwoord 5
Voor alle eindexamenleerlingen geldt dat het centraal examen dit jaar niet doorgaat
en het diploma wordt gebaseerd op de resultaten voor het schoolexamen of het college-examen.
De waarde van het diploma blijft geborgd door voor alle examenleerlingen dezelfde
inhoudelijke eisen te handhaven. Daarom ronden leerlingen in het reguliere vo de schoolexamens
(in sommige gevallen op afstand) af conform het Programma van Toetsing en Afsluiting
en gaan voor de staatsexamenkandidaten de college-examens door. Zoals in vraag 4 is
toegelicht wordt er maximaal maatwerk geleverd bij de afname van het college-examen
zodat het college-examen van elke individuele leerling zo goed mogelijk verloopt en
hij of zij het beste van zichzelf kan laten zien.
Vraag 6
Komt bij vakken met een centraal examen over wisselende speciale examenonderwerpen,
de toetsing van zulke speciale onderwerpen bij de examenkandidaten van het voortgezet
speciaal onderwijs tevens te vervallen, zoals dat dit jaar eveneens met het laten
vervallen van de centrale examens gebeurt bij de examinering van diezelfde vakken
in het reguliere voortgezet onderwijs?
Antwoord 6
Het centraal examen vervalt dit schooljaar voor alle eindexamenleerlingen. Dit heeft
geen invloed op de inhoud van het college-examen. Deze blijft gelijk aan het college-examen
zoals dat in de reguliere situatie (met een centraal examen) wordt afgenomen.
Vraag 7
Onderkent u dat examenkandidaten in het voortgezet speciaal onderwijs met hetzelfde
probleem te kampen hebben, dat wekenlang hun school gesloten was en zij zich daardoor
minder hebben kunnen voorbereiden op de examinering, maar dat zij in de loop van het
examenjaar niet via hun programma van toetsing en afsluiting (PTA) een buffer van
cijfers hebben kunnen opbouwen waarmee zij tegenvallende scores kunnen compenseren?
Zou deze omstandigheid niet rechtvaardigen dat examenkandidaten van het speciaal voortgezet
onderwijs in aanmerking zouden komen voor drie, in plaats van twee herkansingen? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 7
Voor alle eindexamenleerlingen geldt dat het eindexamen zelf en de voorbereiding hierop
anders dan andere jaren verloopt als gevolg van de bijzondere omstandigheden waarin
we ons bevinden. Voor zowel het reguliere vo als het vso geldt dat scholen zich hebben
ingezet om onderwijs op afstand vorm te geven en daarmee leerlingen zo goed mogelijk
voor te bereiden op het examen. Ondanks deze grote inspanning van scholen ben ik mij
ervan bewust dat de sluiting van de scholen van invloed is op de voorbereiding op
het eindexamen.
Om tegemoet te komen aan alle eindexamenleerlingen, maar in het bijzonder vso-leerlingen,
heb ik mij ingespannen om aanpassingen aan de afname van het examen door te voeren.
Eén van deze aanpassingen betreft de uitbreiding van de herkansingsmogelijkheid voor
staatsexamenkandidaten, waaronder een groot deel vso-leerlingen. Eerder heb ik al
aangekondigd dat kandidaten die dit schooljaar opgaan voor het diploma van twee vakken
alle onderdelen van het college-examen kunnen herkansen.
Naar aanleiding van het debat in de Kamer op 29 april heb ik met het College voor
Toetsen en Examens afgesproken dat hier een derde herkansing aan wordt toegevoegd.
Als een kandidaat na deelname aan deze herkansingen niet is geslaagd voor het diploma
kan een derde herkansing worden afgelegd in de vorm van een mondeling examen voor
een derde vak of voor hetzelfde vak als waarvoor de eerdere herkansing is afgelegd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.