Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Groothuizen over onevenredige consequenties van het strafblad
Vragen van het lid Groothuizen (D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over onevenredige consequenties van het strafblad (ingezonden 6 juni 2019).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
voor Rechtsbescherming (ontvangen 10 september 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2018–2019, nr. 3211.
Vraag 1
Kent u het bericht ««Pedoseksueel delict» – dat staat er op het strafblad van een
arts»?1
Antwoord 1
Ja, ik ken dat bericht.
Vraag 2
Hoe kijkt u aan tegen casussen, zoals die in het artikel worden beschreven? Kunt u
daarbij ingaan op gevallen waarin de consequenties die het justitieel systeem kennelijk
met zich mee kan brengen, onevenredig zijn ten opzichte van het daaraan ten grondslag
liggende feit?2
Antwoord 2
Ik kan mij goed voorstellen dat het voor een betrokkene helder moet zijn welke procedure
er bestaat om een strafblad te laten aanpassen. In onderstaande beantwoording en bij
vraag 7 ga ik hierop nader in.
Vooropgesteld zij dat voor een goede strafrechtspleging het noodzakelijk is dat justitiële
gegevens in iemands Justitiële Documentatie (het zogenaamde strafblad) juist en nauwkeurig
verwerkt zijn.
Ingevolge artikel 26 van de Wet Justitiële en strafvorderlijke gegevens kan een betrokkene
tegen de verwerking van justitiële gegevens verzet aantekenen wegens bijzondere persoonlijke
omstandigheden. Indien het verzet gerechtvaardigd is, wordt de verwerking beëindigd.
Dit wordt per geval bekeken waarbij de feiten en omstandigheden van het individuele
geval in samenhang worden gewogen ten opzichte van het algemeen belang van het bewaren
van justitiële gegevens.
Aan het belang van het verwerken van justitiële gegevens ten behoeve van een goede
strafrechtspleging komt dusdanig gewicht toe dat slechts in zeer uitzonderlijke gevallen
de verwerking van die gegevens moet worden beëindigd. De justitiële gegevens moeten
immers een officier van justitie of een rechter een goed en zo compleet mogelijk beeld
geven van iemands strafrechtelijk verleden. Om het verzet te kunnen honoreren moet
het gaan om zeer bijzondere gevallen, waarbij de aard van de zaak zwaarder weegt dan
het beginsel dat de justitiële documentatie ten behoeve van een goede strafrechtspleging
een volledige registratie bevat.
Vraag 3
Herkent u het sturend optreden tijdens verhoren van de politie, zoals in het artikel
verwoord? Zo ja, hoe vaak komt het voor?
Antwoord 3
In een verhoorsituatie zal gezien de aard van de situatie een verdachte meestentijds
enige druk percipiëren. De verhoormethodes mogen er echter niet toe leiden dat een
verdachte anders verklaart dan de werkelijkheid en/of iets bekent wat hij niet heeft
gedaan.
De politie heeft veel aandacht voor het continu verbeteren van verhoren middels nieuwe
inzichten en ontwikkelingen. De politie neemt ook aanvullende maatregelen bij het
verhoren van minderjarige verdachten. Sinds 2012 bestaat de opleiding «Verhoren van
kwetsbare verdachten». Hier worden gespecialiseerde verhoorders opgeleid voor het
verhoren van kwetsbare verdachten, hieronder vallen onder andere minderjarigen. Daarnaast
hebben zich juridische veranderingen voorgedaan ter aanscherping van de rechten van
minderjarige verdachten. Zo heeft een minderjarige verdachte rechtsbijstand van een
advocaat voorafgaand en tijdens een verhoor. Eén van de bevoegdheden van de advocaat
tijdens het verhoor is om erop te wijzen wanneer ongeoorloofde druk op de verdachte
wordt uitgeoefend. Ouders mogen (behoudens bepaalde uitzonderingen) ook aanwezig zijn
bij het verhoor. Tot slot worden verhoren vaker dan voorheen auditief en/of audiovisueel
geregistreerd, hetgeen de kwaliteit van het verhoor verder kan ondersteunen.
Vraag 4
Benoemt het openbaar ministerie (OM) bij het transactievoorstel welke juridische consequenties
daaraan zitten? Zo nee, bent u voornemens dat te gaan veranderen?
Antwoord 4
Met de invoering van de strafbeschikking is in een geval als het onderhavige, waarin
een taakstraf van meer dan 32 uur aan een jeugdige wordt aangeboden, rechtsbijstand
verplicht (zie daartoe artikel 291 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering). Deze
verplichting draagt bij aan het beter inzicht hebben in de juridische consequenties
van de (afdoeningen van de) strafzaak voor de jeugdige en diens ouders.
Als gevolg van de invoering van de Wet OM-afdoening en de invoering van de strafbeschikking
komen transactievoorstellen slechts sporadisch voor.
Vraag 5
Wat vindt u van de situatie, zoals in het artikel beschreven, waarin het OM op de
vraag van de vader van de verdachte of dit gevolgen zou hebben voor zijn studie geneeskunde
antwoordt «nee, dit heeft geen consequenties. Over een paar jaar verjaart dit en dan
is het klaar»?
Antwoord 5
Over individuele zaken doe ik geen uitspraak.
Vraag 6
Klopt het dat de kennis over de gevolgen van een Verklaring Omtrent het Gedrag niet
aanwezig is bij officieren van justitie? Hoe is het met die kennis bij de administratief
juridisch medewerkers van het OM die door de officieren van justitie zijn gemandateerd
om een transactie aan te bieden?
Antwoord 6
Het is mij niet gebleken dat de kennis bij de officieren van justitie en bij andere
verantwoordelijke medewerkers bij het OM in het algemeen of op dit specifieke vlak
onder de maat zou zijn.
De afgelopen jaren heeft screeningsautoriteit Justis een aantal informatiebijeenkomsten
over de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) georganiseerd speciaal voor officieren
van justitie en andere verantwoordelijke medewerkers van het OM. Tijdens deze bijeenkomsten
is onder meer uitleg gegeven over wat de VOG is, welke strafbare feiten bij de beoordeling
van een VOG-aanvraag worden betrokken en op welke wijze Justis een afweging maakt.
Vraag 7
Wat is de procedure indien achteraf blijkt dat de schuldvaststelling van een strafbaar
feit, waarvoor een schikking met de verdachte is getroffen, niet deugt? Welke mogelijkheden
heeft het OM een strafblad aan te passen en wanneer wordt daartoe door het OM besloten?
Antwoord 7
Het Openbaar Ministerie beschikt niet over mogelijkheden tot aanpassing van het strafblad.
Zoals verwoord in het antwoord op vraag 2 kan de betrokkene ingevolge artikel 26 van
de Wet Justitiële en strafvorderlijke gegevens (WJsg) tegen de verwerking van justitiële
gegevens verzet aantekenen wegens bijzondere persoonlijke omstandigheden. Dit verzet
dient te worden gericht aan de Minister voor Rechtsbescherming. De beoordeling vindt
vervolgens plaats door Justid. Bij die beoordeling wordt ook het Openbaar Ministerie
om advies gevraagd. De beslissing wordt middels een beschikking aan de betrokkene
kenbaar gemaakt. Tegen deze beschikking staat een bestuursrechtelijke rechtsgang open
(bezwaar en beroep).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.