Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Gerven over het bericht ‘ Verzekeraars mogen ouders wél informeren over tandartsbezoek kind‘
Vragen van het lid Van Gerven (SP) aan de Minister voor Medische Zorg over het bericht «Verzekeraars mogen ouders wél informeren over tandartsbezoek kind» (ingezonden 12 september 2019).
Antwoord van Minister Bruins (Medische Zorg) (ontvangen 30 september 2019).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht «Verzekeraars mogen ouders wél informeren over tandartsbezoek
kind»?1
Antwoord 1
Ik ben blij dat de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) op zo’n korte termijn duidelijkheid
heeft gegeven op de vraag of zorgverzekeraars gericht ouders van kinderen mogen aanschrijven
als deze niet naar de tandarts gaan.
Vraag 2 en 3
Welke bezwaren ziet u precies op het gebied van de privacy betreffende het sturen
van brieven door zorgverzekeraars aan ouders met kinderen die zelden naar de tandarts
gaan?2
3
Hoe verklaart u het verschil tussen de bezwaren omtrent privacy die u ziet en het
feit dat de Autoriteit Persoonsgegevens geen bezwaren ziet op dit gebied? Hoe kan
het dat de privacyregels hier te streng zijn geïnterpreteerd?4
Antwoord 2 en 3
Toen ik mijn twijfels uitte met betrekking tot privacy heb ik daarbij aangegeven dat
het aan de AP is om over bepaalde situaties een oordeel te vellen. Ik ben blij dat
de AP zo snel duidelijkheid heeft verschaft en dat het voor de zorgverzekeraars mogelijk
is om binnen hun contract met de verzekerde op dergelijke wijze helderheid te verschaffen.
Zorgverzekeraars hebben veel privacygevoelige informatie over hun verzekerden. Het
is van belang dat hier zeer zorgvuldig mee wordt omgegaan. In meerdere wetten zijn
hieromtrent regels vastgelegd, dit betreft onder meer de AVG en de WMG. Ik kon mij
daarom goed voorstellen dat er voorzichtigheid geboden is als verzekeraars op basis
van declaratiegegevens overzichten gaan maken van wie bepaalde vormen van zorg wel
of niet heeft afgenomen.
Op basis van de berichtgeving van de AP begrijp ik dat de overweging is, dat het in
dit geval past binnen de uitvoering van het contract van de zorgverzekeraar met de
verzekerde. Daarmee past het binnen de doelbinding van de verzamelde gegevens. Dat
was mij eerder niet duidelijk.
Vraag 4
Hoe verhoudt uw eerste reactie «Als je verzekeraar gaat kijken welke zorg je hebt
gehad, en je gaat bellen als je iets niet hebt geconsumeerd, daar ben ik niet zo erg
voor» zich tot het principe dat kinderen preventieve zorg verdienen? Had u bij deze
reactie vooral het belang van het kind in het oog of oordeelde u vooral vanuit een
financieel oogpunt?
Antwoord 4
Mijn tekst over «geen voorstander zijn» sloeg op de vraag of het vanuit privacy overwegingen
mogelijk was dat verzekeraars patiënten op hun zorgconsumptie wijzen. Van enig financieel
oogpunt is geen sprake: door kinderen tijdig naar de mondhygiënist of tandarts te
laten gaan worden hogere behandelkosten juist voorkomen en gezondheidswinst behaald.
Vraag 5 en 6
Hoe gaat u stimuleren dat de 600.000 kinderen die niet naar de tandarts gaan dit wel
gaan doen? Gaat u de verzekeraars erop aanspreken dat ze het voorbeeld van verzekeraar
DSW volgen en actief de ouders van kinderen die niet naar de tandarts gaan benaderen?
Gaat u ook de zorgverzekeraars aanspreken om initiatieven als de haal- en brengservice
van jeugdtandzorginstellingen zoals JTV Mondzorg voor kids te stimuleren aangezien
cijfers laten zien dat deze aanpak leidt tot een hoge deelname van bijna 90% aan preventieve
controles door tandarts en mondhygiënist?5
6
Antwoord 5 en 6
Het is belangrijk dat er aandacht is voor mondzorg van kinderen, zodat zij leren hoe
ze voor hun gebit kunnen zorgen. De mondzorg voor kinderen is daarom ook onderdeel
van het basispakket en het is belangrijk dat ouders weten dat zij voor basismondzorg
niet hoeven te betalen.
Ook zorgverzekeraars zien het belang van mondzorg voor kinderen en ontplooien hiervoor
verschillende initiatieven. Zij zijn daarnaast constructief in gesprek met patiënten-
en beroepsorganisaties en de NZa over een gezamenlijke aanpak van uitdagingen waar
de mondzorg voor staat, bijvoorbeeld op het gebied van maatwerk voor de jeugd. Zoals
ik heb toegezegd bij het Algemeen Overleg over eigen bijdragen in de zorg van 12 september
jl. ga ik in gesprek met verzekeraars over de activiteiten die zij ondernemen om te
stimuleren dat alle kinderen naar de tandarts en/of mondhygiënist gaan. Ik zal u informeren
over de uitkomst van het gesprek met verzekeraars.
Daarnaast nemen zorgverzekeraars deel aan de Ronde Tafel Mondzorg Jeugd die het Zorginstituut
organiseert voor veldpartijen (waaronder ook patiëntvertegenwoordigers) en experts.
Hierin onderzoeken partijen welke maatregelen genomen kunnen worden om de mondgezondheid
van kinderen te verbeteren. Ik volg deze gesprekken en zal uw Kamer voor het einde
van het jaar informeren over de voortgang van deze ronde tafel.
Naast zorgverzekeraars kunnen ook consultatiebureaus een belangrijke rol spelen in
het stimuleren van tandartsbezoek door jonge kinderen. Zo is er bijvoorbeeld het project
«GiGaGaaf» waarbij deelnemende consultatiebureaus alle ouders met kinderen van zes
maanden al doorverwijzen naar mondzorgprofessionals.
Er zijn dus verschillende manieren om tandartsbezoek onder (jonge) kinderen te stimuleren
en ik ben blij dat partijen dit met elkaar inventariseren. Ik ben dan ook niet van
plan één specifieke maatregel te stimuleren voordat helder is welke mogelijkheden
er zijn en welke maatregelen het meest kansrijk worden geacht.
Vraag 7
Is het niet wenselijk om een van de belangrijke redenen, namelijk dat de tandzorg
voor volwassene niet meer in het basispakket zit, weg te nemen en tandzorg voor volwassenen
weer in het pakket op te nemen?7
Antwoord 7
Nee, dit is onwenselijk. Allereerst is dit een zeer aspecifieke maatregel voor het
probleem dat een (klein) deel van de kinderen niet regelmatig naar tandarts of mondhygiënist
gaat. Hiervoor zijn verschillende, specifiekere en effectievere maatregelen mogelijk
waarover partijen nu in overleg zijn (zie antwoord op vraag 5 en. Daarnaast overweeg
ik niet om de mondzorg voor verzekerden van 18 jaar of ouder in het Zvw-pakket op
te nemen, omdat we die rekening dan gezamenlijk moeten betalen. Dit is besproken bij
de behandeling van de begroting van VWS op 18 oktober 2018 en op 10 april 2019 tijdens
het Algemeen Overleg Zorgverzekeringswet. Indien voor verzekerden van 18 jaar of ouder
vergelijkbare mondzorg in het Zvw-pakket zou worden opgenomen als voor verzekerden
jonger dan 18 jaar, dan zouden de Zvw-uitgaven met bijna € 2 miljard toenemen. Dit
komt neer op ongeveer € 150 euro per verzekerde per jaar.
Vraag 8
Is het niet schrijnend dat er een verband bestaat tussen het inkomen van mensen en
het bezoeken van de tandarts en mensen met de allerlaagste inkomens tot driemaal vaker
niet naar de tandarts gaan dan de hogere inkomens? Pleiten deze cijfers er niet voor
om tandzorg voor volwassenen weer in het basispakket op te nemen, zeker ook met als
doel de sociaaleconomische gezondheidsverschillen te verkleinen? Zo neen, waarom niet?8
9
Antwoord 8
Er is een verband tussen inkomen en het bezoeken van de tandarts. Van de laagste inkomensklassen
gaat 70% naar de tandarts, waar dit oploopt tot 90% voor de hoogste inkomensklasse.
Dit verschil wordt echter slechts ten dele verklaard door de eventuele kosten van
de mondzorg: in het door u aangehaalde onderzoek staat dat bij 80% van de tandzorgmijders
de reden om tandzorg te mijden niet te maken had met de kosten. Daarbij werd bij de
keuzemogelijkheden als reden opgegeven: klachten niet dringend (9%), ging vanzelf
over (8%), zelf oplossen (7%), geen zin in afspraak (6%), anders (~50%). In 20% van
de gevallen ging het wel om de kosten (11%) of de vervolgkosten (9%). Uit deze antwoorden
blijkt dat het belangrijk is om mensen goed voor te lichten dat het belangrijk is
om naar de tandarts te gaan, aangezien gebitsklachten vaak toenemen als deze niet
behandeld worden.
Het is daarom belangrijk om in te zetten op bewustwording en op het bezoek aan mondzorgprofessionals
vanaf een jonge leeftijd aan te moedigen. Dit kan problemen op latere leeftijd voorkomen.
Daarnaast wijs ik erop dat nagenoeg alle gemeenten collectieve zorgverzekeringen aanbieden
voor inwoners met een laag inkomen, meestal in combinatie met de mogelijkheid van
een aanvullende verzekering. Zo’n aanvullende verzekering biedt veelal dekking voor
reguliere tandheelkundige zorg. De gemeenten dragen in een aanzienlijk aantal gevallen
bij aan deze collectieve verzekeringen zodat de premie daarvan voor de doelgroep betaalbaar
blijft.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.