Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Brenk over het bericht ‘Ouderen komen amper uit de bijstand’
Vragen van het lid Van Brenk (50PLUS) aan de Minister en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Ouderen komen amper uit de bijstand» (ingezonden 4 september 2019).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en van Staatssecretaris
Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 31 oktober 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Ouderen komen amper uit de bijstand»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u het eens dat een daling van 45-plussers in de bijstand met 1.000 personen heel
teleurstellend is, gegeven het feit dat circa de helft van de mensen in de bijstand
(231.000 mensen) 45-plus is? Kunt u uw antwoord motiveren?
Antwoord 2
Het bijstandsvolume daalt. In juni 2019 ontvingen 426 duizend mensen tot de AOW-leeftijd
(66 jaar en 4 maanden) bijstand. Dat is een afname van 21.650 ten opzichte van een
jaar eerder.
Totaal
Tot 27 jaar
27–45 jaar
45 jaar – AOW-leeftijd
Juni 2018
447.650
44.400
168.950
234.420
Juni 2019
426.000
39.000
154.000
233.000
Verschil
– 21.650
(– 4,8%)
– 5.400
(– 12,2%)
– 14.950
(– 8,8%)
– 1.420
(– 0,6%)
Bron CBS, bewerking SZW
De daling is vooral zichtbaar bij jongeren onder de 27 (– 12,2%) en bijstandsontvangers
tussen 27 en 45 jaar (– 8,8%). Het aantal 45-plussers neemt het minst af, iets meer
dan duizend tussen juni 2018 en juni 2019 (– 0,6%).
Deze «stand cijfers» laten niet de dynamiek zien die er ook binnen de groep 45-plussers
in de bijstand is. Los van de uitstroom naar de AOW, stroomden er in 2018 in totaal
33.590 mensen ouder dan 45 jaar uit de bijstand, van wie 15.550 naar werk. Dit laat
echter onverlet dat het hier gaat om mensen met doorgaans een flinke afstand tot de
arbeidsmarkt en met complexe problematiek. Ook wij zien graag dat het aantal 45 plussers
in de bijstand verder daalt.
Vraag 3
Bent u het eens dat tot op zekere hoogte gesproken kan worden van een nederlaag van
het arbeidsmarktbeleid voor ouderen nu er, zelfs na jaren van hoogconjunctuur, nog
zo weinig 45-plussers de bijstand verlaten naar werk? Kunt u uw antwoord motiveren?
Antwoord 3
In het bij vraag 5 aangehaalde artikel in de Volkskrant stelt de CBS-hoofdeconoom: «De bijstand reageert als een olietanker op de economie». Dit zogenoemde
«na-ijleffect» geldt voor de sociale zekerheid in het algemeen maar ook daarbinnen
stromen mensen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt eerder uit dan mensen met
meer afstand tot de arbeidsmarkt.
Gemeenten hebben in toenemende mate aandacht voor mensen die langdurig in de bijstand
zitten. Die aandacht doet mensen groeien en zij slagen er in stappen te zetten in
hun ontwikkeling en participatie.
Gemeenten zetten een behoorlijk deel van hun re-integratievoorzieningen in voor de
groep 45 jaar – AOW-leeftijd: 47% van de bijstandsgerechtigden die eind 2018 ondersteund
worden is ouder dan 45 jaar. Vaak betreft het vrijwilligerswerk, coaching of andere
vormen van sociale activering, zo blijkt uit de Statistiek Re-integratie door Gemeenten
(SRG) die sinds begin 2019 meer inzicht biedt in de aard van de ingezette voorzieningen.
De inzet van re-integratievoorzieningen draagt bij aan uitstroom naar werk. In 2018
registreerde het CBS ruim 42.000 startende banen voor mensen die vooraf hulp bij hun
re-integratie kregen. Dit betreft zowel mensen die minder dan 2 jaar bijstand ontvingen
(52%), als ook mensen die meer dan 2 jaar (48%) of zelfs langer dan 5 jaar in de bijstand
zaten (15%). Meer dan een kwart (27%) van de mensen met een startende baan, die daarbij
door de gemeenten werden ondersteund, is ouder dan 45 jaar.
Hoewel deze cijfers het niet rechtvaardigen om te spreken van een nederlaag van het
arbeidsmarktbeleid, tekent zich wel het vraagstuk af hoe meer mensen aangesproken
en geholpen kunnen worden om actief mee te doen in de maatschappij. In lijn met de
motie Raemakers c.s.2 zal de Staatssecretaris verkennen hoe gemeenten, met de beschikbare middelen voor
participatie, mensen in de bijstand een niet-vrijblijvend aanbod kunnen doen, waarbij
de sociale activering ten behoeve van de eigen ontwikkeling en de wederkerigheid zoals
omschreven in de huidige tegenprestatie goed ingebed zijn.
Vraag 4
Hoe verklaart u dat de uitstroom uit de Werkloosheidswet (WW) van 55-plussers wegens
maximale duur van de uitkering (9.451 personen, cumulatief maart 2019) nog steeds
de uitstroom wegens werkhervatting (5.469 personen, cumulatief maart 2019) verre overtreft,
ondanks de hoogconjunctuur?3 Wijst dit eveneens op beperkt succes van het arbeidsmarktbeleid voor ouderen? Kunt
u uw antwoord motiveren?
Antwoord 4
De werkloosheid onder 45-plussers is volgens cijfers van het CBS in een jaar tijd
gedaald van 3,7% in juli 2018 naar 2,7% in juli 2019. Dat is een goede ontwikkeling
en in lijn der verwachting met het na-ijleffect van de conjunctuurbeweging op deze
groep. Daaruit leiden wij niet af dat het arbeidsmarktbeleid voor ouderen beperkt
succesvol is.
We weten echter dat hoewel 50-plussers niet veel vaker in de WW belanden dan andere
leeftijdsgroepen, zij na instroom in de WW lastiger aan een nieuwe baan komen in vergelijking
met andere leeftijdsgroepen.
De werkloosheid onder vijftigplussers heeft onze aandacht en wordt door het kabinet,
samen met UWV, gemeenten en sociale partners, langs diverse lijnen aangepakt. Wij
noemen er hier enkele.
Met het actieplan «Perspectief voor vijftigplussers»4 is in 2017 en 2018 een gemeenschappelijke aanpak van kabinet en sociale partners
om het arbeidsmarktperspectief van vijftigplussers te verbeteren ingezet. Kern van
deze aanpak is om vijftigplussers te ondersteunen bij het vinden van een nieuwe baan,
werknemers wendbaarder te maken op de arbeidsmarkt en werkgevers minder terughoudend
te laten zijn bij het aannemen van vijftigplussers. De maatregelen uit dit actieplan
lopen in 2019 door5.
Recent is een tussenevaluatie van dit actieplan naar uw Kamer gestuurd6. De eindevaluatie volgt in 2020.
Daarnaast zet het Kabinet in 2019 en 2020 samen met UWV, gemeenten, werkgevers en
het onderwijsveld in op een extra, gezamenlijke impuls via het programma «Perspectief
op Werk». Dit project heeft als doel om in de arbeidsmarktregio’s meer mensen te laten
participeren, onder wie ook ouderen.
Tot slot doet ook UWV al veel voor de oudere werkzoekenden. De in te zetten dienstverlening
wordt bepaald aan de hand van de vraag wie wat op welk moment nodig heeft om zijn
verblijf in de WW zo kort mogelijk te laten zijn. Dat is dus maatwerk en hangt af
van de persoonlijke omstandigheden. Ook creëert UWV door het hele land ontmoetingen
tussen werkgevers met vacatures en werkzoekenden.
Vraag 5, 6
Hoe beoordeelt u de uitspraak van hoofdeconoom van Mulligen van het Centraal Bureau
voor de Statistiek (CBS) in de Volkskrant dat het van een grote groep dus nog maar
de vraag is of zij ooit nog uit de bijstand zullen komen?7 Wat is hiervan volgens u de oorzaak? In hoeverre is de zeer beperkte uitstroom naar
werk te wijten aan falend arbeidsmarktbeleid en een tekort aan persoonlijke begeleiding
van 45-plussers in de bijstand?
Deelt u de mening dat wij onder geen beding mogen berusten in een min of meer verloren
generatie van oudere werkzoekenden en bent u bereid het beleid ter bestrijding van
(langdurige) ouderenwerkloosheid extra aan te scherpen en te intensiveren? Zo ja,
hoe? Indien u niet tot intensivering van gericht beleid voor oudere werkzoekenden
bereid bent, waarom niet?
Antwoord 5, 6
Het kabinet wil dat mensen in de bijstand meer perspectief krijgen om weer aan het
werk te komen. Wij vinden het belangrijk dat mensen naar vermogen in de samenleving
en op de arbeidsmarkt mee kunnen doen en berusten niet in het afschrijven van mensen
op basis van welk kenmerk dan ook. Onze doelstellingen zijn gericht op een inclusieve
samenleving, op werk, meedoen, activeren en ontwikkelen. De bijstand is het vangnet
waar iedereen een beroep op kan doen die, tijdelijk, niet of niet volledig in de noodzakelijke
bestaanskosten kan voorzien.
Bij oudere werkzoekenden gaat het vaak om mensen met een flinke afstand tot de arbeidsmarkt.
Meer dan de helft van de mensen met een bijstandsuitkering is ouder dan 45 jaar. En
van de mensen die langer dan twee jaar in de bijstand zitten is 62% ouder dan 45 jaar.
Langdurige uitkeringsafhankelijkheid kan leiden tot sociaal isolement en vergroot
de kans op schulden. Activeren van mensen om mee te doen, doet mensen groeien en ontwikkelen.
Het vergroot hun baankans en kan bijdragen aan (vroeg-)signalering van andere problemen
alsmede de handhaving van rechten en plichten. Het kabinet zet in op het benutten
van de kansen die de arbeidsmarkt nu biedt voor mensen die minder makkelijk zelfstandig
de weg naar werk vinden.
Dit vraagt van gemeenten, die verantwoordelijk zijn voor het aan het werk helpen van
mensen in de bijstand, dat zij hun klanten kennen en aanspreken op hun mogelijkheden
en waar nodig passende ondersteuning bieden, bij voorkeur met als doel werk en uitstroom
uit de bijstand en indien dit (nog) niet haalbaar is gericht op andere vormen van
participatie.
De dienstverlening aan werkzoekenden door gemeenten en UWV wordt gekenmerkt door maatwerk;
er is geen panacee dat voor iedereen werkt. Daarom vinden wij het belangrijk dat professionals
kennis en ervaring delen over het aan het werk helpen van mensen met een grote afstand
tot de arbeidsmarkt. We stimuleren dit aanvullend met bijvoorbeeld onderzoek onder
gemeenten naar werkzame elementen van een aantal methoden om mensen die langdurig
in de bijstand zitten uit te laten stromen naar werk. In het najaar zal dit onderzoek
samen met de eindevaluatie Participatiewet naar uw Kamer worden gestuurd.
Een ander belangrijk onderdeel van een traject naar werk is een goede matching tussen
werkzoekenden en werkgevers in de regio. Daarom zetten wij samen met gemeenten en
UWV in op het verbeteren van de werkgeversdienstverlening en de matching op werk via
het programma «Matchen op Werk» en op het programma «Perspectief op Werk».
Vraag 7
Bent u het eens dat het inzetten van meer middelen voor duurzame inzetbaarheid specifiek
van ouderen behoud van werk en kans op het weer krijgen van werk kan vergroten? Bent
u het eens dat de stijging van de Algemene Ouderdomswet (AOW)-leeftijd een gerichte
verhoogde inspanning en investering om te komen tot duurzame inzetbaarheid van ouderen
juist rechtvaardigt? Zo ja, hoe wilt u dit vorm geven? Zo nee, waarom deelt u deze
mening niet?
Antwoord 7
Investeren in duurzame inzetbaarheid is van belang voor alle werkenden – jong en oud
– die wendbaar en inzetbaar willen blijven op de arbeidsmarkt. Om in goede gezondheid
te kunnen doorwerken tot de pensioenleeftijd is het van belang dat werknemer en werkgever
tijdig investeren in duurzame inzetbaarheid, en niet pas op latere leeftijd.
In het akkoord over de vernieuwing van het pensioenstelsel van 5 juni jl. hebben kabinet
en sociale partners een pakket maatregelen afgesproken dat ertoe moet leiden dat een
ieder gezond werkend de pensioenleeftijd kan halen. Onderdeel hiervan zijn afspraken
over temporisering van de AOW-leeftijd en over een tijdelijke aanpassing van de zogenaamde
RVU-heffing, die sociale partners ruimte biedt voor sectorale afspraken over vervroegd
uittreden voor specifieke groepen oudere werknemers, die niet hebben kunnen anticiperen
op de eerdere verhoging van de AOW-leeftijd en voor wie gezond doorwerken tot aan
de AOW niet haalbaar is. Ook vindt een forse inzet plaats op het investeren in duurzame
inzetbaarheid. Het kabinet stelt vanaf 2021 800 miljoen euro beschikbaar, waarop sociale
partners een beroep kunnen doen voor het vormgeven van sectorale maatwerkafspraken.
Met als doel dat de toekomst iedereen gezond kan doorwerken tot aan het pensioen.
Vraag 8
Bent u het eens dat uitgaven voor een leven lang ontwikkelen gezien kunnen worden
als een harde investering in menselijk kapitaal en de economie? Bent u bereid om een
extra impuls voor leven lang ontwikkelen, waaronder in het bijzonder voor ouderen,
op te nemen in een eventuele (nieuwe) investeringsagenda van het kabinet?
Antwoord 8
Investeringen in leven lang ontwikkelen en duurzame inzetbaarheid zijn van belang
voor iedereen. Voor werkenden – jong en oud – die wendbaar en inzetbaar willen blijven
op de arbeidsmarkt en in goede gezondheid moeten kunnen doorwerken tot hun pensioenleeftijd.
Voor werkgevers die investeren in de continuïteit of de groei van hun bedrijf en voor
behoud en groei van de arbeidsproductiviteit van de beroepsbevolking.
Het kabinet zet zich in voor een doorbraak op het gebied van Leven Lang Ontwikkelen
(LLO) en een sterke en positieve leercultuur. We stimuleren dat iedereen een individueel
budget voor algemene scholing en ontwikkeling tot zijn of haar beschikking krijgt.
Hiervoor stimuleert het kabinet dat private partijen individuele leer- en ontwikkelrekeningen
voor hun werknemers ter beschikking stellen en het zet de fiscale aftrek voor scholingskosten
om in een uitgavenregeling voor publieke individuele leer- en ontwikkelbudgetten,
het zogenaamde STAP-budget. Hiervoor is structureel 218 miljoen euro beschikbaar.
Uw Kamer is middels een brief dd. 20 september jl., over de voortgang van de vormgeving
en totstandkoming van het STAP-budget geïnformeerd. Daarnaast wordt gewerkt aan de
uitvoering van de motie Wiersma8, waarbij structureel 48 miljoen euro wordt ingezet voor het ondersteunen van werkgevers
bij het stimuleren van scholing en ontwikkeling in het mkb.
Deze maatregelen worden nu uitgewerkt en geïmplementeerd. Aanvullende investeringen
zijn nu niet aan de orde.
Vraag 9
Bent u bereid gemeenten nog beter in staat te stellen om mensen in de bijstand, waaronder
veel 45-plussers, op maat intensieve begeleiding naar werk te geven?
Antwoord 9
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de re-integratie van alle mensen die onder de
Participatiewet vallen. Zij hebben daarvoor een breed scala aan instrumenten tot hun
beschikking. Zij geven het beleid zelf vorm en bepalen afhankelijk van de situatie
wie op welke manier geholpen kan worden. De Staatssecretaris zal, conform de eerde
genoemde motie Raemakers c.s., laten verkennen hoe gemeenten, met de beschikbare middelen
voor participatie, mensen in de bijstand een niet-vrijblijvend aanbod kunnen doen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.