Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Groothuizen over het bericht ‘2500 jonge alleenstaande asielzoekers verdwenen’
Vragen van het lid Groothuizen (D66) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «2.500 jonge alleenstaande asielzoekers verdwenen» (ingezonden 21 januari 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 12 februari
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1711.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «2.500 jonge alleenstaande asielzoekers verdwenen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 4
Kunt u bevestigen dat in de afgelopen tien jaar tijd ruim 2.500 kinderen uit asielzoekerscentra
zijn verdwenen? Wat is het exacte aantal? Hoe beoordeelt u dit?
Deelt u de mening dat de Nederlandse overheid een verantwoordelijkheid heeft voor
deze kinderen en dat het onacceptabel is dat zij zomaar kunnen verdwijnen?
Antwoord 2 en 4
In de afgelopen tien jaar heeft het COA circa 2.050 unieke alleenstaande minderjarige
vreemdelingen (amv’s) die met onbekende bestemming (mob) zijn vertrokken geregistreerd.
In dezelfde periode heeft het Nidos circa 510 unieke alleenstaande minderjarige vreemdelingen
die met onbekende bestemming zijn vertrokken geregistreerd. In totaal zijn in de periode
2010 – 2019 dus circa 2.570 unieke alleenstaande minderjarige vreemdelingen met een
vertrek met onbekende bestemming geregistreerd.2
Alleenstaande minderjarigen vreemdelingen vormen een kwetsbare groep en het is zorgelijk
dat zij met onbekende bestemming vertrekken uit de opvanglocaties. Het is echter van
belang om te beseffen dat opvang van amv’s niet plaatsvindt in een gesloten omgeving.
In de COA-opvang worden amv’s die aangeven te willen vertrekken gewezen op risico’s
van illegaliteit en de mogelijkheden die bestaan voor terugkeer naar het land van
herkomst. Daarnaast is er 24 uur per dag beveiliging op de terreinen aanwezig. Als
de amv’s echter echt willen vertrekken is het mogelijk voor hen om de opvang te verlaten.
Hoewel het onwenselijk is dat deze groep met onbekende bestemming vertrekt, is volledig
gesloten opvang niet toegestaan.
Amv’s bij wie op voorhand een risico op verdwijning bestaat, vanwege bijvoorbeeld
een reëel vermoeden dat zij slachtoffer zijn van mensenhandelaren, worden in de beschermde
opvang geplaatst. In de beschermde opvang vindt extra beveiliging en toezicht plaats
om de amv’s binnen de opvang te beschermen tegen personen met kwade bedoelingen. Tevens
wordt in de beschermde opvang gebruik gemaakt van een multidisciplinaire risicoanalyse
van de kwetsbaarheden van de betreffende amv’s. Ook hier is het echter belangrijk
om te benadrukken dat dit weliswaar een besloten maar geen gesloten opvangvorm is.
De amv’s kunnen de beschermde opvang dus ook verlaten indien zij dit echt willen.
Binnen de mogelijkheden die er bestaan wordt intensief ingezet om tegen te gaan dat
amv’s met onbekende bestemming vertrekken uit opvanglocaties. Deze inzet kan echter
niet voorkomen dat de amv’s die echt willen vertrekken ook kunnen vertrekken.
Vraag 3
Hoe verklaart u dat vooral uit een aantal Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA’s)
zoals Ter Apel en Oisterwijk, kinderen vaak verdwijnen?
Antwoord 3
Het aanmeldcentrum van de IND bevindt zich in Ter Apel. Dit betekent dat alle alleenstaande
minderjarige vreemdelingen die de asielprocedure starten bij binnenkomst in Nederland
naar Ter Apel gaan.
Amv’s van 15 jaar en ouder worden, sinds de invoering van het nieuwe opvangmodel in
2016, na aanmelding in Ter Apel, opgevangen op een zogeheten procesopvanglocatie amv
(POA). Amv’s verblijven hier gedurende de rust- en voorbereidingstijd en de algemene
asielprocedure (AA). Amv’s die na afronding van de AA een vergunning ontvangen, stromen
volgens het amv opvangmodel door naar een opvangvoorziening van Nidos. Amv’s zonder
vergunning of in de verlengde asielprocedure stromen door naar een kleinschalige woonvoorziening
onder verantwoordelijkheid van het COA.
In Nederland zijn er meerdere POA’s waaronder de locaties in Ter Apel en Oisterwijk.
Ook voor de invoering van het nieuwe opvangmodel in 2016 waren er echter amv-opvangvoorzieningen
op de locaties in Ter Apel en Oisterwijk. Het feit dat amv’s op specifieke locaties
opgevangen worden, zoals de COA locaties in Ter Apel en Oisterwijk, en dat deze locaties
al lange tijd operationeel zijn biedt een verklaring voor het relatief hoge aantal
amv’s dat met onbekende bestemming vertrekt vanuit deze locaties in vergelijking met
andere locaties.
Op dit moment wordt een analyse van de Analyse Proeftuin Migratie (APM), onderdeel
van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, van het vertrek met onbekende bestemming
van amv’s afgerond. Voor dit onderzoek zijn data van de migratieketen over het vertrek
met onbekende bestemming van amv’s tussen 2015 en 2018 geanalyseerd. Over deze analyse
en het onderzoek van het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel (EMM) zal
ik uw Kamer binnen vier weken per brief informeren.
Vraag 5 en 6
Waarom wordt het systeem van Amber Alert niet ingezet voor Alleenstaande Minderjarige
Vreemdelingen (AMV’s)? Is dit wel eens overwogen?
Deelt u de mening dat het goed zou zijn te onderzoeken of en hoe het Amber Alert ingezet
kan worden bij verdwijningen van AMV’s wanneer er zorgen zijn over hun veiligheid
en welzijn? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten? Bent u bereid te onderzoeken
of dit mogelijk en effectief is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5 en 6
Amber Alert is een algemeen opsporingsinstrument van de politie dat zich richt op
vermiste kinderen. Het richt zich daarbinnen niet specifiek op bepaalde doelgroepen
en sluit ook geen specifieke doelgroepen, zoals amv’s, uit.
Bij de vermissing of ontvoering van een minderjarige geldt dat door de Landelijke
Eenheid – op verzoek van een regionale politie eenheid – en onder het geldende gezag
– een landelijk waarschuwingsbericht kan worden uitgevaardigd indien in beginsel aan
de volgende omstandigheden criteria is voldaan:
het vermiste kind is jonger dan 18 jaar;
er is onmiddellijk levensgevaar of directe vrees voor ernstig letsel;
er is voldoende informatie over het slachtoffer, een mogelijke ontvoerder of een gebruikte
auto, zodat met een AMBER Alert de kans vergroot wordt dat het kind gelokaliseerd
kan worden; en
er moeten geen redenen zijn om aan te nemen dat het kind zich in het buitenland bevindt.
Deze criteria gelden generiek, ongeacht de locatie of persoon van de vermissing. Bij
de uiteindelijke afweging om een Amber Alert in te zetten zijn de omstandigheden van
het concrete geval, gebaseerd op de op dat moment beschikbare informatie, doorslaggevend.
De veronderstelling dat het systeem van Amber Alert per definitie niet ingezet wordt
voor amv’s is daarom onjuist.
Gelet op het feit dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen amv’s en andere vermiste
jongeren bij het inzetten van Amber Alerts is het niet nodig om het gebruik van Amber
Alerts voor amv’s nader te onderzoeken.
Vraag 7, 8, 9, 10, 11 en 12
Herinnert u zich uw antwoorden van het algemeen overleg asiel- en vreemdelingenbeleid
van 4 juli 2019?
Hoe staat het met de genomen maatregelen? Welke concrete maatregelen zijn sindsdien
genomen en welke concrete resultaten heeft dit opgeleverd?
Wat is er in de tussentijd gedaan om te voorkomen dat onnodig nog meer kinderen verdwijnen?
Bent u van mening dat dit probleem voldoende aandacht krijgt en met voldoende urgentie
wordt behandeld? Zo ja, op basis waarvan concludeert u dat? Zo nee, wat gaat u doen
om daar verandering in te brengen?
Herinnert u zich uw antwoorden op Kamervragen van de leden Groothuizen en Bouali in
december 2018, waarin u aangaf dat het protocol vermissing van AMV’s zou worden geactualiseerd?3 Is het protocol ondertussen geactualiseerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, heeft dit
al iets opgeleverd?
Wanneer verwacht u het onderzoek naar de problemen rond het verdwijnen van AMV’s,
dat verwacht werd in het najaar van 2019?
Antwoord 7, 8, 9, 10, 11 en 12
In mijn antwoorden tijdens het algemeen overleg asiel- en vreemdelingenbeleid van
4 juli 2019 heb ik aangegeven dat het belangrijk is om een duidelijk beeld te hebben
van het probleem voordat eventuele maatregelen worden genomen. Daarbij heb ik verwezen
naar de onderzoeken over het vertrek met onbekende bestemming van amv’s die bij Kamerbrief
van 24 april 2019 zijn aangekondigd door mijn voorganger. Voorts heb ik aangegeven
dat er, nadat deze onderzoeken afgerond zijn, bekeken zal worden of er maatregelen
getroffen zullen worden en, zo ja, welke maatregelen dat zullen zijn. Tenslotte heb
ik in mijn antwoorden aangegeven dat het protocol met betrekking tot vermiste amv’s
geactualiseerd wordt.
Het protocol met betrekking tot vermiste amv’s is inmiddels geactualiseerd en wordt
sinds eind januari gebruikt door de Politie/AVIM, COA, Nidos, DT&V & IND. De onderzoeken
naderen afronding. Uw Kamer ontvangt binnen vier weken per brief de onderzoeksresultaten
en mijn reactie daarop.
Ik ben ervan overtuigd dat deze problematiek voldoende aandacht krijgt en met voldoende
urgentie wordt behandeld. De onderzoeken naar het vertrek met onbekende bestemming
van amv’s zijn het product van een intensieve samenwerking tussen verschillende ketenpartners
en zullen een beter inzicht geven in de problematiek.
Het actualiseren van het protocol vermiste amv’s is ook in samenwerking met verschillende
ketenpartners tot stand gekomen en het protocol wordt breed gedragen door alle betrokken
organisaties. Het protocol is recent in werking getreden dus er zijn vooralsnog geen
concrete resultaten te melden. Het heeft echter wel een directe meerwaarde voor de
betrokken organisaties omdat het alle rollen, processen en definities helder maakt
voor de betrokken partijen. Hierdoor zal er sneller en efficiënter gehandeld kunnen
worden, ten bate van de amv.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.