Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Groothuizen en Voordewind over het bericht ‘Mediterranean will be 'sea of blood' without rescue boats, UN warns’
Vragen van de leden Groothuizen (D66) en Voordewind (ChristenUnie) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Mediterranean will be «sea of blood» without rescue boats, UN warns» (ingezonden 13 juni 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid), mede namens
de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
(ontvangen 1 oktober 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019,
nr. 3305.
Vraag 1
Kent u het bericht «Mediterranean will be «sea of blood» without rescue boats, UN
warns»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u van deze waarschuwing van de Verenigde Naties (VN)? In hoeverre heeft
u dit met uw collega’s besproken, bijvoorbeeld bij de meest recente JBZ-raad? Gaat
u op een bepaalde manier gevolg geven aan deze waarschuwing? Zo ja, op welke manier?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Zowel Nederland, als de overige Europese lidstaten, roepen op om de situatie op de
Middellandse Zee te verbeteren. Zoals uw Kamer is gemeld in het verslag van de informele
JBZ-Raad,2 vinden momenteel op EU-niveau bijeenkomsten plaats om de situatie op de Middellandse
Zee en in het bijzonder de ontscheping van drenkelingen in de EU te bespreken. Op
de uitkomsten daarvan zal ik niet vooruitlopen.
Vraag 3 en 8
Deelt u de mening van de VN dat de kans op verdrinkingen op de Middellandse Zee alleen
maar toeneemt sinds het oplaaiende geweld in Libië en de afnemende aanwezigheid van
NGO reddingschepen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u bevestigen dat het aantal migranten en vluchtelingen dat de overtocht probeert
te maken zonder de aanwezigheid van schepen van ngo's, hoger ligt dan mét de aanwezigheid
van schepen van ngo's? Deelt u de mening dat het argument dat reddingsboten van ngo's
een aantrekkingskracht zou hebben op migranten en vluchtelingen om de overtocht te
maken hierbij dus niet opgaat? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3 en 8
Dergelijke oorzakelijke verbanden zijn lastig aan te tonen. Het risico op verdrinkingen
wordt bepaald door diverse factoren, waaronder de weersomstandigheden en het seizoen,
de gekozen vaarroute, de door mensensmokkelaars geboden ondersteuning, waaronder met
name de zeewaardigheid en uitrusting van boten, alsmede de aanwezigheid van schepen
die reddingsoperaties uitvoeren. Daarbij komt dat mensensmokkelaars hun werkwijze
voortdurend wijzigen. Waar aanvankelijk sprake was van grotere schepen, worden migranten
nu veelal vervoerd in nauwelijks zeewaardige rubberboten. Soms ook met onvoldoende
brandstof om de dichtstbijzijnde EU-lidstaten te kunnen bereiken. Het effect van de
aanwezigheid en activiteiten van NGO-schepen is onderwerp van debat. Vast staat dat
activiteiten van deze schepen effect hebben op het handelen van mensensmokkelaars.
EASO heeft geconstateerd, dat smokkelaars op sociale netwerken hun diensten adverteren
en daarbij melden in welke gebieden NGO-schepen actief zijn. Ook anderszins zijn de
posities van deze schepen via de sociale media kenbaar.3 De kans bestaat dat zowel smokkelaars als opvarenden erop rekenen dat men onderweg
zal worden opgepikt.
Overigens tonen cijfers van IOM aan dat het absolute aantal verdrinkingen elk jaar
significant afneemt.4 Volgens cijfers van UNHCR valt na maart 2019 geen toename te constateren van het
percentage doden en vermissingen van het aantal irreguliere aankomsten over zee via
de Centraal Mediterrane route.5
Vraag 4 en 6
Hoe bereiden de Europese Unie (EU) en Nederland zich voor op komende zomer, gelet
op het gegeven dat in de zomer het aantal migranten en vluchtelingen dat de oversteek
waagt toeneemt?
Welke mogelijkheden in Europees verband ziet u om het aantal verdrinkingen op de Middellandse
zee terug te dringen, niet alleen op beleidsniveau maar juist ook als het gaat om
operationele interventies op korte termijn? Welke specifieke bijdrage kan Nederland
daaraan leveren? Welke acties onderneemt u daartoe al en welke acties kunt u nog ondernemen?
Antwoord vraag 4 en 6
Het aantal irreguliere aankomsten in de EU ligt op dit moment lager dan in dezelfde
periode in 2018. Het kabinet is positief over het feit dat maatregelen hebben geleid
tot een daling van het aantal levensgevaarlijke overtochten. Hoewel de huidige situatie
ten opzichte van 2015 wellicht beter onder controle lijkt, is er nog veel werk te
verzetten. Daar dringt het kabinet in EU-verband ook doorlopend op aan.
Van belang is dat er op EU-niveau een structurele oplossing komt voor het ontschepingsvraagstuk,
dat de samenwerking met (Noord-) Afrikaanse partners verder wordt versterkt, dat de
asielprocedure inclusief de opvang in lidstaten van eerste aankomst wordt versterkt,
en dat terugkeer wordt bevorderd. Daarnaast wordt gewerkt aan het wegnemen van de
grondoorzaken die leiden tot het besluit van mensen om hun land te verlaten. Dit zijn
lange termijn investeringen. Zowel het kabinet als de EU hebben hier middelen en experts
voor beschikbaar gesteld, waarover met regelmaat met uw Kamer wordt gewisseld. Met
uw Kamer zou het kabinet echter graag zien dat in sommige lidstaten sneller stappen
worden gezet om structurele verbeteringen door te voeren.
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 3 en 8, neemt met de vermindering van het aantal
pogingen tot oversteek ook het absolute aantal verdrinkingen af. De nauwe samenwerking
met landen van herkomst en transit draagt hier aan bij. Deze lange-termijn investeringen
moeten wat het kabinet betreft worden voortgezet. Door onder andere assistentie te
verlenen bij grens- en kustbewaking, te zorgen voor betere, werkende opvang en beschermingsprocedures
in deze landen en mensensmokkel- en handel aan te pakken.
Vraag 5
Welke trends neemt u waar als het gaat om het aantal verdrinkingen op de Middellandse
Zee, sinds het inkrimpen van Operatie Sophia afgelopen maart en de afwezigheid van
een groot deel van reddingsschepen van niet-gouvernementele organisaties (ngo's)?
Welke conclusies verbindt u aan deze trends?
Antwoord 5
Kortheidshalve verwijs ik naar de voorgaande beantwoording van vragen 3 en 8. Ten
aanzien van Operatie Sophia wijst het kabinet er op dat het aantal door Sophia-schepen
geredde drenkelingen de laatste maanden voordat de inzet van schepen op 27 maart 2019
werd opgeschort, zeer beperkt was. Tussen juni en december 2018 vond één reddingsactie
plaats waarbij 106 mensen werden gered. Sindsdien hebben Sophia-schepen geen enkele
keer reddend op hoeven treden.6Nogmaals wijst het kabinet op het mandaat van Operatie Sophia waar de redding van
drenkelingen geen deel van uitmaakt. Het is een verplichting die voortvloeit uit het
internationaal zeerecht.
Vraag 7
Welke mogelijkheden ziet u om samen te werken met externe partijen om het aantal verdrinkingen
op de Middellandse Zee tegen te gaan?
Antwoord 7
Het kabinet ziet geen reden om een aparte samenwerking met andere externe partijen
op te zetten dan UNHCR, IOM en de autoriteiten van andere landen. In EU-verband wordt
intensief samengewerkt met IOM en UNHCR, zowel in EU lidstaten als daarbuiten. Bovendien
geldt de plicht om mensen in nood op zee te redden voor iedereen op grond van het
internationaal zeerecht en bestaan er duidelijke richtlijnen van de Internationale
Maritieme Organisatie en UNCHR in de omgang met drenkelingen die aangeven internationale
bescherming te zoeken. Het is zaak dat voor deze groepen veilige havens worden gevonden
waar zij zich kunnen wenden tot nationale autoriteiten of UNHCR. Daar is niet alleen
sprake van in de EU, maar ook al in andere landen, bijvoorbeeld in Noord Afrika.
Vraag 9
Kent u het bericht «Asylum seekers in EU on the rise again»?7
Antwoord 9
Ja.
Vraag 10
Kunt u bevestigen dat het aantal mensen dat in de EU asiel heeft aangevraagd sinds
januari dit jaar is toegenomen met 15% ten opzichte van vorig jaar? Welke verklaring
heeft u hiervoor?
Antwoord 10
Het totaal aantal asielaanvragen dat in 2019 is gedaan, lag tot en met mei 14% hoger
ten opzichte van dezelfde periode in 2018.8 EASO noemt hier meerdere verklaringen voor. De stijging wordt volgens EASO onder
andere verklaard door het aantal herhaalde aanvragen, maar met name door de opvallende
stijging van het aantal eerste asielaanvragen van onderdanen uit visumvrije landen.
Zo zijn in Spanje circa 75% van de ruim 56.800 asielaanvragen in 2019 gedaan door
onderdanen uit Venezuela, Colombia, Honduras, Nicaragua en El Salvador.
Vraag 11
Kunt u bevestigen dat het aantal asielaanvragen uit Afghanistan is toegenomen met
36%? Welke verklaring heeft u hiervoor?
Antwoord 11
De cijfers van Eurostat tonen inderdaad een toename van het aantal eerste asielaanvragen
dat door Afghanen wordt ingediend. Daarvoor zijn verschillende verklaringen, waaronder
de stijging van het aantal aankomsten van Afghaanse onderdanen op de Griekse eilanden.
Deels heeft dit te maken met de omstandigheden in Afghanistan zelf. Uit verschillende
analyses blijkt echter ook dat er sprake is van een grote groep die eerst langere
tijd in andere opvanglanden, zoals Iran, Pakistan en Turkije, verbleef en er recent
voor heeft gekozen om door te reizen.
Vraag 12
Kunt u bevestigen dat het aantal asielaanvragen uit Syrië is afgenomen met 8%? Welke
verklaring heeft u hiervoor?
Antwoord 12
Uit cijfers van EASO blijkt dat er sprake is van een afname van het aantal eerste
asielaanvragen dat door Syriërs wordt ingediend. De afname wordt mede verklaard door
de daling van het aantal aankomsten van Syriërs in met name Griekenland.
Vraag 13
Wat voor effecten heeft deze totale toename van het aantal asielaanvragen volgens
u voor de stabiliteit van het Europese asielbeleid? Welke gevolgen verwacht u op korte
en middellange termijn? Welke maatregelen worden er genomen om deze toename op te
vangen?
Antwoord 13
Hoewel het aantal asielaanvragen is toegenomen in vergelijking met het aantal ingediende
asielaanvragen tot 2018, is het nog altijd vele malen lager dan in 2015. De toename
van het aantal asielaanvragen loopt niet gelijk met de ontwikkelingen in irreguliere
aankomsten aan de buitengrenzen. Dit is mede het gevolg van secundaire migratie, maar
ook doordat steeds meer onderdanen uit visumvrije landen in met name Spanje asielaanvragen
indienen. Dit zet de asielprocedure in verschillende lidstaten onder druk. Het kabinet
pleit daarom in EU-verband voor het invoeren van een verplichte grensprocedure waarin
snel onderscheid wordt gemaakt tussen zij die recht hebben op bescherming en zij die
dat niet hebben. In de tussentijd is het van belang dat lidstaten hun procedures verder
versnellen en de terugkeersamenwerking met landen van herkomst wordt verbeterd om
te zorgen dat zij die geen recht op asiel hebben zo snel mogelijk terugkeren. Steun
van agentschappen EASO en Frontex is hier van groot belang. Het kabinet waardeert
dan ook de intensievere samenwerking tussen EASO en Spanje, naast uiteraard de bestaande
inzet van EASO en Frontex in Griekenland en Italië.
Vraag 14
In hoeverre zijn deze recente cijfers meegenomen in de discussie tijdens de JBZ-raad
van 7 en 8 juni 2019 over de nieuwe terugkeerrichtlijn.
Antwoord 14
Tijdens de discussie die leidde tot een gedeeltelijke algemene oriëntatie inzake de
Terugkeerrichtlijn is niet specifiek gesproken over cijfers. In het algemeen benadrukten
verschillende lidstaten het belang van efficiënte procedures om versneld terugkeer
in gang te zetten. Daarbij noemden zij verschillende aandachtpunten zoals de detentietermijnen
en het schorsende effect van herhaalde asielaanvragen en beroep.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.