Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Milieuraad van 26 juni 2019 (Kamerstuk 21501-08-774)
2019D26157 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat over de geannoteerde agenda van de Milieuraad van 26 juni 2019 (Kamerstuk
21 501-08, nr. 774), het verslag van de Milieuraad van 5 maart 2019 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 767), het verslag van de informele bijeenkomst van milieuministers op 20-21 mei jl. te
Boekarest (Kamerstuk 21 501-08, nr. 776), haar brief met informatie over REACH-registratiedossiers (Kamerstuk 28 089, nr. 121) en haar brief inzake het rapport over technische maïsolie ten behoeve van beoordeling
door de Europese Commissie (Kamerstuk 21 501-08, nr. 769).
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Koerselman
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Blz.
Inleiding
1
Algemeen
1
Verordening Waterhergebruik
1
REACH
2
Evaluatie uitvoering EU-milieubeleid (EIR)
6
Technische maïsolie
6
Overig
7
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken ten behoeve van het
schriftelijk overleg Milieuraad d.d. 26 juni 2019. Zij hebben over de geagendeerde
stukken nog enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven
inzake de Milieuraad d.d. 26 juni 2019. Zij hebben nog enkele vragen over technische
maïsolie.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de aanstaande Milieuraad op 26 juni en de brieven over de REACH-registratiedossiers
en technische maïsolie. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben hier
enkele vragen en opmerkingen bij. Deze leden stellen vast dat er op een aantal dossiers
voortgang is geboekt, maar dat andere nog achterblijven. Zij hopen dat met een nieuw
Europees Parlement en straks een nieuwe Europese Commissie het tempo wordt opgevoerd.
Daar is alle aanleiding voor.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling de stukken rond de Milieuraad
van 26 juni 2019 gelezen. Zij hebben daarbij nog een aantal vragen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de agenda voor
dit schriftelijk overleg.
Algemeen
De leden van de SP-fractie zijn blij dat een aantal belangrijke thema’s, zoals waterhergebruik
en de Raadsconclusies chemicaliën op de agenda van de Milieuraad staan. Deze leden
maken zich echter zorgen over de verdeeldheid die bij de lidstaten bestaat rond de
vraag hoe om te gaan met zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) en de gevolgen die dit mogelijk
zou kunnen hebben voor de besluitvorming op dit punt.
Verordening Waterhergebruik
De leden van de VVD-fractie delen de ambitie om te komen tot vermindering van waterschaarste
in Europa. Een werkbare verordening zou zonder grote administratieve lasten moeten
zijn voor de lidstaten. Deze leden vragen hoe de inzet van de Staatssecretaris op
dit dossier bepaald wordt, zodat we niet in een verordening terechtkomen die op detailniveau
eisen aan Nederland zal stellen.
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie hoe het nu staat met de reikwijdte van
deze verordening en hoe er wordt omgegaan met de wens van de zuidelijke lidstaten
om deze verder uit te breiden naar andere toepassingen. De VVD-afvaardiging in het
Europees Parlement heeft ervoor gepleit om ruimte te houden voor innovatieve pilotprojecten.
Dit is met name van belang voor de lidstaten die nog geen gebruikmaken van hergebruikt
afvalwater. De leden van de VVD-fractie vernemen graag van de Staatssecretaris wat
de mogelijkheden hiervoor zijn.
REACH
De leden van de VVD-fractie nemen waar dat de Staatssecretaris in de Raadsconclusies
over chemicaliën een concrete aanpak van hormoonverstorende stoffen en nanovormen
van stoffen terug wil zien. Deze leden merken op dat de European Food Safety Authority
(EFSA) deze normen bepaalt en dat Nederland die normen moet volgen. Dergelijke stappen
moeten gezet worden op basis van wetenschappelijk onderbouwd onderzoek en niet op
basis van onderbuikgevoelens. Daarnaast merken deze leden op dat we pragmatisch om
moeten gaan met het voorzorgbeginsel: iets wat een risico is, hoeft niet altijd meteen
een gevaar te zijn.
De leden van de D66-fractie lezen dat Nederland wil inzetten op de zes punten in de
Raadsconclusies over REACH. Kan de Staatssecretaris aangeven of de genoemde punten
inmiddels zijn opgenomen in de Raadsconclusies en welke acties de Staatssecretaris
neemt om de ontbrekende punten alsnog in de conclusies op te nemen?
Deze leden lezen dat er verschillende acties worden ondernomen rondom het ontbreken
van de juiste informatie in de REACH-registratiedossiers. Het Europees Agentschap
voor Chemische stoffen (ECHA) wil inzetten op een verhoogde inhoudelijke controle
van alle aangemelde dossiers, namelijk van 5% naar 20%. Deze leden juichen dit toe.
De Staatssecretaris geeft aan dat dit een zeer ambitieuze doelstelling is, gezien
de huidige capaciteit van het ECHA.
Kan de Staatssecretaris toelichten of het ECHA op dit moment met capaciteitsproblemen
kampt? Welke andere activiteiten van het ECHA komen in het gedrang, wanneer er meer
focus wordt gelegd op de inhoudelijke controle van dossiers? Dient de capaciteit van
het ECHA verhoogd te worden?
De leden van de D66-fractie lezen daarbij dat van de 350 ingediende REACH-registratiedossiers
uit Nederland er 121 dossiers tekortkomingen hebben. Er wordt beschreven dat de Inspectie
Leefomgeving en Transport (ILT) contact heeft met de indieners en dat er op dit moment
stappen worden gezet om de onvolledige dossiers op korte termijn te corrigeren. Kan
de Staatssecretaris toelichten in hoeveel van deze 121 dossiers het gaat over gevaarlijke
stoffen of zeer zorgwekkende stoffen (ZZS)? Kan zij toelichten of er ook in kaart
gebracht gaat worden waarom deze 121 dossiers onvolledig waren? Kan zij voorts toelichten
of de volksgezondheid en het milieu in geding waren door deze onvolledige dossiers?
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over het tempo waarin de REACH-dossiers
op orde komen. Er worden voortdurend nieuwe stoffen uitgevonden, waarvan de eigenschappen
moeten worden beschreven, terwijl de achterstand nog heel groot is. In dit tempo duurt
het nog vele jaren. Dat moet sneller. Wat kan de Staatssecretaris doen? Wat kan de
Commissie doen? 121 dossiers waar de ILT op toeziet, zijn niet in orde. Zijn dit kleine
administratieve onvolkomenheden of stoffen die in het geheel of op belangrijke punten
niet zijn beschreven? Wanneer is deze voorraad weggewerkt?
Voor het hergebruik van ZZS pleit Nederland voor een case-by-casebeoordeling. Dat
lijkt de leden van de GroenLinks-fractie heel pragmatisch, maar ook heel risicovol.
ZZS’en moeten wat deze leden betreft geheel uit het milieu verdwijnen. Dan is hergebruik
eigenlijk geen optie. Immers, bij hergebruik is er ook altijd sprake van verlies en
blijft het risico bestaan dat gevaarlijke stoffen in contact komen met mensen of terechtkomen
in het milieu. Met de huidige achterstanden bij ECHA zou een gedetailleerde case-by-casebeoordeling
voor heel veel extra werklast kunnen zorgen, terwijl we nu al die grote achterstanden
bij de reguliere registratie hebben. Wordt daarmee het probleem niet erger? Hoe ziet
de Staatssecretaris dit voor zich en hoe gaat zij pleiten voor deze individuele benadering
en tegelijkertijd voor versnelling van de verwerking van REACH-dossiers? Waarom is
Nederland minder streng op secundaire materialen? De leden van de GroenLinks-fractie
onderschrijven uiteraard pogingen om veilig hergebruik te stimuleren, maar een stof
wordt door hergebruik niet minder gevaarlijk voor mens en milieu. Dat kan dus geen
reden zijn om in dat geval minder strenge normen toe te passen.
Ook vragen de leden van de GroenLinks-fractie hoe het staat met de uitvoering van
de motie om polymeren als een ZZS aan te merken en te registreren onder REACH (Kamerstuk
21 501-08, nr. 735). Deze leden willen benadrukken dat niet alleen stoffen die erg toxisch en persistent
zijn, een gevaar voor het milieu opleveren, maar dat plastics, die vaak weinig toxisch
zijn maar wel massaal geproduceerd worden, massaal in ons milieu terechtkomen en daar
zeer langzaam of helemaal niet afbreken, ook een gevaar vormen en ook steeds meer
accumuleren in het milieu. Van daaruit bedreigen zij de natuur, onze voedselketen
en mogelijk onze gezondheid. Deze leden zijn van mening dat om die redenen een andere
benadering van polymeren nodig is.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het mogelijk en wenselijk is om hele
groepen stoffen onder REACH te brengen, zoals perfluoroctaansulfonaatstoffen (PFOS)
of dioxines. Een dergelijke groep stoffen en verbindingen verandert met een kleine
wijziging van naam, maar mogelijk niet van risico. Is dan een hele nieuwe onderzoeks-
en registratieprocedure nodig, voordat een dergelijke nieuwe variant onder de REACH
en ZZS-regels valt? Of kan de bewijslast worden omgekeerd, waarbij een verdachte groep
stoffen integraal onder REACH en ZZS-regels valt, tenzij is aangetoond dat dat voor
een specifieke stof niet nodig is?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn zeer te spreken over een actieplan voor zeer
persistente polyfluorverbindingen (PFAS). Zij pleiten ervoor om zo nodig een Europese
kopgroep te vormen, als dat helpt dit te versnellen. Deze leden zijn ook benieuwd
hoe het in andere Europese landen staat met de vervuiling door PFAS-stoffen. Kan dit
(letterlijk?) in kaart worden gebracht?
Ten slotte op dit onderwerp, willen de leden van de GroenLinks-fractie de Staatssecretaris
aanmoedigen om druk te blijven uitoefenen op de aanpak van hormoonverstorende stoffen.
Deze horen niet thuis in ons milieu, niet in onze producten en zeker niet in kinderspeelgoed.
Lang niet alle hormoonverstorende stoffen zijn geïdentificeerd, maar dat mag ons er
niet van weerhouden nu al beleidskaders en maatregelen op te stellen om de productie
van en contact met deze stoffen te bestrijden.
De leden van de SP-fractie zijn blij met de voorstellen van Nederland met betrekking
tot de Raadsconclusies ten aanzien van chemicaliën. Vooral het adresseren van het
cumulatieve effect van gevaarlijke stoffen zou een enorme verbetering en verscherping
van het beleid betekenen. Deze leden hebben hier echter enkele vragen over. Klopt
het dat, mocht dit beleid worden ingevoerd, alle in een samenstelling gemeten hoeveelheden
PFAS (er zijn er meer dan 6000), eerst worden opgeteld alvorens wordt bepaald of de
norm wordt overschreden? Is het de bedoeling om ook bij andere stoffen van een bepaald
verbindingstype deze manier van meten te gaan toepassen? Welke gevolgen heeft deze
manier van meten voor het toetsen en bepalen van de bodem-, water- en luchtkwaliteit
in Nederland en welke gevolgen heeft dit voor ons stelsel van vergunningen? Is Nederland
bereid met betrekking tot dit voorstel het voortouw te nemen, ook als blijkt dat voor
dit voorstel geen meerderheid te vinden is in Europa?
De leden van de SP-fractie kunnen zich vinden in het voorstel van Nederland om blootstelling
aan hormoonverstorende stoffen te minimaliseren en op de kandidatenlijst van ZZS te
plaatsen. Toch lijkt Nederland maar beperkt steun te krijgen voor deze voorstellen.
De leden van de SP-fractie vragen welke inspanning Nederland gaat leveren om de steun
voor dit voorstel te versterken en welke initiatieven Nederland zelf gaat nemen om
deze stoffen op de lijst ZZS van REACH geplaatst te krijgen.
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over het grote aantal bedrijven in Europa,
maar zeker ook in Nederland, die niet voldoen aan de REACH-verordening. In Europa
voldoet 60% van de bedrijven niet aan de REACH-verordening. Hoewel Nederland beter
scoort dan het gemiddelde in Europa, blijkt dat nog altijd 30% tot 40% van de onderzochte
bedrijven niet aan deze verordening voldoet. Hierover hebben de leden van de SP-fractie
de volgende vragen. Wat was de aard van deze tekortkomingen? Welke gevaren voor de
volksgezondheid, het milieu en de leefomgeving zijn hierdoor veroorzaakt? Welke bedrijven
betreft dit? Op welke wijze wordt op deze overtredingen gehandhaafd? Op welke termijn
zullen de dossiers zowel in Europa als in Nederland op orde worden gebracht? Zet Nederland
hier zowel in Europa als nationaal druk op? Zet Nederland in op een verhoging van
5% naar 20% als het gaat om gecontroleerde dossiers? Komt dit voorstel van ECHA ook
terug in de Raadconclusies? Zo nee, zet Nederland zich in om dit er wel in te krijgen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de Europese Unie (EU) het
beste en meest omvattende beleidssysteem ter wereld heeft om de risico’s van chemische
stoffen te beheersen. Wat de Staatssecretaris echter niet schrijft, is dat REACH tevens
het grootste dierproevenprogramma ter wereld is. Er worden jaarlijks vele duizenden
dieren gebruikt in dierproeven om te voldoen aan de vereisten van REACH.
De Staatssecretaris schrijft dat Nederland enkele punten nog in de Raadsconclusies
wil terugzien. Zo wil Nederland dat de meer fundamentele innovatie, gericht op het
ontwikkelen van alternatieve stoffen en niet-chemische vervangers voor ZZS, wordt
gestimuleerd, onder meer door het stimuleren van onderzoek, investeringen en samenwerking
met de hele waardeketen. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben daar
vragen bij. De EU lijkt in 2019 vooral vast te houden aan de dierproef als gouden
standaard. Dat er inmiddels grote wetenschappelijke twijfels bestaan over de betrouwbaarheid
van de dierproef en de extrapoleerbaarheid naar de mens lijkt onvoldoende te zijn
doorgedrongen tot de Brusselse machinekamers. Maar in tegenstelling tot de Brusselse
instanties beschouwt een meerderheid van de wetenschappers de dierproef allang niet
meer als gouden standaard, waartegen elk nieuw onderzoek en elke test moet worden
afgemeten. Kan de Staatssecretaris garanderen dat de innovatie, gericht op het ontwikkelen
van alternatieve stoffen en niet-chemische vervangers voor ZZS, niet zal leiden tot
meer dierproeven?
De Staatssecretaris schrijft dat zij ECHA gaat ondersteunen bij het verbeteren van
de kwaliteit van registratiedossiers in het kader van de REACH-verordening. Zij schrijft
dat een studie heeft uitgewezen dat de belangrijkste reden dat dossiers nu niet op
orde zijn, het feit is dat de registrant onvoldoende heeft verantwoord waarom is afgeweken
van de standaardtestvereisten: «Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om het zonder afdoende
toelichting niet uitvoeren van een dierproef die gezien de aard en het volume van
de stof wel had moeten worden uitgevoerd.» De leden van de Partij voor de Dieren-fractie
zijn van mening dat maatregelen om de dossierkwaliteit te verbeteren nodig zijn, maar
stellen dat daarbij niet kan en mag worden vastgehouden aan dierproeven als de gouden
standaard. Is de Staatssecretaris bereid ervoor te pleiten dat de testen in het kader
van REACH zoveel mogelijk dierproefvrij uitgevoerd worden? Is zij bereid om onderzoek
te laten doen naar de testen waar dat (nog) niet mogelijk is?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn van mening dat er beter gekeken
zou moeten worden of de vereisten voor de registratie nog wel van deze tijd zijn.
In plaats van het vereiste dat er afdoende moet worden toegelicht waarom een dierproef
niét is uitgevoerd, zou er afdoende toegelicht moeten worden waarom een dierproef
wél is uitgevoerd en waarom er niet gekozen is voor een test zònder proefdieren. Deze
«nee, tenzij»-benadering kan talloze dierenlevens sparen, de betrouwbaarheid van de
testen vergroten en de bureaucratische rompslomp terugbrengen. Is de staatsecretaris
het met deze leden eens dat het volstrekt achterhaald is dat het REACH-programma nog
expliciet om dierproeven vraagt? Welke stappen zijn er inmiddels gezet om REACH minder
onlosmakelijk te verbinden met dierproeven?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat lidstaten ten aanzien van
maatregelen voor hormoonverstorende stoffen niet alle hetzelfde ambitieniveau delen,
alhoewel de behoefte voor een concreet EU-actieplan met een heldere timeline wel breed
gedeeld wordt. Welke lidstaten zijn wel en welke niet ambitieus op dit gebied? Welke
mogelijkheden tot zelfstandig stappen zetten (buiten het EU-korset) ziet Nederland
om hormoonverstorende stoffen uit te faseren? Is de Staatssecretaris bereid om in
navolging van België, Denemarken, Zweden en Frankrijk een plan op te stellen om hormoonverstorende
stoffen uit te faseren? Welke mogelijkheden ziet Nederland om een kopgroep van welwillende
en ambitieuze landen te vormen om hormoonverstorende stoffen stap voor stap uit te
bannen? Is het juist dat het beschermen van het milieu en de volksgezondheid geldige
redenen zijn waardoor lidstaten mogen afwijken van de eisen die de EU voor de gehele
interne markt heeft gesteld aan producten? Zou Nederland daarom niet aanvullende beperkende
producteisen kunnen stellen voor wat betreft de productie en import van producten
met hormoonverstorende stoffen?
Evaluatie uitvoering EU-milieubeleid (EIR)
De leden van de VVD-fractie ondersteunen de inzet van de Staatssecretaris dat een
volgende EIR meer oog zou moeten hebben voor overlappende beleidsonderwerpen binnen
het EU-beleid. Daarnaast zijn zij benieuwd naar de kabinetsappreciatie van de gehele
EIR 2019. Wanneer kan deze verwacht worden?
De leden van de D66-fractie lezen dat tijdens de Milieuraad een gedachtewisseling
tussen de lidstaten zal plaatsvinden over de evaluatie van de uitvoering van EU-Milieubeleid.
Kan de Staatssecretaris de Kamer informeren over de gedachtewisseling die plaats zal
vinden rondom het uitvoeringsbeleid van Nederland en nader uiteenzetten wat de inzet
van Nederland is rondom deze evaluatie in de Raad?
Technische maïsolie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris
over het rapport met betrekking tot technische maïsolie (TCO). Zij begrijpen uit dit
rapport dat specifieke criteria gelden voor de opname van een materiaal in bijlage
IX van de Richtlijn hernieuwbare energie. Daarnaast nemen deze leden waar dat de opname
van een materiaal in deze bijlage verschilt van de vraag of een biobrandstof onder
de limiet op conventionele biobrandstoffen valt: dit volgt ook uit het rapport. Deze
leden vragen of de Staatssecretaris kan bevestigen dat een biobrandstof geproduceerd
uit een materiaal dat gekwalificeerd wordt als afval of residu niet onder de limiet
op conventionele biobrandstoffen valt, ongeacht het feit of dit materiaal van plantaardige
herkomst is en ongeacht of dit materiaal in bijlage IX is vermeld. Deze leden benadrukken
dat het om een principiële uitspraak ten aanzien van plantaardige materialen gaat
die gekwalificeerd worden als afval of residu en zich onderscheiden van bijproducten.
Tot slot vragen deze leden de Staatssecretaris of zij aan kan geven of in andere Europese
landen de inzet van biobrandstoffen geproduceerd uit afval en residuen wordt gelimiteerd,
indien de materialen niet op annex IV van de richtlijn vermeld zijn.
De leden van de D66-fractie lezen in de brief (Kamerstuk 21 501-08, nr.769) dat de Europese Commissie gevraagd is aan te geven in welke categorie biobrandstof
technische maïsolie hoort. In het bijbehorende rapport wordt aangegeven dat bij een
positief oordeel het gebruik van technische maïsolie in biodiesel een vlucht zal nemen
met als mogelijk gevolg meer landgebruik en verdringing van andere gewassen. Kan de
Staatssecretaris aangeven welke milieueffecten zij verwacht met de categorisering
van technische maïsolie? Kunt u per categorie aangeven wat het verwachte effect is?
De leden van de CDA-fractie willen graag weten hoe EU-Commissaris Cañete zo snel kan
concluderen dat technische maïsolie niet aan de lijsten van bijlage IX toegevoegd
kan worden, aangezien zelfs voor onderzoekers niet duidelijk is wat ze onder residu
moeten verstaan. Welke argumenten heeft hij hiervoor gebruikt? Wat vindt de Staatssecretaris
ervan dat de definitie van residu in de herziene Richtlijn hernieuwbare energie (RED2)
niet duidelijk is? Welke mogelijkheden ziet zij om op korte termijn duidelijkheid
te krijgen over deze definitie? Vindt zij het noodzakelijk dat er meerdere grondstoffen
gebruikt kunnen worden voor biobrandstoffen? Welke instrumenten kan zij inzetten om
de sector te ondersteunen om nieuwe grondstoffen beschikbaar te krijgen voor biobrandstoffen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat technische maïsolie (TCO)
afkomstig is van het proces waarbij uit maïs bioethanol wordt gemaakt. Bioethanol
geldt hier als een conventionele biobrandstof, omdat het wordt gemaakt van voedsel.
Over TCO gaat nu een semantisch spel plaatsvinden of dit gelabeld zou moeten worden
als bijproduct of residu. Als TCO het label residu krijgt, wordt het als geavanceerde
biobrandstof gelabeld. Als dezelfde stof het label bijproduct krijgt, is het veel
minder aantrekkelijkere label «conventionele biobrandstof» van toepassing. Daardoor
wordt een ondoorzichtig spel met woorden gespeeld, waarbij een brandstof die uit voedsel
of voedergewassen afkomstig is wordt groengewassen tot een zogenaamd geavanceerde
biobrandstof. Ziet de staatsecretaris het gevaar dat TCO, een biobrandstof die verkregen
wordt uit voedsel of voedergewassen, wordt «omgekat» en onterecht het label «geavanceerde
biobrandstof» krijgt en daarmee bredere toepassingsmogelijkheden?
Overig
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe het staat met de luchtvaartbelastingen
in het kader van het klimaatbeleid. Tijdens de vorige Milieuraad heeft België dit
punt opgeworpen en vandaag vindt er een conferentie plaats in Madurodam, waarbij de
Ministers van Financiën de boventoon lijken te voeren. De leden van de GroenLinks-fractie
zijn zeker blij met het tempo waarin dit onderwerp wordt opgepikt. Het is duidelijk
te zien dat de tijd rijp is voor maatregelen om de groei van de luchtvaart aan banden
te leggen en de sector te laten meebetalen. Deze leden vragen wel hoe, ook Europees,
de Ministers van Verkeer en die van Klimaat zijn aangehaakt. Het belasten van de luchtvaart
zou meer doelen moeten dienen dan alleen het genereren van inkomsten. Blijft dit ook
een onderwerp voor de Milieuraad en de Transportraad? Komen er alleen afspraken over
het belasten van tickets of ook over een kerosineaccijns, het belasten van gevlogen
kilometers of CO2-emissies? Wordt er ook een malus bedacht voor starts en landingen en het belasten
van overstappers? Een belasting geënt op de criteria die de meeste schade aan klimaat
en gezondheid genereren is mogelijk heel anders dan een belasting die op criteria
als opbrengst en uitvoerbaarheid wordt vastgesteld.
Ten slotte hebben de leden van de GroenLinks-fractie enkele vragen over het waterdossier.
Enkele weken geleden schreef het Britse dagblad The Guardian dat er een sterke, gecoördineerde
lobby gaande was van de Europese landbouw-, industrie- en mijnbouwsector om de richtlijnen
voor drinkwater en oppervlaktewater te verslappen.1 Deze leden maken zich hier grote zorgen over. De richtlijnen voor de bescherming
van ons water moeten worden afgeleid van gezondheidscriteria: wat willen en kunnen
we nog tolereren in ons drinkwater of in de natuur? Dat moet de grens zijn en vanaf
daar zo laag als het technisch kan. Het kan niet zo zijn dat de vervuilers meebepalen
of we gezond genoeg zijn en of er nog wat extra vervuiling bij kan. Is de Staatssecretaris
hiervan op de hoogte? Is ook Nederland door de vertegenwoordigers van de vervuilers
benaderd? Heeft dit invloed op de positie van Nederland? De leden van de GroenLinks-fractie
roepen de Staatssecretaris op om zich krachtig te verzetten tegen pogingen om meer
vervuiling toe te staan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.