Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Gerven over het toenemen van de wachttijden voor levensreddende middelen
Vragen van het lid Van Gerven (SP) aan de Minister voor Medische Zorg over het toenemen van de wachttijden voor levensreddende middelen (ingezonden 29 januari 2020).
Antwoord van Minister Bruins (Medische Zorg) (ontvangen 19 februari 2020).
         
Vraag 1 en 8
            
Wat is uw reactie op het feit dat de gemiddelde wachttijd voor nieuwe, levensreddende
               geneesmiddelen voor ernstige en zeldzame aandoeningen gemiddeld 410 dagen bedraagt?1
Hoe kan het dat het onderzoek van het Financieel Dagblad op een aanzienlijk langere
               wachttijd uitkomt dan u?
            
Antwoord 1 en 8
            
De conclusie dat de wachttijden zijn opgelopen en gemiddeld 410 dagen bedragen onderschrijf
               ik niet. De gemiddelde tijd voor afgeronde sluisprocedures is op dit moment circa
               340 dagen (13 sluisprocedures), voor nog lopende procedures die voor 1 december 2019
               zijn gestart (12 sluisprocedures) is dat circa 280 dagen. Dat leidt tot een gemiddelde
               van 310 dagen, niet 410.
            
De cijfers die ik heb gedeeld in de voortgangsbrief financiële arrangementen 20192 betroffen de afgeronde sluisprocedures. Het FD heeft ook de lopende procedures meegenomen
               en in de gemiddelden die in het betreffende artikel worden genoemd zijn ook casussen
               meegenomen die nog in de sluis zitten nadat het Zorginstituut daarover een negatief
               advies heeft afgegeven. Deze casussen blijven technisch gezien in de sluis tot er
               nieuwe gegevens zijn en er een herbeoordeling kan plaatsvinden.
            
In zowel de cijfers van het FD als de cijfers die ik hiervoor noem is overigens niet
               meegenomen dat waar mogelijk bij een onderhandeling ook al financiële afspraken worden
               gemaakt over nieuwe behandelindicaties die voor het geneesmiddel verwacht worden binnen
               een termijn van twee jaar. Deze aanvullende indicaties stromen dan dus later direct,
               zonder vertraging en mét afgedekte financiële risico’s in het pakket. Daarvoor hanteren
               we niet opnieuw een sluis.
            
Een sluisprocedure kan grofweg worden opgedeeld in drie fases. De eerste fase is tussen
               marktregistratie van het geneesmiddel en indiening van een volledig dossier door de
               fabrikant, de tweede fase is de beoordeling door het Zorginstituut en de derde fase
               betreft de onderhandeling en het vergoedingsbesluit. Zolang een bedrijf geen dossier
               indient kan fase 2 (en 3) niet starten.
            
Van de nu actieve sluisprocedures die voor 1 december 2019 zijn gestart is de gemiddelde
               looptijd 280 dagen. Ook bij een deel van die procedures heeft het Zorginstituut nog
               geen volledig dossier van de fabrikant ontvangen om de beoordeling te kunnen starten.
               Op de website van het Zorginstituut staat bij een aantal sluismiddelen ook wanneer
               er na sluisplaatsing een volledig dossier was ingediend. Dat is soms pas meer dan
               een half jaar nadat een product in Europa is geregistreerd. Ik kan een bedrijf niet
               dwingen om direct na registratie ook in Nederland een vergoedingsvraag in te dienen.
               Soms is een klein bedrijf ook niet in staat om direct in heel Europa op de markt te
               komen.
            
Er past ook een relativering bij de doorlooptijd van de sluis. Gedurende de sluisperiode
               toetst het Zorginstituut de effectiviteit van het geneesmiddel en maakt daarbij inzichtelijk
               of het middel voldoet aan «de stand van de wetenschap en de praktijk», een voorwaarde
               voor vergoeding door zorgverzekeraars. Veel geneesmiddelen komen niet in de sluis
               maar voor deze geneesmiddelen geldt dat niet het Zorginstituut maar het veld (beroepsgroep
               en zorgverzekeraars) de stand van de wetenschap moet vaststellen voordat de nieuwe
               behandeling als verzekerde zorg beschikbaar gemaakt kan worden.
            
Vraag 2
            
Op welke wijze heeft u de criteria voor de sluis aangescherpt?
Antwoord 2
            
Op 1 juli 2018 is de sluis verankerd in artikel 2.4a van het Besluit Zorgverzekering
               (Staatsblad 2018, 131). Daarvoor werd de sluis toegepast bij middelen die meer dan € 40 miljoen per indicatie
               en in totaal € 100 miljoen per jaar zouden gaan kosten. De criteria die sinds 1 juli
               2018 gelden zijn:
            
het verwacht macrokostenbeslag van de verstrekking van het geneesmiddel voor de behandeling
               van één nieuwe indicatie of van meerdere nieuwe (toekomstige) indicaties samen bedraagt
               € 40 miljoen of meer per jaar. Alle nieuwe indicaties worden in de sluis geplaatst;
            
de verwachte kosten van de verstrekking van het geneesmiddel voor de behandeling van
               een nieuwe indicatie zijn € 50.000 of meer per jaar en het verwachte macrokostenbeslag
               van die verstrekkingen bedraagt € 10 miljoen of meer per jaar. Ook deze indicatie
               wordt in de sluis geplaatst.
            
Vraag 3
            
Wat is volgens u de oorzaak voor het oplopen van de wachttijden ten opzichte van de
               beginperiode van de sluisprocedure in 2015?
            
Antwoord 3
            
Zoals hiervoor al benoemd deel ik de conclusie van oplopende doorlooptijden niet.
               In 2015 en 2016 was er bovendien een beperkt aantal producten in de sluis. De sluis
               was toen nog een noodmaatregel voor middelen die naar verwachting meer dan € 40 miljoen
               per indicatie en in totaal € 100 miljoen per jaar zouden gaan kosten. Halverwege 2018
               is de sluis verankerd in het Besluit Zorgverzekering en zijn scherpere criteria gaan
               gelden. Daarmee is het aantal sluizen toegenomen en ook de variatie in doorlooptijden.
            
Daarnaast wil ik benadrukken dat alleen de nieuwe middelen met aanzienlijk hoge prijzen
               en verwachte kostenbeslagen in de sluis worden geplaatst. Als die financiële risico’s
               er niet zouden zijn dan was er ook geen sluis nodig. De meeste nieuwe middelen stromen
               nog steeds zonder sluis het basispakket in onder de aanspraak op geneeskundige zorg.
            
Vraag 4
            
Bent u bereid om gebruik te maken van dwanglicenties bij geneesmiddelen die meer dan
               50.000 euro per patiënt per jaar kosten? Kunt u uw antwoord toelichten?
            
Antwoord 4
            
Door de Minister van EZK is, in overleg met mij, een commissie ingesteld om de inzet
               van dwanglicenties in een breder kader te beschouwen vanuit een juridisch en economisch
               perspectief, met aandacht voor de consequenties van het verlenen van een dwanglicentie
               voor de geneesmiddelenmarkt en het innovatie- en vestigingsklimaat in algemene zin.
               Ik wil nu niet vooruitlopen op bevindingen van de commissie en de reactie vanuit het
               Kabinet op hun rapport. Ik verwacht dat de commissie binnenkort tot een afronding
               zal komen, waarna de Minister van EZK en ik het rapport zullen bestuderen en met een
               beleidsreactie naar uw Kamer zullen sturen.
            
Vraag 5
            
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de industrie het middel vergoedt zolang het in de sluis
               zit?
            
Antwoord 5
            
In december 20193 heb ik uw Kamer geïnformeerd over beschikbaarheid van geneesmiddelen tijdens de sluis.
               Daarin heb ik aangegeven dat het aan de fabrikant is om, indien een gratis verstrekking
               een gezonde bedrijfsvoering in de weg zou staan, ook deze kosten – net als andere
               kosten die zijn gemaakt bij de ontwikkeling en productie van het geneesmiddel – mee
               te wegen in haar bereidheid om in de onderhandeling tot een resultaat te komen. Daarin
               heb ik aangegeven dat vanuit de kant van de overheid de opstelling voortaan zal zijn
               dat daar in de onderhandeling rekening mee gehouden kan worden. Door dit kenbaar te
               maken, verwacht ik dat fabrikanten bereidwilliger zijn om hun geneesmiddelen tijdens
               de sluisperiode aan patiënten te verstrekken. Bij veel sluismiddelen waarbij de fabrikant
               het middel niet beschikbaar stelt is er overigens een alternatieve behandeling beschikbaar.
            
Vraag 6
            
In welke gevallen is de fabrikant bereid het middel gratis ter beschikking te stellen
               zolang het middel in de sluis zit? Bij welke meespelende factoren is een fabrikant
               geneigd om hier wel of niet voor te kiezen?
            
Antwoord 6
            
Ik kan hier geen antwoord op geven. Dat is een keuze die de fabrikant maakt, ik ben
               geen deelgenoot van die keuze en hun afweging daarvoor.
            
Vraag 7
            
Hoe kan het dat het geneesmiddel Yescarta al ruim 550 dagen in de sluis zit en dus
               niet beschikbaar is voor Nederlandse patiënten, terwijl patiënten in omliggende landen
               het wel krijgen?
            
Antwoord 7
            
Yescarta is een nieuw soort therapie die veelbelovend is en tegelijkertijd ook omringd
               is met veel onzekerheden. Het middel heeft een vraagprijs van meer dan 300 honderd
               duizend euro per behandeling en er is over de gezondheidsuitkomsten op lange termijn
               nog weinig bekend. Daarom is dit een casus die extra zorgvuldigheid vraagt en inderdaad
               langer dan gemiddeld in de sluis zit. In een aantal landen in Europa is inmiddels
               inderdaad toegang voor patiënten, waarbij ook afspraken zijn gemaakt die rekening
               houden met de genoemde onzekerheden. Denk daarbij aan betalen voor uitkomsten of elk
               jaar opnieuw bekijken of de afspraken nog dekkend zijn.
            
Het Zorginstituut adviseerde mij om Yescarta niet op te nemen in het basispakket,
               tenzij er een prijsverlaging overeengekomen kan worden. Mede vanwege de onzekerheden
               over de lange termijn effectiviteit van de behandeling kon het Zorginstituut echter
               niet aangeven met welk percentage de prijs zou moeten dalen om een kosteneffectieve
               inzet mogelijk te maken. Vanwege de onzekerheid over het effect op de langere termijn
               en omdat het gaat om een eenmalige behandeling gaf het Zorginstituut verder aan dat
               een «pay for performance» afspraak een goede optie lijkt. Zoals u weet ben ik al geruime
               tijd met de fabrikant van dit middel in onderhandeling om tot afspraken te komen die
               met al het bovenstaande rekening houden. Deze onderhandelingen verlopen moeizaam en
               duren langer dan gemiddeld. Er wordt zoals hierboven vermeld veel geld gevraagd voor
               deze behandeling zonder dat de leverancier hiervoor een solide rechtvaardiging overlegt.
            
Voor patiënten is het vreselijk dat ze langer moeten wachten. Ik wil deze behandeling
               graag duurzaam toegankelijk maken voor patiënten, dat kan alleen als we goede afspraken
               over de prijs kunnen maken.
            
De fabrikant stelt Yescarta, sinds de Europese registratie, al wel voor een aantal
               patiënten ter beschikking in overleg met de behandelende artsen. De onderhandelingen
               lopen nog, dus ik kan er niet meer over zeggen nu, maar u kunt ervan uitgaan dat ik
               mijn uiterste best doe om deze behandeling toegankelijk te maken.
            
Vraag 9
            
Heeft de introductie van de sluis de beschikbaarheid van geneesmiddelen verslechterd?
               Welke gevallen kent u van patiënten die levensreddende middelen niet ontvingen vanwege
               de sluisprocedure?
            
Antwoord 9
            
Ik ken deze gevallen niet.
Vraag 10
            
Wat vindt u van het Duitse model, waar geneesmiddelen direct beschikbaar zijn voor
               de patiënt en de prijs achteraf tijdens onderhandelingen wordt bepaald?
            
Antwoord 10
            
Ik ben van mening dat er diverse nadelen zouden kleven aan de invoering van een dergelijk
               model in Nederland.
            
In Duitsland wordt in eerste instantie de door de fabrikant gestelde prijs vergoed
               en wordt pas gedurende het eerste jaar ook een pakkettoets voor geneesmiddelen uitgevoerd.
               Achteraf worden er dan afspraken gemaakt over de prijs. In Nederland en in veel andere
               landen wordt deze toets gedaan voorafgaand aan de vergoedingsbeslissing.
            
Door dit model wordt Duitsland door fabrikanten gebruikt als één van de eerste landen
               van Europa om een product te lanceren. De prijzen van geneesmiddelen liggen (in ieder
               geval gedurende het eerste jaar) hoger dan in andere Europese landen. Met name geneesmiddelen
               met een hoog kostenbeslag zullen daarom bij een dergelijk systeem ook in Nederland
               eerder worden geïntroduceerd. Dat leidt wel tot een hogere prijs, omdat dit voor de
               fabrikant een gunstigere prijs in andere landen oplevert vanwege het internationale
               web van naar elkaar verwijzende referentieprijzensystemen.
            
De onderhandelingspositie voor nieuwe unieke geneesmiddelen wordt in deze situatie
               wel slechter omdat geneesmiddelen zonder toetsing in het pakket instromen, dit in
               tegenstelling tot huidige situatie met de «sluis» en financiële arrangementen, en
               er dan pas tijdens het eerste jaar terwijl het middel al vergoed wordt een beoordeling
               plaatsvindt. Het product wordt dan al gebruikt door patiënten, waardoor de discussie
               over de prijs met de fabrikant naar verwachting ook moeizamer zal verlopen.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.