Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 14-15 oktober 2019
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1201 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 11 oktober 2019
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over de brief van 3 oktober 2019 over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad
14–15 oktober 2019 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1198) en over de brief van 7 oktober 2019 over het Verslag van de informele Landbouwraad
van 22–24 september 2019 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1199).
De vragen en opmerkingen zijn op 7 oktober 2019 aan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 10 oktober 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Goorden
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
7
II
Antwoord/Reactie van de Minister
11
I VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
Landbouw- en Visserijraad van 14 en 15 oktober 2019 en hebben nog enkele vragen.
Toekomst Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)
De leden van de VVD-fractie constateren dat er wederom een gedachtewisseling plaatsvindt
over de toekomst van het GLB. Deze leden steunen de Minister in haar standpunt dat
er, zolang de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader nog lopen, geen
voortgang kan zijn in de toekomst van het GLB.
Visserijfonds 2021–2027 (EMVAF)
Er wordt gewerkt aan een kottervisie. De insteek van de Europese Commissie staat haaks
op de plannen die Nederland ontwikkelt: een vloot die qua aard en omvang past bij
de nieuwe situatie die zich op de Noordzee gaat voordoen (denk aan Wind op Zee). Hoe
kan Nederland optimaal gebruikmaken van het fonds om de op handen zijnde kottervisie
te realiseren?
Vaststellen vangstmogelijkheden 2020 Oostzee
De insteek van de Minister is begrijpelijk, maar de leden van de VVD-fractie wijzen
er wel op dat er door de Europese Commissie wat «paniekerig» wordt gereageerd. Zo
zijn, in afwijking van het advies van de International Council for the Exploration
of the Sea (ICES), ook in 2019 al draconische maatregelen genomen. Nu treft dat de
vissers aan Oostzee. Zoals gezegd: nu is het de Oostzee, maar het kan ons ook treffen.
Verder is het van groot belang dat Nederland dicht bij de insteek van Duitsland en
Denemarken blijft, lidstaten die we in moeilijke discussies die komen nog hard nodig
zullen hebben. Hoe denkt de Minister hierover?
EU-Noorwegen consultaties 2019
Nederland heeft niet heel veel belang bij kabeljauw, maar in het kader van de aanlandplicht
kan er wel een choke optreden. Het voorkomen van choke species moet de inzet zijn
bij de onderhandelingen met Noorwegen. Tegelijk toont het aan dat er snel een radicale
herziening van artikel 15 van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) moet komen,
en dat het artikel over de aanlandplicht niet uitvoerbaar, niet naleefbaar en niet
handhaafbaar is.
Commission for the Conservation of Atlantic Tuna
Nederland moet zich hier terughoudend opstellen. Spanje, Frankrijk en Italië moeten
we niet tegen de haren in strijken. We hebben die lidstaten in de komende jaren op
vele dossiers nog keihard nodig. De Minister moet zich dat bij deze discussie goed
realiseren.
Bossenstrategie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de mededeling «Bescherming en
herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren».
In 2020 loopt de huidige bossenstrategie af. De EU heeft als doelstelling om in 2030
geen bosareaal meer verloren te laten gaan. Daarom is het van belang dat er wederom
in EU-verband afspraken worden gemaakt over het beheer en behoud van bossen. Ontbossing
wereldwijd is zorgelijk. Mede in het kader van de biodiversiteit en de CO2- en stikstofopgave is het van belang dat bossen worden behouden. De Nederlandse Eurocommissaris,
Frans Timmermans, zal verantwoordelijk worden voor de Green Deals.
Het is goed dat de Minister onderschrijft dat een nieuwe strategie belangrijk is en
dat er naar effectieve monitoring wordt gestreefd. Kan de Minister tijdens de Raad
benadrukken dat er snel een plan moet komen voor het herbouwen? Van de Minister vernemen
de leden van de VVD-fractie graag waarin haar bossenstrategie afwijkt van de Europees
bossenstrategie en of het mogelijk is deze nader op elkaar af te stemmen. Hoe wordt
er in andere lidstaten gekeken naar de ontbossingsproblematiek?
Afrikaanse Varkenspest
De Afrikaanse Varkenspest is nog steeds zorgelijk. Hoe is het gesteld met de roadmap
waaraan nu gewerkt wordt? Wordt er in EU-verband nog voldoende samengewerkt om verdere
uitbraak te voorkomen?
Voelt de Minister het gevoel van urgentie met betrekking tot de Afrikaanse varkenspest
bij andere landen? Zo ja, waar blijkt dit uit? Zo nee, welke mogelijkheden heeft de
Minister om deze urgentie ook in Europees verband te onderstrepen? De leden van de
VVD-fractie constateren dat het in Nederland vrij stil is rond het risico en de gevolgen
van de Afrikaanse varkenspest. Op welke manier vindt de communicatie hierover plaats?
Op welke manier worden alle varkenshouders, andere betrokkenen en burgers geïnformeerd
over de risico’s, ontwikkelingen en gevolgen?
Verslag informele Landbouwraad van 22–24 september 2019
De leden van de VVD-fractie lezen in het verslag van de informele Landbouwraad van
22 tot en met 24 september 2019 weinig tot geen reflectie van de Nederlandse inbreng.
Kan de Minister daarop reflecteren? Wat was de concrete inbreng van Nederland op de
volgende vragen tijdens de tafelronde:
− Biedt het herziene GLB een bruikbaar instrumentarium voor de klimaatuitdaging?
− Hebben lidstaten al specifieke maatregelen voor ogen die zij in hun Nationale Strategische
Plan (NSP) willen opnemen?
− Zijn er goede praktijken in de lidstaten die gedeeld kunnen worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
Landbouw- en Visserijraad van 14 en 15 oktober 2019. Hierover hebben deze leden nog
vragen.
De leden van de CDA-fractie maken zich onverminderd zorgen over de Brexit. Deze leden
zien dat de landen die het meest getroffen zouden worden door een harde Brexit (Ierland,
Denemarken, Duitsland, België, Frankrijk, Spanje) samen optrekken. Dit steunen zij
volledig. In hoeverre is er daarbij ook samenwerking op het niveau van regeringsleiders,
ook ten behoeve van landbouw en visserij? Hebben de Minister en de Minister-President
hierop hun aandacht gericht, ook om de rijen gesloten te houden?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre het Visserijfonds 2021–2017 aansluit bij de in voorbereiding zijnde kottervisie. In hoeverre kan
het Visserijfonds nog ten behoeve van de kottervisie worden bijgestuurd?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om zich terughoudend op te stellen
bij de onderhandelingen over de International Commission for the Conservation of Atlantic
Tuna (ICCAT), aangezien Nederland hier geen belang bij heeft.
De leden van de CDA-fractie vragen of er bij de onderhandelingen met Noorwegen rekening
wordt gehouden met het voorkomen van choke species. Zo ja, op welke wijze?
De leden van de CDA-fractie vragen ten aanzien van het vaststellen van de vangstmogelijkheden
Oostzee 2020 hoe de Minister de standpunten denkt te verenigen ten aanzien van het
volgen van het algemene principe van Maximum Sustainable Yield en het geven van een
plek aan sociaaleconomische overwegingen. Zou de Minister bereid zijn om een initiatief
van Duitsland en Denemarken te steunen dat hiervoor een uitweg biedt?
De leden van de CDA-fractie steunen de inzet van de Minister ten aanzien van de «Mededeling
Intensivering EU inzet bescherming & herstel bossen wereldwijd». Deze leden vragen
hoe de Minister eraan gaat bijdragen dat de Europese Commissie zich gesteund voelt
om alle effectieve maatregelen te overwegen, zowel regelgevende als niet-regelgevende,
om handelsketens vrij te maken van ontbossing, bosdegradatie en ecosysteemconversie,
en om een intensievere diplomatie te gaan voeren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Landbouw- en Visserijraad van 14 en 15 oktober 2019 en hebben hierover nog enkele
vragen.
De leden van de D66-fractie lezen dat er weer wordt gesproken over vangstmogelijkheden
in de Oostzee, total allowable catch (TAC) van visbestanden in de Noordzee en quota
voor kabeljauw en tonijn. Op welke manier worden de wetenschappelijke inzichten uit
het rapport van het Intergovernmental Science-Policy Platform on Biodiversity and
Ecosystem Services (IPBES) betreffende biodiversiteit meegenomen in de discussie tussen
lidstaten?
De leden van de D66-fractie zijn verheugd te lezen dat er in de Europese Commissie
veel aandacht is voor het beschermen en herstellen van bossen in de EU en wereldwijd,
maar hebben nog wel vragen over de verdere aanpak. Hoe past de Europese inzet bij
de inzet van het huidige kabinet en op welke manier past de bossenstrategie die op
dit moment ontwikkeld wordt hierbij? Op welke manier worden de vijf prioritaire beleidssporen
met 36 actiepunten ingepast in het GLB dat op dit moment wordt herzien en in de National
Strategische Plannen? Wordt het «true pricing»-aspect meegenomen in het verkleinen
van de ecologische voetafdruk van EU-consumptie en bij het inzicht krijgen in de daadwerkelijke
voetafdruk?
De leden van de D66-fractie lezen dat er volgens de Minister een duidelijke planning
moet komen voor de uitwerking van geïdentificeerde acties, zodat onduidelijkheden
over uitvoering van de voorgestelde maatregelen worden weggenomen. Wanneer kan zo’n
planning met de Kamer worden gedeeld wat betreft EU-maatregelen en wanneer voor Nederlandse
maatregelen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse de stukken ter voorbereiding
van de Landbouw- en Visserijraad van 14 en 15 oktober gelezen. Deze leden hebben vooral
vragen over het op de Raad geagendeerde stuk «Mededeling Intensivering EU inzet bescherming
& herstel bossen wereldwijd». Gezien de huidige situatie van alle vreselijke bosbranden
in de wereld zijn zij ervan overtuigd dat er nu mondiale actie nodig is.
De leden van de GroenLinks-fractie zien dat Nederland, en de Europese Unie, een grote
impact heeft op de wereldwijde ontbossing. Dit gaat via de import van grondstoffen
zoals vlees, palmolie en soja. Dit heeft ook invloed op de toename van geweld tegen
lokale gemeenschappen die hun leefgebied beschermen. Wij moeten dus onze verantwoordelijkheid
nemen. Is de Minister dit met deze leden eens? Hoe denkt zij, naast de Europese afspraken,
de impact van Nederland op de wereldwijde ontbossing te verminderen? De Minister wil
namelijk graag dat de Nederlandse landbouw voldoet aan haar visie daarop: kringlooplandbouw.
Het importeren van grote hoeveelheden grondstoffen die bijdragen aan wereldwijde ontbossing,
zien zij niet als onderdeel van kringlooplandbouw. Hoe ziet de Minister haar kringlooplandbouwvisie
ten opzichte van deze import van grondstoffen? Welke acties gaat zij ten opzichte
van ontbossing elders in de wereld ondernemen in het licht van kringlooplandbouw?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn het eens met de visie van het kabinet dat
de EU een sterkere leidersrol op zich moet nemen en daarbij met meer inspanning zal
moeten optreden. Ook zijn deze leden tevreden dat het kabinet pleit voor meer transparantie
van handelsketens en dat de Europese Commissie hierbij effectieve maatregelen zou
moeten overwegen. De intensievere diplomatie op mondiaal niveau is een passende stap
om deze visie te bewerkstelligen.
De leden van de GroenLinks-fractie zien wel ruimte voor verbetering. Deze leden vinden
dat de kernacties weinig concreet of actiegericht zijn en dat hun verdeling onder
de prioriteiten verbeterd kan worden. Door middel van strengere wetgeving en hogere
eisen aan grondstoffen en producten, kan de EU de verantwoordelijkheid nemen die zij
graag zien. Deze strengere eisen moeten nageleefd worden door intensievere controles
op grondstoffen en producten die op de Europese markt terechtkomen, door zowel de
EU als door bedrijven uit de EU. Kan de Minister voorbeelden noemen van producten
waarbij dit al gedaan wordt? Hoe kan de Minister extra ruimte creëren voor opschaling
van strengere controles?
De leden van de GroenLinks-fractie vinden dat er daarbij op gelet moet worden of de
producenten van deze grondstoffen en producten verantwoordelijk zijn voor ontbossing
of beschadiging van natuurgebieden. Daarnaast moet gekeken worden naar de menselijke
impact van ontbossing. Ook producten en grondstoffen van bedrijven betrokken bij mensenrechtenschendingen
of landroof mogen onder geen enkele omstandigheid op de Europese markt terechtkomen.
Bedrijven die actief zijn in Europa moeten zelf de taak hebben om te voorkomen dat
zij gebruikmaken van deze producten door ketentransparantie te realiseren en goed
onderzoek te doen naar de oorsprong en de levensweg van deze producten. Dat schrijft
ook de Minister, maar deze leden vinden dat ook het kabinet daar regels voor zou moeten
opstellen. Is de Minister het met hen eens dat ook de overheid hier richtlijnen voor
moet opstellen? Zij zouden daarnaast graag meer voorbeelden van de Minister horen
van concrete maatregelen die genomen kunnen worden om deze transparantie te bewerkstelligen.
De leden van de GroenLinks-fractie zien naast de producerende sector ruimte voor verbetering.
Financiële investeerders moeten meer verantwoordelijkheid nemen voor het soort bedrijven
waarin zij investeren. Zij mogen niet investeren in bedrijven die te maken hebben
met de ontbossing en het beschadigen van ecosystemen. Deze leden zijn ervan overtuigd
dat transparantie over investeringen noodzakelijk is. Financiële bedrijven moeten
binnen een duidelijk door de EU gesteld kader hun investeringen checken op betrokkenheid
bij ontbossing en mensenrechtenschendingen.
De leden van de GroenLinks-fractie verwachten ook dat de EU zijn leiderschapsrol gebruikt
om in gesprek te gaan met landen waar sprake is van ontbossing, bosdegradatie, ecosysteemconversie
en landroof. Deze praktijken moeten bespreekbaar worden met deze landen en gezamenlijk
moeten er oplossingen verzonnen worden om de praktijken te beëindigen. Kan de Minister
bevestigen dat zij zich hiervoor gaat inzetten?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd hoe de mededeling over bossen wereldwijd
zich verder gaat ontwikkelen. Daarom hebben deze leden nog enkele vragen aan de Minister.
Ten eerste: kan de Minister beschrijven hoe deze mededeling zich tot nu toe heeft
ontwikkeld en kan ze daarbij ook het Europees krachtenveld schetsen? Is de Minister
het met hen eens dat de huidige financiering tekortschiet ten opzichte van de gestelde
doelen? Daarnaast zijn zij benieuwd naar de uitkomsten van de behandeling van de EU-communicatie
in de Raad. Kan de Minister aangeven hoe de vervolgbehandeling binnen de EU gaat zijn?
Als laatste vragen deze leden via welke acties de Minister zich gaat inzetten voor
een breed draagvlak onder de diverse lidstaten voor EU-actie rond bossen in het algemeen,
en wetgeving in het bijzonder.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de agenda voor de Landbouw- en
Visserijraad van 14 en 15 oktober 2019. Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen
en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie constateren dat er een hernieuwde visserijovereenkomst
wordt gesloten tussen de Europese Unie (EU) en Noorwegen. Terecht constateert de Minister
dat een goede relatie met Noorwegen ook van belang is voor Nederlandse visbestanden.
Is de Minister bereid om die goede relatie bij de onderhandelingen te benutten door
opnieuw in te zetten op beëindiging van de commerciële walvisvangst door Noorwegen?
De leden van de SP-fractie zijn verheugd om te lezen dat de EU-inspanning te aanzien van wereldwijde ontbossing en natuurbeschadigingen wordt opgeschroefd.
Bindende maatregelen in de vorm van een integraal EU-breed actieplan met strikte wetgeving
en handhaving kunnen niet snel genoeg worden genomen. Deze leden roepen de Minister
dan ook op om in dezen in Europees verband het voortouw te nemen. Zij menen dat hierbij
tevens de rechten moeten worden verankerd van lokale gemeenschappen die als bewoners
het hardst worden getroffen door de ontbossing en natuurvernietiging. Deelt de Minister
deze mening? Zo ja, welke maatregelen heeft de Minister hierbij voor ogen en is zij
bereid om te pleiten voor opname hiervan in het actieplan? De Minister beschrijft
het belang van transparantie van handelsketens ten aanzien van ontbossing, bosdegradatie
en de verstoring van ecosystemen en dat valt te prijzen. Deelt de Minister in dat
kader onze mening dat internationaal opererende bedrijven verplicht zouden moeten
worden om aan te kunnen tonen dat er bij hun handelsactiviteiten geen producten en
grondstoffen worden gebruikt die in verband staan met ontbossing en beschadiging van
ecosystemen?
Tot slot vragen de leden van de SP-fractie of de Minister bereid is om de fraude met
vermogens van motoren van visserijschepen aan te kaarten bij de andere lidstaten,
teneinde een gelijk speelveld te creëren voor de vissers en toe te werken naar een
milieuvriendelijkere visserij. Is bij de Minister bekend in hoeverre er door andere
lidstaten op dit probleem wordt gehandhaafd en kan zij het pleidooi voor het installeren
van tachografen onder de aandacht brengen bij de overige lidstaten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Europese bossenstrategie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich ernstig zorgen over wereldwijde
ontbossing. Een van de hoofdoorzaken van ontbossing is het omzetten van bosgebied
in landbouwgrond. Deze landbouwgrond wordt vaak gebruikt om de westerse veestapel
van voer te voorzien, om vee op te laten grazen of om gewassen voor de productie van
bijvoorbeeld palmolie op te verbouwen. Deze leden wijzen nogmaals op het enorme belang
van de eiwittransitie (een transitie van dierlijke naar plantaardige eiwitten) om
ook ontbossing tegen te gaan. De westerse vraag naar dierlijke producten is een van
de fundamentele drijvende krachten achter de wereldwijde ontbossing.
Het huidige beleid voldoet niet, zoals de Europese Commissie terecht constateert.
Eerder werd door de EU besloten om ontbossing in 2030 te stoppen. Om dat doel te halen
doet de Europese Commissie nu enkele aanbevelingen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen graag van de Minister weten welke
concrete acties zij koppelt aan elk van de vijf prioriteiten die worden aangedragen
door de Europese Commissie en haar aanbevelingen aan de lidstaten.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn niet verbaasd te lezen dat het
kabinet erkent dat de huidige beleidsmaatregelen niet voldoende waarborgen bieden
om ontbossing en biodegradatie tegen te gaan. Kan de Minister toelichten welke nieuwe
maatregelen Nederland zelfstandig wil gaan nemen tegen ontbossing? Is de Minister
bereid om de import van soja aan banden te leggen? Zo ja, op welke wijze?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat het zoeken naar alternatieve
eiwitbronnen bijdraagt aan het tegengaan van ontbossing. Kan de Minister bevestigen
dat het de transitie naar plantaardige eiwitbronnen is die bijdraagt aan het tegengaan
van ontbossing? Deze leden verwachten dat de eiwittransitie een cruciale rol in de
bossenstrategie van de Minister zal krijgen en vragen of deze verwachting correct
is. Het is nog onduidelijk of de Europese bossenstrategie met genoeg voortvarendheid
opgepakt zal gaan worden door de nieuwe Europese Commissie. Hoe voorkomt de Minister
dat Nederland onnodig wacht op maatregelen vanuit de EU?
De Minister geeft toe dat Nederland internationaal een belangrijke importeur is van
agrarische producten die gepaard gaan met ontbossing, zoals soja, palmolie, cacao
en koffie. Ook schrijft zij dat Nederlandse bedrijven hier invloed op kunnen uitoefenen.
Zij verzuimt echter te vermelden welke concrete acties zij gaat nemen om Nederlandse
bedrijven ertoe aan te zetten hun aandeel in ontbossing en bosdegradatie te stoppen.
Aangezien er wordt geconstateerd dat het huidige beleid niet voldoet, verwacht de
leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat de Minister alternatieve en aanvullende
maatregelen neemt en niet slechts een opsomming geeft van bestaand beleid.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of het Dutch Fund for Climate
and Development ook bedrijven heeft gefinancierd die direct of indirect actief zijn
in de veesector. Kan de Minister een overzicht geven van de investeringen die dit
fonds in de landbouwsector heeft gedaan?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen welke consequenties eraan verbonden
zijn indien na het doorrekenen van een portfolio van een financiële instelling blijkt
dat die portfolio in een bepaalde (te hoge) mate aan ontbossing bijdraagt. Deze leden
staan sceptisch tegenover het slechts inzichtelijk maken van de impact van de financiële
portefeuille, zonder daar consequenties aan te verbinden, en vragen de Minister of
zij wil aangeven welke rationele prikkels financiële instellingen hebben om hun portefeuille
te vrijwaren van ontbossing. Zij willen weten welke termijn voor de regering acceptabel
is voor het door de Europese Commissie in beeld laten brengen van de mogelijkheden
om handelsketens volledig ontbossings-, bosdegradatie- en ecosysteemconversievrij
te maken. Zij vragen waarom hier het voorzorgsbeginsel niet in acht wordt genomen
en zowel door de Europese Commissie als door de regering juist wordt ingezet op een
verdere intensivering van de handel in producten (palmolie, vlees, soja, cacao, mais,
hout en rubber), waarvan de Europese Commissie en de regering erkennen dat deze producten
bijdragen aan ontbossing, door met landen als Brazilië en Indonesië handelsverdragen
af te sluiten. Zij willen de regering erop wijzen dat ontbossing onherstelbare schade
toebrengt aan het regenwoud en dat bij de ontbossingsproblematiek het voorzorgsbeginsel
een zeer belangrijke rol zou moeten krijgen.
Uit een rapport van Greenpeace International blijkt dat Nederlandse bedrijven de deadline
om in 2020 een einde aan ontbossing te maken niet gaan halen. Geen van de betrokken
Nederlandse bedrijven kan aantonen dat er zinvolle inspanning is geleverd om ontbossing
uit hun ketens te weren. Bedrijven als Cargil en Nestlé hebben dit inmiddels al toegegeven.
Heeft de Minister kennisgenomen van dit rapport en kan zij aangeven welke sancties
er staan op het niet halen van de deadline en het verzuimen van het nemen van maatregelen
door deze bedrijven? Gaat de Minister deze bedrijven dwingen hun grondstoffenleveranciers
bekend te maken? Zo ja, hoe? Is de Minister bereid om wettelijk verplicht te stellen
dat de productieketens van Nederlandse bedrijven ontbossings- en bosdegradatievrij
zijn, nu is gebleken dat vrijblijvende afspraken geen resultaat opleveren? Verder
missen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie in de kabinetsreactie aandacht
voor de rechten van inheemse volken en lokale gemeenschappen. Kan de Minister toelichten
wat haar inzet is om mensenrechtenschendingen en het vernietigen van hun leefgebied
tegen te gaan?
De Minister is van plan de Europese Commissie te vragen effectieve maatregelen, zowel
regelgevend als niet-regelgevend, te overwegen. Kan de Minister aangeven aan welke
concrete maatregelen zij dan denkt, zowel regelgevend als niet-regelgevend? Kan zij
tevens aangeven of zij bereid is in Nederland het goede voorbeeld te geven door met
wetgeving op het gebied van ontbossing te komen?
Visserij
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de Minister gecommitteerd
is om tijdens de aanstaande bilaterale onderhandelingen met Noorwegen over een visserijovereenkomst
voor 2020 de totaal toegestane vangsten (TACs) te bepalen volgens de regels van de
Meerjarenbeheerplannen, de MSY-benadering, in overeenstemming met het GVB. Deze leden
constateren dat vorig jaar 9 van de 16 gedeelde visbestanden in de onderhandelingen
boven het wetenschappelijk advies zijn uitgekomen. Dat wil zeggen dat er met instemming
van de lidstaten méér vis werd weggevangen dan volgens wetenschappers duurzaam verantwoord
is. Kan de Minister toelichten hoe dit mogelijk is? Is de Minister hierdoor dan ook
bereid om géén gebruik te maken van de F upper ranges, dus de ranges boven MSY, uit
de verschillende meerjarenplannen, wat in lijn zou zijn met het GVB? Kan de Minister
toelichten welke extra inzet zij gaat leveren om overbevissing nog binnen de wettelijke
verplichting vóór 2020 te stoppen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat het slecht gaat met de kabeljauw
in de Noordzee, onder andere door een te hoge visserijdruk, en dat wetenschappers
een vangstreductie van 70% adviseren. Kan de Minister aangeven of te hoge vangstquota
voor kabeljauw voor het Verenigd Koninkrijk en Denemarken zijn vastgesteld in het
verleden en of zij daarmee heeft ingestemd? Kan de Minister toelichten welke maatregelen
worden genomen om de te hoge visserijdruk in EU-verband tegen te gaan? Gezien de zorgwekkende
status van het kabeljauwbestand, vragen deze leden de Minister in te zetten op extra
aanvullende maatregelen om het kabeljauwbestand in de Noordzee te herstellen. In het
Verenigd Koninkrijk is aangetoond dat er 7.500 ton jonge kabeljauw illegaal overboord
is gezet. Ook Nederlandse vissers vangen kabeljauw als bijvangst. Kan de Minister
aangeven of zij in het kader van kabeljauwherstel, conform de wettelijke plicht de aanlandplicht te handhaven, de controle van
de aanlandplicht op zee gaat verbeteren?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de Minister, naar aanleiding
van het wetenschappelijke advies van de International Council for the Exploration
of the Sea (ICES), concludeert dat het scholbestand gezond is en dat de totale omvang
al enkele jaren groeit. Echter, deze leden constateren dat ICES ook waarschuwt voor
het feit dat volwassen schol naar het noorden verschuift. Hierdoor is er in het zuiden
van de Noordzee, waar de Nederlandse vloot actief is, met name jonge schol te vinden.
Het wegvangen van jonge schol maakt de populatie kwetsbaar. Is de Minister bereid
om, gezien deze onzekerheden, vanuit het voorzorgsbeginsel en om bijvangstsoorten
als kabeljauw te ontzien, dit jaar het scholquotum niet te maximaliseren?
Landbouwgif
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het van het grootste belang dat
de Minister inzet op een daadwerkelijke uitvoering van het voorzorgsprincipe als het
om landbouwgif gaat. Afgelopen maand is Nederland wederom geconfronteerd met het verband
tussen het gebruik van landbouwgif en de ziekte van Parkinson op relatief jonge leeftijd,
in een uitzending van Zembla. Voor de Minister kan dit overigens geen nieuws zijn,
omdat de Gezondheidsraad al in 2014 voor dit verband waarschuwde. De toenmalige Staatssecretaris
van Infrastructuur en Milieu stelde in het algemeen overleg Gewasbeschermingsmiddelen
van 19 februari 2014: «Concreet neemt het kabinet het advies over en gaat voortvarend
aan de slag.» Deze leden zien anno 2019 nog steeds niks van die voortvarendheid terug
en vinden het zeer onverantwoord dat, terwijl de waarschuwingen blijven komen, de
Minister geen beschermende maatregelen neemt.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen zich af of de Minister de conclusie
van de wetenschappers in de aflevering van Zembla van 16 september 2019 onderschrijft,
namelijk dat het veelgebruikte mancozeb, waarvan bekend is dat het zenuwschade veroorzaakt,
de oorzaak van de ziekte van Parkinson kan zijn. Is de Minister daarnaast bekend met
de risico’s voor de voortplanting die in verband worden gebracht met mancozeb? Kan
de Minister, gezien de hogere blootstelling aan gif van omwonenden die blijkt uit
het Onderzoek bestrijdingsmiddelen en omwonenden (OBO), garanderen dat het verhoogde
risico op Parkinson niet aanwezig is voor omwonenden van landbouwgebieden binnen een
straal van 250 meter?
In de aflevering van Zembla leggen onafhankelijke wetenschappers uit dat mancozeb
voor 50% chemisch identiek is aan de stof maneb, die verboden is wegens gezondheidsrisico’s.
Kan de Minister uitleggen waarom mancozeb dan wel toegestaan is? Hoe sterk moet een
middel chemisch op een verboden middel lijken om zelf ook verboden te worden? Kan
de Minister bevestigen dat het middel mancozeb al drie keer procedureel is verlengd,
waarvan twee keer in 2018? Heeft de Minister overwogen om bij de stemming over de
verlenging van de pakketten waar dit middel onderdeel van was, bezwaar te maken tegen
de verlenging van mancozeb? Klopt het dat de toelatingsperiode voor mancozeb afloopt
op 31 januari 2020? Zo nee, wanneer loopt deze dan af? Kan de Minister ons informeren
over de Europese herbeoordelingsprocedure voor mancozeb die op dit moment loopt? Gaat
de Minister zich tot het uiterste verzetten tegen weer een volgende procedurele verlenging
van de toelating van mancozeb, in lijn met de wens van de Kamer conform de aangenomen
motie van het lid Ouwehand (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1172)? Wil de Minister zich hard maken voor een moratorium op mancozeb totdat een nieuwe
beoordeling onomstotelijk heeft aangetoond dat er geen verband is tussen het gebruik
van het middel en Parkinson bij telers, hun kinderen en omwonenden? Zo nee, erkent
de Minister dat zij dan niet in het belang handelt van boeren, hun kinderen en omwonenden,
maar in het belang van de chemische industrie?
Voor de herbeoordeling van mancozeb en andere soorten landbouwgif is het uiteraard
wel noodzakelijk dat de gebruikte testmethoden voldoende zekerheid bieden met betrekking
tot gezondheidsrisico’s. Zowel het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM),
de European Food Safety Authority (EFSA) en de deskundigen in de uitzending van Zembla
melden tekortkomingen van de huidige testmethoden en adviseren met klem dat noodzakelijke
verbeteringen worden doorgevoerd. Deelt de Minister de mening van de leden van de
Partij voor de Dieren-fractie dat deze stappen noodzakelijk zijn om invulling te geven
aan het voorzorgsprincipe, dat in de Europese Unie geldt? Welke acties gaat de Minister
hierop ondernemen?
Ook glyfosaat wordt in verband gebracht met Parkinson. Nederland is één van de lidstaten
die verantwoordelijk zal zijn voor de komende herbeoordeling van glyfosaat. Kan de
Minister toezeggen dat deze informatie over de gezondheidsrisico’s voor telers, hun
kinderen en omwonenden meegenomen wordt in de komende herbeoordeling?
Tot slot zouden de leden van de Partij voor de Dieren-fractie graag willen weten wat
de aanbevelingen waren die de Europese Commissie met betrekking tot de Afrikaanse
varkenspest heeft gedaan op de ministeriële conferentie van september dit jaar. Deze
leden vragen de Minister deze aanbevelingen met de Kamer te delen.
II ANTWOORD/REACTIE VAN DE MINISTER
Inleiding
Met deze brief informeer ik uw Kamer over een aantal zaken.
I. Ten eerste beantwoord ik de vragen van de VVD-, CDA-, D66-, GroenLinks-, SP- en PvdD-fracties
van uw Kamer van 7 oktober jongstleden over onderwerpen die geagendeerd zijn voor
de Landbouw- en Visserijraad van 14-15 oktober aanstaande. De beantwoording van de
overige vragen ontvangt u binnen de daarvoor gebruikelijke termijn.
II. Daarnaast geef ik met deze brief invulling aan de motie van het lid Ouwehand (Kamerstuk
28 625, nr. 202), waarmee de regering is verzocht de ambities met betrekking tot de biodiversiteitswinst
van de vergroening van het GLB jaarlijks te rapporteren aan uw Kamer.
III. Ook informeer ik uw Kamer over de stand van zaken van het onderzoek om te bezien hoe
in de Nederlandse situatie landschapselementen in het nieuwe GLB beter beschermd kunnen
worden.
IV. Verder maak ik gebruik van de gelegenheid om, naar aanleiding van mijn toezegging
aan het lid Lodders op 17 juli jl., uw Kamer te informeren over mijn inzet in Europees
verband ten aanzien van de positie van de boer.
V. Tot slot reageer ik door middel van deze brief op het verzoek van de vaste commissie
voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 12 september jl. inzake informatievoorziening
Landbouw- en Visserijraden en ambtelijke werkgroepen.
I. BEANTWOORDING VRAGEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Visserijfonds 2021–2027 (EMVAF)
Er wordt gewerkt aan een kottervisie. De insteek van de Europese Commissie staat haaks
op de plannen die Nederland ontwikkelt: een vloot die qua aard en omvang past bij
de nieuwe situatie die zich op de Noordzee gaat voordoen (denk aan Wind op Zee). Hoe
kan Nederland optimaal gebruikmaken van het fonds om de op handen zijnde kottervisie
te realiseren?
Momenteel wordt het voorstel voor de Verordening voor het nieuwe fonds voor de Visserij
besproken in de Raad en het Europees parlement. In een daaropvolgende fase wordt het
in een triloog besproken tussen deze twee instituties en de Europese Commissie. Ik
houd hierbij de vinger aan de pols en probeer vanzelfsprekend het fonds zo optimaal
mogelijk toe te snijden op de behoeftes die Nederland heeft.
Vaststellen vangstmogelijkheden 2020 Oostzee
De insteek van de Minister is begrijpelijk, maar de leden van de VVD-fractie wijzen
er wel op dat er door de Europese Commissie wat «paniekerig» wordt gereageerd. Zo
zijn, in afwijking van het advies van de International Council for the Exploration
of the Sea (ICES), ook in 2019 al draconische maatregelen genomen. Nu treft dat de
vissers aan Oostzee. Zoals gezegd: nu is het de Oostzee, maar het kan ons ook treffen.
Verder is het van groot belang dat Nederland dicht bij de insteek van Duitsland en
Denemarken blijft, lidstaten die we in moeilijke discussies die komen nog hard nodig
zullen hebben. Hoe denkt de Minister hierover?
Met meerdere bestanden in de Oostzee gaat het zeer slecht. ICES (Council for the International Exploration of the Sea) adviseert zelfs een 0-TAC (total allowable catch) voor oostelijke kabeljauw en westelijke haring. Dat de Europese Commissie maatregelen
voorstelt om het herstel van bestanden in de Oostzee te bevorderen vind ik een goede
zaak. Wel is het van belang dat de maatregelen uitvoerbaar en realistisch zijn, een
standpunt dat ik deel met mijn Duitse en Deense collega. De voorstellen van de Europese
Commissie zijn voor zover mij bekend conform zowel het Baltische Meerjarenplan als
het Gemeenschappelijk Visserijbeleid.
EU-Noorwegen consultaties 2019
Nederland heeft niet heel veel belang bij kabeljauw, maar in het kader van de aanlandplicht
kan er wel een choke optreden. Het voorkomen van choke species moet de inzet zijn
bij de onderhandelingen met Noorwegen. Tegelijk toont het aan dat er snel een radicale
herziening van artikel 15 van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) moet komen,
en dat het artikel over de aanlandplicht niet uitvoerbaar, niet naleefbaar en niet
handhaafbaar is.
Mocht de Total allowable catch (TAC) voor kabeljauw in de Noordzee conform ICES-advies worden vastgesteld, dan zou
dit voor de Nederlandse vloot zoals nu voorzien geen choke-situatie opleveren. Nederland heeft weinig directe visserij op kabeljauw. Daarnaast
is er ook bij een verlaging van de TAC zoals geadviseerd door ICES voldoende quotum
voor de bijvangst van kabeljauw door de Nederlandse vloot.
Wel kan een lage TAC problematisch worden in het kader van quotumruilen, aangezien
Nederland regelmatig kabeljauw ruilt met andere lidstaten voor bestanden waar vraag
naar is in de Nederlandse sector. Voor andere lidstaten, bijvoorbeeld het Verenigd
Koninkrijk en Denemarken, kan een lage TAC wel tot choke problemen leiden.
Ten aanzien van de aanlandplicht zet Nederland zich in de regionale groepen er voor
in dat deze werkbaar wordt vormgegeven. Tegelijkertijd hecht Nederland er ook aan
dat er maatregelen worden genomen tegen voedselverspilling en verbetering van de selectiviteit
van de visserij, juist om choke-situaties te voorkomen en het beheer te versterken.
Commission for the Conservation of Atlantic Tuna
Nederland moet zich hier terughoudend opstellen. Spanje, Frankrijk en Italië moeten
we niet tegen de haren in strijken. We hebben die lidstaten in de komende jaren op
vele dossiers nog keihard nodig. De Minister moet zich dat bij deze discussie goed
realiseren.
Nederland zet zich in voor een duurzaam bestandsbeheer van vissoorten in de Noordzee,
waar we directe visserijbelangen hebben, en in andere wateren. Dit standpunt zullen
wij in ICCAT-vergaderingen op gepaste wijze naar voren brengen. Mijn inzet is er op
gericht dat de visserij op tonijn duurzaam is en dat beheermaatregelen van ICCAT gebaseerd
zijn op wetenschappelijke adviezen. Dit geldt ook voor mijn inzet bij maatregelen
die ICCAT neemt om de ongewenste bijvangst van haaien, zeezoogdieren en zeeschildpadden
terug te dringen.
Bossenstrategie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de mededeling «Bescherming en
herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren».
In 2020 loopt de huidige bossenstrategie af. De EU heeft als doelstelling om in 2030
geen bosareaal meer verloren te laten gaan. Daarom is het van belang dat er wederom
in EU-verband afspraken worden gemaakt over het beheer en behoud van bossen. Ontbossing
wereldwijd is zorgelijk. Mede in het kader van de biodiversiteit en de CO2- en stikstofopgave is het van belang dat bossen worden behouden. De Nederlandse Eurocommissaris,
Frans Timmermans, zal verantwoordelijk worden voor de Green Deals.
Het is goed dat de Minister onderschrijft dat een nieuwe strategie belangrijk is en
dat er naar effectieve monitoring wordt gestreefd. Kan de Minister tijdens de Raad
benadrukken dat er snel een plan moet komen voor het herbouwen?
Tijdens de Landbouw- en Visserijraad van april jl. heeft de Raad al aangegeven dat
er een nieuwe EU Bossenstrategie moet komen vanaf 2020. Ik zal tijdens de Raad benadrukken
dat de EU Bossenstrategie deel moet uitmaken van de Green Deal, waarvoor de nieuwe
Commissie binnenkort voorstellen zal presenteren.
Van de Minister vernemen de leden van de VVD-fractie graag waarin haar bossenstrategie
afwijkt van de Europees bossenstrategie en of het mogelijk is deze nader op elkaar
af te stemmen. Hoe wordt er in andere lidstaten gekeken naar de ontbossingsproblematiek?
Het bosbeleid, waaronder de Nederlandse Bossenstrategie, is primair een exclusieve
nationale bevoegdheid van de lidstaten. De EU Bossenstrategie daarentegen streeft
naar beleidscoherentie op Europees niveau voor het realiseren van duurzaam bosbeheer,
zonder in de bevoegdheden van lidstaten te treden. Aangezien er grote uitdagingen
zijn die het lidstaatniveau overstijgen, kan een EU Bossenstrategie toegevoegde waarde
hebben. In het algemeen is er vanuit de lidstaten steun voor een EU Bossenstrategie.
Afrikaanse Varkenspest
De Afrikaanse Varkenspest is nog steeds zorgelijk. Hoe is het gesteld met de roadmap
waaraan nu gewerkt wordt? Wordt er in EU-verband nog voldoende samengewerkt om verdere
uitbraak te voorkomen?
Voelt de Minister het gevoel van urgentie met betrekking tot de Afrikaanse varkenspest
bij andere landen? Zo ja, waar blijkt dit uit? Zo nee, welke mogelijkheden heeft de
Minister om deze urgentie ook in Europees verband te onderstrepen? De leden van de
VVD-fractie constateren dat het in Nederland vrij stil is rond het risico en de gevolgen
van de Afrikaanse varkenspest. Op welke manier vindt de communicatie hierover plaats?
Op welke manier worden alle varkenshouders, andere betrokkenen en burgers geïnformeerd
over de risico’s, ontwikkelingen en gevolgen?
De taskforce is begin juli jl. van start gegaan en werkt momenteel aan het realiseren
van een roadmap. Op diverse thema’s worden momenteel concrete acties uitgewerkt die zijn gericht
op het reduceren van de risico’s van introductie van Afrikaanse varkenspest (AVP)
in gehouden varkens en wilde zwijnen. Naar verwachting zal de definitieve roadmap in december 2019 gereed zijn.
Er wordt in de Europese Unie veel samengewerkt op dit terrein. De Europese Commissie
ondersteunt lidstaten waarin de Afrikaanse Varkenspest voorkomt met kennis en financiële
ondersteuning. Er vinden veel bijeenkomsten en trainingen plaats waarin kennis en
ervaring worden gedeeld en er worden missies en audits uitgevoerd. Nederland neemt
actief deel aan relevante bijeenkomsten over Afrikaanse varkenspest. Aan de recente
BTSF workshop (better training for safer food) over «ASF surveillance and wildlife management» gehouden op 23-25 september jl. in Luxemburg hebben medewerkers van de Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) deelgenomen.
De ziekte laat zich echter, zeker in de wilde zwijnenpopulaties, niet eenvoudig bestrijden.
Alle lidstaten en veel landen in de wereld maken zich ernstige zorgen over de ontwikkelingen.
De Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE), de Food and Agriculture Organisation (FAO) en de Europese Commissie mede namens de EU-lidstaten kennen de risico’s en
onderkennen de grootte en ernst van de epidemie. Er vinden diverse bijeenkomsten plaats
waarin dit op de agenda staat, zoals de internationale conferentie in Beijing dit
jaar, georganiseerd door het Chinese Ministry of Agriculture and Rural Affairs (MARA), in samenwerking met de OIE en de FAO, die de Nederlandse Chief Veterinary Officer heeft bijgewoond. Ook de ministeriële conferenties, zoals in december 2018 en september
jl., zijn voorbeelden van bijeenkomsten die de urgentie van de problematiek illustreren.
Op de website van de EC is te vinden wat de EC sinds 2014 heeft gedaan om de landen
te steunen bij de bestrijding ervan.1
Op regelmatige basis komt onder voorzitterschap van het Ministerie van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit (LNV) het preventieteam bijeen, dat in september vorig jaar is
opgericht. Hierover heb ik u destijds geïnformeerd. In dit team zitten diverse sectorpartijen
die elk hun rol nemen en verantwoordelijkheid invullen door hun achterban te informeren.
Bij deze bijeenkomsten wordt ook een stand van zaken gegeven van alle maatregelen
en ontwikkelingen inzake AVP. Tevens is er veel overleg vanuit het Ministerie van
LNV met de provincies om onder andere te spreken over de reductie van het aantal wilde
zwijnen buiten de leefgebieden. Er is dus veel contact en veel overleg en kennis en
ervaring worden veelvuldig gedeeld. De partijen worden ook betrokken bij de crisisoefening
AVP die gepland staat voor begin 2020.
Verslag informele Landbouwraad van 22–24 september 2019
De leden van de VVD-fractie lezen in het verslag van de informele Landbouwraad van
22 tot en met 24 september 2019 weinig tot geen reflectie van de Nederlandse inbreng.
Kan de Minister daarop reflecteren? Wat was de concrete inbreng van Nederland op de
volgende vragen tijdens de tafelronde:
− Biedt het herziene GLB een bruikbaar instrumentarium voor de klimaatuitdaging?
− Hebben lidstaten al specifieke maatregelen voor ogen die zij in hun Nationale Strategische
Plan (NSP) willen opnemen?
− Zijn er goede praktijken in de lidstaten die gedeeld kunnen worden?
Tijdens de Informele Landbouwraad heb ik kenbaar gemaakt dat het onderwerp koolstofvastlegging
een belangrijke prioriteit is voor Nederland. Koolstofvastlegging draagt namelijk
niet alleen bij aan klimaatmitigatie, maar ook aan klimaatadaptie (weerbaarheid),
biodiversiteit en kringlooplandbouw. In het kader van het Verdrag van Parijs is in
juni jl. het Nederlandse Klimaatakkoord gepresenteerd. Daarin is met betrokken private
en publieke partijen afgesproken om vanaf 2030 0,5 Mton CO2 per jaar vast te leggen in landbouwbodems, 1 Mton in veenweidegebieden en ten minste
0,4 Mton in bomen, bossen en natuur.
In het Klimaatakkoord zijn intenties en afspraken opgenomen in relatie tot het nieuwe
GLB. De uitwerking daarvan zal vorm en inhoud krijgen in het Nationaal Strategisch
Plan. Voor landbouwbodems is bijvoorbeeld in het Klimaatakkoord afgesproken dat het
nieuwe GLB zal worden benut om de inspanningen om tot duurzaam bodembeheer te komen
te bevorderen, zodat in 2030 alle Nederlandse landbouwbodems duurzaam beheerd worden.
Ik ben van mening dat de voorstellen voor het nieuwe GLB een passend kader bieden
om koolstofvastlegging te verbeteren in Nederland. Daarnaast ben ik het met het voorzitterschap
eens dat koolstofvastlegging met gebruikmaking van de GLB- instrumenten vraagt om
een regionale en integrale benadering. Voor een effectieve regionale en integrale
aanpak zie ik vooral kansen in het instrument van de eco-regelingen. Een deel van
de ambitie voor het verhogen van koolstofvastlegging zal vorm worden gegeven in eco-regelingen.
Als goede praktijk heb ik meegegeven dat er in Nederland inmiddels verschillende acties
rond koolstofvastlegging in de bodem zijn gestart. Deze acties vinden bijvoorbeeld
plaats in het kader van het Nationaal programma landbouwbodems en sluiten aan op de
door de Commissie gewenste inzet op meer koolstofvastlegging. Dat programma heeft
als streefdoel dat in 2030 alle Nederlandse landbouwbodems duurzaam worden beheerd
en dat dan jaarlijks 0,5 Mton koolstof wordt vastgelegd in landbouwbodems.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre het Visserijfonds 2021–2017 aansluit bij de in voorbereiding zijnde kottervisie. In hoeverre kan
het Visserijfonds nog ten behoeve van de kottervisie worden bijgestuurd?
Zie ook het antwoord op de vraag van de fractie van de VVD. Momenteel wordt het voorstel
voor de Verordening voor het nieuwe fonds voor de Visserij besproken in de Raad en
het Europees parlement. In een daaropvolgende fase wordt het in een triloog besproken
tussen deze twee instituties en de Europese Commissie. Ik houd hierbij de vinger aan
de pols en probeer vanzelfsprekend het fonds zo optimaal mogelijk toe te snijden op
de behoeftes die Nederland heeft.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om zich terughoudend op te stellen
bij de onderhandelingen over de International Commission for the Conservation of Atlantic
Tuna (ICCAT), aangezien Nederland hier geen belang bij heeft.
Zie ook het antwoord op de vraag van de fractie van de VVD. Nederland zet zich in
voor een duurzaam bestandsbeheer van vissoorten, in de Noordzee waar we directe visserijbelangen
hebben en in andere wateren. Dit standpunt zullen wij in ICCAT-vergadering op zal
gepaste wijze naar voren brengen. Mijn inzet is er op gericht dat de visserij op tonijn
duurzaam is en dat beheermaatregelen van ICCAT gebaseerd zijn op wetenschappelijke
adviezen. Dit geldt ook voor mijn inzet bij maatregelen die ICCAT neemt om de ongewenste
bijvangst van haaien, zeezoogdieren en zeeschildpadden terug te dringen.
De leden van de CDA-fractie vragen of er bij de onderhandelingen met Noorwegen rekening
wordt gehouden met het voorkomen van choke species. Zo ja, op welke wijze?
Nederland streeft naar een evenwichtige ruil van vangstmogelijkheden waarbij Nederland
belang hecht aan het voorkomen van choke-situaties. Zo zal Nederland zich dit jaar
inzetten voor zeeduivel als onderdeel van de ruil met Noorwegen, om eventuele choke-situaties
in de Noorse zone te voorkomen.
De leden van de CDA-fractie vragen ten aanzien van het vaststellen van de vangstmogelijkheden
Oostzee 2020 hoe de Minister de standpunten denkt te verenigen ten aanzien van het
volgen van het algemene principe van Maximum Sustainable Yield en het geven van een
plek aan sociaaleconomische overwegingen. Zou de Minister bereid zijn om een initiatief
van Duitsland en Denemarken te steunen dat hiervoor een uitweg biedt?
Er is mij vooralsnog geen initiatief bekend. Wel vind ik het belangrijk dat er naast
het bereiken van de Maximum Sustainable Yield (MSY) in 2020 ook rekening wordt gehouden met sociaaleconomische aspecten. Dit doet
de Europese Commissie ook in haar voorstellen: als puur het wetenschappelijk advies
en het MSY-principe zou worden gevolgd zou de visserij op kabeljauw in de Baltische
zee grotendeels gesloten moeten worden. Door een bijvangstquotum voor te stellen voor
kabeljauw blijft het in ieder geval nog mogelijk te vissen op andere soorten.
De leden van de CDA-fractie steunen de inzet van de Minister ten aanzien van de «Mededeling
Intensivering EU inzet bescherming & herstel bossen wereldwijd». Deze leden vragen
hoe de Minister eraan gaat bijdragen dat de Europese Commissie zich gesteund voelt
om alle effectieve maatregelen te overwegen, zowel regelgevende als niet-regelgevende,
om handelsketens vrij te maken van ontbossing, bosdegradatie en ecosysteemconversie,
en om een intensievere diplomatie te gaan voeren.
Ik zal tijdens de Raad voor beide zaken mijn steun uitspreken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie lezen dat er weer wordt gesproken over vangstmogelijkheden
in de Oostzee, total allowable catch (TAC) van visbestanden in de Noordzee en quota
voor kabeljauw en tonijn. Op welke manier worden de wetenschappelijke inzichten uit
het rapport van het Intergovernmental Science-Policy Platform on Biodiversity and
Ecosystem Services (IPBES) betreffende biodiversiteit meegenomen in de discussie tussen
lidstaten?
De wetenschappelijke basis in de discussies over zowel de vangstmogelijkheden in de
Oostzee als de EU-Noorwegen consultaties is het advies van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES). ICES adviseert concreet een Total Allowable Catch (TAC) per bestand en neemt hierin zoveel mogelijk factoren mee. Ook in het meerjarenplan
en het Gemeenschappelijk Visserijbeleid vormt het ICES-advies de basis voor het vaststellen
van de vangstmogelijkheden. Vanzelfsprekend kan andere wetenschappelijke informatie
bijdragen aan de discussie, maar de mogelijkheden om af te wijken van het ICES-advies
zijn in de praktijk beperkt.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd te lezen dat er in de Europese Commissie
veel aandacht is voor het beschermen en herstellen van bossen in de EU en wereldwijd,
maar hebben nog wel vragen over de verdere aanpak. Hoe past de Europese inzet bij
de inzet van het huidige kabinet en op welke manier past de bossenstrategie die op
dit moment ontwikkeld wordt hierbij?
De Europese inzet sluit goed aan bij de huidige inzet van het kabinet. Op 27 september
jl. heeft uw Kamer het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2826) met een eerste appreciatie van het kabinet van deze Mededeling ontvangen. De Bossenstrategie
voor Nederland is nog in ontwikkeling en zal rekening houden met de Mededeling Bescherming
en herstel van bossen.
Op welke manier worden de vijf prioritaire beleidssporen met 36 actiepunten ingepast
in het GLB dat op dit moment wordt herzien en in de National Strategische Plannen?
De Mededeling Intensivering EU-inzet bescherming en herstel bossen wereldwijd gaat
niet in op het GLB.
Wordt het «true pricing»-aspect meegenomen in het verkleinen van de ecologische voetafdruk
van EU-consumptie en bij het inzicht krijgen in de daadwerkelijke voetafdruk?
Het aspect van true pricing komt in de Mededeling Intensivering EU-inzet bescherming en herstel bossen wereldwijd
niet voor.
De leden van de D66-fractie lezen dat er volgens de Minister een duidelijke planning
moet komen voor de uitwerking van geïdentificeerde acties, zodat onduidelijkheden
over uitvoering van de voorgestelde maatregelen worden weggenomen. Wanneer kan zo’n
planning met de Kamer worden gedeeld wat betreft EU-maatregelen en wanneer voor Nederlandse
maatregelen?
Ik zal erop aandringen dat er een dergelijke planning wordt vastgesteld, maar het
is aan de Europese Commissie om dat wel of niet te doen. Als de Commissie met een
planning komt dan zal ik deze delen met uw Kamer. De Nederlandse maatregelen zullen
in het kader van de Bossenstrategie en de uitvoering ervan worden meegenomen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd hoe de mededeling over bossen wereldwijd
zich verder gaat ontwikkelen. Daarom hebben deze leden nog enkele vragen aan de Minister.
Ten eerste: kan de Minister beschrijven hoe deze mededeling zich tot nu toe heeft
ontwikkeld en kan ze daarbij ook het Europees krachtenveld schetsen?
De Europese Commissie heeft aan het begin van het Nederlands EU-voorzitterschap (eerste
helft 2016) aangekondigd een haalbaarheidsstudie te laten uitvoeren om te komen tot
een EU actieplan om ontbossing en bosdegradatie te stoppen. Deze studie is na veel
aandringen in de eerste helft 2018 gepubliceerd. Daarna hebben de ondertekenaars van
de Amsterdam Declarations, later het Amsterdam Declarations Partnership (ADP), er
steeds bij de Commissie op aangedrongen snel met een ambitieus EU Actieplan te komen.
Dat heeft uiteindelijk tot publicatie van de huidige Mededeling geleid. De EU-landen
die zich tot nu toe hebben uitgesproken hebben overwegend positief gereageerd. Ook
ngo’s en het bedrijfsleven zijn in het algemeen overwegend positief.
Is de Minister het met hen eens dat de huidige financiering tekortschiet ten opzichte
van de gestelde doelen?
De Europese Commissie heeft in de conclusie van de Mededeling geschreven dat aanzienlijke
financiële middelen beschikbaar gesteld zullen worden. Ik zal de Commissie vragen
dat nader te specificeren.
Daarnaast zijn zij benieuwd naar de uitkomsten van de behandeling van de EU-communicatie
in de Raad. Kan de Minister aangeven hoe de vervolgbehandeling binnen de EU gaat zijn?
Het Finse voorzitterschap wil tijdens deze Landbouw- en Visserijraad een eerste gedachtewisseling
hebben over de Mededeling en streeft ernaar om voor het eind van dit jaar tot raadsconclusies
te komen die naar verwachting in december in de Landbouw- en Visserijraad worden besproken.
Als laatste vragen deze leden via welke acties de Minister zich gaat inzetten voor
een breed draagvlak onder de diverse lidstaten voor EU-actie rond bossen in het algemeen,
en wetgeving in het bijzonder.
Het Amsterdam Declarations Partnership, waar Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Italië,
Nederland, Noorwegen, VK lid van zijn, en waarvan Nederland de eerste helft van dit
jaar het voorzitterschap bekleedde, is instrumenteel geweest om deze Mededeling uit
te brengen. Ik zal mij blijven inzetten om samen met de andere ADP-landen een breed
draagvlak binnen de EU te realiseren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie constateren dat er een hernieuwde visserijovereenkomst
wordt gesloten tussen de Europese Unie (EU) en Noorwegen. Terecht constateert de Minister
dat een goede relatie met Noorwegen ook van belang is voor Nederlandse visbestanden.
Is de Minister bereid om die goede relatie bij de onderhandelingen te benutten door
opnieuw in te zetten op beëindiging van de commerciële walvisvangst door Noorwegen?
De EU-Noorwegen onderhandelingen worden gevoerd door de Europese Commissie, in afstemming
met de lidstaten in het coördinatie-overleg. De onderhandelingen gaan over de gezamenlijk
door de EU en Noorwegen beheerde bestanden, waar walvis geen deel van uitmaakt. Dus
hoewel ik de beëindiging van de commerciële walvisjacht zou willen beëindigen, zal
ik dat in de EU-Noorwegen-onderhandelingen niet aan de orde kunnen stellen.
De leden van de SP-fractie zijn verheugd om te lezen dat de EU-inspanning te aanzien van wereldwijde ontbossing en natuurbeschadigingen wordt opgeschroefd.
Bindende maatregelen in de vorm van een integraal EU-breed actieplan met strikte wetgeving
en handhaving kunnen niet snel genoeg worden genomen. Deze leden roepen de Minister
dan ook op om in dezen in Europees verband het voortouw te nemen. Zij menen dat hierbij
tevens de rechten moeten worden verankerd van lokale gemeenschappen die als bewoners
het hardst worden getroffen door de ontbossing en natuurvernietiging. Deelt de Minister
deze mening? Zo ja, welke maatregelen heeft de Minister hierbij voor ogen en is zij
bereid om te pleiten voor opname hiervan in het actieplan? De Minister beschrijft
het belang van transparantie van handelsketens ten aanzien van ontbossing, bosdegradatie
en de verstoring van ecosystemen en dat valt te prijzen. Deelt de Minister in dat
kader onze mening dat internationaal opererende bedrijven verplicht zouden moeten
worden om aan te kunnen tonen dat er bij hun handelsactiviteiten geen producten en
grondstoffen worden gebruikt die in verband staan met ontbossing en beschadiging van
ecosystemen?
Het is van belang dat de Commissie op korte termijn in beeld brengt welke mogelijkheden
er zijn om handelsketens volledig ontbossings-, bosdegradatie- en ecosysteem conversievrij
te maken. Daarbij moedig ik de Europese Commissie aan alle effectieve maatregelen
te overwegen – zowel regelgevende als niet-regelgevende maatregelen. De Commissie
wordt gevraagd om te zorgen voor beleidscoherentie en aansluiting van de Mededeling
bij lopende initiatieven op het gebied van duurzame waardeketens. Van Nederlandse
bedrijven en financiële instellingen wordt momenteel al verwacht dat zij ondernemen
conform de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen.
Tot slot vragen de leden van de SP-fractie of de Minister bereid is om de fraude met
vermogens van motoren van visserijschepen aan te kaarten bij de andere lidstaten,
teneinde een gelijk speelveld te creëren voor de vissers en toe te werken naar een
milieuvriendelijkere visserij. Is bij de Minister bekend in hoeverre er door andere
lidstaten op dit probleem wordt gehandhaafd en kan zij het pleidooi voor het installeren
van tachografen onder de aandacht brengen bij de overige lidstaten?
Om er voor te zorgen dat voor de Nederlandse vissers dezelfde regels gelden als voor
buitenlandse vissers pleit Nederland in het kader van de nieuwe Europese controleverordening
bij de andere lidstaten voor de verplichte invoering van een tachograaf in de EU.
Recent is in opdracht van de Europese Commissie een studie uitgevoerd naar de controle
en handhaving van het motorvermogen in 14 lidstaten. Nederland en Duitsland kwamen
daarin, in vergelijking met andere lidstaten, relatief goed naar voren. Ik beschik
niet over meer gedetailleerde informatie over de handhaving op de toegestane vermogens
van motoren van vissersvaartuigen in andere lidstaten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Het huidige beleid voldoet niet, zoals de Europese Commissie terecht constateert.
Eerder werd door de EU besloten om ontbossing in 2030 te stoppen. Om dat doel te halen
doet de Europese Commissie nu enkele aanbevelingen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen graag van de Minister weten welke
concrete acties zij koppelt aan elk van de vijf prioriteiten die worden aangedragen
door de Europese Commissie en haar aanbevelingen aan de lidstaten.
De analyse van de Commissie dat de complexiteit van de problematiek vraagt om een
aanpak langs vijf verschillende beleidssporen verdient ondersteuning. De uitwerking
daarvan voor Nederland vindt plaats in het kader van de bossenstrategie die ik dit
voorjaar heb aangekondigd.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn niet verbaasd te lezen dat het
kabinet erkent dat de huidige beleidsmaatregelen niet voldoende waarborgen bieden
om ontbossing en biodegradatie tegen te gaan. Kan de Minister toelichten welke nieuwe
maatregelen Nederland zelfstandig wil gaan nemen tegen ontbossing? Is de Minister
bereid om de import van soja aan banden te leggen? Zo ja, op welke wijze?
Voor de hoofdlijnen van de huidige inspanningen verwijs ik u naar het BNC-fiche over
de Mededeling Bescherming en herstel van bossen. Op 27 september jl. heeft uw Kamer
het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2826) met een eerste appreciatie van het kabinet van deze Mededeling ontvangen.
Uit oogpunt van subsidiariteit is Nederland van oordeel dat verbetering van beleidscoherentie
en het creëren van een meer gelijk speelveld voor bedrijven goed is voor de kracht
van het optreden van de EU als blok op het wereldtoneel, en gunstig voor het Nederlands
bedrijfsleven en de financiële sector, die in veel gevallen vooroplopen in de EU en
daardoor in sommige opzichten kwetsbaar zijn voor concurrentie die duurzaamheid minder
in acht neemt. Gelet op het bovenstaande concludeert Nederland dat maatregelen op
EU-niveau een meerwaarde hebben ten opzichte van alleen maatregelen door de afzonderlijke
lidstaten.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat het zoeken naar alternatieve
eiwitbronnen bijdraagt aan het tegengaan van ontbossing. Kan de Minister bevestigen
dat het de transitie naar plantaardige eiwitbronnen is die bijdraagt aan het tegengaan
van ontbossing? Deze leden verwachten dat de eiwittransitie een cruciale rol in de
bossenstrategie van de Minister zal krijgen en vragen of deze verwachting correct
is. Het is nog onduidelijk of de Europese bossenstrategie met genoeg voortvarendheid
opgepakt zal gaan worden door de nieuwe Europese Commissie. Hoe voorkomt de Minister
dat Nederland onnodig wacht op maatregelen vanuit de EU?
De Nederlandse inzet richt zich op de verduurzaming van de wijze waarop soja wordt
geproduceerd, inclusief de milieuproblematiek, de verbetering van arbeidsomstandigheden
en naleving van mensenrechten. In dit beleid stimuleert Nederland de private sector
om duurzaam geproduceerde grondstoffen in te kopen en de marktvraag naar gecertificeerd
duurzame en ontbossingsvrije producten binnen de Europese Unie en daarbuiten te vergroten.
Vanwege de zorgen en risico’s bij de productie van soja wil de EU minder afhankelijk
worden van import en meer zelfvoorzienend worden in de productie van plantaardige
eiwitten. Deze oproep van de EU zal worden uitgewerkt in een nationale eiwitstrategie
toegesneden op de Nederlandse situatie.
De Minister is van plan de Europese Commissie te vragen effectieve maatregelen, zowel
regelgevend als niet-regelgevend, te overwegen. Kan de Minister aangeven aan welke
concrete maatregelen zij dan denkt, zowel regelgevend als niet-regelgevend? Kan zij
tevens aangeven of zij bereid is in Nederland het goede voorbeeld te geven door met
wetgeving op het gebied van ontbossing te komen?
Ik wil eerst de beoordeling van zowel regelgevende als niet-regelgevende maatregelen
aan de vraagzijde door de Europese Commissie afwachten. Verder ben ik van mening dat
uit oogpunt van subsidiariteit, maatregelen op EU-niveau een meerwaarde hebben ten
opzichte van alleen maatregelen door de afzonderlijke lidstaten.
Visserij
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de Minister gecommitteerd
is om tijdens de aanstaande bilaterale onderhandelingen met Noorwegen over een visserijovereenkomst
voor 2020 de totaal toegestane vangsten (TACs) te bepalen volgens de regels van de
Meerjarenbeheerplannen, de MSY-benadering, in overeenstemming met het GVB. Deze leden
constateren dat vorig jaar 9 van de 16 gedeelde visbestanden in de onderhandelingen
boven het wetenschappelijk advies zijn uitgekomen. Dat wil zeggen dat er met instemming
van de lidstaten méér vis werd weggevangen dan volgens wetenschappers duurzaam verantwoord
is. Kan de Minister toelichten hoe dit mogelijk is? Is de Minister hierdoor dan ook
bereid om géén gebruik te maken van de F upper ranges, dus de ranges boven MSY, uit
de verschillende meerjarenplannen, wat in lijn zou zijn met het GVB? Kan de Minister
toelichten welke extra inzet zij gaat leveren om overbevissing nog binnen de wettelijke
verplichting vóór 2020 te stoppen?
Nederland zet zich in voor visserijdruk volgens de in het GVB opgenomen uitgangspunten.
Het bereiken van visserij op MSY-niveau in 2020 is de afgelopen jaren de basis geweest
voor de Nederlandse inzet bij de EU-Noorwegen consultaties. Deze inzet blijft ongewijzigd.
Daarbij moet wel worden genoemd dat het ICES-advies naast het Fmsy-advies ook enkele
alternatieven adviezen bevat, waarbij de mate waarin die duurzaam zijn wordt toegelicht.
Het is dus mogelijk om een hogere TAC vast te stellen zonder dat er sprake is van
onverantwoorde overbevissing.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat het slecht gaat met de kabeljauw
in de Noordzee, onder andere door een te hoge visserijdruk, en dat wetenschappers
een vangstreductie van 70% adviseren. Kan de Minister aangeven of te hoge vangstquota
voor kabeljauw voor het Verenigd Koninkrijk en Denemarken zijn vastgesteld in het
verleden en of zij daarmee heeft ingestemd? Kan de Minister toelichten welke maatregelen
worden genomen om de te hoge visserijdruk in EU-verband tegen te gaan? Gezien de zorgwekkende
status van het kabeljauwbestand, vragen deze leden de Minister in te zetten op extra
aanvullende maatregelen om het kabeljauwbestand in de Noordzee te herstellen. In het
Verenigd Koninkrijk is aangetoond dat er 7.500 ton jonge kabeljauw illegaal overboord
is gezet. Ook Nederlandse vissers vangen kabeljauw als bijvangst. Kan de Minister
aangeven of zij in het kader van kabeljauwherstel, conform de wettelijke plicht de aanlandplicht te handhaven, de controle van
de aanlandplicht op zee gaat verbeteren?
Zoals aan uw Kamer gemeld betreft het advies van ICES voor kabeljauw in de Noordzee
een forse reductie. Vorig jaar, bij vaststelling van de vangstmogelijkheden voor 2019,
is de TAC voor kabeljauw vastgesteld in overeenstemming met wetenschappelijk advies.
Met de volledige implementatie van de aanlandplicht wordt zowel het maatse als ondermaatse
deel van de TAC uitgedeeld aan de lidstaten. Oogmerk hierbij is dat het ondermaatse
deel van de TAC wordt gebruikt voor de aanlanding van ondermaatse vis. In Nederland
wordt het ondermaatse deel van het quotum niet uitgedeeld aan de sector, dit deel
van het quotum is gereserveerd voor aanlandingen van ondermaatse vis, mede voor de
uitvoering van de aanlandplicht. Eventuele aanvullende maatregelen voor het herstel
van de kabeljauw zullen besproken worden in regionaal verband met de Noordzeelanden.
Nederland zal zich er voor inzetten dat deze maatregelen doeltreffend en effectief
worden vormgegeven.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de Minister, naar aanleiding
van het wetenschappelijke advies van de International Council for the Exploration
of the Sea (ICES), concludeert dat het scholbestand gezond is en dat de totale omvang
al enkele jaren groeit. Echter, deze leden constateren dat ICES ook waarschuwt voor
het feit dat volwassen schol naar het noorden verschuift. Hierdoor is er in het zuiden
van de Noordzee, waar de Nederlandse vloot actief is, met name jonge schol te vinden.
Het wegvangen van jonge schol maakt de populatie kwetsbaar. Is de Minister bereid
om, gezien deze onzekerheden, vanuit het voorzorgsbeginsel en om bijvangstsoorten
als kabeljauw te ontzien, dit jaar het scholquotum niet te maximaliseren?
ICES-adviezen laten al enkele jaren zien dat het scholbestand in de Noordzee gezond
is; het totale bestand is zelfs groter dan 1.000.000 ton. Daarnaast is de visserijdruk
lager dan wordt aangenomen in het ICES-advies, aangezien niet al het quotum wordt
opgevist. Ook is de bijvangst van kabeljauw in de scholvisserij zeer beperkt.
Mijn inzet is al vele jaren het bereiken van MSY in 2020. Deze inzet is ongewijzigd.
Daarom zal ik, conform het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, pleiten voor een TAC
voor schol op basis van het Fmsy-advies van ICES.
Tot slot zouden de leden van de Partij voor de Dieren-fractie graag willen weten wat
de aanbevelingen waren die de Europese Commissie met betrekking tot de Afrikaanse
varkenspest heeft gedaan op de ministeriële conferentie van september dit jaar. Deze
leden vragen de Minister deze aanbevelingen met de Kamer te delen.
De Europese Commissie heeft tijdens deze bijeenkomst twee aanbevelingen gedaan. De
Europese Commissie heeft ten eerste aanbevolen dat landen in Zuidoost Europa en in
het bijzonder de Balkan hun niveau van bewustzijn ten aanzien van AVP verhogen en
passende acties ondernemen om de situatie aan te pakken. De Europese Commissie heeft
ten tweede aanbevolen dat alle Europese landen, waar nodig, hun best moeten doen om
te zorgen voor:
a. transparantie, vertrouwen en het delen van informatie tussen landen;
b. versterkte coördinatie en samenwerking, inclusief grensoverschrijdende initiatieven,
met als doel de verspreiding van AVP te voorkomen en te beheersen;
c. ondersteuning (financieel, technisch en expertise) aan de veterinaire autoriteiten
in alle landen;
d. de ontwikkeling van bewustmakingscampagnes en risico communicatiestrategieën.
II. JAARLIJKSE MONITORING VERGROENING GLB
In 2017 is het eerste evaluatierapport over de vergroening in Nederland (over het
jaar 2016) verschenen. In het kader van de jaarlijkse monitoring van de vergroeningsmaatregelen
van het GLB is onlangs het derde evaluatierapport (over het jaar 2018) opgeleverd.
Hiermee geef ik invulling aan de motie van het lid Ouwehand, waarmee de regering is
verzocht de ambities met betrekking tot de biodiversiteitswinst van de vergroening
van het GLB jaarlijks te rapporteren aan uw Kamer (Kamerstuk 28 625, nr. 202). Het rapport staat op de website van Wageningen University and Research (WUR): https://doi.org/10.18174/501131.
Het rapport laat zien dat de vergroeningsmaatregelen in Nederland een grote reikwijdte
hebben. Zo is het aantal boeren dat ten minste één vergroeningsverplichting heeft
in 2018 (74%) gestegen ten opzichte van 2015 (67%). De landbouwgrond die bij deze
vergroeningsplichtige bedrijven hoort, is in 2018 (92%) eveneens gestegen ten opzichte
van 2015 (90%). In Europees perspectief scoort Nederland hiermee hoog.
De effecten van de vergroeningsmaatregelen zijn echter nog steeds beperkt omdat het
merendeel van de boeren in Nederland, evenals in voorgaande jaren, gekozen heeft voor
een productiegerelateerde invulling van de vergroening door het inzaaien van vanggewassen
en stikstofbindende gewassen. De beperkte bijdrage aan de biodiversiteit komt overeen
met de conclusie van de Europese Rekenkamer (2017) op basis van een evaluatie op EU-niveau.
Met het oog op de hervorming van het GLB zet ik daarom voor de nieuwe GLB-periode
in op een meer ambitieus vergroeningsprogramma voor de landbouw.
III. ONDERZOEK MET BETREKKING TOT BESCHERMING LANDSCHAPSELEMENTEN
Op 15 oktober 2018 (Kamerstuk 28 625, nr. 260) heb ik uw Kamer gemeld te bezien hoe in de Nederlandse situatie landschapselementen
in het nieuwe GLB beter beschermd kunnen worden. Begin maart van dit jaar heb ik een
onderzoeksbureau gecontracteerd om alle mogelijkheden hiervoor in beeld te brengen.
Omdat de materie technisch van aard is en daarmee erg complex, is gebleken dat het
onderzoeksbureau meer tijd nodig heeft om tot een afgeronde, volledige analyse te
komen. Ik vind het belangrijk dat er een goed doordachte analyse wordt opgeleverd.
Daarom heb ik het bureau meer tijd gegeven om de analyse af te ronden. Zodra het rapport
is opgeleverd, zal ik uw Kamer informeren.
In mijn brief van 15 oktober 2018 heb ik ook aangegeven, dat ik in het kader van het
Nationaal Strategisch Plan (NSP) in overleg met provincies en de sector uiteindelijk
zal bepalen wat de wenselijke vorm is om de bescherming van landschapselementen in
het nieuwe GLB vorm te geven. Zoals uw Kamer inmiddels bekend is, zal de totstandkoming
van een nieuw GLB langer op zich laten wachten vanwege de onderhandelingen in Brussel.
Zoals ik tijdens het AO Natuur van 12 september jl. met uw Kamer heb gewisseld, ga
ik vooruitlopend op het nieuwe GLB zo spoedig mogelijk een investeringsregeling voor
landschapselementen uitwerken om zo al tijdens het huidige GLB de aanleg van landschapselementen
te stimuleren.
IV. POSITIE VAN DE BOER
Om ervoor te zorgen dat de Nederlandse boeren een eerlijke prijs kunnen krijgen voor
de producten die zij voor export produceren, is markttransparantie, het aanpakken
van oneerlijke handelspraktijken, het toestaan van producentenorganisaties met onderhandelingsbevoegdheden
en het inzetten op equivalentie met Europese productiestandaarden bij handelsverdragen
van cruciaal belang.
Markttransparantie
In het EU-Beheerscomité voor de Gemeenschappelijke Marktordening is op woensdag 11 september
jl. gestemd over een uitvoeringsmaatregel die zorgt voor extra informatieverstrekking
door ketenpartijen om de markttransparantie voor landbouwproducten te vergroten. Hiermee
wordt de al bestaande informatieplicht (voor bijvoorbeeld zuivel, groente en fruit
en karkassen) uitgebreid naar meer producten (zoals gehakt) en schakels in de productieketens
(o.a. supermarkten). Dit moet zorgen voor een sterkere positie van primaire landbouwbedrijven
in de productieketens. Nederland heeft in een reactie aan de Europese Commissie laten
weten de doelstelling van meer markttransparantie te onderschrijven en tegelijkertijd
enkele concrete voorstellen gedaan om het voorstel beter uitvoerbaar te maken. Zo
denk ik dat de Europese Commissie er goed aan doet constant vinger aan de pols te
houden: het onderwerp markttransparantie leeft enorm in de voedselvoorzieningsketen,
maar tegelijkertijd zijn er bij veel ketenpartijen nog onduidelijkheden, vragen en
ook zorgen over wat het voorstel nu concreet inhoudt en waar het toe leidt. Voor draagvlak
en medewerking is het daarom noodzakelijk dat de Europese Commissie op deze onduidelijkheden
en zorgen blijft terugkomen, mochten ze blijven bestaan. Op 11 september jl. heeft
Nederland ingestemd met de uitvoeringshandeling (comitologieprocedures).
Oneerlijke handelspraktijken (OHP’s)
In december 2018 is er een politiek akkoord bereikt over de Europese richtlijn inzake
oneerlijke handelspraktijken (OHP’s). Met (i) het wettelijk verankeren van bepalingen
omtrent OHP’s en (ii) het aanwijzen van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) om
toezicht te houden op de naleving van deze regelgeving wordt invulling gegeven aan
de nationale implementatie van deze richtlijn. Het wetsvoorstel hieromtrent is afgelopen
zomer ter internetconsultatie aangeboden. Het uitgangspunt is dat er een aparte wet
oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen komt onder mijn verantwoordelijkheid.
In deze wet zullen een aantal specifieke oneerlijke handelspraktijken worden verboden
in de relatie tussen een leverancier en een – qua omzet – grotere afnemer. Een dergelijk
oneerlijke handelspraktijk is bijvoorbeeld een late betaling of het eenzijdig wijzigen
van een contract. In het wetsvoorstel zal de ACM als toezichthouder worden aangewezen
waarbij ingeval van overtreding zij een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom
kan opleggen. De richtlijn gaat uit van minimumharmonisatie, waarbij lidstaten de
mogelijkheid hebben om verder te gaan.
Het GLB, PO’s en BO’s
In het GLB zijn specifieke uitzonderingen gemaakt voor de land- en tuinbouwsector
op de generieke mededingingsregels uit het Verdrag betreffende de Werking van de Europese
Unie (VWEU). Deze mogelijkheden zijn verbreed in de Omnibusverordening, die van kracht
is sinds 1 januari 2018. Zo worden producentenorganisaties met onderhandelingsbevoegdheden
in alle landbouwsectoren toegestaan. Uit onderzoek komt echter naar voren dat niet
alle wettelijke mogelijkheden voldoende duidelijk en bekend zijn en dat daardoor deze
mogelijkheden niet optimaal worden gebruikt. Om het gebruik van de mogelijkheden van
samenwerking te stimuleren wordt de Mededingingswet aangepast waarbij een specifieke
verwijzing naar de Europese uitzonderingen voor de agrosector wordt opgenomen. Dit
wordt aangevuld met voorlichting om de mogelijkheden voor samenwerking actief onder
de aandacht te brengen. Afgelopen zomer heeft de internetconsultatie van deze wetgeving
plaatsgevonden. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is het verantwoordelijke
ministerie voor dit wetsvoorstel.
Inzet bij handelsakkoorden
In bilaterale handelsakkoorden kunnen afspraken verder gaan dan WTO-regels. Ze bieden
mogelijkheden om verdergaande afspraken te maken op het terrein van productiemethoden
rondom bijvoorbeeld dierenwelzijn en duurzaamheid. De Nederlandse inzet in Brussel
is derhalve om in onderhandelingen over handelsakkoorden met derde landen in te zetten
op equivalentie met Europese productiestandaarden. Voor dierenwelzijn is de Nederlandse
inzet dat verlagingen van invoertarieven of verruimingen van markttoegang via tariefcontingenten
voor ontwikkelde landen en opkomende economieën, voor eieren & ei-producten, varkensvlees
en pluimveevlees, voorwaardelijk worden gemaakt aan het voldoen aan de EU-normen voor
dierenwelzijn of gelijkwaardig (Kamerstuk 28 286, nr. 1063). Het voorwaardelijk maken aan equivalentie aan de EU-normen heeft – naast dierenwelzijn
– tot doel om voor producten uit deze sectoren gelijke voorwaarden te creëren op de
Europese interne markt.
V. INFORMATIEVOORZIENING LANDBOUW- EN VISSERIJRADEN EN AMBTELIJKE WERKGROEPEN
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft mij op 12 september
jl. verzocht om uw Kamer te informeren over de voorbereiding van de Landbouw- en Visserijraden
en in te gaan op de mogelijkheden en ruimte die ik heb om uw Kamer voorafgaand aan
een Raad van alle beschikbare informatie te voorzien. Daarnaast heeft de vaste commissie
voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mij verzocht om en de voorbereiding van
ambtelijke werkgroepen, zoals het SCoPAFF te beschrijven en daarbij in te gaan op
welke mogelijkheden er bestaan en welke ruimte ik heb om uw Kamer eerder te informeren.
De Landbouw- en Visserijraad
De agenda van de Landbouw- en Visserijraad wordt bepaald door het zittende voorzitterschap
van de Raad. Hoewel er vaak van te voren een indicatieve agenda door het voorzitterschap
gepubliceerd wordt, kan de agenda tot kort voor de Raad wijzigen. Om uw Kamer tijdig
over de agenda van de Raad en de Nederlandse inzet te kunnen informeren, wordt de
geannoteerde agenda opgesteld op basis van de indicatieve agenda van het voorzitterschap.
Het kan echter voorkomen dat bij het opstellen van de geannoteerde agenda bepaalde
discussiedocumenten met de richtinggevende vragen van het voorzitterschap nog niet
beschikbaar zijn. Ook kan het zo zijn dat er naderhand nog extra punten aan de agenda
van de Raad worden toegevoegd. In dergelijke gevallen informeer ik uw Kamer in het
verslag van de Landbouw- en Visserijraad over mijn inbreng op de Raad. Gezien mijn
afhankelijkheid van het werktempo van het voorzitterschap zie ik geen andere mogelijkheden
om uw Kamer eerder van de beschikbare informatie te voorzien.
SCoPAFF
Ik heb uw Kamer in februari 2019 geïnformeerd over het proces en de werkwijze bij
het SCoPAFF-overleg over regelgeving gewasbeschermingsmiddelen (Kamerstuk 27 858, nr. 442). Binnen de werkwijze van de Europese Commissie voor het versturen van de agenda
en de werkdocumenten van dit overleg, heb ik de Nederlandse voorbereiding al zodanig
aangepast dat ik uw Kamer vooraf kan informeren over de interdepartementaal afgestemde
voorgenomen Nederlandse standpunten op de voorstellen die voor stemming aan de lidstaten
worden voorgelegd. Ik zie geen mogelijkheden om dat proces nog meer te versnellen.
Ik wil uw Kamer verder wijzen op het openbare Comitologie-register dat de Europese
Commissie heeft ingericht om te informeren over de diverse comités, de wettelijke
grondslag en procedures van die comités, de agenda’s, verslagen en documenten.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, adjunct-griffier